ECLI:NL:RBNNE:2015:4037

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 augustus 2015
Publicatiedatum
20 augustus 2015
Zaaknummer
C/18/157571/KG ZA 15-175
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over voorgenomen verhuizing en omgangsregeling tussen ouders van minderjarige kinderen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 4 augustus 2015, heeft de voorzieningenrechter zich gebogen over een kort geding dat was aangespannen door de man, die de vrouw wilde verbieden om met hun minderjarige kinderen naar Amsterdam te verhuizen. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.M.A. Arnoldus, vorderde ook dat de vrouw de kinderen niet aanmeldde op een school in Amsterdam en dat er een omgangsregeling werd vastgesteld. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Jansen, voerde verweer en stelde dat de verhuizing noodzakelijk was voor haar toekomst en die van de kinderen.

De voorzieningenrechter overwoog dat de vrouw voldoende aannemelijk had gemaakt dat de verhuizing noodzakelijk en goed doordacht was. De kinderen, die al enige tijd bij de vrouw woonden, zouden in staat zijn om zich aan te passen aan een nieuwe omgeving en school. De rechter benadrukte dat de belangen van de kinderen voorop staan bij een verhuizing en dat de vrouw, als hoofdverzorger, het recht heeft om met de kinderen een nieuw gezinsleven op te bouwen.

Uiteindelijk wees de voorzieningenrechter de vorderingen van de man af en stelde een omgangsregeling vast waarbij de man de kinderen één weekend in de veertien dagen van vrijdagavond tot zondagmiddag bij zich kan hebben, evenals gedurende de helft van de schoolvakanties. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten moesten dragen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 4 augustus 2015.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Groningen
Zaaknummer/rolnummer: C/18/157571/KG ZA 15-175
Vonnis in kort geding van 4 augustus 2015
in de zaak van
[… 1]
e i s e r,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. R.M.A. Arnoldus te Groningen,
tegen
[… 2]
g e d a a g d e,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. M. Jansen te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de op 29 juni 2015 ter griffie ontvangen faxberichten van mrs. Arnoldus en Jansen;
  • het op 30 juni 2015 ter griffie ontvangen faxbericht van mr. Jansen;
  • de op 28 en 29 juli 2015 ter griffie ontvangen faxberichten met bijlagen van
mr. Jansen;
- de op 29 juli 2015 ter griffie ontvangen brief met bijlagen d.d. 28 juli 2015 van
mr. Arnoldus;
- de mondelinge behandeling op 30 juli 2015 waarbij partijen, hun advocaten,
alsmede mevrouw S. van der Laan namens de Raad voor de Kinderbescherming, regio Noord Nederland, locatie Groningen, zijn verschenen en gehoord;
- de pleitnota van mr. Jansen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In deze procedure wordt van de volgende feiten uitgegaan.
2.2.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad en hebben samengewoond.
Uit hun relatie zijn twee, thans nog minderjarige, kinderen geboren:
[A]
[en B]
2.3.
De man heeft op 7 juli 2015 bij deze rechtbank een procedure aanhangig gemaakt met het nummer C/18/158137/FA RK 15-1872. Daarin heeft hij verzocht om gezamenlijk met de vrouw met het ouderlijk gezag over de kinderen te worden belast en een zorg- en contactregeling dan wel omgangsregeling vast te stellen, waarbij hij eens in de veertien dagen van vrijdagmiddag na school tot en met maandagochtend tot 19.00 uur omgang met de kinderen heeft, alsmede in de week dat er in het weekend geen omgang plaatsvindt op de maandag na school tot 19.00 uur, waarbij de man de kinderen op die maandag om 12.00 uur van school haalt en hen om 13.15 uur weer naar school brengt, en verder gedurende de helft van de schoolvakanties en feestdagen.
2.3.
De vrouw heeft het ouderlijk gezag over voornoemde minderjarige kinderen, die bij haar hun hoofdverblijf hebben.

3.Het geschil

3.1.
De man heeft gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de vrouw te verbieden om met de kinderen naar Amsterdam te verhuizen, althans uit Groningen te verhuizen, althans te verhuizen naar een bestemming buiten een straal van 20 kilometer van zijn woonplaats, althans de vrouw te bevelen om binnen een door de rechtbank te bepalen termijn met de kinderen te gaan wonen binnen een straal van 20 kilometer van zijn woonplaats, op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 500,- per dag of dagdeel dat de vrouw in gebreke blijft aan het te wijzen vonnis te voldoen;
II. de vrouw te verbieden om de kinderen aan te melden op een school in Amsterdam, althans op een andere school dan de huidige school van de kinderen [… 3] althans de vrouw te bevelen om binnen een door de rechtbank te bepalen termijn de kinderen aan te melden op [de huidige school van de kinderen] , op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag of dagdeel dat de vrouw in gebreke blijft aan het te wijzen vonnis te voldoen;
III. een omgangsregeling, althans zorg- en contactregeling vast te stellen, inhoudende dat de man eens in de veertien dagen van vrijdagmiddag na school tot en met maandagochtend tot school omgang met de kinderen heeft, alsmede in de week dat er in het weekend geen omgang plaatsvindt op de maandag tussen de middag en na school tot 19.00 uur, alsmede gedurende de helft van de schoolvakanties en feestdagen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag of dagdeel dat de vrouw in gebreke blijft aan het te wijzen vonnis te voldoen;
IV. de vrouw te veroordelen in de kosten van deze procedure, het salaris van de advocaat alsmede het nasalaris daaronder begrepen.
3.2.
De vrouw heeft verweer gevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van de inhoud van de overgelegde stukken en op grond van hetgeen ter zitting naar voren is gebracht overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
4.2.
Hoewel de vrouw dit heeft betwist is de voorzieningenrechter van oordeel dat de man een spoedeisend belang heeft bij het gevorderde. De spoedeisendheid vloeit met name reeds voort uit het feit dat de vrouw het voornemen heeft om op korte termijn met de kinderen te verhuizen.
4.3.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad, die in november 2010 is beëindigd. De vrouw oefent op grond van artikel 1:253b Burgerlijk Wetboek (BW) van rechtswege alleen het gezag uit over de kinderen. Op grond van artikel 1:247 lid 1 BW heeft de moeder de plicht en het recht om de kinderen te verzorgen en op te voeden. In artikel 1:247 lid 3 BW is bepaald dat het ouderlijk gezag mede de verplichting omvat van de moeder om de ontwikkeling van de banden van de kinderen met de andere ouder te bevorderen. Deze norm beperkt zich niet tot ouders met gezamenlijk gezag, doch is eveneens van toepassing op de ouder die eenhoofdig gezag heeft. De man heeft, als niet gezagdragende ouder, op grond van artikel 1:377a lid 1 BW het recht op en de verplichting tot omgang met de kinderen.
4.4.
De vrouw heeft het voornemen om op korte termijn met de kinderen naar Amsterdam te verhuizen om daar te gaan samenwonen met haar huidige partner. De kinderen zijn inmiddels door de vrouw aangemeld bij een school in Amsterdam. Met de inschrijving in het bevolkingsregister is gewacht op de uitkomst van de onderhavige procedure. De man verzet zich nadrukkelijk tegen de voorgenomen verhuizing.
4.5.
Op grond van vaste jurisprudentie dienen bij een verhuizing van een ouder met de kinderen en de daarbij te maken afweging van de belangen van de ouders en de kinderen, de belangen van de kinderen een eerste overweging te zijn. In het kader van dit kort geding dient de voorzieningenrechter bij die afweging te betrekken het belang van de vrouw om op korte termijn met de kinderen te verhuizen, de noodzaak van die verhuizing, de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid, de leeftijd van de kinderen en de mate waarin zij zijn geworteld in hun omgeving, het belang van de man om ongewijzigd omgang te kunnen hebben met de kinderen, de belangen van de kinderen bij die omgangscontacten en bij een voortzetting van hun huidige verblijf in Groningen, de door de vrouw geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de kinderen en de man te verzachten en/of compenseren, alsmede de mate waarin partijen in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg.
4.6.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat als uitgangspunt dient te gelden dat een ouder bij wie de minderjarigen hun hoofdverblijfplaats hebben - zeker zoals in het onderhavige geval waarin de vrouw onbetwist heeft gesteld zowel tijdens de relatie als daarna het overgrote deel van de dagelijkse verzorging en opvoeding van de kinderen voor haar rekening te hebben genomen -, in beginsel de gelegenheid dient te krijgen om met die minderjarigen en eventueel een nieuwe partner, elders een gezinsleven en toekomst op te bouwen indien de omstandigheden van het geval, na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd, een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen.
4.7.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de vrouw de noodzakelijkheid van de voorgenomen verhuizing voldoende aannemelijk gemaakt en is die verhuizing ook voldoende doordacht en voorbereid. De woning in Groningen die momenteel door de vrouw wordt bewoond behoort haar weliswaar in eigendom toe, maar is volledig gefinancierd met geleend geld van haar ouders. Om te bewerkstelligen dat de ouders dat geld terugkrijgen zal de woning worden verkocht. De vrouw wil in Amsterdam gaan samenwonen met haar nieuwe partner, met wie zij inmiddels is verloofd. De vrouw en haar partner hebben de intentie om met elkaar in het huwelijk te treden. Deze partner is economisch gebonden aan Amsterdam. Hij heeft er een sportschool en is bezig met het opzetten van een evenementenbureau. Voor de vrouw liggen er in Amsterdam meer mogelijkheden dan in Groningen om met haar studie zelf weer betaalde werkzaamheden te kunnen verrichten. Om de kinderen te laten wennen aan hun woonomgeving hebben zij daar al enkele weekenden doorgebracht.
4.8.
Voldoende aannemelijk is geworden dat de voorgenomen verhuizing al enige tijd bij de man bekend is. Doordat de onderlinge communicatie tussen partijen echter al enige tijd sterk te wensen overlaat, zijn zij er niet in zijn geslaagd om hierover met elkaar te overleggen.
4.9.
Voor zover de man heeft beoogd dat het door hem ingediende verzoek tot gezagswijziging in de weg staat aan de verhuizing van de vrouw en de kinderen, alsmede aan de verandering van school, volgt de voorzieningenrechter hem daarin niet. De vrouw heeft het eenhoofdig gezag en de daarmee gepaard gaande rechten en verplichtingen. Tot voor kort heeft de man nimmer de behoefte gehad een wijziging aan te brengen in deze situatie. De vrouw heeft voorts verklaard zich uitdrukkelijk te zullen verzetten tegen wijziging van het ouderlijk gezag, zodat in de bodemprocedure zal moeten worden beoordeeld of aan de voorwaarden voor gezagswijziging is voldaan.
4.10.
Hoewel iedere verhuizing voor- en nadelen voor kinderen heeft is de voorzieningenrechter van oordeel dat beide kinderen, gezien hun leeftijd, in staat moeten worden geacht om binnen een redelijke tijd een nieuw sociaal netwerk op te bouwen en te wennen aan een andere school. Daarbij is het voor [A] een gelukkige bijkomstigheid dat zij nog niet gelijk wordt geconfronteerd met de overgang naar het voortgezet onderwijs.
4.11.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de kinderen op grond van afspraken die partijen zelf hebben gemaakt vanaf het moment dat de relatie werd beëindigd structureel omgang met de man hebben gehad. Sinds medio 2014 zijn de kinderen één keer in de veertien dagen een weekend tot en met de maandag bij de vader. Dat deze afspraken niet zijn vastgelegd in een rechterlijke uitspraak is niet relevant, nu dit geen vereiste is en partijen de afspraken respecteren en uitvoeren. Tussen partijen is niet in geschil dat de omgang tussen de man en de kinderen goed verloopt, dat de kinderen graag naar de man toe gaan en dat het in het belang is van de kinderen dat er structureel omgang blijft plaatsvinden. Door de verhuizing wordt de reisafstand weliswaar aanzienlijk vergroot, maar de voorzieningenrechter acht dit noch voor de man, noch de kinderen te bezwaarlijk. Het is de taak van de ouders aan hun kinderen een veilige opvoedingsomgeving te geven, waarin deze kunnen ervaren dat afstand geen belemmering betekent in een waardevol blijvend contact met de man.
De huidige omgangsregeling zal echter niet volledig kunnen worden nageleefd, omdat in ieder geval de omgang op maandag niet langer haalbaar zal zijn. De vrouw heeft ter compensatie van de gevolgen van de verhuizing voor het contact tussen de kinderen en de man een omgangsregeling voorgesteld, waarbij de kinderen één keer in de veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de man zullen zijn. De voorzieningenrechter is van oordeel dat die regeling niet helemaal recht doet aan de tijd die de kinderen en de man toch al geruime tijd met elkaar doorbrengen en zal daarom een omgangsregeling vaststellen, waarbij de kinderen één weekend in de veertien dagen van vrijdag 19.00 uur tot zondag 16.00 uur bij de man zullen verblijven, alsmede - zoals door de vrouw ter compensatie ook is voorgesteld - gedurende de helft van de schoolvakanties, verder een en ander door partijen in onderling overleg te regelen. Partijen dienen met elkaar afspraken te maken over de overdracht van de kinderen en het vervoer, waarbij als uitgangspunt dient te gelden dat ieder van hen de helft van (de kosten van) het vervoer voor zijn/haar rekening dient te nemen. De vrouw doet de man de suggestie om de sinds enige tijd onbetaald gebleven alimentatie van € 150,- per maand aan te wenden voor de reiskosten.
4.12.
Beide partijen lijken er voldoende van doordrongen te zijn dat het van groot belang is voor hun kinderen dat de omgangsregeling soepel zal verlopen. In ieder geval is er naar het oordeel van de voorzieningenrechtrer geen grond om aan de nakoming van de omgangsregeling een dwangsom te verbinden.
4.13.
De vrouw heeft ernstige beschuldigingen geuit aan het adres van de man, die deze beschuldigingen uitdrukkelijk en gemotiveerd heeft bestreden. De man laat zich ook niet onbetuigd. Hij verwijt de vrouw allerlei zaken en uit eveneens beschuldigingen, die door de vrouw vervolgens uitdrukkelijk en gemotiveerd zijn betwist. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter leent de huidige procedure, waar het toch gaat om het vaststellen van ordemaatregelen, zich niet om te proberen hierover - bijvoorbeeld door nader onderzoek - duidelijkheid te verkrijgen. De door de man aanhangig gemaakte bodemprocedure biedt daartoe echter voldoende gelegenheid. Wat daarvan verder ook zij, tussen partijen is al enige tijd sprake van een heftige ex-partnerstrijd.
Zolang partijen er niet in slagen om hun communicatieproblemen op te lossen, zal de verhouding tussen hen spanningsvol blijven en zullen zich in de praktijk problemen bij de omgangsregeling kunnen voordoen, met alle negatieve gevolgen die dat heeft voor het welzijn de kinderen.
Op beide ouders rust de taak om, zo nodig door inschakeling van professionele hulp en begeleiding, te bewerkstelligen dat zij zo spoedig mogelijk (weer) op een constructieve wijze met elkaar over de kinderen kunnen overleggen.
Voorkomen moet worden dat de kinderen in een loyaliteitsconflict raken, dan wel dat een reeds aanwezig loyaliteitsconflict groter wordt. Gelet op de leeftijd van de kinderen mag van de ouders worden verwacht dat zij de souplesse betrachten die voor de kinderen noodzakelijk is in de omgang met beide ouders, ter voorkoming van (verdere) beschadiging van de kinderen.
4.14.
Omdat partijen voormalige partners zijn worden de proceskosten in die zin gecompenseerd dat ieder van hen de eigen kosten dient te dragen.
De voorzieningenrechtrer beslist als volgt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst af de vordering van de man om de vrouw te verbieden samen met de kinderen naar Amsterdam te verhuizen, als ook de vordering van de man om de vrouw te verbieden de kinderen aan te melden op een school in Amsterdam;
5.2.
stelt - met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen - de volgende omgangsregeling vast:
de man is gerechtigd om de minderjarige kinderen van partijen één weekend in de veertien dagen van vrijdag 19.00 uur tot zondag 16.00 uur bij zich te ontvangen, alsmede gedurende de helft van de schoolvakanties, verder door partijen in onderling overleg verder te regelen.
5.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten dient te dragen;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.R. Bosker en in het openbaar uitgesproken op
4 augustus 2015. [1]

Voetnoten

1.type: gdk