In deze zaak heeft verzoekster op 2 juni 2015 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. M. van den Bosch, rechter in de afdeling bestuursrecht van de Rechtbank Noord-Nederland. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak in een andere procedure, waarbij verzoekster als partij betrokken was. De wrakingskamer heeft het verzoek behandeld op 22 juni 2015, maar verzoekster en haar gemachtigde zijn niet verschenen. De rechtbank heeft overwogen dat op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht een rechter gewraakt kan worden indien er feiten of omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De rechtbank benadrukt dat de rechter uit hoofde van haar aanstelling wordt verondersteld onpartijdig te zijn en dat het aan verzoekster is om bijzondere omstandigheden aan te tonen die deze veronderstelling weerleggen. Verzoekster heeft in haar wrakingsverzoek verwezen naar de opstelling van de rechter tijdens een zitting in 2012, maar de rechtbank oordeelt dat verzoekster niet tijdig heeft gereageerd op deze omstandigheden, waardoor het verzoek niet ontvankelijk is. Daarnaast is de rechtbank van mening dat de enkele omstandigheid dat de rechter eerder bij de Belastingdienst heeft gewerkt, niet voldoende is om aan te nemen dat de rechter partijdig is. De rechtbank wijst het wrakingsverzoek af en bepaalt dat de procedure in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.