Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.Procesverloop
2.Rechtsoverwegingen
Artikel 37 Rv, lid 2 en 3 luiden:
mr. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, mr. E.M. Visser en mr. P. Molema rechters, in tegenwoordigheid van de griffier.
Rechtbank Noord-Nederland
Op 14 januari 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker die gedaagde was in een civiele kort gedingprocedure tegen Menzis Zorgverzekeraar N.V. Het verzoek tot wraking was gericht tegen de rechtbank en mr. R.Tj. Terpstra. De verzoeker had op 19 december 2014 de wraking aangevraagd, maar de rechtbank oordeelde dat er geen wrakingsgrond was aangevoerd. De rechtbank baseerde haar beslissing op artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank benadrukte dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. In dit geval was er geen sprake van dergelijke omstandigheden, waardoor het verzoek niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank besloot dat de procedure in de onderliggende zaak met zaak-/rolnummer 3412586 CV EXPL 14-13296 voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en twee andere rechters, in aanwezigheid van de griffier.