ECLI:NL:RBNNE:2015:4029

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 augustus 2015
Publicatiedatum
19 augustus 2015
Zaaknummer
C/17/98289 / HA ZA 09-646
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens onjuiste financiële verslaggeving en de invloed op de koopprijs van aandelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 19 augustus 2015 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen MK Technische Handelsgroep B.V. (eiseres) en Berend de Boer Beheer B.V. (gedaagde). De zaak betreft een vordering tot schadevergoeding die voortvloeit uit de verkoop van aandelen, waarbij de eiseres stelt dat de gedaagde onjuiste financiële informatie heeft verstrekt die de koopprijs van de aandelen heeft beïnvloed. De rechtbank heeft in haar vonnis de bevindingen van een deskundige in overweging genomen, die heeft vastgesteld dat de financiële verslaggeving van de gedaagde niet in overeenstemming was met de geldende richtlijnen, wat heeft geleid tot een te hoog weergegeven vermogen en een onjuiste winstverantwoording in de jaarrekening van 2007. De deskundige concludeerde dat de koopprijs van de aandelen daardoor te hoog was vastgesteld. De rechtbank heeft de schade vastgesteld op een totaalbedrag van EUR 130.497,00, dat de gedaagde aan de eiseres moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van levering van de aandelen. Tevens is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van de eiseres. De rechtbank heeft de vordering van de eiseres voor het overige afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/98289 / HA ZA 09-646
Vonnis van 19 augustus 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MK TECHNISCHE HANDELSGROEP B.V.,
gevestigd te Naarden,
eiseres,
advocaat mr. W.F.W. Timmer, kantoorhoudende te Groningen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BEREND DE BOER BEHEER B.V.,
gevestigd te Boornbergum,
gedaagde,
advocaat mr. J. Stoker, kantoorhoudende te Leeuwarden.
Partijen zullen hierna Kroon en De Boer B.V. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 26 februari 2014
  • het deskundigenbericht van 2 maart 2015
  • de akte na deskundigenbericht van Kroon van 29 april 2015
  • de akte na deskundigenbericht van De Boer B.V. van 29 april 2015
  • de (tweede) akte na deskundigenbericht van Kroon van 27 mei 2015
  • de antwoordakte na deskundigenbericht van De Boer B.V. van 27 mei 2015.
1.2.
Ten slotte is wederom vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling van het geschil

2.1.
De rechtbank neemt over en verwijst naar hetgeen zij heeft overwogen en beslist in voornoemd tussenvonnis van 26 februari 2014.
2.2.
De deskundige heeft - kort samengevat - het volgende in zijn rapport vermeld:
[…]
HOOFDSTUK 1
[…]
Zoals genoemd wordt in de Rjk-bundel niet specifiek ingegaan op transacties die zowel de kenmerken van de verkoop van goederen als het verlenen van diensten hebben. In de "Ten geleide bij de editie 2005" is echter opgenomen: "
Conform de vorige editie geldt dat indien voor bepaalde onderwerpen of situaties geen richtlijnen zijn opgenomen in deze bundel en evenmin wordt verwezen naar de RJ-bundel, de rechtspersoon zelf een verwerkingswijze zal moeten kiezen die relevante en betrouwbare verslaggeving oplevert voor de besluitvorming van gebruikers van de jaarrekening. Hierbij moeten de algemene grondslagen voor waardering en resultaatbepaling mede in acht worden genomen." De deskundige is van mening dat, bij het ontbreken van specifieke bepalingen in de Rjk-bundel, de RJ-bundel (RJ 270.111 en Bijlage 1) de meest logische en juiste bron is om te bepalen hoe de betreffende transacties verwerkt zouden moeten worden.
[…]
1.4.
Conclusie
Vraag 1:Kunnen de inkoopfacturen betreffende de projecten De Jong's Project B.V. en Holland Unique Units B.V. vermelde bedragen met betrekking tot de ten behoeve van die projecten bestelde garagedeuren als in 2007 gemaakte kosten worden aangemerkt?
Antwoord:Op grond van verslaggevingsregels is de deskundige van mening dat de kosten betreffende de projecten De Jong's Project B.V. en Holland Unique Units B.V. ten laste van boekjaar 2008 - en dus niet boekjaar 2007 - dienen te komen.
[…]
HOOFDSTUK 2
[…]
2.2.
Conclusie
Vraag 2: Is in uw visie sprake van dienstverlening (zoals door Kroon is gesteld) of in- en verkoop van goederen (zoals door De Boer B.V. is gesteld)? Ingeval sprake was van dienstverlening, waren er ten aanzien van voornoemde projecten in 2007 al uren gemaakt in die projecten?
Antwoord: In de visie van de deskundige heeft de levering en installatie/montage van garagedeuren kenmerken van zowel in- en verkoop van goederen als dienstverlening. De Raad voor de Jaarverslaggeving geeft in Bijlage 1 van RJ 270 duidelijkheid over de vraag hoe dergelijke transacties in de jaarrekening verwerkt moeten worden, zoals in hoofdstuk 1 van dit deskundigenbericht nader is uiteengezet. In datzelfde hoofdstuk is ook reeds toegelicht dat beide partijen hebben bevestigd dat de installatie/montagewerkzaamheden in 2008 hebben plaatsgevonden.
HOOFDSTUK 3
Inzake vraag 3: Voor het geval u concludeert dat met betrekking tot voornoemde projecten in 2007 al kosten zijn gemaakt; hoe hoog behoren die kosten te zijn?
3.1.
Beantwoording
De deskundige is, op basis van verslaggevingsregels, van mening dat de opbrengsten van de projecten De Jong's Project B.V. en Holland Unique Units B.V. verwerkt moeten worden in 2008. Op grond van het matchingsbeginsel moeten de bij de projecten behorende kosten ook in 2008 worden verwerkt. In hoofdstuk 1 van dit deskundigenbericht is een en ander nader uiteengezet. In 2007 behoren dus geen kosten te worden verwerkt inzake genoemde projecten.
HOOFDSTUK 4
Inzake vraag 4: Heeft IJzerhandel J.F. Klunder B.V. de gefactureerde bedragen met betrekking tot voornoemde projecten als omzet in de jaarrekening over 2007 verwerkt? Zo ja, mocht zij dat op basis van de op dat moment geldende richtlijnen doen? Heeft IJzerhandel J.F. Klunder B.V. het bedrag van (in totaal) € 54.720,-- als omzet en winst in de jaarrekening 2007 genomen? Zo ja, mocht zij dat op basis van de op dat moment geldende richtlijnen doen?
Indien zij dat volgens u niet mocht doen; had IJzerhandel J.F. Klunder de gefactureerde bedragen van respectievelijk € 30.400,-- en € 24.320,-- in dat geval als passiefpost op de balans dienen te vermelden?
[…]
4.2.
Omzet in de jaarrekening 2007
[…]
Op basis hiervan acht de deskundige het aannemelijk dat gefactureerde bedragen ad € 30.400 en
€ 24.320 als omzet in de jaarrekening 2007 zijn verwerkt. […] Theoretisch is het mogelijk dat op andere grootboekrekeningen correcties op genoemde bedragen zijn geboekt. Aangezien beide partijen bevestigen dat genoemde bedragen als omzet in 2007 zijn verwerkt acht de deskundige het niet noodzakelijk hiernaar nader onderzoek te doen.
4.3.
Feitelijke omzetverwerking in relatie tot op dat moment geldende richtlijnen
In hoofdstuk 1 van dit deskundigenbericht is uiteengezet dat naar de mening van de deskundige de op dat moment geldende richtlijnen voorschreven dat de omzet ad € 54.720 in 2008, en dus niet in 2007, verwerkt had moeten worden.
4.4.
Het bedrag ad € 54.720 in 2007 als omzet en winst genomen?
4.4.1
Bedrag ad € 54.720 in 2007 als omzet?
In paragraaf 4.2 is reeds betoogd dat het aannemelijk is dat het bedrag van in totaal € 54.720 als omzet is verwerkt.
4.4.2
Bedrag ad € 54.720 in 2007 als winst?
Om te beoordelen of genoemd bedrag ad € 54.720 ook als winst in 2007 is verwerkt, moet vastgesteld worden of er met betrekking tot de projecten De Jong's Project B.V. en Holland Unique Units B.V. kosten ten laste van 2007 zijn verwerkt. In dit kader stelt de deskundige het volgende vast.
Met betrekking tot De Jong's Project B.V.
Aan de deskundige is een factuur verstrekt van Hörmann met datum 07-12-2007 ad € 25.700 excl. btw inzake 20 deuren. Partijen zijn het erover eens dat dit de factuur is die betrekking heeft op de geleverde deuren aan De Jong's Project B.V. Ook zijn partijen het erover eens dat de factuur in 2007 is betaald.
Partijen verschillen van mening over de vraag of het bedrag ad € 25.700 ten laste van het resultaat is gebracht in 2007. De deskundige stelt hierover het volgende vast:
* Aan de deskundige is een voorraadlijst verstrekt die bijna (op ca. € 40 na) aansluit bij de voorraad in de jaarrekening. Op deze voorraadlijst zijn de 20 deuren met artikelnummer 997182600 niet meegenomen in de waardering.
* Uit de beschikbaar gestelde specificaties van andere balansposten is niet gebleken dat de deuren onder een andere balanspost zijn opgenomen.
* Partij Kroon heeft betoogd dat op grootboekrekening 2220 Tussenrekening goederenontvangst een bedrag ad € 20.000 is opgenomen die mogelijk te maken zou kunnen hebben met de betreffende deuren. Deze stelling is naar de mening van de deskundige niet voldoende gesubstantieerd. Ook een specificatie van het saldo op 2220 Tussenrekening goederenontvangst ad € 5.474,35 credit is niet aanwezig.
Nu niet is gebleken dat de betreffende deuren zijn opgenomen op een specificatie van enige balanspost, concludeert de deskundige - gegeven het feit dat de deuren in 2007 betaald zijn - dat de kostprijs ad € 25.700 ten laste van het resultaat 2007 is gekomen.
Op basis van voorgaande kan worden geconcludeerd dat ten aanzien van De Jong's Project B.V.:
- in 2007 omzet is verantwoord ad € 30.400
- in 2007 kostprijs omzet is verantwoord ad € 25.700
- in 2007 een brutomarge is verantwoord ad € 4.700
Holland Unique Units B.V.
Aan de deskundige is een factuur verstrekt van Hörmann aan IJzerhandel J.F. Klunder B.V. ad € 21.477. Deze factuur heeft betrekking op 16 sectionaldeuren en verwijst naar bestelnummer 76464. Mede op basis van de bestelorder van IJzerhandel J.F. Klunder B.V., de afleveringsbon van Hörmann, beide verwijzend naar bestelorder 76464 en de verkoopfactuur aan Holland Unique Units B.V. acht de deskundige aannemelijk dat de betreffende inkoopfactuur van Hörmann betrekking heeft op het project voor Holland Unique Units B.V. De factuur van Hörmann heeft als datum 12-02-2008 en is geboekt in 2008.
Op basis van voorgaande kan worden geconcludeerd dat ten aanzien van Holland Unique Units B.V.:
- in 2007 omzet is verantwoord ad € 24.320
- in 2007 kostprijs omzet is verantwoord ad € 0
- in 2007 een brutomarge is verantwoord ad € 24.320
Samenvatting
[…]
Op basis van de richtlijnen zou over 2007 geen brutowinst verantwoord moeten zijn. In werkelijkheid is in 2007 wel een brutowinst verantwoord van € 29.020.
[…]
HOOFDSTUK 5
Inzake vraag 5: Is sprake van een te hoog weergegeven vermogen van € 41.040,--, of € 54.720,-- minus vennootschapsbelasting of is het vermogen voor een ander bedrag te hoog weergegeven?
5.1
Beantwoording
In hoofdstuk 4 is uiteengezet dat, naar de mening van de deskundige, het brutoresultaat in 2007 voor € 29.020 te hoog is verantwoord.
Genoemd bedrag ad € 29.020 valt geheel in het toptarief 2007 van de vennootschapsbelasting ad 25,5%. Het effect op het nettoresultaat is dan € 21.620 (= € 29.020 -/- 25,5%). Het vermogen per ultimo 2007 van IJzerhandel J.F. Klunder B.V. is daarmee € 21.620 te hoog weergegeven.
N.B. Bij de beantwoording van vraag 5 is geen rekening gehouden met het effect van de afgrenzing van resultaten tussen boekjaar 2006 en 2007. Laatstgenoemd aspect is - naar aanleiding van hoor en wederhoor op de concept rapportage - betrokken in paragraaf 7.4.
HOOFDSTUK 6
[…]
6.4
Conclusie
Vraag 6: Is de waardering van de voorraad panelen zoals opgenomen in de tussentijdse cijfers van 2008 conform de op dat moment geldende richtlijnen? Is de waardering consistent met de waarderingsgrondslagen in de overige jaarrekeningen? Indien de waarderingsgrondslagen niet juist zijn toegepast, welk bedrag had dan in de tussentijdse cijfers moeten worden opgenomen?
Antwoord: De waardering van de voorraad panelen zou een afgeleide moeten zijn van de betaalde inkoopprijs. De inkoopfacturen zijn slechts van een beperkt aantal deuren (panelen) beschikbaar. Hieruit blijkt dat de toe te rekenen prijs per paneel lager ligt dan de catalogusprijs van een los paneel. De deskundige is daarom van mening dat de catalogusprijs geen goede waarderingsgrondslag is. Wanneer de waardering van de panelen wordt gebaseerd op de (beperkt beschikbare) inkoopfacturen zou de waardering benaderd kunnen worden op € 18.032, zoals nader uiteengezet in paragraaf 6.3.
HOOFDSTUK 7
[…]
7.2.
Invloed op de koopprijs?
In hoofdstuk 5 is uiteengezet dat, naar de mening van de deskundige, het vermogen in de jaarrekening 2007 voor een bedrag van € 21.620 te hoog is weergegeven.
De koopprijs van de aandelen in IJzerhandel J.F. Klunder B.V. is tot stand gekomen in een proces van onderhandelingen tussen koper en verkoper. Het is de deskundige niet gebleken dat bij het bepalen van de koopprijs tussen koper en verkoper overeenstemming was over het toepassen van een bepaalde vaste factor op grootheden uit de jaarrekening 2007. De deskundige kan daarom niet aangeven welke invloed het opnemen van de juiste cijfers op de koopprijs zou hebben gehad.
7.3
Berekening van de waarde c.q. de koopprijs van de aandelen
[…]
Conclusie over waarderingsmethode
Uit vrijwel alle toonaangevende literatuur omtrent het waarderen van ondernemingen komt naar voren dat de waarderingsmethode op basis van te verwachten toekomstige geldstromen theoretisch het meest juist is. De redenering hierachter is, grofweg, dat voor een economisch georiënteerde investeerder uitsluitend te verwachten geldstromen van belang zijn. Boekhoudkundige begrippen zoals winst en boekwaarde zijn historisch gericht en zeggen niet per definitie iets over de toekomstige geldstromen.
7.3.3.
Conclusies inzake koopprijs
In paragraaf 7.3.2 is uiteengezet dat een economische waardering primair is gebaseerd op verwachte toekomstige geldstromen die contant gemaakt worden tegen een relevante vermogenskostenvoet. De deskundige hanteert de aanname dat de koper met de verwerving van de aandelen in IJzerhandel J.F. Klunder B.V. ten doel had zijn economische positie te verbeteren en daarom bij de prijsbepaling de grondbeginselen van economische waardering heeft gehanteerd.
Blijkens het tussenvonnis d.d. 16 oktober 2013 hebben het bedrijfsresultaat en het eigen vermogen volgens de jaarrekening 2007 een belangrijke rol gespeeld bij de bepaling van de koopprijs. In voorgaande paragraaf is uiteengezet dat een waarde-/prijsverschil, gebaseerd op economische grondbeginselen, plaatsvindt op basis van verwachte toekomstige geldstromen. Nu de Rechtbank heeft overwogen dat het bedrijfsresultaat en het eigen vermogen 2007 een belangrijke rol hebben gespeeld, concludeert de deskundige dat de koper zijn verwachting omtrent toekomstige geldstromen in belangrijke mate heeft gebaseerd op het bedrijfsresultaat 2007. Blijkbaar ging hij uit van een - min of meer - bestendig bedrijfsresultaat voor de toekomst.
"Dat -onder meer- het tegenvallend resultaat van het eerste half jaar van 2008 later nog in de koopprijs is verdisconteerd doet hier niet aan af", aldus de Rechtbank in r.o. 4.11.
Het bedrijfsresultaat volgens de jaarrekening 2007 bedroeg € 361.106. Zoals uiteengezet in hoofdstuk 4 zou het bedrijfsresultaat € 29.020 lager moeten worden bepaald. Bij het uitgangspunt dat het bedrijfsresultaat in continuïteit € 29.020 lager was dan de koper aannam, is het effect op de geldstroom (rekening houdend met 25,5% vennootschapsbelasting) jaarlijks € 21.620.
[…]
De vraag is daarom aan de orde welk effect een jaarlijks lagere geldstroom ad € 21.620 heeft op de waarde van de onderneming, gebaseerd op een gebruikelijke rekenmethode. In de economische literatuur is uiteengezet dat economische waarde als volgt rekenkundig bepaald wordt:
[…]
Kortom: de jaarlijkse lagere vrije geldstroom ad € 21.620 moet worden gedeeld door een vermogenskostenvoet die passend is bij het risicoprofiel van de onderneming.
De vraag is dus aan de orde welke vermogenskostenvoet hier passend is. […]
De deskundige hanteert in deze casus een vermogenskostenvoet van 16,24%. Benadrukt wordt dat het bepalen van de hoogte van de vermogenskostenvoet per definitie een subjectieve aangelegenheid is. De deskundige onderbouwt de gehanteerde vermogenskostenvoet als volgt:
Risicovrije rentevoet 2007 4,29%
Marktrisicopremie 5,95%
Opslag specifieke risico's 6,00%
Totaal 16,24%
[…]
Om de inflatie rekenkundig te verwerken wordt de vermogenskostenvoet van 16,24% verlaagd met 2%, is 14,24%.
De waarde van de jaarlijkse vrije geldstroom ad € 21.620 wordt als volgt berekend:
€ 21.620 gedeeld door 14,24% = € 151.825.
7.4
Aanvullingen naar aanleiding van hoor en wederhoor op concept rapportage
In reactie op het concept deskundigenbericht van 17 september 2014 is door partij De Boer ingebracht dat ook in boekjaar 2006 ten onrechte resultaat is verwerkt dat ten gunste van 2007 zou moeten komen. De deskundige heeft partijen in de gelegenheid gesteld hierover nadere informatie te verstrekken. Hieruit is het volgende gebleken.
[…]
Van de order "Smederij Easterhei" is aangetoond dat deze levering/werkzaamheden in 2007 hebben plaatsgevonden. Partijen zijn het er daarom over eens dat deze omzet in 2007 verwerkt had moeten worden, in plaats van in 2006. […]
De deskundige concludeert dat het bruto resultaat 2007 inzake de order "Smederij Easterhei" met € 10.800 hoger had moeten worden vastgesteld. Na vennootschapsbelasting (25,5%) is het netto-effect op de geldstroom € 8.046.
De waarde van een jaarlijkse vrije geldstroom ad € 8.046 wordt als volgt berekend:
€ 8.046 gedeeld door 14,24% = € 56.502.
Het gezamenlijke effect van alle in dit rapport behandelde transacties op de koopprijs is als volgt te bepalen:
- Effect transacties De Jong's Project B.V. en Holland Unique Units B.V. bedraagt € -151.825
- Effect transactie Smederij Easterhei bedraagt € 56.502
- het totale effect op de koopprijs bedraagt dan € -95.323
7.5
Conclusie
Vraag 7 (sub 1): Mocht u tot de conclusie komen dat het vermogen van IJzerhandel J.F. Klunder B.V. te hoog is weergegeven in de jaarrekening van 2007, kunt u dan aangeven welke invloed het opnemen van de juiste cijfers op de koopprijs zou hebben gehad?
Antwoord: De koopprijs van de aandelen in IJzerhandel J.F. Klunder B.V. is tot stand gekomen in een proces van onderhandelingen tussen koper en verkoper. Het is de deskundige niet gebleken dat bij het bepalen van de koopprijs tussen koper en verkoper overeenstemming was over het toepassen van een bepaalde vaste factor op grootheden uit de jaarrekening 2007. De deskundige kan daarom niet aangeven welke invloed het opnemen van de juiste cijfers op de koopprijs zou hebben gehad.
Vraag 7 (sub 2): Kunt u een berekening maken - met inachtneming van hetgeen is overwogen in het tussenvonnis in r.o. 4.11 over de waarde en de koopprijs van de aandelen - op basis van een in deze markt gehanteerde of een gebruikelijke rekenmethode?
Antwoord: De deskundige heeft een berekening gemaakt waaruit blijkt, op basis van de in deze rapportage beschreven veronderstellingen en uitgangspunten (waaronder een structureel lagere geldstroom ad € 21.620 en een structureel hogere geldstroom ad € 8.046), dat de koopprijs € 95.323 lager kan worden vastgesteld.
HOOFDSTUK 8
Inzake vraag 8: Mocht u tot de conclusie komen dat de voorraad panelen niet juist is gewaardeerd, kunt u dan becijferen wat de hierdoor door Kroon geleden schade is?
8.1
Beantwoording
De voorraad panelen is in de tussentijdse cijfers per 30 juni 2008 verwerkt voor een bedrag van € 62.000. In hoofdstuk 6 is uiteengezet dat de waarde van deze voorraadpanelen, gewaardeerd tegen de geldende grondslagen op basis van de wet- en regelgeving, op basis van de (beperkt) beschikbare inkoopfacturen benaderd kan worden op een bedrag ad € 18.032. Het verschil met genoemde € 62.000 bedraagt € 43.968. Bij het bepalen van het effect op het vermogen per 30 juni 2008 moet rekening gehouden worden met vennootschapsbelasting. Het vennootschapsbelastingtarief 2008 voor resultaten t/m 275.000 bedroeg 20%. Het effect op het vermogen bedraagt daarom € 43.968 -/- (20% van € 43.968), is € 35.174.
In de garantiebepalingen zoals opgenomen in Bijlage 4 van de "(ver)koopovereenkomst aandelen" is onder letter D nummers 1 en 2 opgenomen dat de cijfers per 30 juni 2008 het vermogen en resultaat van de vennootschap juist en volledig weergeven en in overeenstemming met alle relevante wettelijke vereisten alsmede in overeenstemming met algemeen in Nederland aanvaarde beginselen van waardering en resultaatbepaling. Onder nummer D.3 is opgenomen dat de vennootschap per 30 juni 2008 een eigen vermogen heeft van ten minste € 666.000. Naar de mening van de deskundige mocht de koper er daarom van uit gaan dat het vermogen in de vennootschap volgens de tussentijdse cijfers per 30 juni 2008 daadwerkelijk ten minste € 666.000 bedroeg in overeenstemming met de aanvaarde beginselen van waardering en resultaatbepaling. Het eigen vermogen volgens de tussentijdse cijfers per 30 juni 2008 bedroeg € 681.375. Na correctie met bovengenoemd bedrag ad € 35.174 bedraagt het eigen vermogen per 30 juni 2008 € 646.201.
De deskundige bepaalt de schade op het verschil tussen het gegarandeerde eigen vermogen ad € 666.000 en het gecorrigeerde eigen vermogen van € 646.201. Dit verschil bedraagt € 19.799.
2.3.
Naar aanleiding van de op- en aanmerkingen van partijen naar aanleiding van het concept-deskundigenrapport, heeft de deskundige als Bijlage 4 bij zijn rapport zijn reactie bijgevoegd. De deskundige heeft hierin het volgende medegedeeld:
[…]
Reactie partij Kroon
De reactie namens partij Kroon betreft met name de verwerking van de deuren voor De Jong's Project B.V. Hiervoor verwijst de deskundige naar hetgeen is opgenomen in paragraaf 4.4.2. De deskundige ziet geen aanleiding de rapportage op dit punt aan te passen.
Reactie partij De Boer
Toepassen RJ-bundel
De transacties met De Jong's Project B.V. en Holland Unique Units B.V. hebben betrekking op het leveren en monteren/installeren van garagedeuren. De deskundige is van mening dat deze transactie kenmerken heeft van zowel de verkoop van goederen (het leveren van de deuren) als van het verlenen van diensten (het monteren/installeren van de deuren). De montage van de deuren is een wezenlijk onderdeel van de opdracht.15
In de RJk-bundel wordt niet specifiek ingegaan op transacties die zowel de kenmerken van de verkoop van goederen als het verlenen van diensten hebben. In de "Ten geleide bij de editie 2005" is opgenomen:
"conform de vorige editie geldt dat indien voor bepaalde onderwerpen of situatie geen richtlijnen zijn opgenomen in deze bundel en evenmin wordt verwezen naar de RJ-bundel, de rechtspersoon zelf een verwerkingswijze zal moeten kiezen die relevante en betrouwbare verslaggeving oplevert voor de besluitvorming van gebruikers van de jaarrekening. Hierbij moeten de algemene grondslagen voor waardering en resultaatbepaling mede in acht worden genomen".De rechtspersoon moet zich dus afvragen welke verwerkingswijze relevante en betrouwbare verslaggeving oplevert, waarbij de algemene grondslagen voor waardering en resultaatbepaling in acht worden genomen. Aangezien de Raad voor de Jaarverslaggeving in Nederland hét orgaan is dat verslaggevingsrichtlijnen publiceert die aanvaardbaar zijn te achten, zijn de publicaties van deze Raad een logische bron die geraadpleegd worden bij verslaggevingsvraagstukken.
"Naar de opvatting van de Hoge Raad zijn de Richtlijnen een belangrijk oriëntatiepunt en gezaghebbende kenbron voor wat in het concrete geval als aanvaardbaar geldt. Het toepassen van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving betekent volgens de Hoge Raad een belangrijke aanwijzing dat de jaarrekening het door de wet vereiste inzicht geeft".De deskundige is daarom van mening dat de RJ-bundel in deze casus geraadpleegd moet worden.
15 Volgens partij De Boer is met de montage van een deur ca 6 uren gemoeid. Volgens partij Kroon is voor de montage van 20 deuren ca. 224 uren gemoeid, is 11,2 uur per deur. De deskundige concludeert dat een dergelijke tijdsbesteding en de hierop betrekking hebbende arbeids- en materiaalkosten wezenlijk onderdeel van de opdracht zijn en niet kwalificeren als "servicewerkzaanheden".
RJ 270.111 en Bijlage 1 van RJ 270
In de vorige paragraaf heeft de deskundige aangegeven waarom volgens hem de RJ-bundel in deze casus geraadpleegd moet worden. In paragraaf 1.3 heeft de deskundige uiteengezet dat voorbeeld 2.a uit Bijlage 1 bij RJ 270 van toepassing is op de casus. Dit voorbeeld verwijst naar RJ 270.111 derde gedachtestreepje. Naar de mening van de deskundige heeft dit voorbeeld betrekking op de levering van goederen die door de leverancier geïnstalleerd worden, waarbij de installatie een wezenlijk onderdeel uitmaken van het contract. In voorbeeld 2.a van Bijlage 1 bij RJ 270 wordt expliciet melding gemaakt van een "geïnstalleerd goed".
Vermogenskostenvoet
Bij het bepalen van de vermogenskostenvoet (zie paragraaf 7.3.3) is door de deskundige een marktrisicopremie gehanteerd van 5,95% op basis van een publicatie van Dimsom, Marsh en Staunton. De marktrisicopremie is het verwachte gemiddelde lange termijn rendement van risicovolle investeringen boven het rendement van risicovrije investeringen (lees: langjarige staatsobligaties,
bonds). Naar de mening van de deskundige gaat het hier dus om de "historical equity premium relative to
bonds" van 5,95% en niet om de "historical equity premium relative to
bills" van 6,61%.
[…]
De opslag voor specifieke risico's die de deskundige heeft gehanteerd is 6%. De deskundige is van mening dat de vermogenskostenvoet van 16,24% representatief is voor het risicoprofiel van de onderneming en past binnen de bandbreedtes van onderzoeken zoals van Ibbotson Associates en BDO.
Geldstroom
Door partij De Boer wordt opgemerkt dat de deskundige ook rekening dient te houden met (eventueel) te vroeg verantwoorde omzet in 2006. Dit aspect is in het rapport verwerkt in paragraaf 7.4.
Overige
Door partij De Boer wordt opgemerkt dat de antwoorden van vraag 5 en 7 niet bij elkaar opgeteld kunnen worden. Ter verduidelijking hierover meldt de deskundige het volgende. Het lagere eigen vermogen zoals gerapporteerd in hoofdstuk 5 vloeit voort uit de lagere winst van 2007. Het effect van de benadeling van koper is meegenomen in de aangepaste koopprijs, zoals gerapporteerd in hoofdstuk 7. Naar de mening van de deskundige zouden beide bedragen niet bij elkaar opgeteld mogen worden.
2.4.
Uit de conclusie na deskundigenbericht van de zijde van Kroon volgt dat Kroon zich op één punt niet kan verenigen met het oordeel van de deskundige, te weten dat - kort samengevat - de kostprijs van de deuren ter zake van De Jong's Project ten laste van het resultaat van 2007 is gekomen. Voor het overige kan Kroon zich blijkens de conclusie na deskundigenbericht vinden in de bevindingen en conclusies van de deskundige.
2.5.
De Boer B.V. kan zich blijkens haar conclusie na deskundigenbericht op twee punten niet verenigen met het oordeel van de deskundige. Volgens De Boer B.V. heeft de deskundige ten aanzien van de vragen 1 en 2 ten onrechte de richtlijnen die zijn opgenomen in de RJ-bundel strikt toegepast. De deskundige heeft bovendien volgens De Boer B.V. niet kunnen komen tot de door hem berekende omvang van de schade. Uit het antwoord van de deskundige volgt immers dat thans niet meer kan worden vastgesteld of, en zo ja, welke afwijkende koopsom Kroon had betaald indien het nu vastgestelde vennootschapsvermogen haar eerder bekend was geweest.
2.6.
De rechtbank zal uitgaan van de juistheid van de inhoud van het deskundigenrapport, welk rapport is opgesteld conform de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om te reageren op de concept-rapportage van de deskundige, van welke gelegenheid zij ook gebruik hebben gemaakt. Zij hebben toen onder meer dezelfde opmerkingen gemaakt als de hiervoor onder 2.4 en 2.5 bedoelde opmerkingen. De deskundige is vervolgens ingegaan op alle opmerkingen van partijen en heeft deze opmerkingen naar het oordeel van de rechtbank afdoende weerlegd, dan wel, voor zover deze kritiek terecht was, zijn rapport op onderdelen aangepast, hetgeen heeft geleid tot het hoofdstuk 7.4 "Aanvullingen naar aanleiding van hoor en wederhoor op concept rapportage".
2.7.
Ten aanzien van de door Kroon gemaakte opmerking ten aanzien van de kostprijs van de deuren ter zake van De Jong's Project overweegt de rechtbank voorts dat uit de bij het definitieve rapport gevoegde correspondentie - te weten onder meer mailberichten van de advocaat van Kroon aan de deskundige van 2 juli 2014 en 9 september 2014 - blijkt dat Kroon zijn visie op dat punt reeds vóór het uitbrengen van de concept-rapportage uitgebreid uit een heeft gezet. De deskundige heeft Kroon op dit punt niet gevolgd en wel om de redenen zoals de deskundige in hoofdstuk 4.4.2. van zijn rapport heeft uiteengezet. Gelet hierop kan de deskundige thans niet verweten worden - zoals Kroon bij conclusie na deskundigenbericht heeft gedaan - dat hij naar aanleiding van de(zelfde) opmerkingen van Kroon op het concept-deskundigenbericht heeft volstaan met een verwijzing naar genoemd hoofdstuk 4.4.2. In dit hoofdstuk heeft de deskundige zijn (van het standpunt van Kroon afwijkende) oordeel gemotiveerd.
2.8.
Wat betreft de opmerking van De Boer B.V. inhoudende dat de deskundige - kort samengevat - ten aanzien van de vragen 1 en 2 ten onrechte de richtlijnen die zijn opgenomen in de RJ-bundel strikt heeft toegepast, overweegt de rechtbank voorts dat uit het rapport van de deskundige, alsmede uit zijn reactie op deze opmerking van De Boer B.V., volgt dat hij zich er nu juist van bewust is dat in deze richtlijnen niet specifiek wordt ingegaan op transacties zoals de onderhavige. De deskundige heeft vervolgens gemotiveerd aangegeven om welke reden hij deze richtlijnen desondanks de meest logische en juiste bron acht.
2.9.
Ten slotte heeft de deskundige in zijn rapport weliswaar op vraag 7 sub 1 geantwoord dat hij niet kan aangeven welke invloed het opnemen van de juiste cijfers op de koopprijs zou hebben gehad, maar blijkens zijn antwoord is dat slechts omdat de koopprijs van de aandelen tot stand is gekomen in een proces van onderhandelingen tussen koper en verkoper, waarbij niet is gebleken dat bij het bepalen van de koopprijs tussen koper en verkoper overeenstemming was over het toepassen van een bepaalde vaste factor op grootheden uit de jaarrekening 2007. Zoals in rechtsoverweging 4.11 van het tussenvonnis van 16 oktober 2013 reeds op de aldaar genoemde gronden is overwogen, dient de schade bepaald te worden door de becijfering van het verschil tussen de waarde van de aandelen zoals die was op de transactiedatum van 23 oktober 2008 en de waarde van de aandelen zoals die op voornoemde datum zou zijn geweest als de garantiebepalingen niet zouden zijn geschonden. De deskundige heeft vervolgens - blijkens zijn rapport: met inachtneming van hetgeen de rechtbank hierover reeds in rechtsoverweging 4.11 van het tussenvonnis van 16 oktober 2007 heeft overwogen - een berekening gemaakt van deze schade.
2.10.
Gelet op het bovenstaande, alsmede gelet op de omstandigheid dat de rechtbank onvoldoende aanleiding ziet om aan de bevindingen en de conclusies van de deskundige - die nu juist is ingeschakeld op grond van zijn deskundigheid op het onderhavige terrein - te twijfelen, zal de rechtbank uitgaan van de juistheid van deze bevindingen en conclusies. De rechtbank zal deze bevindingen en conclusies dan ook overnemen en tot de hare maken. Hieruit volgt dat ten aanzien van het in het tussenvonnis van 16 oktober 2013 genoemde
1e punt van geschil, te weten "omzet en eigen vermogen van de vennootschap in de jaarrekening van 2007", wordt uitgegaan van een schade ter hoogte van EUR 95.323,00. Ten aanzien van het in het tussenvonnis van 16 oktober 2013 genoemde 2e punt van geschil, te weten "de waardering voorraad panelen", wordt uitgegaan van een schade ter hoogte van het door de deskundige in antwoord op vraag 8 genoemde bedrag van EUR 35.174,00. In totaal beloopt de schade dan ook een bedrag van (EUR 95.323,00 + EUR 35.174,00 =)
EUR 130.497,00. De vordering zal in zoverre worden toegewezen. Voor zover de vordering van Kroon genoemd bedrag van EUR 130.497,00 overstijgt, zal de vordering worden afgewezen.
2.11.
Kroon vordert over de gevorderde hoofdsom de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 23 oktober 2008, zijnde de datum van levering van de onderhavige aandelen. Omdat sprake is van een verplichting tot schadevergoeding, acht de rechtbank slechts de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW toewijsbaar over het toe te wijzen bedrag van EUR 130.497,00.
2.12.
De Boer B.V. heeft de rechtbank verzocht een eventueel veroordelend vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Weliswaar wordt Kroon - zoals zij stelt - vermoed het vereiste belang te hebben bij een uitvoerbaarverklaring bij voorbaat, waarbij Kroon tevens heeft gewezen op de vermogensinstandhoudingsverklaring die De Boer B.V. heeft getekend en die op enig moment zal aflopen, maar daar staat tegenover dat De Boer B.V. in meerdere conclusies/het pleidooi erop heeft gewezen (en nader heeft geconcretiseerd) dat het negatieve eigen vermogen van Kroon blijkens de gepubliceerde jaarrekeningen steeds verder toeneemt en dat het restitutierisico "levensgroot" is, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende door Kroon is weersproken. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het belang van De Boer B.V. bij handhaving van de bestaande toestand tot op een eventueel rechtsmiddel is beslist groter is dan het belang van Kroon bij het verkrijgen van een uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De rechtbank zal de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorbaat dus afwijzen.
2.13.
In de omstandigheid dat aansprakelijkheid van De Boer B.V. is komen vast te staan en een substantieel bedrag zal worden toegewezen, ziet de rechtbank aanleiding om De Boer B.V. te veroordelen in de proceskosten. De kosten aan de zijde van Kroon worden vastgesteld op:
- dagvaardingskosten EUR 72,25
- griffierecht EUR 4.938,00
- kosten deskundige EUR 13.310,00
- salaris voor de advocaat EUR
8.526,00(6 punten x tarief EUR 1.421,00)
Totaal EUR 26.846,25.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt De Boer B.V. om aan Kroon te betalen een bedrag van EUR 130.497,00, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf
23 oktober 2008 tot aan de dag der algehele voldoening,
3.2.
veroordeelt De Boer B.V. in de kosten van het geding, aan de zijde van Kroon vastgesteld op EUR 26.846,25,
3.3.
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Werkema en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2015. [1]

Voetnoten

1.82.