ECLI:NL:RBNNE:2015:3794

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 augustus 2015
Publicatiedatum
4 augustus 2015
Zaaknummer
18.950091-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens woninginbraken en opzetheling

In deze strafzaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 4 augustus 2015 uitspraak gedaan in een meervoudige kamer over een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een reeks woninginbraken en opzetheling. De verdachte is in de periode van juli 2014 tot en met december 2014 betrokken geweest bij meerdere inbraken in woningen in Zuidwest Drenthe, waarbij aanzienlijke schade is aangericht en waardevolle goederen zijn ontvreemd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten handelde en dat de inbraken op brutale en professionele wijze zijn gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor diefstal gepleegd door twee of meerdere verenigde personen, waarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf is verschaft door middel van braak, en voor opzetheling van goederen die uit misdrijf afkomstig waren. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 26 maanden opgelegd, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding voor de geleden schade door de inbraken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummers: 18.950091-14 en 18.930193-15
vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 04 augustus 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonadres] .
Thans gedetineerd in [verblijfplaats] .
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 13 maart 2015, 02 juni 2015 en 21 juli 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen.

De tenlastelegging

Parketnummer: 18.950091-14
De verdachte is bij gewijzigde dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
(aangifte blz. 2255)
hij in of omstreeks de periode van 22 oktober 2014 tot en met 23 oktober 2014 te [pleegplaats 1] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan/nabij [straat 1] heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden, een harddisk en/of een of meer gouden munten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 22 oktober 2014 tot en met 23 oktober 2014 in de gemeente Hoogeveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een horloge (Swatch) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat horloge wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
2.
(aangifte blz. 2491)
hij op of omstreeks 06 november 2014 te [pleegplaats 2] , gemeente De Wolden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan/nabij [straat 2] heeft weggenomen een kluis met inhoud en/of een hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
(aangifte blz. 2360)
hij op of omstreeks 04 november 2014 te [pleegplaats 3] , gemeente Hoogeveen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan/nabij [straat 3] heeft weggenomen een kluis met inhoud, een mes en/of een sleutel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
4.
(aangifte blz. 3011)
hij op of omstreeks 14 november 2014 te [pleegplaats 4] , gemeente Hoogeveen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan/nabij [straat 4] heeft weggenomen een kluis met inhoud, een paar laarzen, een jas, geld uit een portemonnee en/of een of meer sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 14 november tot en met 09 december 2014 in de gemeente Hoogeveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een gulden (uit 1976) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die gulden wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
5.
(aangifte blz. 3358)
hij op of omstreeks 05 december 2014 te [pleegplaats 5] , gemeente Midden-Drenthe, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan/nabij [straat 5] heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 05 december 2014 tot en met 09 december 2014 in de gemeente Hoogeveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een zwart (leren) rugtasje, een babyarmbandje ( [voornaam] ), een blauwe kralenarmband, een zilveren armbandje met bedel Winnie de Pooh en een dolfijn, een broche met donkere steen en/of een zilveren kruis met groene steentjes heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat/die voorwerp(en) wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
Parketnummer: 18.930193-15
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
(aangifte blz. 1904)
hij in of omstreeks de periode van 21 juli 2014 tot en met 22 juli 2014 te [pleegplaats 1] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan/nabij de [straat 6] heeft weggenomen een kluis met inhoud, een of meer spaarpotten met inhoud, een hoeveelheid sieraden, zilveren munten en/of een of meer spaarkaarten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
(aangifte blz. 2087)
hij in of omstreeks de periode van 10 oktober 2014 tot en met 11 oktober 2014 te [pleegplaats 6] , gemeente Hoogeveen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan/nabij [adres 1] heeft weggenomen een kluis met inhoud en/of uit een portemonnee een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
(aangifte blz. 1212)
hij op of omstreeks 14 oktober 2014 te [pleegplaats 1] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning en/of een aangebouwde garage aan/nabij [straat 7] heeft weggenomen een wapenkluis met inhoud, een hoeveelheid sieraden, een bankpas, een muntenverzamelingen/of een of meer paspoorten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 14 oktober 2014 tot en met 9 december 2014 in de gemeente Hoogeveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een sleutel met sleutelhanger heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die sleutel met sleutelhanger wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
4.
(aangifte blz. 2928)
hij in of omstreeks de periode van 13 november 2014 tot en met 14 november 2014 te [pleegplaats 4] , gemeente Hoogeveen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan/nabij [straat 8] en/of in/uit een aan die woning aangebouwde garage heeft weggenomen een kluis met inhoud, een of meer spaarpotten, een hoeveelheid gereedschap, een of meer elektrische fietsen, een of meer flessen drank, een sleutel, een zaklantaarn, een of meer jassen en/of een of meer baddoeken, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 12] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
5.
(aangifte blz. 3232)
hij in of omstreeks de periode van 29 juli 2014 tot en met 30 juli 2014 te [pleegplaats 6] , gemeente Hoogeveen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning en/of een bedrijfspand aan/nabij [straat 9] heeft weggenomen een auto, een hoeveelheid gereedschap, een of meer fietsen, een geldbedrag en/of een of meer laptops, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 13] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 29 juli 2014 tot en met 9 december 2014 in de gemeente Hoogeveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een laptop heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die laptop wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
6.
(aangifte blz. 3574)
hij in of omstreeks de periode van 25 oktober 2014 tot en met 26 oktober 2014 te [pleegplaats 7] , gemeente Hardenberg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan/nabij [straat 10] heeft weggenomen een laptop, een oplader en/of een of meer tassen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 14] en/of [slachtoffer 15] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 25 oktober 2014 tot en met 9 december 2014 in de gemeente Hoogeveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (mini) laptop heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die laptop wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
7.
(aangifte blz. 3796)
hij op of omstreeks 14 november 2014 te [pleegplaats 8] , gemeente Coevorden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan/nabij [straat 11] weg te nemen enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 16] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed onder zijn /hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, een of meer ruiten van die woning heeft vernield en/of bezig is geweest een of meer toegangsdeuren van die woning te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank zal, waar in de tenlastelegging staat “verdachte en/of zijn mededader(s)” lezen alsof daar staat “verdachte en/of zijn medeverdachte(n)”. De term mededader namelijk impliceert dat verdachte ook als dader moet worden aangemerkt, hetgeen in strijd is met de presumptie van onschuld: een verdachte dient tot aan het moment van onherroepelijke bewezenverklaring van het hem tenlastegelegde voor onschuldig te worden gehouden.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. I. van Overbeeke acht hetgeen onder parketnummer 18.950091-14 onder 1 primair, onder 2, onder 3, onder 4 primair en onder 5 subsidiair is tenlastegelegd,
en hetgeen onder parketnummer 18.930193-15 onder 1, onder 2, onder 3 subsidiair, onder 4, onder 5 subsidiair en onder 6 primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie vordert dat de rechtbank verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden onder aftrek van voorarrest.
De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 7] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 12] en [slachtoffer 5] dienen te worden toegewezen zoals gevorderd. De overige benadeelden dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Beoordeling van het bewijs

Inleiding:
In de periode juli 2014 tot begin december 2014 vindt in Zuidwest Drenthe een golf van inbraken plaats. Op 18 augustus 2014 is door de afdeling recherche Zuidwest Drenthe van de politie Eenheid Noord-Nederland een onderzoek (onder de naam SAMARA) gestart naar deze woninginbraken.
Op grond van het proces-verbaal van de politie Eenheid Noord-Nederland, Recherche Zuidwest Drenthe, onderzoek 03SAMARA, met onderzoeksnummer 2014141837 en het verhandelde ter terechtzitting oordeelt de rechtbank met betrekking tot de tenlastegelegde feiten als volgt.

Vrijspraak

De verdachte dient van hetgeen onder parketnummer 18.950091-14 onder 5 primair en hetgeen onder parketnummer 18.930193-15 onder 1, onder 3 primair en subsidiair, onder 5 primair en subsidiair, onder 6 primair en onder 7 tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank overweegt ten aanzien van alle voornoemde feiten waarvan zij vrijspreekt het volgende. De afzonderlijke zaaksdossiers bevatten weliswaar vele feiten en omstandigheden die, in onderlinge samenhang beschouwd, ernstige bezwaren opleveren tegen de verdachte, maar deze zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten te kunnen komen.
Ten aanzien van het onder parketnummer 18.930193-15 onder 5 subsidiair tenlastegelegde overweegt de rechtbank voorts, dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat voor de omstandigheid dat verdachte zelf de laptop heeft verworven of voorhanden heeft gehad. Op de laptop zijn weliswaar documenten van verdachtes vriendin aangetroffen, maar niet van verdachte zelf.

Bewijsmotivering

Uitdrukkelijk onderbouwde standpunten ten aanzien van de bewijsmiddelen

Standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft zich in de eerste plaats op het standpunt gesteld dat de rechter-commissaris op onjuiste gronden machtigingen tot het aftappen van communicatie ex artikel 126m van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) ten laste van verdachte c.q. zijn vriendin heeft afgegeven. Verwezen wordt naar de machtiging van 3 september 2014, betreffende het mobiele nummer op naam van verdachtes vriendin, opgenomen op pagina 925 van het dossier. Volgens de raadsvrouw vindt de machtiging haar grond in een verdenking die een andere persoon, namelijk [medeverdachte 1] , betreft en die ziet op een inbraak in [plaats 1] op 30 juni 2014. Ook speelt een mogelijke bedreiging met een pistool door die [medeverdachte 1] een rol. De raadsvrouw acht de verdenking van deze feiten van onvoldoende gewicht om te kunnen spreken van een ernstige inbreuk op de rechtsorde, zoals volgens art. 126m Sv is vereist voor het verlenen van de machtigingen. Een woninginbraak kan weliswaar een ernstige inbreuk op de rechtsorde vormen, maar de daartoe vereiste bijzondere omstandigheden waren volgens de raadsvrouw in het onderhavige geval niet aanwezig. Bovendien was er geen sprake van een situatie waarin het onderzoek de inzet van telefoontaps dringend vorderde. Er waren immers geen bezwaren tegen verdachte of zijn vriendin; hun telefoons zijn getapt omdat er eenmaal gebeld is met [medeverdachte 1] . De machtigingen (inclusief de verlengingen) zijn dus ten onrechte verleend, waardoor de taps onrechtmatig zijn verkregen en zij moeten worden uitgesloten als bewijsmiddel.
In de tweede plaats heeft de raadsvrouw erop gewezen, dat zich in het dossier geen machtigingen ex artikel 126ng bevinden. Om die reden zijn de bevindingen omtrent de locatie van de zendmasten die werden aangestraald door de door verdachte gebruikte telefoon ongeschikt om als bewijsmiddel te kunnen dienen.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie is van mening dat de machtigingen voor de taps ex artikel 126m Sv niet onrechtmatig zijn verleend. Het ging ten tijde van het verlenen niet alleen om de inbraak van 30 juni 2014, maar ook om de (thans ten laste gelegde) inbraak aan de [straat 6] te [pleegplaats 1] van 21 juli 2014. Daarnaast was er informatie van de CIE voorhanden en was bekend dat verdachte de telefoon van zijn vriendin veelvuldig gebruikte. De verlengingen zijn mede gebaseerd op de inmiddels, op grond van het verrichte onderzoek, toegenomen verdenking, zoals onder meer blijkt uit pagina 933 van het dossier.
Ten aanzien van het ontbreken van machtigingen ex artikel 126ng heeft de officier van justitie opgemerkt dat de locatiegegevens niet - zoals de raadsvrouw kennelijk meent - afzonderlijk zijn gevorderd of aangeleverd, maar dat deze zijn meegekomen met uit anderen hoofde gevorderde informatie omtrent het communicatieverkeer van verdachte.

Oordeel van de rechtbank

Machtigingen ex artikel 126m Sv
De machtigingen ex artikel 126m Sv zijn in eerste instantie verleend in het kader van een onderzoek tegen [medeverdachte 1] . De rechtbank stelt voorop, dat daaruit geenszins volgt dat alleen de communicatie van degene die op dat moment als verdachte wordt aangemerkt, zou kunnen worden opgenomen. Een tap in de hier bedoelde zin kan in beginsel immers ten laste van een ieder worden aangebracht, mits uiteraard aan de daarvoor geldende wettelijke voorwaarden is voldaan. Ten aanzien van die voorwaarden overweegt de rechtbank als volgt.
De machtiging van 3 september 2014 is blijkens de aanvraag [1] van 1 september 2014 afgegeven op grond van een onderzoek naar meerdere woninginbraken. Naast de inbraak van 30 juni 2014 wordt ook de inbraak aan de [straat 6] te [pleegplaats 1] genoemd, gepleegd in de nacht van 21 op 22 juli 2014, die in vereniging gepleegd zou zijn. Ook rept de aanvraag van een mogelijk link tussen die inbraak en de mogelijke bedreiging van een derde door verdachte, verricht met een bij die inbraak buitgemaakt vuurwapen. Naar het oordeel van de rechtbank vormen dergelijke feiten, gezien hun aard en samenhang, een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Ten aanzien van de inbraak aan de [straat 6] te [pleegplaats 1] acht de rechtbank daartoe met name de concrete omstandigheden van het geval redengevend. Daaronder begrijpt de rechtbank dat de inbraak werd gepleegd terwijl de bewoners met vakantie waren, dat de bewoner handelde in klokken en sieraden, dat de inbrekers één kluis ter plaatse hebben opengebroken en een andere kluis hebben meegenomen, dat de omvang van de buit aanzienlijk was en dat het hele huis is doorzocht. Een dergelijke, ogenschijnlijk professionele en geraffineerde handelwijze kan ook bij omwonenden en buurtbewoners veel angst en onveilige gevoelens teweeg brengen.
Ook aan het vereiste dat het onderzoek het aanleggen van de tap dringend vorderde was naar het oordeel van de rechtbank voldaan. Uit de aanvraag blijkt dat er reeds eerder taps waren aangelegd op nummers die in gebruik waren bij [medeverdachte 1] . Uit de update van 29 augustus 2014 volgde, dat er regelmatig telefonisch contact was geweest tussen [medeverdachte 1] en verdachte, terwijl verdachte daarbij soms gebruik maakte van het nummer van zijn vriendin. Voorts bleek dat [medeverdachte 1] ook met derden sprak over financiële aangelegenheden. Gelet op de antecedenten van [medeverdachte 1] en verdachte en het vermoeden dat er mogelijk ook derden waren betrokken bij de inbraken of de verduistering van de buit, vorderde het onderzoek derhalve dringend het aanleggen van een tap op het nummer dat verdachte gebruikte.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de rechter-commissaris daarom op 3 september 2014 op goede gronden een machtiging ex art. 126m Sv afgegeven. Met de officier van justitie is de rechtbank voorts van oordeel dat ook de verlengingen rechtmatig zijn verleend, nu het onderzoek vorderde en daaruit ten minste belangrijke aanwijzingen naar voren kwamen voor een vorm van samenwerking tussen [medeverdachte 1] , verdachte en mogelijk betrokken derden.
Machtigingen ex artikel 126ng Sv
De constatering van de raadsvrouw dat zich in het dossier geen machtigingen ex artikel 126ng Sv bevinden, is op zichzelf juist. Daaruit volgt naar het oordeel van de rechtbank echter niet dat gegevens omtrent de zendmasten die werden aangestraald door de bij verdachte in gebruik zijnde telefoon onbruikbaar zouden zijn voor het bewijs. Zoals de officier van justitie terecht heeft gesteld, volgt uit het dossier immers dat de betreffende gegevens onder een andere strafvorderlijke titel zijn verzameld. De rechtbank wijst in dit verband op de verschillende vorderingen ex artikel 126n Sv die zich in het dossier bevinden. Zo bevat het dossier ten aanzien van het eerdergenoemde telefoonnummer dat in gebruik was bij verdachte (en waarvoor de rechter-commissaris op 3 september 2014 een machtiging ex art. 126m Sv heeft afgegeven), een dergelijke vordering van de officier van justitie. [2] Deze vordering, gedateerd 3 september 2014, is gedaan naar aanleiding van de gecombineerde aanvraag [3] van 1 september 2014. De vordering ziet, indien het mobiele telefonie betreft, mede op de 'Cell-Identity (inclusief conversietabel) en/of de X/Y-coördinaten en het IMEI-nummer.' Ook de overige vorderingen bevatten een dergelijke clausule.
Voor wat betreft de reikwijdte van de gedane vorderingen overweegt de rechtbank het volgende. Artikel 126n Sv ziet op de verstrekking van gegevens over een gebruiker van een communicatiedienst en het communicatieverkeer met betrekking tot die gebruiker. Het gaat dus om verkeersgegevens betreffende gemaakte verbindingen of pogingen daartoe. Welke gegevens precies als verkeersgegevens in de zin van artikel 126n Sv worden aangemerkt, is limitatief uitgewerkt in het Besluit vorderen gegevens telecommunicatie. Blijkens artikel 2 onderdeel e van dit Besluit behoren daartoe onder meer 'de locatiegegevens van het netwerkaansluitpunt dan wel gegevens betreffende de geografische positie van de randapparatuur van een gebruiker ingeval van een verbinding of poging daartoe.' Naar het oordeel van de rechtbank vallen de in de gedane vordering genoemde 'Cell-Identity (inclusief conversietabel) en/of de X/Y-coördinaten' onder deze categorie gegevens. Uit de verslagen van de tapgesprekken die in het dossier zijn opgenomen, blijkt dat onder de kopjes 'locatie beller' en 'locatie gebelde' hooguit een drietal gegevens staan vermeld, te weten de adresgegevens van de zendmast, een nadere identificatie van de zendmast aan de hand van een nummer alsmede de coördinaten. Deze gegevens worden wat de rechtbank betreft gedekt door de gedane vordering. De rechtbank hecht eraan op te merken, dat het in de tapverslagen telkens gaat om tot stand gebrachte verbindingen of pogingen daartoe. Gegevens daaromtrent zijn verkeersgegevens als bedoeld in artikel 126n Sv. Een machtiging ex artikel 126 ng Sv ziet blijkens het eerste lid per definitie niet op dergelijke verkeersgegevens en was dan ook niet aan de orde.
Naar het oordeel van de rechtbank bestonden er voor het verzamelen van de gegevens dus toereikende vorderingen ex artikel 126n Sv. Nu de raadsvrouw ten aanzien van de op de voet van artikel 126n Sv verleende vorderingen geen afzonderlijke verweren heeft gevoerd, en ook overigens geen bijzonderheden uit het dossier naar voren zijn gekomen, acht de rechtbank de verzameling van de locatiegegevens van de zendmasten rechtmatig. Om die reden zijn de betreffende gegevens dan ook bruikbaar als bewijsmiddel.
Parketnummer: 18.950091-14
De rechtbank baseert haar beslissing dat verdachte hetgeen onder parketnummer 18.950091-14 onder 1 primair, onder 2, onder 3, onder 4 primair en onder 5 subsidiair is tenlastegelegd
heeft begaan op de feiten en omstandigheden die hierna in samenvattende vorm worden weergegeven en die voorkomen in de in de voetnoten weergegeven gebezigde bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 1 primair ( [straat 1] te [pleegplaats 1] ):
- de aangifte van [slachtoffer 1] [4] , mede namens [slachtoffer 2] , van inbraak in hun woning tussen 22 oktober 2014 te 21:15 uur en 23 oktober 2014 te 00:30 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat het raam van de schuifpui was vernield, dat het huis is doorzocht en dat de op de bij de aangifte gevoegde bijlage genoemde goederen zijn ontvreemd. Dit betreft onder andere een grote hoeveelheid sieraden, horloges (waaronder een horloge van het merk Swatch), een harddisk en gouden munten.
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] op 22 oktober 2014 om 22:52 uur [5] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: [verdachte] belt met [medeverdachte 2] en zegt dat hij iets moois heeft voor nu direct; [verdachte] gaat [medeverdachte 2] direct ophalen.
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen [verdachte] en zijn [vriendin 1] op 22 oktober 2014 om 22:53 uur [6] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: Het wordt iets later. Hij zegt dat hij iets zag en vraagt haar of zij begrijpt wat hij bedoelt. [vriendin 1] zegt dat zij trots is op [verdachte] en dat hij uit moet kijken.
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 3] op 22 oktober 2014 om 22:56 uur [7] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: [medeverdachte 3] zegt dat hij al in bed ligt. [verdachte] zegt dat het dan over gaat en dat hij [medeverdachte 2] al heeft gebeld. [verdachte] zegt: als het wat is dan komen we wel bij je.
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] op 23 oktober 2014 om 00:08 uur [8] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: [verdachte] vraagt [medeverdachte 1] om een alibi voor hemzelf en [medeverdachte 2] voor het geval hij wordt aangehouden;
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen verdachten [verdachte] en [medeverdachte 3] op 23 oktober 2014 om 00:36 uur [9] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: [medeverdachte 3] doe even los voor mij en [medeverdachte 2] . Te horen is dat de beller hijgt of dat iemand op de achtergrond hijgt. Uit de mastgegevens blijkt dat de telefoon van [verdachte] op dat moment de mast op [straat 1] te [pleegplaats 1] aanstraalt.
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen verdachte [medeverdachte 3] en [bedrijf] te [plaats 2] op 23 oktober 2014 om 13:48 uur [10] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: [medeverdachte 3] krijgt 4362. [medeverdachte 3] gaat daarmee akkoord.
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen verdachten [medeverdachte 3] en [verdachte] op 24 oktober 2014 om 12:52 uur [11] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: Het gesprek gaat over geld. [verdachte] zegt dat hij gisteren 2000 van [medeverdachte 3] heeft gekregen en daarvan 1000 aan [medeverdachte 2] heeft gegeven. [verdachte] zegt dat hij nog 500 van [medeverdachte 3] krijgt. [medeverdachte 3] zegt ok.
- een proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 2] [12] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat hij een (bij een doorzoeking in de woning van de moeder van [verdachte] aan [adres 2] te [plaats 3] ) inbeslaggenomen herenhorloge van het merk Swatch herkent als het zijne. Dit horloge is bij de inbraak gestolen.
Nadere bewijsoverweging met betrekking tot feit 1 primair ( [straat 1] te [pleegplaats 1] ):
Uit de weergegeven bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af. Verdachte heeft samen met [medeverdachte 2] ingebroken aan [straat 1] , tussen 00:08 uur en 00:36 uur op 23 oktober 2014. Verdachte heeft aan [medeverdachte 1] gevraagd om te voorzien in een alibi. Een half uur later verschijnen verdachte en [medeverdachte 2] overhaast bij de woning van [medeverdachte 3] , die de volgende dag een deel van de buit bij [bedrijf] inwisselt. Vervolgens verdelen de betrokkenen de opbrengst en neemt verdachte de horloge mee naar de woning van zijn moeder.
Er is een proces-verbaal van aangifte, er zijn telefoontaps en één van de sieraden, een Swatch horloge, dat bij de moeder van [verdachte] in beslag is genomen, wordt herkend door de aangever. Kort na de inbraak straalt [verdachte zijn] telefoon aan op de mast aan [straat 1] . Uit de taps blijkt dat [verdachte] aan [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] vraagt of zij meegaan: hij heeft iets leuks. [medeverdachte 3] gaat niet mee, [medeverdachte 2] wel. Enkele uren later belt [verdachte] met [medeverdachte 3] : of hij kan opendoen. Hij heeft dan ook al met [medeverdachte 1] gebeld over een alibi. Een dag later heeft [medeverdachte 3] contact met [bedrijf] en weer een dat later ontvangt hij een geldbedrag op zijn rekening. [verdachte] kan of wil desgevraagd niets uitleggen over de inhoud van voornoemde tapgesprekken, over het feit dat zijn telefoon kort na de inbraak een zendmast aan [straat 1] aanstraalt, over geld dat verdeelt wordt en over het feit dat het horloge in de woning van zijn moeder wordt aangetroffen. De rechtbank overweegt dienaangaande dat een verdachte het recht heeft om te zwijgen, maar dat onder omstandigheden het zwijgen van een verdachte een onhoudbare positie kan worden: indien -zoals in casu- feiten en omstandigheden zodanig wijzen op betrokkenheid van verdachte bij een aan hem verweten feit, mag enige verklaring, in welke vorm dan ook, van verdachte verlangd worden.
Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank voorts dat sprake was van een nauwe en volledige samenwerking tussen [medeverdachte 2] en verdachte en daarmee staat tevens vast dat sprake is van medeplegen. Verdachte is derhalve ook voor die daden die niet feitelijk door hemzelf, maar die door zijn medeverdachte zijn verricht, strafrechtelijk aansprakelijk.
Uit het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, leidt de rechtbank af dat het aan verdachte onder feit 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht.
Ten aanzien van feit 2 ( [straat 2] te [pleegplaats 2] ):
- de aangifte van [slachtoffer 3] [13] , van inbraak in haar woning tussen 6 november 2014 te 19:30 uur en 6 november 2014 te 20:18 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat het raam van de slaapkamer was opengebroken, dat uit het kantoor de kluis was weggenomen en in de slaapkamer de kasten overhoop waren gehaald. In de kluis zaten papieren. Uit de sieradendoosjes zijn alleen de gouden sieraden meegenomen. De op de bij de aangifte gevoegde bijlage genoemde goederen zijn ontvreemd.
- het proces-verbaal inhoudende de observatie [14] van [verdachte] op 6 november 2014 tussen 15:00 uur en 22:45 uur. [verdachte] had op dat moment de beschikking over een grijze Peugeot, type 307, [kenteken] . Deze auto stond op naam van zijn [vriendin 1] . Het observatieteam neemt onder meer het volgende waar: (17:55 uur) De Peugeot 307 rijdt door de [straat 12] in [plaats 3] . De bestuurder wordt herkent als [verdachte] . (18:16 uur) De Peugeot is niet meer onder controle van het observatieteam. (20:51 uur) De Peugeot staat op het kampje aan [straat 13] in [plaats 3] . (21:22 uur) twee personen lopen naar de Peugeot en zij tillen samen een kluis. De kluis wordt in de kofferbak van de Peugeot gelegd. Vervolgens lopen nog twee personen naar de Peugeot. Eén van hen tilt nog een kluis in de kofferbak. Eén van deze personen droeg witte kleding met op de rugzijde het nummer 34. Deze persoon droeg ook een schoudertas. (21:23 uur) Er gaan drie personen in de Peugeot zitten. (21:27 uur) De Peugeot wordt tot stilstand gebracht in de berm aan de [straat 14] te [plaats 3] . Aan de bijrijderszijde van de auto is een sloot. (21:34 uur) Gezien wordt dat er in de sloot aan de [straat 14] te [plaats 3] een kluis in het water ligt. Gezien wordt dat er papieren in het water drijven waar het adres [adres 3] op staat. (21:35 uur) Gezien wordt dat één persoon uit de Peugeot stapt op de [straat 15] in [plaats 3] . (21:36 uur) Op [straat 16] stapt nog een persoon uit de Peugeot. (22:10 uur) De Peugeot wordt geparkeerd aan de [straat 17] te [plaats 3] ter hoogte van [nummer 1] .
- het proces-verbaal van bevindingen inhoudende het aantreffen en veiligstellen van een in het water van de [naam vaart] aangetroffen kluis [15] .
- het proces-verbaal van bevindingen inhoudende het uitkijken van de camerabeelden van 5 november 2014 van het Grenswisselkantoor te [plaats 4] . Op de beelden worden onder meer de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] herkend. [verdachte] draagt een wit T-shirt met daarop in grote cijfers 34 met daarboven ‘Noriega’ [16] . [verdachte] draagt een schoudertas.
- uit de telefoontaps blijkt dat de telefoons van de verdachten [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 6 november 2014 tussen 18:23 uur en 20:30 uur onder meer de zendmasten in [pleegplaats 2] , [plaats 5] en [plaats 6] aanstralen. [medeverdachte 2] belde die avond om 20:03 uur [17] , via het telefoonnummer [nummer 2] van [verdachte] , taplijn 005, naar het nummer van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 2] zegt dat [medeverdachte 1] even weer met de auto voor het huis moest gaan staan. [medeverdachte 1] antwoordt dat ze al voor het huis staan. Op dat moment straalde de telefoon van [verdachte] een zendmast aan op het adres [adres 4] te [pleegplaats 2] .
  • het telefoonnummer [nummer 2] van [verdachte] straalt tussen 20:50 uur en 21:30 uur een zendmast aan [straat 1] in [plaats 3] aan. De locatie van deze mast is nabij [straat 13] .
  • de verklaring van de [getuige 1]
Nadere bewijsoverweging met betrekking tot feit 2 ( [straat 2] te [pleegplaats 2] ):
Er is een proces-verbaal van aangifte waaruit blijkt dat de inbraak plaatsvindt tussen 19:30 en 20:00 uur op 6 november 2014. Op de dag van de inbraak wordt [verdachte] geobserveerd. Uit de observatie blijkt dat [verdachte] om 17:31 uur vertrekt in een (grijze) Peugeot vanaf [straat 18] in [pleegplaats 6] naar [straat 17] in [plaats 3] . Tussen 18:16 uur en 20:50 uur raakt het observatieteam het zicht op de auto kwijt. Om 20:51 uur wordt de auto gezien aan [adres 5] te [plaats 3] , de verblijfplaats van [medeverdachte 3] . Dit is minder dan anderhalf uur na de inbraak. Gezien wordt dat twee mannen een kluis in de auto tillen. Eén van de mannen draagt een lichtgekleurd T-shirt, met op de rug het getal 34. Agenten volgen de Peugeot met daarin de kluis. De auto komt op 21:27 uur tot stilstand naast een sloot. Als de agenten acht minuten later gaan kijken vinden zij in die sloot een kluis. Rondom drijven documenten met daarop onder meer het adres [adres 3] . De Peugeot wordt verder gevolgd en even later stapt iemand uit aan [straat 19] te [plaats 3] (dit is het adres van [medeverdachte 2] ). Daarna rijdt de Peugeot naar [straat 20] waar ook iemand uitstapt (dit is vlakbij het adres van [medeverdachte 1] ). De Peugeot rijdt vervolgens naar [straat 17] en parkeert ter hoogte van [nummer 1] (dit is het adres van de moeder van [verdachte] ).
Uit de telefoontaps blijkt dat [medeverdachte 2] om 20:03 uur, via het telefoonnummer [nummer 2] van [verdachte] , belt, naar het nummer van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 2] zegt dat [medeverdachte 1] even weer met de auto voor het huis moest gaan staan. [medeverdachte 1] antwoordt dat ze al voor het huis staan. Op dat moment straalde de telefoon van [verdachte] een zendmast aan op het adres [adres 4] te [pleegplaats 2] . Dit is heel dicht in de buurt van [straat 2] in [pleegplaats 2] en niet in de buurt van de respectievelijke woon- of verblijfplaatsen van verdachten.
Verdachten [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] willen of kunnen niet verklaren over hun verblijfplaats ten tijde van de inbraak, over de inhoud van de telefoontaps en over het feit dat zij kort na de inbraak zijn gezien met een bij die inbraak gestolen kluis.
De rechtbank overweegt ook ten aanzien van dit feit dat een verdachte het recht heeft om te zwijgen, maar dat onder omstandigheden het zwijgen van een verdachte een onhoudbare positie kan worden: indien -zoals in casu- feiten en omstandigheden zodanig wijzen op betrokkenheid van verdachte bij een aan hem verweten feit, mag enige verklaring, in welke vorm dan ook, van verdachte verlangd worden.
Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank voorts dat sprake was van een nauwe en volledige samenwerking tussen de verdachten [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en daarmee staat tevens vast dat sprake is van medeplegen. De materiële bijdrage aan de uitvoering is van voldoende gewicht, nu verdachte de auto heeft bestuurd, een kluis heeft getild, aanwezig was bij het dumpen van de kluis en zijn telefoon tijdens het plegen van het misdrijf ter beschikking heeft gesteld aan een medeverdachte. Verdachte is derhalve ook voor die daden die niet feitelijk door hemzelf, maar die door (een van) zijn medeverdachte(n) zijn verricht, strafrechtelijk aansprakelijk.
Uit het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, leidt de rechtbank aldus af dat het aan verdachte onder feit 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht.
Ten aanzien van feit 3 ( [straat 3] te [pleegplaats 3] ):
- de aangifte van [slachtoffer 4] [19] , van inbraak in zijn woning tussen 4 november 2014 te 15:30 uur en 4 november 2014 te 22:30 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven dat het raam van de logeerkamer open stond en dat in het raam een grote barst zat, dat het huis is doorzocht en dat uit de werkkamer van zijn vrouw een kluis is weggenomen, dat in de kluis onder meer een bedrag van 1500-1600 Amerikaanse dollars lag. De op de bij de aangifte gevoegde bijlage genoemde goederen zijn ontvreemd.
- het proces-verbaal van bevindingen inhoudende het uitkijken van de camerabeelden van 5 november 2014 van het Grenswisselkantoor te [plaats 4] [20] . Op de beelden worden onder meer de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] herkend. [verdachte] draagt een wit T-shirt met daarop in grote cijfers 34 met daarboven ‘Noriega’. [verdachte] draagt een schoudertas.
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen [verdachte] (belt met telefoon van [vriendin 1] ) en verdachte [medeverdachte 1] op 5 november 2014 om 10:28 uur [21] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: [verdachte] en [medeverdachte 1] maken een afspraak om naar het grenswisselkantoor in [plaats 4] te gaan.
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen [verdachte] en [getuige 2] op 5 november 2014 om 16:47 uur [22] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: [verdachte] is in [plaats 4] en staat op het kantoor.
- uit een transactieoverzicht van het Grenswisselkantoor te [plaats 4] [23] blijkt dat op 5 november 2014 om 17:03 uur een bedrag van 2200 Amerikaanse dollars is ingewisseld.
- het proces-verbaal sporenonderzoek [24] inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat in en rond de woning aan [straat 3] 46 te [pleegplaats 3] sporen zijn veiliggesteld, te weten, een schoenspoor aan de onderzijde van het inklimraam.
- het proces-verbaal bevindingen, inhoudende een vergelijkend onderzoek tussen enerzijds een paar onder [verdachte] inbeslaggenomen sportschoenen van het merk Cruyff en de hiermee vervaardigde proefsporen en anderzijds de bij de inbraak veiliggestelde schoensporen. Verbalisant stelt vast dat het profiel overeenkomt en dat de afmetingen in het profiel overeenkomen en concludeert dat het bij de inbraak aangetroffen schoenspoor is veroorzaakt met een schoen soortgelijk aan de onder [verdachte] inbeslaggenomen sportschoen van het merk Cruyff [25] . Deze sportschoenen van het merk Cruyff model Pelota zijn inbeslaggenomen vanuit de woning aan [straat 18] 15 te [pleegplaats 6] , de woning van de vriendin van [verdachte] , [vriendin 1] , en één van de verblijfplaatsen van [verdachte] .
- het proces-verbaal van bevindingen inhoudende het dna-onderzoek aan de inbeslaggenomen sportschoenen van het merk Cruyff model Pelota [26] : De inbeslaggenomen Cruijff schoenen, model Pelota, werden biologisch bemonsterd. Deze bemonsteringen werden voor dna-onderzoek verzonden naar het NFI. Dit onderzoek leverde een mengprofiel van [verdachte] en minimaal één of meerdere onbekende perso(o)n(en).
Nadere bewijsoverweging met betrekking tot feit 3 ( [straat 3] te [pleegplaats 3] ):
Er is een proces-verbaal van aangifte waaruit blijkt dat op 4 november 2014 een inbraak heeft plaatsgevonden waarbij onder meer een groot bedrag aan Amerikaanse dollars is buitgemaakt. [verdachte] en [medeverdachte 1] gaan daags na de inbraak naar het Grenswisselkantoor in [plaats 4] om een groot bedrag aan dollars in te wisselen. Zij hebben daar, zo blijkt uit de tapgesprekken, van tevoren een afspraak over gemaakt. Er zijn camerabeelden van dit omwisselen. Op die beelden is ie zien dat [verdachte] een wit T-shirt draagt met op de rug het nummer 34. Er is voorts een schoenspoor aangetroffen dat past bij andere inbraken en dat kan worden gelinkt aan (een schoen van) [verdachte] . [verdachte] en [medeverdachte 1] willen of kunnen niet verklaren over de herkomst van de dollars. [verdachte zijn] verklaring ter terechtzitting dat hij handelt in auto’s en vaak in buitenlandse valuta, waaronder dollars, wordt betaalt, acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig. [verdachte] geeft voorts geen enkele uitleg over de inhoud van de telefoontaps en over het aangetroffen schoenspoor.
De rechtbank overweegt ook ten aanzien van dit feit dat een verdachte het recht heeft om te zwijgen, maar dat onder omstandigheden het zwijgen van een verdachte een onhoudbare positie kan worden: indien -zoals in casu- feiten en omstandigheden zodanig wijzen op betrokkenheid van verdachte bij een aan hem verweten feit, mag enige verklaring, in welke vorm dan ook, van verdachte verlangd worden.
Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank voorts dat sprake was van een nauwe en volledige samenwerking tussen [verdachte] en zijn medepleger. Uit de aangetroffen schoensporen volgt immers dat de inbraak gezamenlijk is uitgevoerd. Daarmee staat tevens vast dat sprake is van medeplegen. Verdachte is derhalve ook voor die daden die niet feitelijk door hemzelf, maar die door zijn medeverdachte zijn verricht, strafrechtelijk aansprakelijk.
Uit het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, leidt de rechtbank af dat het aan verdachte onder feit 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht.
Ten aanzien van feit 4 primair ( [straat 4] te [pleegplaats 4] ):
- de aangifte van [slachtoffer 5] [27] , van inbraak in zijn woning tussen 14 november 2014 te 20:00 uur en 14 november 2014 te 21:30 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat het raam van de voordeur helemaal kapot was, dat de voordeur openstond, dat de hele woning is doorzocht, dat onder meer is meegenomen een grote zware kluis met daarin twee geldkistjes (met een contant geldbedrag van 17.000 euro), een paar leren laarzen, een leren herenjas en een sleutelbos. Bij de aangifte is een bijlage gevoegd inhoudende een omschrijving van de ontvreemde goederen.
- het proces-verbaal sporenonderzoek [28] inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat in de tuin van de woning aan [straat 4] te [pleegplaats 4] een schoenspoor is veiliggesteld.
- het proces-verbaal bevindingen, inhoudende een vergelijkend onderzoek tussen enerzijds een paar onder [verdachte] inbeslaggenomen sportschoenen van het merk Cruyff en de hiermee vervaardigde proefsporen en anderzijds de bij de inbraak veiliggestelde schoensporen. Verbalisant stelt vast dat het profiel overeenkomt en dat de afmetingen in het profiel overeenkomen en concludeert dat het bij de inbraak aangetroffen schoenspoor is veroorzaakt met een schoen soortgelijk aan de onder [verdachte] inbeslaggenomen sportschoen van het merk Cruyff [29] . Deze sportschoenen van het merk Cruyff model Pelota zijn inbeslaggenomen vanuit de woning aan [straat 18] 15 te [pleegplaats 6] , de woning van de vriendin van [verdachte] , [vriendin 1] , en één van de verblijfplaatsen van [verdachte] .
- het proces-verbaal van bevindingen inhoudende het dna-onderzoek aan de inbeslaggenomen sportschoenen van het merk Cruyff model Pelota [30] : De inbeslaggenomen Cruijff schoenen, model Pelota, werden biologisch bemonsterd. Deze bemonsteringen werden voor dna-onderzoek verzonden naar het NFI. Dit onderzoek leverde een mengprofiel van [verdachte] en minimaal één of meerdere onbekende perso(o)n(en).
- de aangifte van [slachtoffer 12] [31] , van inbraak in zijn woning aan [straat 8] te [pleegplaats 4] tussen 13 november 2014 te 23:30 uur en 14 november 2014 te 01:30 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat de deur, het kozijn en het veiligheidsslot van de garagedeur waren vernield, dat de voordeur van de woning was vernield, dat de buitenzijde van de schuifpui was vernield en dat het zolderraam was vernield, dat onder meer zijn weggenomen een kluis met inhoud, spaarpotten met inhoud, verschillende stukken gereedschap, twee elektrische fietsen, flessen drank, een sleutel, een zaklantaarn, twee lederen jassen en baddoeken. In de kluis lagen onder meer een contant geldbedrag van ongeveer 60.000 euro, kentekenbewijzen, rijbewijzen en sieraden. Het geldbedrag in de kluis bestond voornamelijk uit 50 euro biljetten. Bij de aangifte is een bijlage gevoegd inhoudende een omschrijving van alle ontvreemde goederen.
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen [verdachte] en zijn [vriendin 1] op 14 november 2014 om 21:33 uur [32] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: [verdachte] zegt ‘ik heb er weer één hoor’; [vriendin 1] vraagt ‘net zoals gisteravond?’; [verdachte] zegt ‘nou nog kijken wat er in is’, ‘laten we hopen op het dubbele van gister. De telefoon van [verdachte] straalt ten tijde van dit gesprek de mast aan op de locatie [adres 6] te [plaats 3] .
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen [verdachte] en zijn [vriendin 1] op 14 november 2014 om 23:06 uur [33] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: [verdachte] zegt ‘nou wat dacht je?’, 4250’. De telefoon van [verdachte] straalt ten tijde van dit gesprek de mast aan op de locatie [adres 7] te [plaats 3] .
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen [medeverdachte 1] en zijn [vriendin 2] op 14 november 2014 om 23:35 uur [34] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: [medeverdachte 1] zegt ‘nou we zitten er weer goed bij meid’, zal ik er nog even een fotootje van knippen en je die toesturen’, [vriendin 2] zegt ‘jullie maken daar elke keer foto’s van, dat moet je niet doen’, [medeverdachte 1] zegt ‘ja maar meissie je wil toch wel zien hoeveel ik heb of niet’, ok ik stuur het naar je toe’. De telefoon van [medeverdachte 1] straalt ten tijde van dit gesprek de mast aan op de locatie [adres 8] te [plaats 3] .
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen verdachte [medeverdachte 1] en zijn [vriendin 2] op 14 november 2014 om 23:40 uur [35] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: [medeverdachte 1] vraagt ‘nou ben je tevreden?’, [vriendin 2] zegt ‘ja’.
- een proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 5] [36] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat hij een (bij een doorzoeking in de woning van de moeder van [verdachte] aan [adres 2] te [plaats 3] ) inbeslaggenomen munt (gulden van het jaar 1976) herkent. Een soortgelijke munt is bij de inbraak gestolen.
Nadere bewijsoverweging met betrekking tot feit 4 primair ( [straat 4] te [pleegplaats 4] ):
Er is een proces-verbaal van aangifte. Uit de aangifte blijkt dat onder meer is weggenomen een contant geldbedrag van 17.000 euro. In de tapgesprekken tussen [verdachte] en zijn [vriendin 1] en tussen [medeverdachte 1] en zijn [vriendin 2] wordt een bedrag van 4.250 euro genoemd en wordt meer in het algemeen gezinspeeld op het hebben van geld. Ook wordt verwezen naar ‘gisteren’ ( [vriendin 1] vraagt ‘net zoals gisteravond?’; [verdachte] zegt ‘nou nog kijken wat er in is’, ‘laten we hopen op het dubbele van gister). De rechtbank verwijst in dit verband naar een één dag eerder gepleegde woninginbraak aan [straat 8] te [pleegplaats 4] waarbij eveneens een kluis met een groot geldbedrag werd buitgemaakt.
Voorts blijkt uit de tapgesprekken van nog twee andere medeverdachten naast [verdachte] en [medeverdachte 1] . Hieruit kan worden afgeleid dat het geldbedrag van 17.000 euro is gedeeld door vier personen (elk 4.250 euro). Er is een schoenspoor aangetroffen dat past bij andere inbraken en dat kan worden gelinkt aan (een schoen van) [verdachte] . Bij de doorzoeking van de woning van de moeder van [verdachte] aan [straat 17] wordt een gulden uit 1976 aangetroffen. Een munt die gelijk is aan de munt die bij aangever is gestolen en waarover aangever heeft verklaard dat hij juist deze munt heeft bewaard omdat dit een munt betreft met het geboortejaar van zijn zoon.
Verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] willen of kunnen niet verklaren over de inhoud van de telefoontaps. [verdachte] wil niets zeggen over het aangetroffen schoenspoor of over de in de woning van zijn moeder aangetroffen gulden.
De rechtbank overweegt ook ten aanzien van dit feit dat een verdachte het recht heeft om te zwijgen, maar dat onder omstandigheden het zwijgen van een verdachte een onhoudbare positie kan worden: indien -zoals in casu- feiten en omstandigheden zodanig wijzen op betrokkenheid van verdachte bij een aan hem verweten feit, mag enige verklaring, in welke vorm dan ook, van verdachte verlangd worden.
Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank voorts dat sprake was van een nauwe en volledige samenwerking tussen de verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] en daarmee staat tevens vast dat sprake is van medeplegen. De materiële bijdrage aan de uitvoering is van voldoende gewicht, nu het ging om een zware kluis die alleen door meerdere personen tegelijk kon worden verplaatst. Verdachte is derhalve ook voor die daden die niet feitelijk door hemzelf, maar die door zijn medeverdachte zijn verricht, aansprakelijk.
Uit het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, leidt de rechtbank af dat het aan verdachte onder feit 4 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht.
Ten aanzien van feit 5 subsidiair (opzetheling):
- de aangifte van [slachtoffer 6] [37] , van inbraak in haar woning op 5 december 2014 te 19:48 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat het raam van de achterdeur kapot was, er zat een gat ter hoogte van het slot, dat de woning is doorzocht, zelfs de slaapkamers waar de kinderen lagen te slapen, dat onder meer zijn meegenomen een zwart leren rugzakje, een zilveren babyarmbandje met de naam [voornaam] , een blauwe kralenarmband, een zilveren armbandje met een bedel van Winnie de Pooh en een dolfijn, een broche met een donkere steen en een zilveren kruis met groene steentjes. Bij de aangifte is een bijlage gevoegd inhoudende een omschrijving van alle ontvreemde goederen.
- een proces-verbaal herkenning goederen [38] opgemaakt op 11 december 2014 door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: Op diverse plaatsen werd op dinsdag 9 december 2014 zoeking gedaan onder andere bij de moeder van [verdachte] aan [adres 2] te [plaats 3] te weten [naam moeder] . Bij de zoeking in perceel [adres 2] werd in een vuilniszak een aantal sieraden, kinderarmbandjes en bedels aangetroffen en een zwart leren rugtasje. Op één van de zilveren armbandjes stond de naam [voornaam] . Bewoonster [naam moeder] verklaarde tegenover de politie dat het zwarte tasje niet haar eigendom was en haar ook niet bekend voorkwam. Op donderdag 11 december 2014 bezochten verbalisanten aangeefster [slachtoffer 6] in haar woning te [pleegplaats 5] . Op de vraag of zij een specifieke omschrijving kon geven van het zwarte rugtasje verklaarde [slachtoffer 6] dat er een sticker in zat van de lederwarenzaak waar het tasje was gekocht met daarop een datum. Vervolgens lieten verbalisanten aangeefster een aantal goederen zien die tijdens de zoeking waren gevonden in de vuilnis bij [adres 2] , onder andere de zwarte rugtas met daarin een sticker van [naam lederwarenzaak] uit [plaats 3] met datum, een bedelarmband met bedel van een dolfijn en Winnie de Pooh, een armband met naamplaatje [voornaam] , een blauw kralen armband, een goudkleurige broche met donkere stenen en een zilverkleurig kruis met groene steentjes. Aangeefster verklaarde dat zij alle goederen 100% herkende als zijnde de goederen die bij de inbraak op 5 december 2014 uit haar woning waren ontvreemd.
Nadere bewijsoverweging met betrekking tot feit 5 subsidiair (opzetheling):
Met het voorgaande is gegeven dat (1) de goederen van misdrijf afkomstig waren en (2) dat verdachte de goederen heeft verworven en voorhanden heeft gehad, nu deze zijn aangetroffen op een verblijfplaats van verdachte. Gelet op de omstandigheden waaronder voornoemde goederen zijn aangetroffen, in het bijzonder de identificerende kenmerken en het korte tijdsverloop tussen de inbraak en het aantreffen, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn, dan dat verdachte op het moment van de verwerving of het voorhanden krijgen ervan wist dat deze uit misdrijf afkomstig waren. De rechtbank overweegt dat degene die dergelijke goederen (zoals babyarmbandjes met ingegraveerde namen) verkrijgt en niet duidelijk kan of wil maken hoe hij deze goederen heeft verkregen dan wel dat hij onderzoek naar de herkomst van de goederen heeft gedaan, ten minste voorwaardelijk opzet heeft gehad in dit verband.
Verdachte heeft geen geldige verklaring gegeven omtrent de herkomst van de goederen. De verklaring van de moeder van verdachte, inhoudende dat een derde deze goederen bij haar thuis in de vuilniszak heeft gegooid, acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig. De rechtbank gaat er daarom van uit, dat verdachte niet te goeder trouw is geweest ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen. Verdachte heeft aldus ten minste willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard, dat de goederen uit misdrijf afkomstig waren. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank gegeven dat verdachte (ten minste) voorwaardelijk opzet heeft gehad. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan opzetheling.
Parketnummer: 18.930193-15
De rechtbank baseert haar beslissing dat verdachte hetgeen onder parketnummer 18.930193-15 onder 2, onder 4 en onder 6 subsidiair is tenlastegelegd heeft begaan op de feiten en omstandigheden die hierna in samenvattende vorm worden weergegeven en die voorkomen in de in de voetnoten weergegeven gebezigde bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 2 ( [adres 1] te [pleegplaats 6] ):
- de aangifte van [slachtoffer 8] [39] , van inbraak in zijn woning tussen 10 oktober 2014 te 23:00 uur en 11 oktober 2014 te 00:00 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat het uitzetraam aan de achterzijde van de woning is opengebroken, dat er een zware metalen blauwe kluis mist, dat in de kluis een geldbedrag van rond de 1000 euro lag en dat er geld uit de portemonnee van zijn vrouw is gestolen, een briefje van 50 euro. Bij de aangifte is een bijlage gevoegd inhoudende een omschrijving van alle ontvreemde goederen.
- het proces-verbaal sporenonderzoek [40] inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat in en rond de woning aan [adres 1] te [pleegplaats 6] sporen zijn veiliggesteld, te weten, onder meer een schoenspoor op de vensterbank onder het inklimraam.
- het proces-verbaal bevindingen, inhoudende een vergelijkend onderzoek tussen enerzijds een paar onder [verdachte] inbeslaggenomen sportschoenen van het merk Cruyff model Pelota en de hiermee vervaardigde proefsporen en anderzijds de bij de inbraak veiliggestelde schoensporen. Verbalisant stelt vast dat het profiel overeenkomt en dat de afmetingen in het profiel overeenkomen en concludeert dat het bij de inbraak aangetroffen schoenspoor is veroorzaakt met een schoen soortgelijk aan de onder [verdachte] inbeslaggenomen sportschoen van het merk Cruyffmodel Pelota [41] . Deze sportschoenen van het merk Cruyff model Pelota zijn inbeslaggenomen vanuit de woning aan [adres 9] te [pleegplaats 6] , de woning van de vriendin van [verdachte] , [vriendin 1] , en één van de verblijfplaatsen van [verdachte] .
- het proces-verbaal van bevindingen inhoudende het dna-onderzoek aan de inbeslaggenomen sportschoenen van het merk Cruyff model Pelota [42] : De inbeslaggenomen Cruijff schoenen, model Pelota, werden biologisch bemonsterd. Deze bemonsteringen werden voor dna-onderzoek verzonden naar het NFI. Dit onderzoek leverde een mengprofiel van [verdachte] en minimaal één of meerdere onbekende perso(o)n(en).
- het proces-verbaal buurtonderzoek inhoudende de verklaring van de [getuige 3] [43] , wonende aan [adres 10] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: Ik kwam 10 oktober 2014 omstreeks 23:30 uur thuis. Ik zag ongeveer 4 mannen voor [adres 9] staan. Hier wonen [persoon 1] en [vriendin 1] . Ik zag dat de vriend van [vriendin 1] er ook was. Hij is daar vaak.
- het proces-verbaal inhoudende de verklaring van de [getuige 4] [44] , wonende aan [adres 11] , onder meer inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat hij op vrijdagavond 10 oktober 2014 zijn hond heeft uitgelaten en dat hij toen heeft gezien dat [verdachte] in de woning van [vriendin 1] aanwezig was. [vriendin 1] woont aan de [adres 9] . [vriendin 1] heeft een relatie met [verdachte] .
Nadere bewijsoverweging met betrekking tot feit 2 ( [adres 1] te [pleegplaats 6] ):
Er is een aangifte van een woninginbraak. Er zijn getuigenverklaringen die [verdachte] rond het tijdstip van de inbraak plaatsen in de directe nabijheid van [adres 1] , namelijk op [adres 9] , in de woning van zijn [vriendin 1] . Er is een schoenspoor aangetroffen dat past bij andere inbraken en dat kan worden gelinkt aan (een schoen van) [verdachte] .
[verdachte] wil of kan wederom niets verklaren. De rechtbank overweegt ook ten aanzien van dit feit dat een verdachte het recht heeft om te zwijgen, maar dat onder omstandigheden het zwijgen van een verdachte een onhoudbare positie kan worden: indien -zoals in casu- feiten en omstandigheden zodanig wijzen op betrokkenheid van verdachte bij een aan hem verweten feit, mag enige verklaring, in welke vorm dan ook, van verdachte verlangd worden.
Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank voorts dat sprake was van een nauwe en volledige samenwerking tussen [verdachte] en zijn medepleger. Uit de aangetroffen schoensporen volgt immers dat de inbraak gezamenlijk is uitgevoerd. Daarmee staat tevens vast dat sprake is van medeplegen. Verdachte is derhalve ook voor die daden die niet feitelijk door hemzelf, maar die door zijn medeverdachte zijn verricht, strafrechtelijk aansprakelijk.
Uit het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, leidt de rechtbank af dat het aan verdachte onder feit 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht.
Ten aanzien van feit 4 ( [straat 8] te [pleegplaats 4] ):
- de aangifte van [slachtoffer 12] [45] , van inbraak in zijn woning tussen 13 november 2014 te 23:30 uur en 14 november 2014 te 01:30 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat de deur, het kozijn en het veiligheidsslot van de garagedeur waren vernield, dat de voordeur van de woning was vernield, dat de buitenzijde van de schuifpui was vernield en dat het zolderraam was vernield, dat onder meer zijn weggenomen een kluis met inhoud, spaarpotten met inhoud, verschillende stukken gereedschap, twee elektrische fietsen, flessen drank, een sleutel, een zaklantaarn, twee lederen jassen en baddoeken. In de kluis lagen onder meer een contant geldbedrag van ongeveer 60.000 euro, kentekenbewijzen, rijbewijzen en sieraden. Het geldbedrag in de kluis bestond voornamelijk uit 50 euro biljetten. Bij de aangifte is een bijlage gevoegd inhoudende een omschrijving van alle ontvreemde goederen.
- de aangifte van [slachtoffer 5] [46] , van inbraak in zijn woning aan [straat 4] te [pleegplaats 4] tussen 14 november 2014 te 20:00 uur en 14 november 2014 te 21:30 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat het raam van de voordeur helemaal kapot was, dat de voordeur openstond, dat de hele woning is doorzocht, dat onder meer is meegenomen een grote zware kluis met daarin twee geldkistjes (met een contant geldbedrag van 17.000 euro), een paar leren laarzen, een leren herenjas en een sleutelbos.
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen [verdachte] en zijn [vriendin 1] op 14 november 2014 om 21:33 uur [47] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: [verdachte] zegt ‘ik heb er weer één hoor’; [vriendin 1] vraagt ‘net zoals gisteravond?’; [verdachte] zegt ‘nou nog kijken wat er in is’, ‘laten we hopen op het dubbele van gister.
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen [medeverdachte 1] en zijn [vriendin 2] op 14 november 2014 om 23:35 uur [48] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: [medeverdachte 1] zegt ‘nou we zitten er weer goed bij meid’, zal ik er nog even een fotootje van knippen en je die toesturen’, [vriendin 2] zegt ‘jullie maken daar elke keer foto’s van, dat moet je niet doen’, [medeverdachte 1] zegt ‘ja maar meissie je wil toch wel zien hoeveel ik heb of niet’, ok ik stuur het naar je toe’.
- een proces-verbaal [49] inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat op 10 december 2014 [slachtoffer 7] zich melde op het politiebureau te Hoogeveen, dat [slachtoffer 7] verklaarde dat zijn vrouw op haar telefoon een drietal foto’s had ontvangen, dat [slachtoffer 7] de foto’s aan verbalisanten heeft getoond. Op een foto is [verdachte] te zien met (vermoedelijk) een grote hoeveelheid bankbiljetten, op een foto is een hand te zien met een grote hoeveelheid bankbiljetten van 50 euro en op een foto is een kind te zien met een stapel bankbiljetten van 50 euro. De vrouw van [slachtoffer 7] heeft deze foto’s ontvangen op 14 november 2014 omstreeks 10:07 uur.
Nadere bewijsoverweging met betrekking tot feit 4 ( [straat 8] te [pleegplaats 4] ):
Er is een proces-verbaal van aangifte. Uit de aangifte blijkt dat onder meer is weggenomen een kluis, een groot geldbedrag (60.000 euro) en veel sieraden. Op foto’s die door [getuige 5] daags na de inbraak zijn ontvangen staat [verdachte] met een hand vol bankbiljetten en een meisje met een stapel bankbiljetten. Dit meisje blijk de dochter van [verdachte] te zijn. [verdachte] , die moet rondkomen van een uitkering, wenst niet uit te leggen hoe hij aan zoveel bankbiljetten komt. Hij wil evenmin verklaren over de inhoud van de tapgesprekken met [vriendin 1] . De rechtbank overweegt ook ten aanzien van dit feit dat een verdachte het recht heeft om te zwijgen, maar dat onder omstandigheden het zwijgen van een verdachte een onhoudbare positie kan worden: indien -zoals in casu- feiten en omstandigheden zodanig wijzen op betrokkenheid van verdachte bij een aan hem verweten feit, mag enige verklaring, in welke vorm dan ook, van verdachte verlangd worden.
Uit het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, ook met de bewijsmiddelen in de zaak [straat 4] te [pleegplaats 4] , leidt de rechtbank af dat het aan [verdachte] onder feit 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht.
Ten aanzien van feit 6 subsidiair (opzetheling):
- de aangifte van [slachtoffer 14] [50] , van inbraak in zijn woning tussen 25 oktober 2014 te 17:45 uur en 26 oktober 2014 te 04:30 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat een raam aan de achterzijde van de woning was vernield, dat zijn weggenomen een Apple laptop Macbook Pro ter waarde van 1200 euro en een oplader voor de laptop, een tweetal Louis Vuitton tassen en een Michael Kors schoudertas. Bij de aangifte is een bijlage gevoegd inhoudende een omschrijving van alle ontvreemde goederen.
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen [verdachte] en zijn [vriendin 1] op 26 oktober 2014 om 20:14 uur [51] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: [verdachte] zegt dat [persoon 2] zo naar [vriendin 1] toekomt om dat ding op te halen wat [verdachte] haar vanmiddag heeft gegeven. [verdachte] zegt dat [vriendin 1] het ja nodig is morgen voor school. [vriendin 1] zegt ja. [verdachte] zegt dat [persoon 2] dat ding dan direct klaar kan maken. [vriendin 1] zegt dat dat goed is.
- een proces-verbaal van bevindingen onderzoek geheugen inbeslaggenomen laptop F-A-3 [52] opgemaakt op 20 februari 2015 door de [verbalisant 3] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat op het geheugen van de laptop gegevens zijn aangetroffen van aangever [slachtoffer 14] en zijn vrouw [slachtoffer 15] alsmede gegevens van [vriendin 1] . Aangever [slachtoffer 14] en benadeelde [slachtoffer 15] herkennen de laptop als hun eigendom. De laptop is inbeslaggenomen in de woning van [vriendin 1] aan [adres 12] te [pleegplaats 4] .
Nadere bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 6 subsidiair (opzetheling):
Met het voorgaande is gegeven dat (1) de laptop van misdrijf afkomstig was en (2) dat verdachte dit goed heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen. Dat laatste volgt uit de inhoud van de tapgesprekken en de later, ten tijde van de inbeslagneming aangetroffen gegevens van verdachtes vriendin.
Gelet op de omstandigheden waaronder voornoemde laptop is aangetroffen, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn, dan dat verdachte op het moment van de verwerving of het voorhanden krijgen van de laptop wist dat deze uit misdrijf afkomstig was. Op de laptop zijn immers verschillende (identificerende) gegevens van aangever en zijn vrouw aangetroffen. Verdachte niet kan of wil niet verklaren hoe hij in het bezit van deze laptop is gekomen, noch of hij aan de hand van de gegevens van aangever heeft getracht contact met hem op te nemen. De rechtbank gaat er daarom van uit, dat verdachte niet te goeder trouw is geweest ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van de laptop. Verdachte heeft aldus ten minste willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard, dat de laptop uit misdrijf afkomstig was. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank gegeven dat verdachte (ten minste) voorwaardelijk opzet heeft gehad. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan opzetheling.

Hetgeen de rechtbank bewezen acht

Parketnummer: 18.930191-14
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 primair, onder 2, onder 3, onder 4 primair en onder 5 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 22 oktober 2014 tot en met 23 oktober 2014 te [pleegplaats 1] tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan [straat 1] heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden, een harddisk en gouden munten, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , waarbij verdachte en zijn medeverdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
2.
hij op 06 november 2014 te [pleegplaats 2] , gemeente De Wolden, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning aan [straat 2] heeft weggenomen een kluis met inhoud en een hoeveelheid sieraden, toebehorende aan [slachtoffer 3] , waarbij verdachte en zijn medeverdachten zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
3.
hij op 04 november 2014 te [pleegplaats 3] , gemeente Hoogeveen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan [straat 3] heeft weggenomen een kluis met inhoud, een mes en een sleutel, toebehorende aan [slachtoffer 4] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
4.
hij op 14 november 2014 te [pleegplaats 4] , gemeente Hoogeveen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan [straat 4] heeft weggenomen een kluis met inhoud, een paar laarzen, een jas, geld uit een portemonnee en sleutels, toebehorende aan [slachtoffer 5] , waarbij verdachte en zijn medeverdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
hebben verschaft door middel van braak;
5.
hij in de periode van 05 december 2014 tot en met 09 december 2014 in de gemeente Hoogeveen, een zwart (leren) rugtasje, een babyarmbandje ( [voornaam] ), een blauwe kralenarmband, een zilveren armbandje met bedel Winnie de Pooh en een dolfijn, een broche met donkere steen en een zilveren kruis met groene steentjes heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die voorwerpen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Parketnummer: 18.930193-15
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 2, onder 4 en onder 6 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij in de periode van 10 oktober 2014 tot en met 11 oktober 2014 te [pleegplaats 6] , gemeente Hoogeveen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan [adres 1] heeft weggenomen een kluis met inhoud en uit een portemonnee een geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
4.
hij in de periode van 13 november 2014 tot en met 14 november 2014 te [pleegplaats 4] , gemeente Hoogeveen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan [straat 8] en uit een aan die woning aangebouwde garage heeft weggenomen een kluis met inhoud, spaarpotten, een hoeveelheid gereedschap, elektrische fietsen, flessen drank, een sleutel, een zaklantaarn, jassen en baddoeken, toebehorende aan [slachtoffer 12] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
6.
hij in de periode van 25 oktober 2014 tot en met 9 december 2014 in de gemeente Hoogeveen, een (mini) laptop heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die laptop wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Kwalificaties

Het bewezen geachte levert respectievelijk op:
Parketnummer: 18.950091-14
Onder 1 primair: diefstal, gepleegd door twee of meerdere verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht;
Onder 2: diefstal, gepleegd door twee of meerdere verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht;
Onder 3: diefstal, gepleegd door twee of meerdere verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht;
Onder 4 primair: diefstal, gepleegd door twee of meerdere verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht;
Onder 5 subsidiair: opzetheling, strafbaar gesteld bij artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Parketnummer: 18.930193-15
Onder 2: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht;
Onder 4: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht;
Onder 6 subsidiair: opzetheling, strafbaar gesteld bij artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsvrouw van de verdachte, de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 25 juni 2015, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van (soortgelijke) misdrijven is veroordeeld, alsmede de over verdachte uitgebrachte reclasseringsrapportage d.d. 19 februari 2015, alsmede de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals ter terechtzitting door de raadsvrouw uiteengezet.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een reeks van woninginbraken en meerdere gevallen van opzetheling, in een aantal gevallen in vereniging gepleegd.
De rechtbank tekent hierbij aan dat onderhavige inbraken het bestek van een gewone woninginbraak te boven gaat, gelet op de buitgemaakte spullen (met name de aanwezigheid van kluizen en de grote hoeveelheid sieraden) en de enorme ravage die is aangericht. Het betreft buitengewoon brutale inbraken die op ogenschijnlijk professionele wijze zijn gepleegd. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Ten aanzien van de bewezenverklaarde gevallen van opzetheling overweegt de rechtbank dat verdachte door zijn handelen heeft bijgedragen aan de instandhouding van vermogenscriminaliteit zoals het plegen van diefstallen met braak. Naar het oordeel van de rechtbank treft de heler een gelijksoortig verwijt als de dief, nu diefstal lonend wordt gemaakt door heling.
Voorts is gebleken dat verdachte documentatie heeft en dat verdachte in een proeftijd loopt van een ander feit. Ondanks voorstaande schuwt verdachte niet om opnieuw een reeks van strafbare feiten te plegen.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden passend en geboden is.
De rechtbank komt daarbij tot een gevangenisstraf van kortere duur dan door het openbaar ministerie is gevorderd op grond van het feit dat verdachte van een aantal feiten wordt vrijgesproken.

Benadeelde partij [slachtoffer 4] (parketnummer 18.950091-14 feit 3)

[slachtoffer 4] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 3 ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 292,44 aan materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.

Benadeelde partij [slachtoffer 5] (parketnummer 18.950091-14 feit 4 primair)

[slachtoffer 5] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 6 ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 16.093,- aan materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.

Benadeelde partij [slachtoffer 7] (parketnummer 18.930093-15 feit 1)

[slachtoffer 7] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bedraagt € 23.667,50, bestaande uit materiële schade en € 350,00 aan immateriële schade.
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De vordering ziet immers op schade die verband houdt met het onder 1 ten laste gelegde, terwijl verdachte terzake zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voor de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel acht de rechtbank geen termen aanwezig.

Benadeelde partij [slachtoffer 12] (parketnummer 18.930093-15 feit 4)

[slachtoffer 12] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 5 ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 59.250,- aan materiële schade en € 450,- aan immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Benadeelde partij [slachtoffer 13] (parketnummer 18.930093-15 feit 5 primair)

[slachtoffer 13] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 4 primair ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bedraagt € 381,92, bestaande uit € 31,92 aan materiële schade (reiskosten) en € 350,- aan immateriële schade.
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De vordering ziet immers op schade die verband houdt met het onder 1 ten laste gelegde, terwijl verdachte terzake zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voor de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel acht de rechtbank geen termen aanwezig.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 47, 57, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder parketnummer 18.950091-14 onder 5 primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder parketnummer 18.950091-14 onder 1 primair, onder 2, onder 3, onder 4 primair en onder 5 subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven zijn vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders onder parketnummer 18.950091-14 is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder parketnummer 18.930193-15 onder 1, onder 3 primair en subsidiair, onder 5 primair en subsidiair, onder 6 primair en onder 7 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder parketnummer 18.930193-15 onder 2, onder 4 en onder 6 subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven zijn vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders onder parketnummer 18.930193-15 is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot:
- een
gevangenisstrafvoor de duur van
26 maanden.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Benadeelde partij [slachtoffer 4] (parketnummer 18.950091-14 feit 3)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 292,44.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] , te betalen een bedrag van € 292,44, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 5 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 292,44 aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 5] (parketnummer 18.950091-14 feit 4 primair)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 16.093,-, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5] , te betalen een bedrag van € 16.093,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 115 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 16.093,- aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit deel van het toegewezen bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte - al dan niet samen met zijn mededader - aan de benadeelde partij een bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen. Dit bedrag bestaat uit € 16.093,- aan materiële schade.
Benadeelde partij [slachtoffer 12] (parketnummer 18.930093-15 feit 4)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 12] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 59.250,- aan materiële schade en € 450,- aan immateriële schade.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 12] , te betalen een bedrag van € 59.700,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 317 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 59.250,- aan materiële schade en € 450,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 12] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
De rechtbank bepaalt dat
de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 7] en [slachtoffer 13]niet-ontvankelijk zijn en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht. De rechtbank bepaalt voorts dat deze benadeelde partijen en veroordeelde hun eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Läkamp, voorzitter en mrs. P.J. van Steen en A. Heidekamp, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 04 augustus 2015.

Voetnoten

1.Zie p. 921 e.v. van voornoemd dossier.
2.Zie p. 928 e.v. van voornoemd dossier. Het betreft een combivordering, gericht aan de aanbieder van het communicatienetwerk, waarin ook de vordering medewerking aan het bevel opnemen ex artikel 126m lid 3 Sv is opgenomen.
3.Zie p. 921 e.v. van voornoemd dossier.
4.Pag. 2255 e.v. van het proces-verbaal van de politie Eenheid Noord-Nederland, Recherche Zuidwest Drenthe, onderzoek 03SAMARA, met onderzoeksnummer 2014141837;
5.Pag. 2284;
6.Pag. 2285;
7.Pag. 2286;
8.Pag. 2287;
9.Pag. 2289;
10.Pag. 2292;
11.Pag. 2293;
12.Pag. 2297 e.v.;
13.Pag 2491 e.v.;
14.Pag. 2505 e.v.;
15.Pag. 2509 e.v.;
16.Pag. 2521 e.v.;
17.Pag. 2525;
18.Pag. 2503 e.v.;
19.Pag. 2360 e.v.;
20.Pag. 2401 e.v.;
21.Pag. 2399;
22.Pag. 2400;
23.Pag. 2411;
24.Pag. 2365 e.v.;
25.Pag. 2370 e.v.;
26.Pag. 2117 e.v.;
27.Pag. 3011 e.v.;
28.Pag. 3019 e.v.;
29.Pag. 3021 e.v.;
30.Pag. 2117 e.v.;
31.Pag. 2928 e.v.;
32.Pag. 3029 e.v.;
33.Pag. 3034 e.v.;
34.Pag. 3035 e.v.;
35.Pag. 3035 e.v.;
36.Pag. 3041 e.v.;
37.Pag. 3358 e.v.;
38.Pag. 3394 e.v.;
39.Pag. 2087 e.v.;
40.Pag. 2095 e.v.;
41.Pag. 2100 e.v.;
42.Pag. 2117 e.v.;
43.Pag. 2128;
44.Pag. 2140 e.v.;
45.Pag. 2928 e.v.;
46.Pag. 3011 e.v.;
47.Pag. 2968 e.v.;
48.Pag. 3035 e.v.;
49.Pag. 2972 e.v.;
50.Pag. 3574 e.v.;
51.Pag. 3607 e.v.;
52.Pag. 3394 e.v.; pag. 421-427; 3604-3606;