ECLI:NL:RBNNE:2015:3797

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 augustus 2015
Publicatiedatum
4 augustus 2015
Zaaknummer
18.730106-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval door vermoeidheid met lichamelijk letsel als gevolg

Op 4 augustus 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die schuldig werd bevonden aan het veroorzaken van een verkeersongeval. De verdachte had meerdere nachten nauwelijks geslapen en viel tijdens het rijden in slaap, wat leidde tot een frontale aanrijding met een tegenligger. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door zijn handelen aanmerkelijk onachtzaam was geweest, aangezien hij zich niet in staat had moeten achten om te rijden na een periode van ernstig slaaptekort. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaring van de verdachte, die aangaf dat hij zich voorafgaand aan de rit nog fit voelde, maar tijdens het rijden merkte dat hij moeite had om zijn ogen open te houden. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de verdachte niet had kunnen voorzien dat hij in slaap zou vallen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte, door in een vermoeide toestand te rijden, een verkeersongeval had veroorzaakt waarbij een ander, genaamd [slachtoffer], lichamelijk letsel had opgelopen. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 1000,-, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien hij niet zou betalen. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was begaan en de persoon van de verdachte, die niet eerder met justitie in aanraking was gekomen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730106-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 augustus 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 juli 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.J. Buitenhuis, advocaat te Drachten.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.F. Hoekstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 september 2014, te of bij [pleegplaats] , (in elk geval) in de gemeente Franekeradeel, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de [naam van de weg] zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- genoemd voertuig te besturen, terwijl hij, verdachte, (zeer) vermoeid en/of slaperig was en/of
- ( vervolgens) tijdens het besturen van dat motorrijtuig in slaap te vallen en/of
- ( vervolgens) geheel of gedeeltelijk terecht is gekomen op de weghelft bestemd voor het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer en/of
- ( vervolgens) in botsing of aanrijding is gekomen met een hem, verdachte tegemoetkomende personenauto, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 14 september 2014, te [pleegplaats] , (in elk geval) in de gemeente Franekeradeel, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee heeft gereden op de
weg, de [naam van de weg] ,- terwijl hij, verdachte, (zeer) vermoeid en/of slaperig was en/of
- ( vervolgens) tijdens het besturen van dat motorrijtuig in slaap is gevallen en/of
- ( vervolgens) geheel of gedeeltelijk terecht is gekomen op de weghelft bestemd voor het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer en/of
- ( vervolgens) in botsing of aanrijding is gekomen met een hem, verdachte tegemoetkomende personenauto, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het primair ten laste gelegde;
- oplegging van een voorwaardelijke taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 maanden, beide met een proeftijd van twee jaren.

Beoordeling van het bewijs

Door de raadsvrouw is vrijspraak van het primaire feit bepleit. Zij heeft daartoe, kort gezegd, aangevoerd dat het voor verdachte niet of onvoldoende voorzienbaar was dat hij tijdens het rijden in slaap zou vallen. Aan de ondergrens van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet zou daarom niet zijn voldaan. Het strafrechtelijke verwijt dat aan verdachte kan worden gemaakt zou slechts te kwalificeren zijn als overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet.
De rechtbank overweegt het volgende. Uit bestendige rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat het voor het vaststellen van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet aankomt op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. In zijn algemeenheid valt niet aan te geven of een enkele verkeersovertreding voldoende is voor een bewezenverklaring. Verschillende factoren, zoals de aard en concrete ernst van de overtreding, moeten daarbij worden meegewogen. Verder kan niet uit enkel de ernst van de gevolgen van met gedragsregels strijdig verkeersgedrag worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet.
De rechtbank stelt op grond van de hierna opgenomen bewijsmiddelen vast dat verdachte, in de vroege ochtend van 14 september 2014, een ernstige verkeersovertreding heeft begaan door met zijn auto op de verkeerde weghelft te gaan rijden. Als gevolg van deze overtreding is verdachtes auto frontaal in botsing gekomen met de auto van een tegenligger. Dergelijk verkeersgedrag is in beginsel voldoende om vast te stellen dat verdachte zich aanmerkelijk onachtzaam heeft gedragen en dat het verkeersongeval dat volgde aan zijn schuld te wijten is.
Van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet zou geen sprake zijn wanneer aannemelijk zou zijn geworden dat verdachte in verontschuldigbare onmacht verkeerde ten tijde van de gemaakte manoeuvre. Verdachte heeft verklaard dat hij op enig moment achter het stuur in slaap is gevallen. Toen hij wakker werd, had het verkeersongeval zich al voltrokken. De rechtbank overweegt dat van bestuurders, zeker wanneer zij in een motorvoertuig rijden, mag worden verwacht dat zij slechts aan het verkeer deelnemen wanneer zij daar fysiek en mentaal voldoende toe in staat zijn. Verdachte heeft aangegeven dat hij enkele nachten nauwelijks had geslapen. De zoon van verdachte, de bijrijder, had er bij zijn vader op aangedrongen niet te gaan rijden, maar de nacht door te brengen in een hotel. Verdachte besloot echter om toch de auto te gaan besturen. Naar eigen zeggen voelde hij zich voorafgaand aan de rit nog voldoende fit.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door na ernstig slaaptekort een auto te gaan besturen, aanmerkelijk onachtzaam heeft gehandeld. De rechtbank betrekt daarbij, naast voornoemde omstandigheden, tevens het feit dat verdachte blijkens zijn eigen verklaring,
kort voordat het ongeval plaatsvond, zijn ogen nauwelijks meer open kon houden. Door te gaan rijden en dat te blijven doen, terwijl hij daartoe redelijkerwijs niet meer in staat was, is het verkeersongeval dat volgde aan verdachtes schuld te wijten. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw en zal het primair ten laste gelegde feit bewezen verklaren.
De rechtbank past bij de beoordeling van het ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 21 juli 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben op 14 september 2014 in mijn auto vanaf Amsterdam richting [plaats 1] gaan rijden. Ik had de twee nachten ervoor vrijwel niet geslapen. Het kan niet anders dan dat ik in slaap ben gevallen.
2. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer PL02HH-2014101622-1, gesloten op 31 december 2014, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0200-2014101622-5, d.d. 10 oktober 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer] :
Op 14 september 2014 reed ik in een Skoda Fabia. Tussen [pleegplaats] en [plaats 2] zag ik een auto uit tegengestelde richting aankomen. Ik zag dat deze auto bij het naderen op de andere weghelft terechtkwam. Een fractie later kwam ik in botsing met deze auto.
Sinds de aanrijding zit ik ziek thuis.
2.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0200-2014101622-4, d.d. 7 oktober 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Het laatste stuk bemerkte ik dat de scherpte er toch wel af was en ik had er soms moeite mee mijn ogen open te houden. Van het laatste deel van de rit, tussen [plaats 2] en [pleegplaats] , kan ik mij niets herinneren. Ik schrok wakker toen ik een enorme knal hoorde. Ik heb gezien dat er een andere auto in de naastliggende sloot lag.
2.3
een geneeskundige verklaring, op 19 januari 2013 opgemaakt en ondertekend door
C. Rolf, huisarts, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Medische informatie betreffende [slachtoffer] , onderzocht op 14 september 2014:
- barstwond achterhoofd links: twee hechtingen;
- kneuzing elleboog links;
- scheurtje in kniepees;
- microscopisch waarneembaar bloed bij urine door kneuzing nier;
- drie weken op krukken gelopen vanwege pijnlijke knie, waarvoor 17 maal fysiotherapie;
- psychische klachten, nog in behandeling.

Redengeving bewezenverklaring

De rechtbank acht de in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden redengevend voor hetgeen hierna bewezen wordt verklaard. Op grond daarvan heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte het hierna bewezen verklaarde heeft begaan.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 14 september 2014, bij [pleegplaats] in de gemeente Franekeradeel, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmede rijdende over de weg, de [naam van de weg] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig:
- genoemd voertuig te besturen, terwijl hij zeer vermoeid was en vervolgens tijdens het besturen van dat motorrijtuig in slaap is gevallen en
- vervolgens terecht is gekomen op de weghelft bestemd voor het hem tegemoetkomende verkeer en
- vervolgens in botsing is gekomen met een hem tegemoetkomende personenauto, waardoor een ander, genaamd [slachtoffer] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem door Reclassering Nederland d.d. 26 juni 2015 opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich zodanig gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Als gevolg hiervan heeft de bestuurder van een tegemoetkomende auto lichamelijk en psychisch letsel opgelopen waar hij gedurende geruime tijd hinder van heeft gehad. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij is gaan rijden terwijl hij zich had moeten realiseren dat hij daar op dat moment lichamelijk niet toe in staat was.
Bij het bepalen van de straf neemt de rechtbank het LOVS-oriëntatiepunt, te weten een geldboete van € 1000,- en een voorwaardelijke rijontzegging van drie maanden, als uitgangspunt. Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest. Verder heeft de reclassering geen noemenswaardige probleemgebieden of risicofactoren geconstateerd.
De rechtbank weegt de schuldbewuste opstelling van verdachte in zijn voordeel mee. Verdachte is in gesprek gegaan met het slachtoffer en heeft daarbij zijn spijt betuigd. In zijn gezin is verdachtes onverantwoordelijke gedrag hem geruime tijd kwalijk genomen, hetgeen de nodige spanningen met zich mee heeft gebracht.
De rechtbank is, alles afwegend, van oordeel dat oplegging van de in het oriëntatiepunt opgenomen geldboete recht doet aan het bewezenverklaarde feit. Nu de rechtbank geen aanwijzingen heeft dat voor recidive moet worden gevreesd, zal zij oplegging van een voorwaardelijke rijontzegging achterwege laten.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en artikel 6 en 175 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Betaling van een geldboete ten bedrage van € 1000,00 (zegge: duizend euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter,
mr. R.B.M. Keurentjes en mr. F. Sieders, rechters, bijgestaan door mr. J.C. Huizenga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 augustus 2015.
Mr. Keurentjes is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Lootsma-Oude Nijeweme
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Sieders
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Huizenga
locatie Leeuwarden,