Bewijsmotivering
De rechtbank baseert haar beslissing dat verdachte het tenlastegelegde onder 2, onder 3 en onder 4 subsidiair heeft begaan op de feiten en omstandigheden die hierna in samenvattende vorm worden weergegeven en die voorkomen in de in de voetnoten weergegeven gebezigde bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 2 ( [adres 2] te [pleegplaats 2] ):
- de aangifte van [slachtoffer 3], mede namens [slachtoffer 4] , van inbraak in hun woning tussen 22 oktober 2014 te 21:15 uur en 23 oktober 2014 te 00:30 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat het raam van de schuifpui was vernield, dat het huis is doorzocht en dat de op de bij de aangifte gevoegde bijlage genoemde goederen zijn ontvreemd. Dit betreft onder andere een grote hoeveelheid sieraden, horloges (waaronder een horloge van het merk Swatch), een harddisk en gouden munten.
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] op 22 oktober 2014 om 22:52 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: [medeverdachte 1] belt met [verdachte] en zegt dat hij iets moois heeft voor nu direct; [medeverdachte 1] gaat [verdachte] direct ophalen.
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen [medeverdachte 1] en zijn [vriendin 1] op 22 oktober 2014 om 22:53 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: Het wordt iets later. Hij zegt dat hij iets zag en vraagt haar of zij begrijpt wat hij bedoelt. [vriendin 1] zegt dat zij trots is op [medeverdachte 1] en dat hij uit moet kijken.
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 22 oktober 2014 om 22:56 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: [medeverdachte 2] zegt dat hij al in bed ligt. [medeverdachte 1] zegt dat het dan over gaat en dat hij [verdachte] al heeft gebeld. [medeverdachte 1] zegt: als het wat is dan komen we wel bij je.
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] op 23 oktober 2014 om 00:08 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: [medeverdachte 1] vraagt [medeverdachte 3] om een alibi voor hemzelf en [verdachte] voor het geval hij wordt aangehouden;
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 23 oktober 2014 om 00:36 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: [medeverdachte 2] doe even los voor mij en [verdachte] . Te horen is dat de beller hijgt of dat iemand op de achtergrond hijgt. Uit de mastgegevens blijkt dat de telefoon van [medeverdachte 1] op dat moment de mast op [adres 2] te [pleegplaats 2] aanstraalt.
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen verdachte [medeverdachte 2] en [bedrijf] te [plaats 1] op 23 oktober 2014 om 13:48 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: [medeverdachte 2] krijgt 4362. [medeverdachte 2] gaat daarmee akkoord.
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op 24 oktober 2014 om 12:52 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: Het gesprek gaat over geld. [medeverdachte 1] zegt dat hij gisteren 2000 van [medeverdachte 2] heeft gekregen en daarvan 1000 aan [verdachte] heeft gegeven. [medeverdachte 1] zegt dat hij nog 500 van [medeverdachte 2] krijgt. [medeverdachte 2] zegt ok.
- een proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 4], inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat hij een (bij een doorzoeking in de woning van de moeder van [medeverdachte 1] aan [adres 8] te [woonplaats] ) inbeslaggenomen herenhorloge van het merk Swatch herkent als het zijne. Dit horloge is bij de inbraak gestolen.
Nadere bewijsoverweging met betrekking tot feit 2 ( [adres 2] te [pleegplaats 2] ):
Er is een proces-verbaal van aangifte, er zijn telefoontaps en één van de sieraden, een Swatch horloge, dat bij de moeder van [medeverdachte 1] in beslag is genomen, wordt herkend door de aangever. Kort na de inbraak straalt [medeverdachte 1 zijn] telefoon aan op de mast aan [adres 2] . Uit de taps blijkt dat [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] en [verdachte] vraagt of zij meegaan: hij heeft iets leuks. [medeverdachte 2] gaat niet mee, [verdachte] wel. Enkele uren later belt [medeverdachte 1] met [medeverdachte 2] : of hij kan opendoen. Hij heeft dan ook al met [medeverdachte 3] gebeld over een alibi. Een dag later heeft [medeverdachte 2] contact met [bedrijf] en weer een dat later ontvangt hij een geldbedrag op zijn rekening. [verdachte] kan of wil desgevraagd niets uitleggen over de inhoud van voornoemde tapgesprekken en over geld dat verdeelt wordt. De rechtbank overweegt dienaangaande dat verdachte het recht heeft om te zwijgen, maar dat onder omstandigheden het zwijgen van verdachte een onhoudbare positie kan worden: indien -zoals in casu- feiten en omstandigheden zodanig wijzen op betrokkenheid van verdachte bij een aan hem verweten feit, mag enige verklaring, in welke vorm dan ook, van verdachte verlangd worden.
Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank voorts dat sprake was van een nauwe en volledige samenwerking tussen [medeverdachte 1] en verdachte en daarmee staat tevens vast dat sprake is van medeplegen. Verdachte is derhalve ook voor die daden die niet feitelijk door hemzelf, maar die door zijn medeverdachte zijn verricht, strafrechtelijk aansprakelijk.
Uit het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, leidt de rechtbank af dat het aan verdachte onder feit 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht
Ten aanzien van feit 3 ( [adres 3] te [pleegplaats 3] ):
- de aangifte van [slachtoffer 5], van inbraak in haar woning tussen 6 november 2014 te 19:30 uur en 6 november 2014 te 20:18 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat het raam van de slaapkamer was opengebroken, dat uit het kantoor de kluis was weggenomen en in de slaapkamer de kasten overhoop waren gehaald. In de kluis zaten papieren. Uit de sieradendoosjes zijn alleen de gouden sieraden meegenomen. De op de bij de aangifte gevoegde bijlage genoemde goederen zijn ontvreemd.
- het proces-verbaal inhoudende de observatievan [medeverdachte 1] op 6 november 2014 tussen 15:00 uur en 22:45 uur. [medeverdachte 1] had op dat moment de beschikking over een grijze Peugeot, type 307, [kenteken] . Deze auto stond op naam van zijn [vriendin 1] . Het observatieteam neemt onder meer het volgende waar: (17:55 uur) De Peugeot 307 rijdt door de [straat 1] in [pleegplaats 2] . De bestuurder wordt herkent als [medeverdachte 1] . (18:16 uur) De Peugeot is niet meer onder controle van het observatieteam. (20:51 uur) De Peugeot staat op het kampje aan [straat 2] in [pleegplaats 2] . (21:22 uur) twee personen lopen naar de Peugeot en zij tillen samen een kluis. De kluis wordt in de kofferbak van de Peugeot gelegd. Vervolgens lopen nog twee personen naar de Peugeot. Eén van hen tilt nog een kluis in de kofferbak. Eén van deze personen droeg witte kleding met op de rugzijde het nummer 34. Deze persoon droeg ook een schoudertas. (21:23 uur) Er gaan drie personen in de Peugeot zitten. (21:27 uur) De Peugeot wordt tot stilstand gebracht in de berm aan [straat 3] te [pleegplaats 2] . Aan de bijrijderszijde van de auto is een sloot. (21:34 uur) Gezien wordt dat er in de sloot aan [straat 3] te [pleegplaats 2] een kluis in het water ligt. Gezien wordt dat er papieren in het water drijven waar het adres [adres 3] op staat. (21:35 uur) Gezien wordt dat één persoon uit de Peugeot stapt op [straat 4] in [pleegplaats 2] . (21:36 uur) Op [straat 5] stapt nog een persoon uit de Peugeot. (22:10 uur) De Peugeot wordt geparkeerd aan [straat 6] te [pleegplaats 2] ter hoogte van [nummer 1] .
- het proces-verbaal van bevindingen inhoudende het aantreffen en veiligstellen van een in het water van de [naam vaart] aangetroffen kluis.
- het proces-verbaal van bevindingen inhoudende het uitkijken van de camerabeelden van 5 november 2014 van het Grenswisselkantoor te [plaats 2] . Op de beelden worden onder meer de verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] herkend. [medeverdachte 1] draagt een wit T-shirt met daarop in grote cijfers 34 met daarboven ‘Noriega’. [medeverdachte 1] draagt een schoudertas.
- Uit de telefoontaps blijkt dat de telefoons van de verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [verdachte] op 6 november 2014 tussen 18:23 uur en 20:30 uur onder meer de zendmasten in [pleegplaats 3] , [plaats 3] en [plaats 4] aanstralen. Verdachte [verdachte] belde die avond om 20:03 uur, via het telefoonnummer [nummer 2] van [medeverdachte 1] , taplijn 005, naar het nummer van [medeverdachte 3] . [verdachte] zegt dat [medeverdachte 3] even weer met de auto voor het huis moest gaan staan. [medeverdachte 3] antwoordt dat ze al voor het huis staan. Op dat moment straalde de telefoon van [medeverdachte 1] een zendmast aan op het [adres 9] te [pleegplaats 3] .
- het telefoonnummer [nummer 2] van [medeverdachte 1] straalt tussen 20:50 uur en 21:30 uur een zendmast aan [adres 2] in [pleegplaats 2] aan. De locatie van deze mast is nabij [straat 2] .
- de verklaring van de [getuige]
Nadere bewijsoverweging met betrekking tot feit 3 ( [adres 3] te [pleegplaats 3] ):
Er is een proces-verbaal van aangifte waaruit blijkt dat de inbraak plaatsvindt tussen 19:30 en 20:00 uur op 6 november 2014. Op de dag van de inbraak wordt [medeverdachte 1] geobserveerd. Uit de observatie blijkt dat [medeverdachte 1] om 17:31 uur vertrekt in een (grijze) Peugeot vanaf [straat 7] in [pleegplaats 1] naar [straat 6] in [pleegplaats 2] . Tussen 18:16 uur en 20:50 uur raakt het observatieteam het zicht op de auto kwijt. Om 20:51 uur wordt de auto gezien aan [adres 10] te [pleegplaats 2] , de verblijfplaats van [medeverdachte 2] . Dit is minder dan anderhalf uur na de inbraak. Gezien wordt dat twee mannen een kluis in de auto tillen. Eén van de mannen draagt een lichtgekleurd T-shirt, met op de rug het getal 34. Agenten volgen de Peugeot met daarin de kluis. De auto komt op 21:27 uur tot stilstand naast een sloot. Als de agenten acht minuten later gaan kijken vinden zij in die sloot een kluis. Rondom drijven documenten met daarop onder meer het adres [adres 3] . De Peugeot wordt verder gevolgd en even later stapt iemand uit aan [straat 4] te [pleegplaats 2] (dit is het adres van [verdachte] ). Daarna rijdt de Peugeot naar [straat 5] waar ook iemand uitstapt. De Peugeot rijdt vervolgens naar [straat 6] en parkeert ter hoogte van [nummer 1] (dit is het adres van de moeder van [medeverdachte 1] ).
Uit de telefoontaps blijkt dat [verdachte] om 20:03 uur, via het telefoonnummer [nummer 2] van [medeverdachte 1] , belt, naar het nummer van [medeverdachte 3] . [verdachte] zegt dat [medeverdachte 3] even weer met de auto voor het huis moest gaan staan. [medeverdachte 3] antwoordt dat ze al voor het huis staan. Op dat moment straalde de telefoon van [medeverdachte 1] een zendmast aan op het adres [adres 11] te [pleegplaats 3] . Dit is heel dicht in de buurt van de [adres 3] in [pleegplaats 3] en niet in de buurt van de respectievelijke woon- of verblijfplaatsen van verdachten.
Verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [verdachte] willen of kunnen niet verklaren over hun verblijfplaats ten tijde van de inbraak, over de inhoud van de telefoontaps en over het feit dat zij kort na de inbraak zijn gezien met een bij die inbraak gestolen kluis.
De rechtbank overweegt ook ten aanzien van dit feit dat een verdachte het recht heeft om te zwijgen, maar dat onder omstandigheden het zwijgen van een verdachte een onhoudbare positie kan worden: indien -zoals in casu- feiten en omstandigheden zodanig wijzen op betrokkenheid van verdachte bij een aan hem verweten feit, mag enige verklaring, in welke vorm dan ook, van verdachte verlangd worden.
Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank voorts dat sprake was van een nauwe en volledige samenwerking tussen de verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [verdachte] en daarmee staat tevens vast dat sprake is van medeplegen. De materiële bijdrage aan de uitvoering is van voldoende gewicht, nu verdachte ten minste mee is geweest naar en van de plaats des misdrijfs, tijdens het misdrijf in contact heeft gestaan met een medeverdachte en aanwezig was bij het dumpen van de kluis. Verdachte is derhalve ook voor die daden die niet feitelijk door hemzelf, maar die door (een van) zijn medeverdachte(n) zijn verricht, strafrechtelijk aansprakelijk.
Uit het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, leidt de rechtbank aldus af dat het aan verdachte onder feit 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht.
Ten aanzien van feit 4 subsidiair (opzetheling):
- de aangifte van [slachtoffer 6], van inbraak in zijn woning tussen 29 juli 2014 te 16:00 uur en 30 juli 2014 te 07:00 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat men is binnengekomen via een uitzetraam aan de achterzijde van de woning en dat uit de woning onder meer twee laptops zijn weggenomen. Bij de aangifte is een bijlage gevoegd met alle ontvreemde goederen.
- een proces-verbaal van bevindingen onderzoek geheugen inbeslaggenomen laptop E-1-1-1opgemaakt op 12 februari 2015 door de [verbalisant] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat op het geheugen van de laptop gegevens zijn aangetroffen van [slachtoffer 6] alsmede gegevens van verdachte [verdachte] en zijn [vriendin 2] . [slachtoffer 6] en zijn zoon herkennen de laptop als hun eigendom. De laptop is inbeslaggenomen in de woning van verdachte [verdachte] aan [adres 12] te [pleegplaats 2] .
Nadere bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 4 subsidiair (opzetheling):
Met het voorgaande is gegeven dat (1) de laptop van misdrijf afkomstig was en (2) dat verdachte dit goed heeft verworven en voorhanden heeft gehad. Gelet op de omstandigheden waaronder voornoemde laptop is aangetroffen, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn, dan dat verdachte op het moment van de verwerving of het voorhanden krijgen van de laptop wist dat deze uit misdrijf afkomstig was. Op de laptop zijn immers verschillende (identificerende) gegevens van aangever c.q. zijn familieleden aangetroffen. Verdachte niet kan of wil niet verklaren hoe hij in het bezit van deze laptop is gekomen, noch of hij aan de hand van de gegevens van aangever heeft getracht contact met hem op te nemen. De rechtbank gaat er daarom van uit, dat verdachte niet te goeder trouw is geweest ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van de laptop. Verdachte heeft aldus ten minste willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard, dat de laptop uit misdrijf afkomstig was. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank gegeven dat verdachte (ten minste) voorwaardelijk opzet heeft gehad. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan opzetheling.