Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.[A] ,
[B],
1.[C] ,
[D],
1.De procedure
- de dagvaarding;
- de mondelinge behandeling;
- de pleitnota aan de zijde [C] c.s..
2.De feiten
3.Het geschil
- aan [A] , [B] alsmede hun kind(eren),
- aan door [A] c.s. ingeschakelde derden ten behoeve van werkzaamheden aan de woning en/of het perceel van [A] c.s. alsmede
4.De beoordeling
ookis begrepen het komen en gaan met een rijwiel, kinderwagen of ander klein voortuig. Het woord 'ook' duidt er immers op dat "
het komen en gaan met een rijwiel, kinderwagen of ander klein voertuig" een aanvulling vormt op wat reeds onder de erfdienstbaarheid van gang begrepen is. De voorzieningenrechter laat tot slot meewegen dat de door [C] c.s. voorgestane uitleg dat met de erfdienstbaarheid enkel is beoogd om het voor de eigenaren van het heersende erf mogelijk te maken de inpandige bijkeuken/(fietsen) berging te bereiken niet strookt met het feit dat in de akte van vestiging is bepaald dat onder de uitoefening van de erfdienstbaarheid ook is begrepen het komen en gaan met een kinderwagen. Niet valt in te zien waarom een kinderwagen in een inpandige (fietsen)berging zou worden geplaatst. Een kinderwagen pleegt immers vanuit een woning gebruikt te worden. Gelet op het vorenstaande is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de erfdienstbaarheid van gang, zoals omschreven in de akte van vestiging, inhoudt een recht om te voet over het in r.o. 2.2 bedoelde pad te komen en te gaan naar het heersende erf en voorts een recht om met een rijwiel, kinderwagen of ander klein voertuig over dit pad te komen en te gaan naar het heersende erf. Het verweer van [C] c.s. faalt daarom in zoverre.
geensprake in het geval dat bijvoorbeeld:
816,00