ECLI:NL:RBNNE:2015:3786

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 augustus 2015
Publicatiedatum
4 augustus 2015
Zaaknummer
18.950090-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraken gepleegd door verdachte in vereniging met anderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 4 augustus 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere woninginbraken, gepleegd in vereniging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van juli 2014 tot en met november 2014 betrokken was bij een reeks inbraken in Zuidwest Drenthe. De rechtbank heeft geconstateerd dat de inbraken niet alleen de gebruikelijke woninginbraken overtroffen, maar dat er ook aanzienlijke schade en een grote hoeveelheid buit is achtergelaten, waaronder kluizen en sieraden. De verdachte had een strafblad en liep onder toezicht van de reclassering, maar heeft desondanks opnieuw inbraken gepleegd. Tijdens de zitting op 21 juli 2015 is de verdachte verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, en zijn de tenlasteleggingen besproken. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 24 maanden had geëist, in overweging genomen, maar heeft uiteindelijk besloten tot een gevangenisstraf van 8 maanden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar heeft bewezen geacht dat hij betrokken was bij de inbraken onder feit 4 en feit 6. De rechtbank heeft de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld en enkele vorderingen niet-ontvankelijk verklaard, terwijl de vordering van [slachtoffer 7] is toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18.950090-14
vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 04 augustus 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonadres] .
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 21 juli 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.J.J. Bosma, advocaat te
Spier.

De tenlastelegging

De verdachte is bij gewijzigde dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
(aangifte blz. 1904)
hij in of omstreeks de periode van 21 juli 2014 tot en met 22 juli 2014 te
[pleegplaats 1] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan/nabij
[straat 1] heeft weggenomen een kluis met inhoud, een of meer
spaarpotten met inhoud, een hoeveelheid sieraden, zilveren munten en/of een of
meer spaarkaarten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
(aangifte blz. 2087)
hij in of omstreeks de periode van 10 oktober 2014 tot en met 11 oktober 2014
te [pleegplaats 2] , gemeente Hoogeveen, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
in/uit een woning aan/nabij [adres 1] heeft weggenomen een
kluis met inhoud en/of uit een portemonnee een geldbedrag, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
(aangifte blz. 2360)
hij op of omstreeks 04 november 2014 te [pleegplaats 3] , gemeente Hoogeveen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan/nabij [straat 2]
heeft weggenomen een kluis met inhoud, een mes en/of een
sleutel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak,
verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 04 november tot en met 09 december 2014 2014 in de gemeente Hoogeveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, van een geldbedrag van ongeveer 1.500 Amerikaanse dollars de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat geldbedrag was of dat geldbedrag voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat geldbedrag -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was uit enig misdrijf;
art 420bis lid 1 ahf/sub a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
4.
(aangifte blz. 2491)
hij op of omstreeks 06 november 2014 te [pleegplaats 4] , gemeente De Wolden, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan/nabij [straat 3] heeft
weggenomen een kluis met inhoud en/of een hoeveelheid sieraden, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij
verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
5.
(aangifte blz. 2928)
hij in of omstreeks de periode van 13 november 2014 tot en met 14 november
2014 te [pleegplaats 5] , gemeente Hoogeveen, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening in/uit een woning aan/nabij [straat 4] en/of
in/uit een aan die woning aangebouwde garage heeft weggenomen een kluis met
inhoud, een of meer spaarpotten, een hoeveelheid gereedschap, een of meer
elektrische fietsen, een of meer flessen drank, een sleutel, een zaklantaarn,
een of meer jassen en/of een of meer baddoeken, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
6.
(aangifte blz. 3011)
hij op of omstreeks 14 november 2014 te [pleegplaats 5] , gemeente Hoogeveen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan/nabij [straat 5]
heeft weggenomen een kluis met inhoud, een paar laarzen, een
jas, geld uit een portemonnee en/of een of meer sleutels, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte
en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank zal, waar in de tenlastelegging staat “verdachte en/of zijn mededader(s)” lezen alsof daar staat “verdachte en/of zijn medeverdachte(n)”. De term mededader namelijk impliceert dat verdachte ook als dader moet worden aangemerkt, hetgeen in strijd is met de presumptie van onschuld: een verdachte dient tot aan het moment van onherroepelijke bewezenverklaring van het hem tenlastegelegde voor onschuldig te worden gehouden.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. I. van Overbeeke acht hetgeen onder 1, onder 2, onder 3 subsidiair, onder 4 en onder 6 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie vordert dat de rechtbank verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, onder aftrek van voorarrest.
De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] (feit 1), [slachtoffer 4] (feit 3) en [slachtoffer 7] (feit 6) dienen te worden toegewezen zoals gevorderd. De vordering van [slachtoffer 6] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Beoordeling van het bewijs

Inleiding:
In de periode juli 2014 tot begin december 2014 vindt in Zuidwest Drenthe een golf van inbraken plaats. Op 18 augustus 2014 is door de afdeling recherche Zuidwest Drenthe van de politie Eenheid Noord-Nederland een onderzoek (onder de naam SAMARA) gestart naar deze woninginbraken.
Op grond van het proces-verbaal van de politie Eenheid Noord-Nederland, Recherche Zuidwest Drenthe, onderzoek 03SAMARA, met onderzoeksnummer 2014141837 en het verhandelde ter terechtzitting oordeelt de rechtbank met betrekking tot de tenlastegelegde feiten als volgt.
Verweer ten aanzien van de zendmastgegevens
De raadsvrouw heeft zich in algemene termen aangesloten bij een verweer dat de raadsvrouw van een medeverdachte heeft gevoerd met betrekking tot de (on)rechtmatigheid van de verkrijging van zogenaamde mastgegevens.
De rechtbank overweegt met betrekking tot dit verweer dat het verkrijgen van deze gegevens wordt gedekt door (wel aanwezige) vorderingen “verkeersgegevens” ex artikel 126n Wetboek van Strafvordering, zodat anders dan betoogd, een vordering ex artikel 126ng Wetboek van Strafvordering niet aan de orde is.

Vrijspraak

De verdachte dient van het onder 1, onder 2, onder 3 primair en subsidiair en onder 5 tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank overweegt ten aanzien van alle voornoemde feiten waarvan zij vrijspreekt het volgende. De afzonderlijke zaaksdossiers bevatten weliswaar vele feiten en omstandigheden die, in onderlinge samenhang beschouwd, ernstige bezwaren opleveren tegen de verdachte, maar deze zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten te kunnen komen.

Bewijsmotivering

De rechtbank baseert haar beslissing dat verdachte het tenlastegelegde onder 4 en onder 6
heeft begaan op de feiten en omstandigheden die hierna in samenvattende vorm worden weergegeven en die voorkomen in de in de voetnoten weergegeven gebezigde bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 4 ( [straat 3] te [pleegplaats 4] ):
- de aangifte van [slachtoffer 5] [1] , van inbraak in haar woning tussen 6 november 2014 te 19:30 uur en 6 november 2014 te 20:18 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat het raam van de slaapkamer was opengebroken, dat uit het kantoor de kluis was weggenomen en in de slaapkamer de kasten overhoop waren gehaald. In de kluis zaten papieren. Uit de sieradendoosjes zijn alleen de gouden sieraden meegenomen. De op de bij de aangifte gevoegde bijlage genoemde goederen zijn ontvreemd.
- het proces-verbaal inhoudende de observatie [2] van [medeverdachte 1] op 6 november 2014 tussen 15:00 uur en 22:45 uur. [medeverdachte 1] had op dat moment de beschikking over een grijze Peugeot, type 307, [kenteken] . Deze auto stond op naam van zijn [vriendin 1] . Het observatieteam neemt onder meer het volgende waar: (17:55 uur) De Peugeot 307 rijdt door [straat 6] in [pleegplaats 1] . De bestuurder wordt herkent als [medeverdachte 1] . (18:16 uur) De Peugeot is niet meer onder controle van het observatieteam. (20:51 uur) De Peugeot staat op het kampje aan [straat 7] in [pleegplaats 1] . (21:22 uur) twee personen lopen naar de Peugeot en zij tillen samen een kluis. De kluis wordt in de kofferbak van de Peugeot gelegd. Vervolgens lopen nog twee personen naar de Peugeot. Eén van hen tilt nog een kluis in de kofferbak. Eén van deze personen droeg witte kleding met op de rugzijde het nummer 34. Deze persoon droeg ook een schoudertas. (21:23 uur) Er gaan drie personen in de Peugeot zitten. (21:27 uur) De Peugeot wordt tot stilstand gebracht in de berm aan [straat 8] te [pleegplaats 1] . Aan de bijrijderszijde van de auto is een sloot. (21:34 uur) Gezien wordt dat er in de sloot aan [straat 8] te [pleegplaats 1] een kluis in het water ligt. Gezien wordt dat er papieren in het water drijven waar het adres [adres 2] op staat. (21:35 uur) Gezien wordt dat één persoon uit de Peugeot stapt op [straat 9] in [pleegplaats 1] . (21:36 uur) Op [straat 10] stapt nog een persoon uit de Peugeot. (22:10 uur) De Peugeot wordt geparkeerd aan [straat 11] te [pleegplaats 1] ter hoogte van [nummer 1] .
- het proces-verbaal van bevindingen inhoudende het aantreffen en veiligstellen van een in het water van de [naam vaart] aangetroffen kluis [3] .
- het proces-verbaal van bevindingen inhoudende het uitkijken van de camerabeelden van 5 november 2014 van het Grenswisselkantoor te [plaats 1] . Op de beelden worden onder meer de verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] herkend. [medeverdachte 1] draagt een wit T-shirt met daarop in grote cijfers 34 met daarboven ‘Noriega’ [4] . [medeverdachte 1] draagt een schoudertas.
- Uit de telefoontaps blijkt dat de telefoons van de verdachten [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] op 6 november 2014 tussen 18:23 uur en 20:30 uur onder meer de zendmasten in [plaats 2] , [plaats 3] en [plaats 4] aanstralen. Verdachte [medeverdachte 2] belde die avond om 20:03 uur [5] , via het telefoonnummer [nummer 2] van [medeverdachte 1] , taplijn 005, naar het nummer van [verdachte] . [medeverdachte 2] zegt dat [verdachte] even weer met de auto voor het huis moest gaan staan. [verdachte] antwoordt dat ze al voor het huis staan. Op dat moment straalde de telefoon van [medeverdachte 1] een zendmast aan op het [adres 3] te [plaats 2] .
  • het telefoonnummer [nummer 2] van verdachte [medeverdachte 1] straalt tussen 20:50 uur en 21:30 uur een zendmast aan [straat 12] in [pleegplaats 1] aan. De locatie van deze mast is nabij [straat 7] .
  • de verklaring van de [getuige]
Nadere bewijsoverweging met betrekking tot feit 4 ( [straat 3] te [pleegplaats 4] ):
Er is een proces-verbaal van aangifte waaruit blijkt dat de inbraak plaatsvindt tussen 19:30 en 20:00 uur op 6 november 2014. Op de dag van de inbraak wordt [medeverdachte 1] geobserveerd. Uit de observatie blijkt dat [medeverdachte 1] om 17:31 uur vertrekt in een (grijze) Peugeot vanaf [straat 13] in [pleegplaats 2] naar [straat 11] in [pleegplaats 1] . Tussen 18:16 uur en 20:50 uur raakt het observatieteam het zicht op de auto kwijt. Om 20:51 uur wordt de auto gezien aan [adres 4] te [pleegplaats 1] , de verblijfplaats van [medeverdachte 3] . Dit is minder dan anderhalf uur na de inbraak. Gezien wordt dat twee mannen een kluis in de auto tillen. Eén van de mannen draagt een lichtgekleurd T-shirt, met op de rug het getal 34. Agenten volgen de Peugeot met daarin de kluis. De auto komt op 21:27 uur tot stilstand naast een sloot. Als de agenten acht minuten later gaan kijken vinden zij in die sloot een kluis. Rondom drijven documenten met daarop onder meer het adres [adres 2] . De Peugeot wordt verder gevolgd en even later stapt iemand uit aan [straat 9] te [pleegplaats 1] (dit is het adres van [medeverdachte 2] ). Daarna rijdt de Peugeot naar [straat 10] waar ook iemand uitstapt (dit is vlakbij een van de verblijfsadressen van [verdachte] ). De Peugeot rijdt vervolgens naar [straat 11] en parkeert ter hoogte van [nummer 1] (dit is het adres van de moeder van [medeverdachte 1] ).
Uit de telefoontaps blijkt dat [medeverdachte 2] om 20:03 uur, via het telefoonnummer [nummer 2] van verdachte [medeverdachte 1] , belt, naar het nummer van [verdachte] . [medeverdachte 2] zegt dat [verdachte] even weer met de auto voor het huis moest gaan staan. [verdachte] antwoordt dat ze al voor het huis staan. Op dat moment straalde de telefoon van [medeverdachte 1] een zendmast aan op het [adres 3] te [pleegplaats 4] . Dit is heel dicht in de buurt van [straat 3] in [pleegplaats 4] en niet in de buurt van de respectievelijke woon- of verblijfplaatsen van verdachten.
Verdachten [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] willen of kunnen niet verklaren over hun verblijfplaats ten tijde van de inbraak, over de inhoud van de telefoontaps en over het feit dat zij kort na de inbraak zijn gezien met een bij die inbraak gestolen kluis.
De rechtbank overweegt ten aanzien van dit feit dat een verdachte het recht heeft om te zwijgen, maar dat onder omstandigheden het zwijgen van een verdachte een onhoudbare positie kan worden: indien -zoals in casu- feiten en omstandigheden zodanig wijzen op betrokkenheid van verdachte bij een aan hem verweten feit, mag enige verklaring, in welke vorm dan ook, van verdachte verlangd worden.
Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank voorts dat sprake was van een nauwe en volledige samenwerking tussen de verdachten [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] en daarmee staat tevens vast dat sprake is van medeplegen. De materiële bijdrage aan de uitvoering is van voldoende gewicht, nu verdachte ten minste mee is geweest naar en van de plaats des misdrijfs, tijdens het misdrijf in contact heeft gestaan met de medeverdachten, gereed heeft gestaan met een auto en deze heeft verplaatst en aanwezig was bij het dumpen van de kluis. Verdachte is derhalve ook voor die daden die niet feitelijk door hemzelf, maar die door (een van) zijn medeverdachte(n) zijn verricht, strafrechtelijk aansprakelijk.
Uit het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, leidt de rechtbank aldus af dat het aan [verdachte] onder feit 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht.
Ten aanzien van feit 6 ( [straat 5] te [pleegplaats 5] ):
- de aangifte van [slachtoffer 7] [7] , van inbraak in zijn woning tussen 14 november 2014 te 20:00 uur en 14 november 2014 te 21:30 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat het raam van de voordeur helemaal kapot was, dat de voordeur openstond, dat de hele woning is doorzocht, dat onder meer is meegenomen een grote zware kluis met daarin twee geldkistjes (met een contant geldbedrag van 17.000 euro), een paar leren laarzen, een leren herenjas en een sleutelbos. Bij de aangifte is een bijlage gevoegd inhoudende een omschrijving van de ontvreemde goederen.
- het proces-verbaal sporenonderzoek [8] inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat in de tuin van de woning aan de [straat 5] te [pleegplaats 5] een schoenspoor is veiliggesteld.
- het proces-verbaal bevindingen, inhoudende een vergelijkend onderzoek tussen enerzijds een paar onder [medeverdachte 1] inbeslaggenomen sportschoenen van het merk Cruyff en de hiermee vervaardigde proefsporen en anderzijds de bij de inbraak veiliggestelde schoensporen. Verbalisant stelt vast dat het profiel overeenkomt en dat de afmetingen in het profiel overeenkomen en concludeert dat het bij de inbraak aangetroffen schoenspoor is veroorzaakt met een schoen soortgelijk aan de onder [medeverdachte 1] inbeslaggenomen sportschoen van het merk Cruyff [9] . Deze sportschoenen van het merk Cruyff model Pelota zijn inbeslaggenomen vanuit de woning aan [adres 5] te [pleegplaats 2] , de woning van de vriendin van [medeverdachte 1] , [vriendin 1] , en één van de verblijfplaatsen van [medeverdachte 1] .
- het proces-verbaal van bevindingen inhoudende het dna-onderzoek aan de inbeslaggenomen sportschoenen van het merk Cruyff model Pelota [10] : De inbeslaggenomen Cruijff schoenen, model Pelota, werden biologisch bemonsterd. Deze bemonsteringen werden voor dna-onderzoek verzonden naar het NFI. Dit onderzoek leverde een mengprofiel van [medeverdachte 1] en minimaal één of meerdere onbekende perso(o)n(en).
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen [medeverdachte 1] en zijn [vriendin 1] op 14 november 2014 om 23:06 uur [11] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: [medeverdachte 1] zegt ‘nou wat dacht je?’, 4250’. De telefoon van [medeverdachte 1] straalt ten tijde van dit gesprek de mast aan op de locatie [adres 6] te [pleegplaats 1] .
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen [verdachte] en zijn [vriendin 2] op 14 november 2014 om 23:35 uur [12] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: [verdachte] zegt ‘nou we zitten er weer goed bij meid’, zal ik er nog even een fotootje van knippen en je die toesturen’, [vriendin 2] zegt ‘jullie maken daar elke keer foto’s van, dat moet je niet doen’, [verdachte] zegt ‘ja maar meissie je wil toch wel zien hoeveel ik heb of niet’, ok ik stuur het naar je toe’. De telefoon van [verdachte] straalt ten tijde van dit gesprek de mast aan op de locatie [adres 7] te [pleegplaats 1] .
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen [verdachte] en zijn [vriendin 2] op 14 november 2014 om 23:40 uur [13] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: [verdachte] vraagt ‘nou ben je tevreden?’, [vriendin 2] zegt ‘ja’.
- een proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 7] [14] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat hij een (bij een doorzoeking in de woning van de moeder van [medeverdachte 1] aan [adres 8] te [pleegplaats 1] ) inbeslaggenomen munt (gulden van het jaar 1976) herkent. Een soortgelijke munt is bij de inbraak gestolen.
Nadere bewijsoverweging met betrekking tot feit 6 ( [straat 5] te [pleegplaats 5] ):
Er is een proces-verbaal van aangifte. Uit de aangifte blijkt dat onder meer is weggenomen een contant geldbedrag van 17.000 euro. In de tapgesprekken tussen [medeverdachte 1] en zijn [vriendin 1] en tussen [verdachte] en zijn [vriendin 2] wordt een bedrag van 4.250 euro genoemd en wordt meer in het algemeen gezinspeeld op het hebben van geld.
Voorts blijkt uit de tapgesprekken van nog twee andere medeverdachten naast [medeverdachte 1] en [verdachte] . Hieruit kan worden afgeleid dat het geldbedrag van 17.000 euro is gedaald door vier personen (elk 4.250 euro). Er is een schoenspoor aangetroffen dat past bij andere inbraken en dat kan worden gelinkt aan (een schoen van) [medeverdachte 1] . Bij de doorzoeking van de woning van de moeder van [medeverdachte 1] aan [straat 11] wordt een gulden uit 1976 aangetroffen. Een munt gelijk aan de munt die bij aangever is gestolen en waarover aangever heeft verklaard dat hij juist deze munt heeft bewaard omdat dit een munt betreft met het geboortejaar van zijn zoon.
Verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] willen of kunnen niet verklaren over de inhoud van de telefoontaps.
De rechtbank overweegt ook ten aanzien van dit feit dat een verdachte het recht heeft om te zwijgen, maar dat onder omstandigheden het zwijgen van een verdachte een onhoudbare positie kan worden: indien -zoals in casu- feiten en omstandigheden zodanig wijzen op betrokkenheid van verdachte bij een aan hem verweten feit, mag enige verklaring, in welke vorm dan ook, van verdachte verlangd worden.
Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank voorts dat sprake was van een nauwe en volledige samenwerking tussen de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] en daarmee staat tevens vast dat sprake is van medeplegen. De materiële bijdrage aan de uitvoering is van voldoende gewicht, nu het ging om een zware kluis die alleen door meerdere personen tegelijk kon worden verplaatst. Verdachte is derhalve ook voor die daden die niet feitelijk door hemzelf, maar die door zijn medeverdachte zijn verricht, aansprakelijk.
Uit het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, leidt de rechtbank af dat het aan verdachte Wolters onder feit 6 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht.

Hetgeen de rechtbank bewezen acht

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 4 en onder 6 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
4.
hij op 6 november 2014 te [pleegplaats 4] , gemeente De Wolden, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan [straat 3] heeft weggenomen een kluis met inhoud en een hoeveelheid sieraden, toebehorende aan [slachtoffer 5] , waarbij verdachte en zijn medeverdachten zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
6.
hij op 14 november 2014 te [pleegplaats 5] , gemeente Hoogeveen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan [straat 5] heeft weggenomen een kluis met inhoud, een paar laarzen, een jas, geld uit een portemonnee en sleutels, toebehorende aan [slachtoffer 7] , waarbij verdachte en zijn medeverdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Kwalificaties

Het bewezen geachte levert respectievelijk op:
onder 4: diefstal, gepleegd door twee of meerdere verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 6: diefstal, gepleegd door twee of meerdere verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsvrouw van de verdachte, de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 25 juni 2015, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van (soortgelijke) misdrijven is veroordeeld, alsmede de over verdachte uitgebrachte reclasseringsrapportage d.d. 11 februari 2015 en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals ter terechtzitting door de raadsvrouw uiteengezet.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal woninginbraken, in vereniging gepleegd. De rechtbank tekent hierbij aan dat onderhavige inbraken het bestek van een “gewone” woninginbraak te boven gaat, gelet op de buitgemaakte spullen (met name de aanwezigheid van kluizen en de grote hoeveelheid sieraden) en de enorme ravage die is aangericht. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Voorts is gebleken dat verdachte forse documentatie heeft met betrekking tot soortgelijke feiten, dat verdachte in een proeftijd loopt van een ander feit en dat verdachte onder toezicht staat van de reclassering. Ondanks vorenstaande heeft verdachte niet geschuwd om wederom inbraken te plegen.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden passend en geboden is.
De rechtbank komt daarbij tot een gevangenisstraf van kortere duur dan door het openbaar ministerie is gevorderd op grond van het feit dat verdachte van een aantal feiten wordt vrijgesproken.

Benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1)

[slachtoffer 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bedraagt € 24.017,50, bestaande uit € 23.667,50 aan materiële schade en € 350,00 aan immateriële schade.
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De vordering ziet immers op schade die verband houdt met het onder 1 ten laste gelegde, terwijl verdachte terzake zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voor de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel acht de rechtbank geen termen aanwezig.

Benadeelde partij [slachtoffer 4] (feit 3)

[slachtoffer 4] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 3 ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 292,44 aan materiële schade.
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De vordering ziet immers op schade die verband houdt met het onder 3 ten laste gelegde, terwijl verdachte terzake zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voor de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel acht de rechtbank geen termen aanwezig.

Benadeelde partij [slachtoffer 6] (feit 5)

[slachtoffer 6] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 5 ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 59.250,- aan materiële schade en € 450,- aan immateriële schade.
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De vordering ziet immers op schade die verband houdt met het onder 5 ten laste gelegde, terwijl verdachte terzake zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voor de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel acht de rechtbank geen termen aanwezig.

Benadeelde partij [slachtoffer 7] (feit 6)

[slachtoffer 7] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 6 ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 16.093,- aan materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 47, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1, onder 2, onder 3 en onder 5 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 4 en onder 6 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven zijn vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot:
- een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 maanden.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Benadeelde partij [slachtoffer 7] (feit 6)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 16.093,-, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het [slachtoffer 7] , te betalen een bedrag van € 16.093,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 115 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 16.093,- aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het [slachtoffer 7] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit deel van het toegewezen bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte - al dan niet samen met zijn mededader - aan de benadeelde partij een bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen. Dit bedrag bestaat uit € 16.093,- aan materiële schade.
De rechtbank bepaalt dat
de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] (feit 1), [slachtoffer 4] (feit 3) en [slachtoffer 6] (feit 5)niet-ontvankelijk zijn en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht. De rechtbank bepaalt voorts dat deze benadeelde partijen en veroordeelde hun eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Läkamp, voorzitter en mrs. P.J. van Steen en A. Heidekamp, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 04 augustus 2015.

Voetnoten

1.Pag 2491 e.v.;
2.Pag. 2505 e.v.;
3.Pag. 2509 e.v.;
4.Pag. 2521 e.v.;
5.Pag. 2525;
6.Pag. 2503 e.v.;
7.Pag. 3011 e.v.;
8.Pag. 3019 e.v.;
9.Pag. 3021 e.v.;
10.Pag. 2117 e.v.;
11.Pag. 3034 e.v.;
12.Pag. 3035 e.v.;
13.Pag. 3035 e.v.;
14.Pag. 3041 e.v.;