ECLI:NL:RBNNE:2015:3943

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 januari 2015
Publicatiedatum
13 augustus 2015
Zaaknummer
C18/153417/PR RK 14-478
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een wrakingsverzoek in een civiele procedure

Op 14 januari 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker die gedaagde was in een civiele kort gedingprocedure tegen Menzis Zorgverzekeraar N.V. Het verzoek tot wraking was gericht tegen de rechtbank en mr. R.Tj. Terpstra. De verzoeker had op 19 december 2014 de wraking aangevraagd, maar de rechtbank oordeelde dat er geen wrakingsgrond was aangevoerd. De rechtbank baseerde haar beslissing op artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank benadrukte dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. In dit geval was er geen sprake van dergelijke omstandigheden, waardoor het verzoek niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank besloot dat de procedure in de onderliggende zaak met zaak-/rolnummer 3412586 CV EXPL 14-13296 voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en twee andere rechters, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Locatie Groningen
Meervoudige wrakingskamer
Zaaknummer / rekestnummer: C18/153417/PR RK 14/478
Datum beslissing: 14 januari 2015
Beslissing op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) van
[naam] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
.

1.Procesverloop

1.1.
Verzoeker is gedaagde in de (civiele) kort gedingprocedure van Menzis Zorgverzekeraar N.V. en verzoeker. De zaak is bij de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, bekend onder zaak-/rolnummer 3412586 CV EXPL 14-13296.
1.2.
Verzoeker heeft bij brief van 19 december 2014 de rechtbank Noord-Nederland en mr. R.Tj. Terpstra gewraakt.

2.Rechtsoverwegingen

2.1.
De wrakingskamer overweegt dat voor de beoordeling van wrakingsverzoeken de toepasselijke norm is gegeven in artikel 36 Rv en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens daaromtrent ontwikkelde criteria.
2.2.
Artikel 36 Rv bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 36 Rv/artikel 6 EVRM dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van haar/zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
2.3.
Voorzover het wrakingsverzoek is gericht tegen de instelling rechtbank Noord-Nederland, is de rechtbank van oordeel dat de bepalingen zoals genoemd onder 2.2 daarin niet voorzien. Dit betekent dat het verzoek in zoverre niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
2.4.
Voor zover het wrakingsverzoek zich richt tegen mr. R.Tj. Terpstra overweegt de rechtbank het volgende.
Artikel 37 Rv, lid 2 en 3 luiden:
Lid 2: Het verzoek geschiedt schriftelijk en is gemotiveerd. Na de aanvang van en terechtzitting kan het ook mondeling geschieden.Lid 3: Alle feiten en omstandigheden moeten tegelijk worden voorgedragen.
De rechtbank is van oordeel dat verzoeker geen enkele wrakingsgrond heeft aangevoerd. Het wrakingsverzoek voldoet derhalve niet aan de formele vereisten als bedoeld in artikel 37 Rv. Verzoeker is dan ook niet- ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek.
2.5.
Nu de rechtbank beide verzoeken niet-ontvankelijk verklaart, is er geen aanleiding om over te gaan tot een mondelinge behandeling van de wrakingsverzoeken.
Beslissing
3.1.
verklaart de verzoeken niet-ontvankelijk;
3.2.
bepaalt dat de procedure in de zaak met zaak-/rolnummer 3412586 CV EXPL 14-13296 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
3.3.
beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan partijen.
Deze uitspraak is vastgesteld en in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2015 door
mr. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, mr. E.M. Visser en mr. P. Molema rechters, in tegenwoordigheid van de griffier.
kb