Oordeel van de rechtbank
Machtigingen ex artikel 126m Sv
De machtigingen ex artikel 126m Sv zijn in eerste instantie verleend in het kader van een onderzoek tegen [medeverdachte 1] . De rechtbank stelt voorop, dat daaruit geenszins volgt dat alleen de communicatie van degene die op dat moment als verdachte wordt aangemerkt, zou kunnen worden opgenomen. Een tap in de hier bedoelde zin kan in beginsel immers ten laste van een ieder worden aangebracht, mits uiteraard aan de daarvoor geldende wettelijke voorwaarden is voldaan. Ten aanzien van die voorwaarden overweegt de rechtbank als volgt.
De machtiging van 3 september 2014 is blijkens de aanvraagvan 1 september 2014 afgegeven op grond van een onderzoek naar meerdere woninginbraken. Naast de inbraak van 30 juni 2014 wordt ook de inbraak aan de [straat 6] te [pleegplaats 1] genoemd, gepleegd in de nacht van 21 op 22 juli 2014, die in vereniging gepleegd zou zijn. Ook rept de aanvraag van een mogelijk link tussen die inbraak en de mogelijke bedreiging van een derde door verdachte, verricht met een bij die inbraak buitgemaakt vuurwapen. Naar het oordeel van de rechtbank vormen dergelijke feiten, gezien hun aard en samenhang, een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Ten aanzien van de inbraak aan de [straat 6] te [pleegplaats 1] acht de rechtbank daartoe met name de concrete omstandigheden van het geval redengevend. Daaronder begrijpt de rechtbank dat de inbraak werd gepleegd terwijl de bewoners met vakantie waren, dat de bewoner handelde in klokken en sieraden, dat de inbrekers één kluis ter plaatse hebben opengebroken en een andere kluis hebben meegenomen, dat de omvang van de buit aanzienlijk was en dat het hele huis is doorzocht. Een dergelijke, ogenschijnlijk professionele en geraffineerde handelwijze kan ook bij omwonenden en buurtbewoners veel angst en onveilige gevoelens teweeg brengen.
Ook aan het vereiste dat het onderzoek het aanleggen van de tap dringend vorderde was naar het oordeel van de rechtbank voldaan. Uit de aanvraag blijkt dat er reeds eerder taps waren aangelegd op nummers die in gebruik waren bij [medeverdachte 1] . Uit de update van 29 augustus 2014 volgde, dat er regelmatig telefonisch contact was geweest tussen [medeverdachte 1] en verdachte, terwijl verdachte daarbij soms gebruik maakte van het nummer van zijn vriendin. Voorts bleek dat [medeverdachte 1] ook met derden sprak over financiële aangelegenheden. Gelet op de antecedenten van [medeverdachte 1] en verdachte en het vermoeden dat er mogelijk ook derden waren betrokken bij de inbraken of de verduistering van de buit, vorderde het onderzoek derhalve dringend het aanleggen van een tap op het nummer dat verdachte gebruikte.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de rechter-commissaris daarom op 3 september 2014 op goede gronden een machtiging ex art. 126m Sv afgegeven. Met de officier van justitie is de rechtbank voorts van oordeel dat ook de verlengingen rechtmatig zijn verleend, nu het onderzoek vorderde en daaruit ten minste belangrijke aanwijzingen naar voren kwamen voor een vorm van samenwerking tussen [medeverdachte 1] , verdachte en mogelijk betrokken derden.
Machtigingen ex artikel 126ng Sv
De constatering van de raadsvrouw dat zich in het dossier geen machtigingen ex artikel 126ng Sv bevinden, is op zichzelf juist. Daaruit volgt naar het oordeel van de rechtbank echter niet dat gegevens omtrent de zendmasten die werden aangestraald door de bij verdachte in gebruik zijnde telefoon onbruikbaar zouden zijn voor het bewijs. Zoals de officier van justitie terecht heeft gesteld, volgt uit het dossier immers dat de betreffende gegevens onder een andere strafvorderlijke titel zijn verzameld. De rechtbank wijst in dit verband op de verschillende vorderingen ex artikel 126n Sv die zich in het dossier bevinden. Zo bevat het dossier ten aanzien van het eerdergenoemde telefoonnummer dat in gebruik was bij verdachte (en waarvoor de rechter-commissaris op 3 september 2014 een machtiging ex art. 126m Sv heeft afgegeven), een dergelijke vordering van de officier van justitie.Deze vordering, gedateerd 3 september 2014, is gedaan naar aanleiding van de gecombineerde aanvraagvan 1 september 2014. De vordering ziet, indien het mobiele telefonie betreft, mede op de 'Cell-Identity (inclusief conversietabel) en/of de X/Y-coördinaten en het IMEI-nummer.' Ook de overige vorderingen bevatten een dergelijke clausule.
Voor wat betreft de reikwijdte van de gedane vorderingen overweegt de rechtbank het volgende. Artikel 126n Sv ziet op de verstrekking van gegevens over een gebruiker van een communicatiedienst en het communicatieverkeer met betrekking tot die gebruiker. Het gaat dus om verkeersgegevens betreffende gemaakte verbindingen of pogingen daartoe. Welke gegevens precies als verkeersgegevens in de zin van artikel 126n Sv worden aangemerkt, is limitatief uitgewerkt in het Besluit vorderen gegevens telecommunicatie. Blijkens artikel 2 onderdeel e van dit Besluit behoren daartoe onder meer 'de locatiegegevens van het netwerkaansluitpunt dan wel gegevens betreffende de geografische positie van de randapparatuur van een gebruiker ingeval van een verbinding of poging daartoe.' Naar het oordeel van de rechtbank vallen de in de gedane vordering genoemde 'Cell-Identity (inclusief conversietabel) en/of de X/Y-coördinaten' onder deze categorie gegevens. Uit de verslagen van de tapgesprekken die in het dossier zijn opgenomen, blijkt dat onder de kopjes 'locatie beller' en 'locatie gebelde' hooguit een drietal gegevens staan vermeld, te weten de adresgegevens van de zendmast, een nadere identificatie van de zendmast aan de hand van een nummer alsmede de coördinaten. Deze gegevens worden wat de rechtbank betreft gedekt door de gedane vordering. De rechtbank hecht eraan op te merken, dat het in de tapverslagen telkens gaat om tot stand gebrachte verbindingen of pogingen daartoe. Gegevens daaromtrent zijn verkeersgegevens als bedoeld in artikel 126n Sv. Een machtiging ex artikel 126 ng Sv ziet blijkens het eerste lid per definitie niet op dergelijke verkeersgegevens en was dan ook niet aan de orde.
Naar het oordeel van de rechtbank bestonden er voor het verzamelen van de gegevens dus toereikende vorderingen ex artikel 126n Sv. Nu de raadsvrouw ten aanzien van de op de voet van artikel 126n Sv verleende vorderingen geen afzonderlijke verweren heeft gevoerd, en ook overigens geen bijzonderheden uit het dossier naar voren zijn gekomen, acht de rechtbank de verzameling van de locatiegegevens van de zendmasten rechtmatig. Om die reden zijn de betreffende gegevens dan ook bruikbaar als bewijsmiddel.
Parketnummer: 18.950091-14
De rechtbank baseert haar beslissing dat verdachte hetgeen onder parketnummer 18.950091-14 onder 1 primair, onder 2, onder 3, onder 4 primair en onder 5 subsidiair is tenlastegelegd
heeft begaan op de feiten en omstandigheden die hierna in samenvattende vorm worden weergegeven en die voorkomen in de in de voetnoten weergegeven gebezigde bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 1 primair ( [straat 1] te [pleegplaats 1] ):
- de aangifte van [slachtoffer 1], mede namens [slachtoffer 2] , van inbraak in hun woning tussen 22 oktober 2014 te 21:15 uur en 23 oktober 2014 te 00:30 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat het raam van de schuifpui was vernield, dat het huis is doorzocht en dat de op de bij de aangifte gevoegde bijlage genoemde goederen zijn ontvreemd. Dit betreft onder andere een grote hoeveelheid sieraden, horloges (waaronder een horloge van het merk Swatch), een harddisk en gouden munten.
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] op 22 oktober 2014 om 22:52 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: [verdachte] belt met [medeverdachte 2] en zegt dat hij iets moois heeft voor nu direct; [verdachte] gaat [medeverdachte 2] direct ophalen.
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen [verdachte] en zijn [vriendin 1] op 22 oktober 2014 om 22:53 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: Het wordt iets later. Hij zegt dat hij iets zag en vraagt haar of zij begrijpt wat hij bedoelt. [vriendin 1] zegt dat zij trots is op [verdachte] en dat hij uit moet kijken.
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 3] op 22 oktober 2014 om 22:56 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: [medeverdachte 3] zegt dat hij al in bed ligt. [verdachte] zegt dat het dan over gaat en dat hij [medeverdachte 2] al heeft gebeld. [verdachte] zegt: als het wat is dan komen we wel bij je.
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] op 23 oktober 2014 om 00:08 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: [verdachte] vraagt [medeverdachte 1] om een alibi voor hemzelf en [medeverdachte 2] voor het geval hij wordt aangehouden;
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen verdachten [verdachte] en [medeverdachte 3] op 23 oktober 2014 om 00:36 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: [medeverdachte 3] doe even los voor mij en [medeverdachte 2] . Te horen is dat de beller hijgt of dat iemand op de achtergrond hijgt. Uit de mastgegevens blijkt dat de telefoon van [verdachte] op dat moment de mast op [straat 1] te [pleegplaats 1] aanstraalt.
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen verdachte [medeverdachte 3] en [bedrijf] te [plaats 2] op 23 oktober 2014 om 13:48 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: [medeverdachte 3] krijgt 4362. [medeverdachte 3] gaat daarmee akkoord.
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen verdachten [medeverdachte 3] en [verdachte] op 24 oktober 2014 om 12:52 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: Het gesprek gaat over geld. [verdachte] zegt dat hij gisteren 2000 van [medeverdachte 3] heeft gekregen en daarvan 1000 aan [medeverdachte 2] heeft gegeven. [verdachte] zegt dat hij nog 500 van [medeverdachte 3] krijgt. [medeverdachte 3] zegt ok.
- een proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 2], inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat hij een (bij een doorzoeking in de woning van de moeder van [verdachte] aan [adres 2] te [plaats 3] ) inbeslaggenomen herenhorloge van het merk Swatch herkent als het zijne. Dit horloge is bij de inbraak gestolen.
Nadere bewijsoverweging met betrekking tot feit 1 primair ( [straat 1] te [pleegplaats 1] ):
Uit de weergegeven bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af. Verdachte heeft samen met [medeverdachte 2] ingebroken aan [straat 1] , tussen 00:08 uur en 00:36 uur op 23 oktober 2014. Verdachte heeft aan [medeverdachte 1] gevraagd om te voorzien in een alibi. Een half uur later verschijnen verdachte en [medeverdachte 2] overhaast bij de woning van [medeverdachte 3] , die de volgende dag een deel van de buit bij [bedrijf] inwisselt. Vervolgens verdelen de betrokkenen de opbrengst en neemt verdachte de horloge mee naar de woning van zijn moeder.
Er is een proces-verbaal van aangifte, er zijn telefoontaps en één van de sieraden, een Swatch horloge, dat bij de moeder van [verdachte] in beslag is genomen, wordt herkend door de aangever. Kort na de inbraak straalt [verdachte zijn] telefoon aan op de mast aan [straat 1] . Uit de taps blijkt dat [verdachte] aan [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] vraagt of zij meegaan: hij heeft iets leuks. [medeverdachte 3] gaat niet mee, [medeverdachte 2] wel. Enkele uren later belt [verdachte] met [medeverdachte 3] : of hij kan opendoen. Hij heeft dan ook al met [medeverdachte 1] gebeld over een alibi. Een dag later heeft [medeverdachte 3] contact met [bedrijf] en weer een dat later ontvangt hij een geldbedrag op zijn rekening. [verdachte] kan of wil desgevraagd niets uitleggen over de inhoud van voornoemde tapgesprekken, over het feit dat zijn telefoon kort na de inbraak een zendmast aan [straat 1] aanstraalt, over geld dat verdeelt wordt en over het feit dat het horloge in de woning van zijn moeder wordt aangetroffen. De rechtbank overweegt dienaangaande dat een verdachte het recht heeft om te zwijgen, maar dat onder omstandigheden het zwijgen van een verdachte een onhoudbare positie kan worden: indien -zoals in casu- feiten en omstandigheden zodanig wijzen op betrokkenheid van verdachte bij een aan hem verweten feit, mag enige verklaring, in welke vorm dan ook, van verdachte verlangd worden.
Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank voorts dat sprake was van een nauwe en volledige samenwerking tussen [medeverdachte 2] en verdachte en daarmee staat tevens vast dat sprake is van medeplegen. Verdachte is derhalve ook voor die daden die niet feitelijk door hemzelf, maar die door zijn medeverdachte zijn verricht, strafrechtelijk aansprakelijk.
Uit het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, leidt de rechtbank af dat het aan verdachte onder feit 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht.
Ten aanzien van feit 2 ( [straat 2] te [pleegplaats 2] ):
- de aangifte van [slachtoffer 3], van inbraak in haar woning tussen 6 november 2014 te 19:30 uur en 6 november 2014 te 20:18 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat het raam van de slaapkamer was opengebroken, dat uit het kantoor de kluis was weggenomen en in de slaapkamer de kasten overhoop waren gehaald. In de kluis zaten papieren. Uit de sieradendoosjes zijn alleen de gouden sieraden meegenomen. De op de bij de aangifte gevoegde bijlage genoemde goederen zijn ontvreemd.
- het proces-verbaal inhoudende de observatievan [verdachte] op 6 november 2014 tussen 15:00 uur en 22:45 uur. [verdachte] had op dat moment de beschikking over een grijze Peugeot, type 307, [kenteken] . Deze auto stond op naam van zijn [vriendin 1] . Het observatieteam neemt onder meer het volgende waar: (17:55 uur) De Peugeot 307 rijdt door de [straat 12] in [plaats 3] . De bestuurder wordt herkent als [verdachte] . (18:16 uur) De Peugeot is niet meer onder controle van het observatieteam. (20:51 uur) De Peugeot staat op het kampje aan [straat 13] in [plaats 3] . (21:22 uur) twee personen lopen naar de Peugeot en zij tillen samen een kluis. De kluis wordt in de kofferbak van de Peugeot gelegd. Vervolgens lopen nog twee personen naar de Peugeot. Eén van hen tilt nog een kluis in de kofferbak. Eén van deze personen droeg witte kleding met op de rugzijde het nummer 34. Deze persoon droeg ook een schoudertas. (21:23 uur) Er gaan drie personen in de Peugeot zitten. (21:27 uur) De Peugeot wordt tot stilstand gebracht in de berm aan de [straat 14] te [plaats 3] . Aan de bijrijderszijde van de auto is een sloot. (21:34 uur) Gezien wordt dat er in de sloot aan de [straat 14] te [plaats 3] een kluis in het water ligt. Gezien wordt dat er papieren in het water drijven waar het adres [adres 3] op staat. (21:35 uur) Gezien wordt dat één persoon uit de Peugeot stapt op de [straat 15] in [plaats 3] . (21:36 uur) Op [straat 16] stapt nog een persoon uit de Peugeot. (22:10 uur) De Peugeot wordt geparkeerd aan de [straat 17] te [plaats 3] ter hoogte van [nummer 1] .
- het proces-verbaal van bevindingen inhoudende het aantreffen en veiligstellen van een in het water van de [naam vaart] aangetroffen kluis.
- het proces-verbaal van bevindingen inhoudende het uitkijken van de camerabeelden van 5 november 2014 van het Grenswisselkantoor te [plaats 4] . Op de beelden worden onder meer de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] herkend. [verdachte] draagt een wit T-shirt met daarop in grote cijfers 34 met daarboven ‘Noriega’. [verdachte] draagt een schoudertas.
- uit de telefoontaps blijkt dat de telefoons van de verdachten [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 6 november 2014 tussen 18:23 uur en 20:30 uur onder meer de zendmasten in [pleegplaats 2] , [plaats 5] en [plaats 6] aanstralen. [medeverdachte 2] belde die avond om 20:03 uur, via het telefoonnummer [nummer 2] van [verdachte] , taplijn 005, naar het nummer van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 2] zegt dat [medeverdachte 1] even weer met de auto voor het huis moest gaan staan. [medeverdachte 1] antwoordt dat ze al voor het huis staan. Op dat moment straalde de telefoon van [verdachte] een zendmast aan op het adres [adres 4] te [pleegplaats 2] .
- het telefoonnummer [nummer 2] van [verdachte] straalt tussen 20:50 uur en 21:30 uur een zendmast aan [straat 1] in [plaats 3] aan. De locatie van deze mast is nabij [straat 13] .
- de verklaring van de [getuige 1]
Nadere bewijsoverweging met betrekking tot feit 2 ( [straat 2] te [pleegplaats 2] ):
Er is een proces-verbaal van aangifte waaruit blijkt dat de inbraak plaatsvindt tussen 19:30 en 20:00 uur op 6 november 2014. Op de dag van de inbraak wordt [verdachte] geobserveerd. Uit de observatie blijkt dat [verdachte] om 17:31 uur vertrekt in een (grijze) Peugeot vanaf [straat 18] in [pleegplaats 6] naar [straat 17] in [plaats 3] . Tussen 18:16 uur en 20:50 uur raakt het observatieteam het zicht op de auto kwijt. Om 20:51 uur wordt de auto gezien aan [adres 5] te [plaats 3] , de verblijfplaats van [medeverdachte 3] . Dit is minder dan anderhalf uur na de inbraak. Gezien wordt dat twee mannen een kluis in de auto tillen. Eén van de mannen draagt een lichtgekleurd T-shirt, met op de rug het getal 34. Agenten volgen de Peugeot met daarin de kluis. De auto komt op 21:27 uur tot stilstand naast een sloot. Als de agenten acht minuten later gaan kijken vinden zij in die sloot een kluis. Rondom drijven documenten met daarop onder meer het adres [adres 3] . De Peugeot wordt verder gevolgd en even later stapt iemand uit aan [straat 19] te [plaats 3] (dit is het adres van [medeverdachte 2] ). Daarna rijdt de Peugeot naar [straat 20] waar ook iemand uitstapt (dit is vlakbij het adres van [medeverdachte 1] ). De Peugeot rijdt vervolgens naar [straat 17] en parkeert ter hoogte van [nummer 1] (dit is het adres van de moeder van [verdachte] ).
Uit de telefoontaps blijkt dat [medeverdachte 2] om 20:03 uur, via het telefoonnummer [nummer 2] van [verdachte] , belt, naar het nummer van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 2] zegt dat [medeverdachte 1] even weer met de auto voor het huis moest gaan staan. [medeverdachte 1] antwoordt dat ze al voor het huis staan. Op dat moment straalde de telefoon van [verdachte] een zendmast aan op het adres [adres 4] te [pleegplaats 2] . Dit is heel dicht in de buurt van [straat 2] in [pleegplaats 2] en niet in de buurt van de respectievelijke woon- of verblijfplaatsen van verdachten.
Verdachten [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] willen of kunnen niet verklaren over hun verblijfplaats ten tijde van de inbraak, over de inhoud van de telefoontaps en over het feit dat zij kort na de inbraak zijn gezien met een bij die inbraak gestolen kluis.
De rechtbank overweegt ook ten aanzien van dit feit dat een verdachte het recht heeft om te zwijgen, maar dat onder omstandigheden het zwijgen van een verdachte een onhoudbare positie kan worden: indien -zoals in casu- feiten en omstandigheden zodanig wijzen op betrokkenheid van verdachte bij een aan hem verweten feit, mag enige verklaring, in welke vorm dan ook, van verdachte verlangd worden.
Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank voorts dat sprake was van een nauwe en volledige samenwerking tussen de verdachten [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en daarmee staat tevens vast dat sprake is van medeplegen. De materiële bijdrage aan de uitvoering is van voldoende gewicht, nu verdachte de auto heeft bestuurd, een kluis heeft getild, aanwezig was bij het dumpen van de kluis en zijn telefoon tijdens het plegen van het misdrijf ter beschikking heeft gesteld aan een medeverdachte. Verdachte is derhalve ook voor die daden die niet feitelijk door hemzelf, maar die door (een van) zijn medeverdachte(n) zijn verricht, strafrechtelijk aansprakelijk.
Uit het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, leidt de rechtbank aldus af dat het aan verdachte onder feit 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht.
Ten aanzien van feit 3 ( [straat 3] te [pleegplaats 3] ):
- de aangifte van [slachtoffer 4], van inbraak in zijn woning tussen 4 november 2014 te 15:30 uur en 4 november 2014 te 22:30 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven dat het raam van de logeerkamer open stond en dat in het raam een grote barst zat, dat het huis is doorzocht en dat uit de werkkamer van zijn vrouw een kluis is weggenomen, dat in de kluis onder meer een bedrag van 1500-1600 Amerikaanse dollars lag. De op de bij de aangifte gevoegde bijlage genoemde goederen zijn ontvreemd.
- het proces-verbaal van bevindingen inhoudende het uitkijken van de camerabeelden van 5 november 2014 van het Grenswisselkantoor te [plaats 4]. Op de beelden worden onder meer de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] herkend. [verdachte] draagt een wit T-shirt met daarop in grote cijfers 34 met daarboven ‘Noriega’. [verdachte] draagt een schoudertas.
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen [verdachte] (belt met telefoon van [vriendin 1] ) en verdachte [medeverdachte 1] op 5 november 2014 om 10:28 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: [verdachte] en [medeverdachte 1] maken een afspraak om naar het grenswisselkantoor in [plaats 4] te gaan.
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen [verdachte] en [getuige 2] op 5 november 2014 om 16:47 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: [verdachte] is in [plaats 4] en staat op het kantoor.
- uit een transactieoverzicht van het Grenswisselkantoor te [plaats 4]blijkt dat op 5 november 2014 om 17:03 uur een bedrag van 2200 Amerikaanse dollars is ingewisseld.
- het proces-verbaal sporenonderzoekinhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat in en rond de woning aan [straat 3] 46 te [pleegplaats 3] sporen zijn veiliggesteld, te weten, een schoenspoor aan de onderzijde van het inklimraam.
- het proces-verbaal bevindingen, inhoudende een vergelijkend onderzoek tussen enerzijds een paar onder [verdachte] inbeslaggenomen sportschoenen van het merk Cruyff en de hiermee vervaardigde proefsporen en anderzijds de bij de inbraak veiliggestelde schoensporen. Verbalisant stelt vast dat het profiel overeenkomt en dat de afmetingen in het profiel overeenkomen en concludeert dat het bij de inbraak aangetroffen schoenspoor is veroorzaakt met een schoen soortgelijk aan de onder [verdachte] inbeslaggenomen sportschoen van het merk Cruyff. Deze sportschoenen van het merk Cruyff model Pelota zijn inbeslaggenomen vanuit de woning aan [straat 18] 15 te [pleegplaats 6] , de woning van de vriendin van [verdachte] , [vriendin 1] , en één van de verblijfplaatsen van [verdachte] .
- het proces-verbaal van bevindingen inhoudende het dna-onderzoek aan de inbeslaggenomen sportschoenen van het merk Cruyff model Pelota: De inbeslaggenomen Cruijff schoenen, model Pelota, werden biologisch bemonsterd. Deze bemonsteringen werden voor dna-onderzoek verzonden naar het NFI. Dit onderzoek leverde een mengprofiel van [verdachte] en minimaal één of meerdere onbekende perso(o)n(en).
Nadere bewijsoverweging met betrekking tot feit 3 ( [straat 3] te [pleegplaats 3] ):
Er is een proces-verbaal van aangifte waaruit blijkt dat op 4 november 2014 een inbraak heeft plaatsgevonden waarbij onder meer een groot bedrag aan Amerikaanse dollars is buitgemaakt. [verdachte] en [medeverdachte 1] gaan daags na de inbraak naar het Grenswisselkantoor in [plaats 4] om een groot bedrag aan dollars in te wisselen. Zij hebben daar, zo blijkt uit de tapgesprekken, van tevoren een afspraak over gemaakt. Er zijn camerabeelden van dit omwisselen. Op die beelden is ie zien dat [verdachte] een wit T-shirt draagt met op de rug het nummer 34. Er is voorts een schoenspoor aangetroffen dat past bij andere inbraken en dat kan worden gelinkt aan (een schoen van) [verdachte] . [verdachte] en [medeverdachte 1] willen of kunnen niet verklaren over de herkomst van de dollars. [verdachte zijn] verklaring ter terechtzitting dat hij handelt in auto’s en vaak in buitenlandse valuta, waaronder dollars, wordt betaalt, acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig. [verdachte] geeft voorts geen enkele uitleg over de inhoud van de telefoontaps en over het aangetroffen schoenspoor.
De rechtbank overweegt ook ten aanzien van dit feit dat een verdachte het recht heeft om te zwijgen, maar dat onder omstandigheden het zwijgen van een verdachte een onhoudbare positie kan worden: indien -zoals in casu- feiten en omstandigheden zodanig wijzen op betrokkenheid van verdachte bij een aan hem verweten feit, mag enige verklaring, in welke vorm dan ook, van verdachte verlangd worden.
Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank voorts dat sprake was van een nauwe en volledige samenwerking tussen [verdachte] en zijn medepleger. Uit de aangetroffen schoensporen volgt immers dat de inbraak gezamenlijk is uitgevoerd. Daarmee staat tevens vast dat sprake is van medeplegen. Verdachte is derhalve ook voor die daden die niet feitelijk door hemzelf, maar die door zijn medeverdachte zijn verricht, strafrechtelijk aansprakelijk.
Uit het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, leidt de rechtbank af dat het aan verdachte onder feit 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht.
Ten aanzien van feit 4 primair ( [straat 4] te [pleegplaats 4] ):
- de aangifte van [slachtoffer 5], van inbraak in zijn woning tussen 14 november 2014 te 20:00 uur en 14 november 2014 te 21:30 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat het raam van de voordeur helemaal kapot was, dat de voordeur openstond, dat de hele woning is doorzocht, dat onder meer is meegenomen een grote zware kluis met daarin twee geldkistjes (met een contant geldbedrag van 17.000 euro), een paar leren laarzen, een leren herenjas en een sleutelbos. Bij de aangifte is een bijlage gevoegd inhoudende een omschrijving van de ontvreemde goederen.
- het proces-verbaal sporenonderzoekinhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat in de tuin van de woning aan [straat 4] te [pleegplaats 4] een schoenspoor is veiliggesteld.
- het proces-verbaal bevindingen, inhoudende een vergelijkend onderzoek tussen enerzijds een paar onder [verdachte] inbeslaggenomen sportschoenen van het merk Cruyff en de hiermee vervaardigde proefsporen en anderzijds de bij de inbraak veiliggestelde schoensporen. Verbalisant stelt vast dat het profiel overeenkomt en dat de afmetingen in het profiel overeenkomen en concludeert dat het bij de inbraak aangetroffen schoenspoor is veroorzaakt met een schoen soortgelijk aan de onder [verdachte] inbeslaggenomen sportschoen van het merk Cruyff. Deze sportschoenen van het merk Cruyff model Pelota zijn inbeslaggenomen vanuit de woning aan [straat 18] 15 te [pleegplaats 6] , de woning van de vriendin van [verdachte] , [vriendin 1] , en één van de verblijfplaatsen van [verdachte] .
- het proces-verbaal van bevindingen inhoudende het dna-onderzoek aan de inbeslaggenomen sportschoenen van het merk Cruyff model Pelota: De inbeslaggenomen Cruijff schoenen, model Pelota, werden biologisch bemonsterd. Deze bemonsteringen werden voor dna-onderzoek verzonden naar het NFI. Dit onderzoek leverde een mengprofiel van [verdachte] en minimaal één of meerdere onbekende perso(o)n(en).
- de aangifte van [slachtoffer 12], van inbraak in zijn woning aan [straat 8] te [pleegplaats 4] tussen 13 november 2014 te 23:30 uur en 14 november 2014 te 01:30 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat de deur, het kozijn en het veiligheidsslot van de garagedeur waren vernield, dat de voordeur van de woning was vernield, dat de buitenzijde van de schuifpui was vernield en dat het zolderraam was vernield, dat onder meer zijn weggenomen een kluis met inhoud, spaarpotten met inhoud, verschillende stukken gereedschap, twee elektrische fietsen, flessen drank, een sleutel, een zaklantaarn, twee lederen jassen en baddoeken. In de kluis lagen onder meer een contant geldbedrag van ongeveer 60.000 euro, kentekenbewijzen, rijbewijzen en sieraden. Het geldbedrag in de kluis bestond voornamelijk uit 50 euro biljetten. Bij de aangifte is een bijlage gevoegd inhoudende een omschrijving van alle ontvreemde goederen.
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen [verdachte] en zijn [vriendin 1] op 14 november 2014 om 21:33 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: [verdachte] zegt ‘ik heb er weer één hoor’; [vriendin 1] vraagt ‘net zoals gisteravond?’; [verdachte] zegt ‘nou nog kijken wat er in is’, ‘laten we hopen op het dubbele van gister. De telefoon van [verdachte] straalt ten tijde van dit gesprek de mast aan op de locatie [adres 6] te [plaats 3] .
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen [verdachte] en zijn [vriendin 1] op 14 november 2014 om 23:06 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: [verdachte] zegt ‘nou wat dacht je?’, 4250’. De telefoon van [verdachte] straalt ten tijde van dit gesprek de mast aan op de locatie [adres 7] te [plaats 3] .
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen [medeverdachte 1] en zijn [vriendin 2] op 14 november 2014 om 23:35 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: [medeverdachte 1] zegt ‘nou we zitten er weer goed bij meid’, zal ik er nog even een fotootje van knippen en je die toesturen’, [vriendin 2] zegt ‘jullie maken daar elke keer foto’s van, dat moet je niet doen’, [medeverdachte 1] zegt ‘ja maar meissie je wil toch wel zien hoeveel ik heb of niet’, ok ik stuur het naar je toe’. De telefoon van [medeverdachte 1] straalt ten tijde van dit gesprek de mast aan op de locatie [adres 8] te [plaats 3] .
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen verdachte [medeverdachte 1] en zijn [vriendin 2] op 14 november 2014 om 23:40 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: [medeverdachte 1] vraagt ‘nou ben je tevreden?’, [vriendin 2] zegt ‘ja’.
- een proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 5], inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat hij een (bij een doorzoeking in de woning van de moeder van [verdachte] aan [adres 2] te [plaats 3] ) inbeslaggenomen munt (gulden van het jaar 1976) herkent. Een soortgelijke munt is bij de inbraak gestolen.
Nadere bewijsoverweging met betrekking tot feit 4 primair ( [straat 4] te [pleegplaats 4] ):
Er is een proces-verbaal van aangifte. Uit de aangifte blijkt dat onder meer is weggenomen een contant geldbedrag van 17.000 euro. In de tapgesprekken tussen [verdachte] en zijn [vriendin 1] en tussen [medeverdachte 1] en zijn [vriendin 2] wordt een bedrag van 4.250 euro genoemd en wordt meer in het algemeen gezinspeeld op het hebben van geld. Ook wordt verwezen naar ‘gisteren’ ( [vriendin 1] vraagt ‘net zoals gisteravond?’; [verdachte] zegt ‘nou nog kijken wat er in is’, ‘laten we hopen op het dubbele van gister). De rechtbank verwijst in dit verband naar een één dag eerder gepleegde woninginbraak aan [straat 8] te [pleegplaats 4] waarbij eveneens een kluis met een groot geldbedrag werd buitgemaakt.
Voorts blijkt uit de tapgesprekken van nog twee andere medeverdachten naast [verdachte] en [medeverdachte 1] . Hieruit kan worden afgeleid dat het geldbedrag van 17.000 euro is gedeeld door vier personen (elk 4.250 euro). Er is een schoenspoor aangetroffen dat past bij andere inbraken en dat kan worden gelinkt aan (een schoen van) [verdachte] . Bij de doorzoeking van de woning van de moeder van [verdachte] aan [straat 17] wordt een gulden uit 1976 aangetroffen. Een munt die gelijk is aan de munt die bij aangever is gestolen en waarover aangever heeft verklaard dat hij juist deze munt heeft bewaard omdat dit een munt betreft met het geboortejaar van zijn zoon.
Verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] willen of kunnen niet verklaren over de inhoud van de telefoontaps. [verdachte] wil niets zeggen over het aangetroffen schoenspoor of over de in de woning van zijn moeder aangetroffen gulden.
De rechtbank overweegt ook ten aanzien van dit feit dat een verdachte het recht heeft om te zwijgen, maar dat onder omstandigheden het zwijgen van een verdachte een onhoudbare positie kan worden: indien -zoals in casu- feiten en omstandigheden zodanig wijzen op betrokkenheid van verdachte bij een aan hem verweten feit, mag enige verklaring, in welke vorm dan ook, van verdachte verlangd worden.
Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank voorts dat sprake was van een nauwe en volledige samenwerking tussen de verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] en daarmee staat tevens vast dat sprake is van medeplegen. De materiële bijdrage aan de uitvoering is van voldoende gewicht, nu het ging om een zware kluis die alleen door meerdere personen tegelijk kon worden verplaatst. Verdachte is derhalve ook voor die daden die niet feitelijk door hemzelf, maar die door zijn medeverdachte zijn verricht, aansprakelijk.
Uit het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, leidt de rechtbank af dat het aan verdachte onder feit 4 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht.
Ten aanzien van feit 5 subsidiair (opzetheling):
- de aangifte van [slachtoffer 6], van inbraak in haar woning op 5 december 2014 te 19:48 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat het raam van de achterdeur kapot was, er zat een gat ter hoogte van het slot, dat de woning is doorzocht, zelfs de slaapkamers waar de kinderen lagen te slapen, dat onder meer zijn meegenomen een zwart leren rugzakje, een zilveren babyarmbandje met de naam [voornaam] , een blauwe kralenarmband, een zilveren armbandje met een bedel van Winnie de Pooh en een dolfijn, een broche met een donkere steen en een zilveren kruis met groene steentjes. Bij de aangifte is een bijlage gevoegd inhoudende een omschrijving van alle ontvreemde goederen.
- een proces-verbaal herkenning goederenopgemaakt op 11 december 2014 door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: Op diverse plaatsen werd op dinsdag 9 december 2014 zoeking gedaan onder andere bij de moeder van [verdachte] aan [adres 2] te [plaats 3] te weten [naam moeder] . Bij de zoeking in perceel [adres 2] werd in een vuilniszak een aantal sieraden, kinderarmbandjes en bedels aangetroffen en een zwart leren rugtasje. Op één van de zilveren armbandjes stond de naam [voornaam] . Bewoonster [naam moeder] verklaarde tegenover de politie dat het zwarte tasje niet haar eigendom was en haar ook niet bekend voorkwam. Op donderdag 11 december 2014 bezochten verbalisanten aangeefster [slachtoffer 6] in haar woning te [pleegplaats 5] . Op de vraag of zij een specifieke omschrijving kon geven van het zwarte rugtasje verklaarde [slachtoffer 6] dat er een sticker in zat van de lederwarenzaak waar het tasje was gekocht met daarop een datum. Vervolgens lieten verbalisanten aangeefster een aantal goederen zien die tijdens de zoeking waren gevonden in de vuilnis bij [adres 2] , onder andere de zwarte rugtas met daarin een sticker van [naam lederwarenzaak] uit [plaats 3] met datum, een bedelarmband met bedel van een dolfijn en Winnie de Pooh, een armband met naamplaatje [voornaam] , een blauw kralen armband, een goudkleurige broche met donkere stenen en een zilverkleurig kruis met groene steentjes. Aangeefster verklaarde dat zij alle goederen 100% herkende als zijnde de goederen die bij de inbraak op 5 december 2014 uit haar woning waren ontvreemd.
Nadere bewijsoverweging met betrekking tot feit 5 subsidiair (opzetheling):
Met het voorgaande is gegeven dat (1) de goederen van misdrijf afkomstig waren en (2) dat verdachte de goederen heeft verworven en voorhanden heeft gehad, nu deze zijn aangetroffen op een verblijfplaats van verdachte. Gelet op de omstandigheden waaronder voornoemde goederen zijn aangetroffen, in het bijzonder de identificerende kenmerken en het korte tijdsverloop tussen de inbraak en het aantreffen, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn, dan dat verdachte op het moment van de verwerving of het voorhanden krijgen ervan wist dat deze uit misdrijf afkomstig waren. De rechtbank overweegt dat degene die dergelijke goederen (zoals babyarmbandjes met ingegraveerde namen) verkrijgt en niet duidelijk kan of wil maken hoe hij deze goederen heeft verkregen dan wel dat hij onderzoek naar de herkomst van de goederen heeft gedaan, ten minste voorwaardelijk opzet heeft gehad in dit verband.
Verdachte heeft geen geldige verklaring gegeven omtrent de herkomst van de goederen. De verklaring van de moeder van verdachte, inhoudende dat een derde deze goederen bij haar thuis in de vuilniszak heeft gegooid, acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig. De rechtbank gaat er daarom van uit, dat verdachte niet te goeder trouw is geweest ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen. Verdachte heeft aldus ten minste willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard, dat de goederen uit misdrijf afkomstig waren. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank gegeven dat verdachte (ten minste) voorwaardelijk opzet heeft gehad. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan opzetheling.
Parketnummer: 18.930193-15
De rechtbank baseert haar beslissing dat verdachte hetgeen onder parketnummer 18.930193-15 onder 2, onder 4 en onder 6 subsidiair is tenlastegelegd heeft begaan op de feiten en omstandigheden die hierna in samenvattende vorm worden weergegeven en die voorkomen in de in de voetnoten weergegeven gebezigde bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 2 ( [adres 1] te [pleegplaats 6] ):
- de aangifte van [slachtoffer 8], van inbraak in zijn woning tussen 10 oktober 2014 te 23:00 uur en 11 oktober 2014 te 00:00 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat het uitzetraam aan de achterzijde van de woning is opengebroken, dat er een zware metalen blauwe kluis mist, dat in de kluis een geldbedrag van rond de 1000 euro lag en dat er geld uit de portemonnee van zijn vrouw is gestolen, een briefje van 50 euro. Bij de aangifte is een bijlage gevoegd inhoudende een omschrijving van alle ontvreemde goederen.
- het proces-verbaal sporenonderzoekinhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat in en rond de woning aan [adres 1] te [pleegplaats 6] sporen zijn veiliggesteld, te weten, onder meer een schoenspoor op de vensterbank onder het inklimraam.
- het proces-verbaal bevindingen, inhoudende een vergelijkend onderzoek tussen enerzijds een paar onder [verdachte] inbeslaggenomen sportschoenen van het merk Cruyff model Pelota en de hiermee vervaardigde proefsporen en anderzijds de bij de inbraak veiliggestelde schoensporen. Verbalisant stelt vast dat het profiel overeenkomt en dat de afmetingen in het profiel overeenkomen en concludeert dat het bij de inbraak aangetroffen schoenspoor is veroorzaakt met een schoen soortgelijk aan de onder [verdachte] inbeslaggenomen sportschoen van het merk Cruyffmodel Pelota. Deze sportschoenen van het merk Cruyff model Pelota zijn inbeslaggenomen vanuit de woning aan [adres 9] te [pleegplaats 6] , de woning van de vriendin van [verdachte] , [vriendin 1] , en één van de verblijfplaatsen van [verdachte] .
- het proces-verbaal van bevindingen inhoudende het dna-onderzoek aan de inbeslaggenomen sportschoenen van het merk Cruyff model Pelota: De inbeslaggenomen Cruijff schoenen, model Pelota, werden biologisch bemonsterd. Deze bemonsteringen werden voor dna-onderzoek verzonden naar het NFI. Dit onderzoek leverde een mengprofiel van [verdachte] en minimaal één of meerdere onbekende perso(o)n(en).
- het proces-verbaal buurtonderzoek inhoudende de verklaring van de [getuige 3], wonende aan [adres 10] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: Ik kwam 10 oktober 2014 omstreeks 23:30 uur thuis. Ik zag ongeveer 4 mannen voor [adres 9] staan. Hier wonen [persoon 1] en [vriendin 1] . Ik zag dat de vriend van [vriendin 1] er ook was. Hij is daar vaak.
- het proces-verbaal inhoudende de verklaring van de [getuige 4], wonende aan [adres 11] , onder meer inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat hij op vrijdagavond 10 oktober 2014 zijn hond heeft uitgelaten en dat hij toen heeft gezien dat [verdachte] in de woning van [vriendin 1] aanwezig was. [vriendin 1] woont aan de [adres 9] . [vriendin 1] heeft een relatie met [verdachte] .
Nadere bewijsoverweging met betrekking tot feit 2 ( [adres 1] te [pleegplaats 6] ):
Er is een aangifte van een woninginbraak. Er zijn getuigenverklaringen die [verdachte] rond het tijdstip van de inbraak plaatsen in de directe nabijheid van [adres 1] , namelijk op [adres 9] , in de woning van zijn [vriendin 1] . Er is een schoenspoor aangetroffen dat past bij andere inbraken en dat kan worden gelinkt aan (een schoen van) [verdachte] .
[verdachte] wil of kan wederom niets verklaren. De rechtbank overweegt ook ten aanzien van dit feit dat een verdachte het recht heeft om te zwijgen, maar dat onder omstandigheden het zwijgen van een verdachte een onhoudbare positie kan worden: indien -zoals in casu- feiten en omstandigheden zodanig wijzen op betrokkenheid van verdachte bij een aan hem verweten feit, mag enige verklaring, in welke vorm dan ook, van verdachte verlangd worden.
Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank voorts dat sprake was van een nauwe en volledige samenwerking tussen [verdachte] en zijn medepleger. Uit de aangetroffen schoensporen volgt immers dat de inbraak gezamenlijk is uitgevoerd. Daarmee staat tevens vast dat sprake is van medeplegen. Verdachte is derhalve ook voor die daden die niet feitelijk door hemzelf, maar die door zijn medeverdachte zijn verricht, strafrechtelijk aansprakelijk.
Uit het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, leidt de rechtbank af dat het aan verdachte onder feit 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht.
Ten aanzien van feit 4 ( [straat 8] te [pleegplaats 4] ):
- de aangifte van [slachtoffer 12], van inbraak in zijn woning tussen 13 november 2014 te 23:30 uur en 14 november 2014 te 01:30 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat de deur, het kozijn en het veiligheidsslot van de garagedeur waren vernield, dat de voordeur van de woning was vernield, dat de buitenzijde van de schuifpui was vernield en dat het zolderraam was vernield, dat onder meer zijn weggenomen een kluis met inhoud, spaarpotten met inhoud, verschillende stukken gereedschap, twee elektrische fietsen, flessen drank, een sleutel, een zaklantaarn, twee lederen jassen en baddoeken. In de kluis lagen onder meer een contant geldbedrag van ongeveer 60.000 euro, kentekenbewijzen, rijbewijzen en sieraden. Het geldbedrag in de kluis bestond voornamelijk uit 50 euro biljetten. Bij de aangifte is een bijlage gevoegd inhoudende een omschrijving van alle ontvreemde goederen.
- de aangifte van [slachtoffer 5], van inbraak in zijn woning aan [straat 4] te [pleegplaats 4] tussen 14 november 2014 te 20:00 uur en 14 november 2014 te 21:30 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat het raam van de voordeur helemaal kapot was, dat de voordeur openstond, dat de hele woning is doorzocht, dat onder meer is meegenomen een grote zware kluis met daarin twee geldkistjes (met een contant geldbedrag van 17.000 euro), een paar leren laarzen, een leren herenjas en een sleutelbos.
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen [verdachte] en zijn [vriendin 1] op 14 november 2014 om 21:33 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: [verdachte] zegt ‘ik heb er weer één hoor’; [vriendin 1] vraagt ‘net zoals gisteravond?’; [verdachte] zegt ‘nou nog kijken wat er in is’, ‘laten we hopen op het dubbele van gister.
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen [medeverdachte 1] en zijn [vriendin 2] op 14 november 2014 om 23:35 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: [medeverdachte 1] zegt ‘nou we zitten er weer goed bij meid’, zal ik er nog even een fotootje van knippen en je die toesturen’, [vriendin 2] zegt ‘jullie maken daar elke keer foto’s van, dat moet je niet doen’, [medeverdachte 1] zegt ‘ja maar meissie je wil toch wel zien hoeveel ik heb of niet’, ok ik stuur het naar je toe’.
- een proces-verbaalinhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat op 10 december 2014 [slachtoffer 7] zich melde op het politiebureau te Hoogeveen, dat [slachtoffer 7] verklaarde dat zijn vrouw op haar telefoon een drietal foto’s had ontvangen, dat [slachtoffer 7] de foto’s aan verbalisanten heeft getoond. Op een foto is [verdachte] te zien met (vermoedelijk) een grote hoeveelheid bankbiljetten, op een foto is een hand te zien met een grote hoeveelheid bankbiljetten van 50 euro en op een foto is een kind te zien met een stapel bankbiljetten van 50 euro. De vrouw van [slachtoffer 7] heeft deze foto’s ontvangen op 14 november 2014 omstreeks 10:07 uur.
Nadere bewijsoverweging met betrekking tot feit 4 ( [straat 8] te [pleegplaats 4] ):
Er is een proces-verbaal van aangifte. Uit de aangifte blijkt dat onder meer is weggenomen een kluis, een groot geldbedrag (60.000 euro) en veel sieraden. Op foto’s die door [getuige 5] daags na de inbraak zijn ontvangen staat [verdachte] met een hand vol bankbiljetten en een meisje met een stapel bankbiljetten. Dit meisje blijk de dochter van [verdachte] te zijn. [verdachte] , die moet rondkomen van een uitkering, wenst niet uit te leggen hoe hij aan zoveel bankbiljetten komt. Hij wil evenmin verklaren over de inhoud van de tapgesprekken met [vriendin 1] . De rechtbank overweegt ook ten aanzien van dit feit dat een verdachte het recht heeft om te zwijgen, maar dat onder omstandigheden het zwijgen van een verdachte een onhoudbare positie kan worden: indien -zoals in casu- feiten en omstandigheden zodanig wijzen op betrokkenheid van verdachte bij een aan hem verweten feit, mag enige verklaring, in welke vorm dan ook, van verdachte verlangd worden.
Uit het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, ook met de bewijsmiddelen in de zaak [straat 4] te [pleegplaats 4] , leidt de rechtbank af dat het aan [verdachte] onder feit 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht.
Ten aanzien van feit 6 subsidiair (opzetheling):
- de aangifte van [slachtoffer 14], van inbraak in zijn woning tussen 25 oktober 2014 te 17:45 uur en 26 oktober 2014 te 04:30 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat een raam aan de achterzijde van de woning was vernield, dat zijn weggenomen een Apple laptop Macbook Pro ter waarde van 1200 euro en een oplader voor de laptop, een tweetal Louis Vuitton tassen en een Michael Kors schoudertas. Bij de aangifte is een bijlage gevoegd inhoudende een omschrijving van alle ontvreemde goederen.
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen [verdachte] en zijn [vriendin 1] op 26 oktober 2014 om 20:14 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: [verdachte] zegt dat [persoon 2] zo naar [vriendin 1] toekomt om dat ding op te halen wat [verdachte] haar vanmiddag heeft gegeven. [verdachte] zegt dat [vriendin 1] het ja nodig is morgen voor school. [vriendin 1] zegt ja. [verdachte] zegt dat [persoon 2] dat ding dan direct klaar kan maken. [vriendin 1] zegt dat dat goed is.
- een proces-verbaal van bevindingen onderzoek geheugen inbeslaggenomen laptop F-A-3opgemaakt op 20 februari 2015 door de [verbalisant 3] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat op het geheugen van de laptop gegevens zijn aangetroffen van aangever [slachtoffer 14] en zijn vrouw [slachtoffer 15] alsmede gegevens van [vriendin 1] . Aangever [slachtoffer 14] en benadeelde [slachtoffer 15] herkennen de laptop als hun eigendom. De laptop is inbeslaggenomen in de woning van [vriendin 1] aan [adres 12] te [pleegplaats 4] .
Nadere bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 6 subsidiair (opzetheling):
Met het voorgaande is gegeven dat (1) de laptop van misdrijf afkomstig was en (2) dat verdachte dit goed heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen. Dat laatste volgt uit de inhoud van de tapgesprekken en de later, ten tijde van de inbeslagneming aangetroffen gegevens van verdachtes vriendin.
Gelet op de omstandigheden waaronder voornoemde laptop is aangetroffen, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn, dan dat verdachte op het moment van de verwerving of het voorhanden krijgen van de laptop wist dat deze uit misdrijf afkomstig was. Op de laptop zijn immers verschillende (identificerende) gegevens van aangever en zijn vrouw aangetroffen. Verdachte niet kan of wil niet verklaren hoe hij in het bezit van deze laptop is gekomen, noch of hij aan de hand van de gegevens van aangever heeft getracht contact met hem op te nemen. De rechtbank gaat er daarom van uit, dat verdachte niet te goeder trouw is geweest ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van de laptop. Verdachte heeft aldus ten minste willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard, dat de laptop uit misdrijf afkomstig was. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank gegeven dat verdachte (ten minste) voorwaardelijk opzet heeft gehad. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan opzetheling.