ECLI:NL:RBNNE:2015:3785

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 augustus 2015
Publicatiedatum
4 augustus 2015
Zaaknummer
18.950093-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraken en opzetheling door verdachte in Zuidwest Drenthe

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 4 augustus 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere woninginbraken en opzetheling. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van inbraken in de periode van juli 2014 tot en met december 2014 in Zuidwest Drenthe, waarbij hij samen met anderen op brutale wijze woningen binnendrong en waardevolle goederen, waaronder kluizen en sieraden, ontvreemde. De rechtbank oordeelde dat de inbraken op professionele wijze waren gepleegd, wat de ernst van de feiten vergrootte. De verdachte werd ook verantwoordelijk gehouden voor de opzetheling van een laptop, waarvan hij wist dat deze uit misdrijf afkomstig was. Tijdens de rechtszaak werd de verdachte vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. H.W. Knottenbelt, en de officier van justitie, mr. I. van Overbeeke, eiste een gevangenisstraf van 15 maanden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele tenlastegelegde feiten, maar achtte de feiten onder 2, 3 en 4 subsidiair wettig en overtuigend bewezen. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank verklaarde de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk, omdat de feiten waarvoor schadevergoeding werd gevraagd niet bewezen waren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18.950093-14
vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 04 augustus 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonadres] .
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 21 juli 9 juni 2015.
De verdachte is niet verschenen, maar heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door mr. H.W. Knottenbelt, advocaat te Assen, die verklaarde daartoe uitdrukkelijk te zijn gemachtigd.

De tenlastelegging

De verdachte is bij gewijzigde dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
(aangifte blz. 2087)
hij in of omstreeks de periode van 10 oktober 2014 tot en met 11 oktober 2014
te [pleegplaats 1] , gemeente Hoogeveen, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
in/uit een woning aan/nabij [adres 1] heeft weggenomen een
kluis met inhoud en/of uit een portemonnee een geldbedrag, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
(aangifte blz. 2255)
hij in of omstreeks de periode van 22 oktober 2014 tot en met 23 oktober 2014
te [pleegplaats 2] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning
aan/nabij [adres 2] heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden, een
harddisk en/of een of meer gouden munten, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte
en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
(aangifte blz. 2491)
hij op of omstreeks 06 november 2014 te [pleegplaats 3] , gemeente De Wolden,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan/nabij [adres 3]
heeft weggenomen een kluis met inhoud en/of een hoeveelheid
sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
4.
(aangifte blz. 3232)
hij in of omstreeks de periode van 29 juli 2014 tot en met 30 juli 2014 te
[pleegplaats 1] , gemeente Hoogeveen, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
in/uit een woning en/of een bedrijfspand aan/nabij [adres 4] heeft
weggenomen een auto, een hoeveelheid gereedschap, een of meer fietsen, een
geldbedrag en/of een of meer laptops, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een
valse sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 29 juli 2014 tot en met 9 december 2014 in
de gemeente Hoogeveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen, een laptop heeft verworven, voorhanden heeft
gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde
van het verwerven of het voorhanden krijgen van die laptop wist(en) dat het
(een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
5.
(aangifte blz. 3547)
hij in of omstreeks de periode van 7 december 2014 tot en met 8 december 2014
te [pleegplaats 3] , gemeente De Wolden, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
in/uit een woning aan/nabij [adres 5] heeft weggenomen een of meer
horloges en/of een of meer sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 7 december 2014 tot en met 9 december 2014
in de gemeente Hoogeveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen, een horloge heeft verworven, voorhanden
heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten
tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat horloge wist(en) dat
het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
6.
(aangifte blz. 3651)
hij op of omstreeks 05 november 2014 te [pleegplaats 4] , gemeente Hardenberg, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan/nabij [adres 6] heeft
weggenomen een of meer sleutels, een hoeveelheid sieraden, een hoeveelheid
bestek en/of een afstandsbediening, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s)
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of
de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
7.
(aangifte blz. 3759)
hij op of omstreeks 02 december 2014 te [pleegplaats 5] , gemeente Hardenberg, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan/nabij [adres 7] heeft
weggenomen een hoeveelheid (oude) munten, een hoeveelheid sieraden, een of
meer horloges en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 9] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s)
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of
de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 2 december 2014 tot en met 9 december 2014
in de gemeente Hoogeveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen, een gouden ketting heeft verworven,
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn
mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die
gouden ketting wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren)
betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank zal, waar in de tenlastelegging staat “verdachte en/of zijn mededader(s)” lezen alsof daar staat “verdachte en/of zijn medeverdachte(n)”. De term mededader namelijk impliceert dat verdachte ook als dader moet worden aangemerkt, hetgeen in strijd is met de presumptie van onschuld: een verdachte dient tot aan het moment van onherroepelijke bewezenverklaring van het hem tenlastegelegde voor onschuldig te worden gehouden.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. I. van Overbeeke acht hetgeen onder 2, onder 3, onder 4 subsidiair, onder 5 subsidiair en onder 7 subsidiair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie vordert dat de rechtbank verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden onder aftrek van voorarrest.
De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 6] (feit 4) en [slachtoffer 9] (feit 7) dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Beoordeling van het bewijs

Inleiding:
In de periode juli 2014 tot begin december 2014 vindt in Zuidwest Drenthe een golf van inbraken plaats. Op 18 augustus 2014 is door de afdeling recherche Zuidwest Drenthe van de politie Eenheid Noord-Nederland een onderzoek (onder de naam SAMARA) gestart naar deze woninginbraken.
Op grond van het proces-verbaal van de politie Eenheid Noord-Nederland, Recherche Zuidwest Drenthe, onderzoek 03SAMARA, met onderzoeksnummer 2014141837 en het verhandelde ter terechtzitting oordeelt de rechtbank met betrekking tot de tenlastegelegde feiten als volgt.
Verweren:
De raadsman heeft opgemerkt dat de stem van verdachte blijkens de transcripties van de tapgesprekken kennelijk enkele keren wordt herkend. Hij heeft er daarbij op gewezen, dat er geen onderbouwing van die herkenningen in het dossier aanwezig is. De personen die de tapgesprekken hebben uitgeluisterd, hebben geen afzonderlijke verklaring afgelegd waaruit duidelijk naar voren komt dat en waarom zij de stem van verdachte zouden kunnen herkennen en ook daadwerkelijk hebben herkend. Daarom zijn die herkenningen niet overtuigend, aldus de raadsman. Naar het oordeel van de rechtbank snijdt deze stelling geen hout. Het oordeel over de geloofwaardigheid van de stemherkenningen is voorbehouden aan de rechtbank als onderdeel van de keuze en waardering van de bewijsmiddelen. Het ontbreken van een afzonderlijke verklaring van de personen die de tapgesprekken hebben uitgeluisterd over de achtergrond van de herkenning kan die weging beïnvloeden, maar maakt de tapgesprekken nog niet onbruikbaar als bewijsmiddel, zeker nu niet gesteld of gebleken is waarom de herkenningen onbetrouwbaar of ongeloofwaardig zouden zijn.
Voorts heeft de raadsman zich in algemene termen aangesloten bij een verweer dat de raadsvrouw van een medeverdachte heeft gevoerd met betrekking tot de (on)rechtmatigheid van de verkrijging van zogenaamde mastgegevens.
De rechtbank overweegt met betrekking tot dit verweer dat het verkrijgen van deze gegevens wordt gedekt door (wel aanwezige) vorderingen “verkeersgegevens” ex artikel 126n Wetboek van Strafvordering, zodat anders dan betoogd, een vordering ex artikel 126ng Wetboek van Strafvordering niet aan de orde is.

Vrijspraak

De verdachte dient van het onder 1, onder 4 primair, onder 5 primair en subsidiair, onder 6 en onder 7 primair en subsidiair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank overweegt ten aanzien van alle voornoemde feiten waarvan zij vrijspreekt nog het volgende. De afzonderlijke zaaksdossiers bevatten weliswaar vele feiten en omstandigheden die in onderlinge samenhang beschouwd, ernstige bezwaren opleveren tegen verdachte, maar deze zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten te kunnen komen.
Ten aanzien van het onder 5 subsidiair en onder 7 subsidiair tenlastegelegde overweegt de rechtbank voorts, dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat voor de omstandigheid dat verdachte ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van de aangetroffen goederen wist dat zij door misdrijf waren verkregen.

Bewijsmotivering

De rechtbank baseert haar beslissing dat verdachte het tenlastegelegde onder 2, onder 3 en onder 4 subsidiair heeft begaan op de feiten en omstandigheden die hierna in samenvattende vorm worden weergegeven en die voorkomen in de in de voetnoten weergegeven gebezigde bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 2 ( [adres 2] te [pleegplaats 2] ):
- de aangifte van [slachtoffer 3] [1] , mede namens [slachtoffer 4] , van inbraak in hun woning tussen 22 oktober 2014 te 21:15 uur en 23 oktober 2014 te 00:30 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat het raam van de schuifpui was vernield, dat het huis is doorzocht en dat de op de bij de aangifte gevoegde bijlage genoemde goederen zijn ontvreemd. Dit betreft onder andere een grote hoeveelheid sieraden, horloges (waaronder een horloge van het merk Swatch), een harddisk en gouden munten.
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] op 22 oktober 2014 om 22:52 uur [2] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: [medeverdachte 1] belt met [verdachte] en zegt dat hij iets moois heeft voor nu direct; [medeverdachte 1] gaat [verdachte] direct ophalen.
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen [medeverdachte 1] en zijn [vriendin 1] op 22 oktober 2014 om 22:53 uur [3] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: Het wordt iets later. Hij zegt dat hij iets zag en vraagt haar of zij begrijpt wat hij bedoelt. [vriendin 1] zegt dat zij trots is op [medeverdachte 1] en dat hij uit moet kijken.
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 22 oktober 2014 om 22:56 uur [4] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: [medeverdachte 2] zegt dat hij al in bed ligt. [medeverdachte 1] zegt dat het dan over gaat en dat hij [verdachte] al heeft gebeld. [medeverdachte 1] zegt: als het wat is dan komen we wel bij je.
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] op 23 oktober 2014 om 00:08 uur [5] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: [medeverdachte 1] vraagt [medeverdachte 3] om een alibi voor hemzelf en [verdachte] voor het geval hij wordt aangehouden;
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 23 oktober 2014 om 00:36 uur [6] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: [medeverdachte 2] doe even los voor mij en [verdachte] . Te horen is dat de beller hijgt of dat iemand op de achtergrond hijgt. Uit de mastgegevens blijkt dat de telefoon van [medeverdachte 1] op dat moment de mast op [adres 2] te [pleegplaats 2] aanstraalt.
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen verdachte [medeverdachte 2] en [bedrijf] te [plaats 1] op 23 oktober 2014 om 13:48 uur [7] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: [medeverdachte 2] krijgt 4362. [medeverdachte 2] gaat daarmee akkoord.
- een proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek tussen verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op 24 oktober 2014 om 12:52 uur [8] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: Het gesprek gaat over geld. [medeverdachte 1] zegt dat hij gisteren 2000 van [medeverdachte 2] heeft gekregen en daarvan 1000 aan [verdachte] heeft gegeven. [medeverdachte 1] zegt dat hij nog 500 van [medeverdachte 2] krijgt. [medeverdachte 2] zegt ok.
- een proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 4] [9] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat hij een (bij een doorzoeking in de woning van de moeder van [medeverdachte 1] aan [adres 8] te [woonplaats] ) inbeslaggenomen herenhorloge van het merk Swatch herkent als het zijne. Dit horloge is bij de inbraak gestolen.
Nadere bewijsoverweging met betrekking tot feit 2 ( [adres 2] te [pleegplaats 2] ):
Er is een proces-verbaal van aangifte, er zijn telefoontaps en één van de sieraden, een Swatch horloge, dat bij de moeder van [medeverdachte 1] in beslag is genomen, wordt herkend door de aangever. Kort na de inbraak straalt [medeverdachte 1 zijn] telefoon aan op de mast aan [adres 2] . Uit de taps blijkt dat [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] en [verdachte] vraagt of zij meegaan: hij heeft iets leuks. [medeverdachte 2] gaat niet mee, [verdachte] wel. Enkele uren later belt [medeverdachte 1] met [medeverdachte 2] : of hij kan opendoen. Hij heeft dan ook al met [medeverdachte 3] gebeld over een alibi. Een dag later heeft [medeverdachte 2] contact met [bedrijf] en weer een dat later ontvangt hij een geldbedrag op zijn rekening. [verdachte] kan of wil desgevraagd niets uitleggen over de inhoud van voornoemde tapgesprekken en over geld dat verdeelt wordt. De rechtbank overweegt dienaangaande dat verdachte het recht heeft om te zwijgen, maar dat onder omstandigheden het zwijgen van verdachte een onhoudbare positie kan worden: indien -zoals in casu- feiten en omstandigheden zodanig wijzen op betrokkenheid van verdachte bij een aan hem verweten feit, mag enige verklaring, in welke vorm dan ook, van verdachte verlangd worden.
Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank voorts dat sprake was van een nauwe en volledige samenwerking tussen [medeverdachte 1] en verdachte en daarmee staat tevens vast dat sprake is van medeplegen. Verdachte is derhalve ook voor die daden die niet feitelijk door hemzelf, maar die door zijn medeverdachte zijn verricht, strafrechtelijk aansprakelijk.
Uit het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, leidt de rechtbank af dat het aan verdachte onder feit 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht
Ten aanzien van feit 3 ( [adres 3] te [pleegplaats 3] ):
- de aangifte van [slachtoffer 5] [10] , van inbraak in haar woning tussen 6 november 2014 te 19:30 uur en 6 november 2014 te 20:18 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat het raam van de slaapkamer was opengebroken, dat uit het kantoor de kluis was weggenomen en in de slaapkamer de kasten overhoop waren gehaald. In de kluis zaten papieren. Uit de sieradendoosjes zijn alleen de gouden sieraden meegenomen. De op de bij de aangifte gevoegde bijlage genoemde goederen zijn ontvreemd.
- het proces-verbaal inhoudende de observatie [11] van [medeverdachte 1] op 6 november 2014 tussen 15:00 uur en 22:45 uur. [medeverdachte 1] had op dat moment de beschikking over een grijze Peugeot, type 307, [kenteken] . Deze auto stond op naam van zijn [vriendin 1] . Het observatieteam neemt onder meer het volgende waar: (17:55 uur) De Peugeot 307 rijdt door de [straat 1] in [pleegplaats 2] . De bestuurder wordt herkent als [medeverdachte 1] . (18:16 uur) De Peugeot is niet meer onder controle van het observatieteam. (20:51 uur) De Peugeot staat op het kampje aan [straat 2] in [pleegplaats 2] . (21:22 uur) twee personen lopen naar de Peugeot en zij tillen samen een kluis. De kluis wordt in de kofferbak van de Peugeot gelegd. Vervolgens lopen nog twee personen naar de Peugeot. Eén van hen tilt nog een kluis in de kofferbak. Eén van deze personen droeg witte kleding met op de rugzijde het nummer 34. Deze persoon droeg ook een schoudertas. (21:23 uur) Er gaan drie personen in de Peugeot zitten. (21:27 uur) De Peugeot wordt tot stilstand gebracht in de berm aan [straat 3] te [pleegplaats 2] . Aan de bijrijderszijde van de auto is een sloot. (21:34 uur) Gezien wordt dat er in de sloot aan [straat 3] te [pleegplaats 2] een kluis in het water ligt. Gezien wordt dat er papieren in het water drijven waar het adres [adres 3] op staat. (21:35 uur) Gezien wordt dat één persoon uit de Peugeot stapt op [straat 4] in [pleegplaats 2] . (21:36 uur) Op [straat 5] stapt nog een persoon uit de Peugeot. (22:10 uur) De Peugeot wordt geparkeerd aan [straat 6] te [pleegplaats 2] ter hoogte van [nummer 1] .
- het proces-verbaal van bevindingen inhoudende het aantreffen en veiligstellen van een in het water van de [naam vaart] aangetroffen kluis [12] .
- het proces-verbaal van bevindingen inhoudende het uitkijken van de camerabeelden van 5 november 2014 van het Grenswisselkantoor te [plaats 2] . Op de beelden worden onder meer de verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] herkend. [medeverdachte 1] draagt een wit T-shirt met daarop in grote cijfers 34 met daarboven ‘Noriega’ [13] . [medeverdachte 1] draagt een schoudertas.
- Uit de telefoontaps blijkt dat de telefoons van de verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [verdachte] op 6 november 2014 tussen 18:23 uur en 20:30 uur onder meer de zendmasten in [pleegplaats 3] , [plaats 3] en [plaats 4] aanstralen. Verdachte [verdachte] belde die avond om 20:03 uur [14] , via het telefoonnummer [nummer 2] van [medeverdachte 1] , taplijn 005, naar het nummer van [medeverdachte 3] . [verdachte] zegt dat [medeverdachte 3] even weer met de auto voor het huis moest gaan staan. [medeverdachte 3] antwoordt dat ze al voor het huis staan. Op dat moment straalde de telefoon van [medeverdachte 1] een zendmast aan op het [adres 9] te [pleegplaats 3] .
  • het telefoonnummer [nummer 2] van [medeverdachte 1] straalt tussen 20:50 uur en 21:30 uur een zendmast aan [adres 2] in [pleegplaats 2] aan. De locatie van deze mast is nabij [straat 2] .
  • de verklaring van de [getuige]
Nadere bewijsoverweging met betrekking tot feit 3 ( [adres 3] te [pleegplaats 3] ):
Er is een proces-verbaal van aangifte waaruit blijkt dat de inbraak plaatsvindt tussen 19:30 en 20:00 uur op 6 november 2014. Op de dag van de inbraak wordt [medeverdachte 1] geobserveerd. Uit de observatie blijkt dat [medeverdachte 1] om 17:31 uur vertrekt in een (grijze) Peugeot vanaf [straat 7] in [pleegplaats 1] naar [straat 6] in [pleegplaats 2] . Tussen 18:16 uur en 20:50 uur raakt het observatieteam het zicht op de auto kwijt. Om 20:51 uur wordt de auto gezien aan [adres 10] te [pleegplaats 2] , de verblijfplaats van [medeverdachte 2] . Dit is minder dan anderhalf uur na de inbraak. Gezien wordt dat twee mannen een kluis in de auto tillen. Eén van de mannen draagt een lichtgekleurd T-shirt, met op de rug het getal 34. Agenten volgen de Peugeot met daarin de kluis. De auto komt op 21:27 uur tot stilstand naast een sloot. Als de agenten acht minuten later gaan kijken vinden zij in die sloot een kluis. Rondom drijven documenten met daarop onder meer het adres [adres 3] . De Peugeot wordt verder gevolgd en even later stapt iemand uit aan [straat 4] te [pleegplaats 2] (dit is het adres van [verdachte] ). Daarna rijdt de Peugeot naar [straat 5] waar ook iemand uitstapt. De Peugeot rijdt vervolgens naar [straat 6] en parkeert ter hoogte van [nummer 1] (dit is het adres van de moeder van [medeverdachte 1] ).
Uit de telefoontaps blijkt dat [verdachte] om 20:03 uur, via het telefoonnummer [nummer 2] van [medeverdachte 1] , belt, naar het nummer van [medeverdachte 3] . [verdachte] zegt dat [medeverdachte 3] even weer met de auto voor het huis moest gaan staan. [medeverdachte 3] antwoordt dat ze al voor het huis staan. Op dat moment straalde de telefoon van [medeverdachte 1] een zendmast aan op het adres [adres 11] te [pleegplaats 3] . Dit is heel dicht in de buurt van de [adres 3] in [pleegplaats 3] en niet in de buurt van de respectievelijke woon- of verblijfplaatsen van verdachten.
Verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [verdachte] willen of kunnen niet verklaren over hun verblijfplaats ten tijde van de inbraak, over de inhoud van de telefoontaps en over het feit dat zij kort na de inbraak zijn gezien met een bij die inbraak gestolen kluis.
De rechtbank overweegt ook ten aanzien van dit feit dat een verdachte het recht heeft om te zwijgen, maar dat onder omstandigheden het zwijgen van een verdachte een onhoudbare positie kan worden: indien -zoals in casu- feiten en omstandigheden zodanig wijzen op betrokkenheid van verdachte bij een aan hem verweten feit, mag enige verklaring, in welke vorm dan ook, van verdachte verlangd worden.
Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank voorts dat sprake was van een nauwe en volledige samenwerking tussen de verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [verdachte] en daarmee staat tevens vast dat sprake is van medeplegen. De materiële bijdrage aan de uitvoering is van voldoende gewicht, nu verdachte ten minste mee is geweest naar en van de plaats des misdrijfs, tijdens het misdrijf in contact heeft gestaan met een medeverdachte en aanwezig was bij het dumpen van de kluis. Verdachte is derhalve ook voor die daden die niet feitelijk door hemzelf, maar die door (een van) zijn medeverdachte(n) zijn verricht, strafrechtelijk aansprakelijk.
Uit het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, leidt de rechtbank aldus af dat het aan verdachte onder feit 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht.
Ten aanzien van feit 4 subsidiair (opzetheling):
- de aangifte van [slachtoffer 6] [16] , van inbraak in zijn woning tussen 29 juli 2014 te 16:00 uur en 30 juli 2014 te 07:00 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat men is binnengekomen via een uitzetraam aan de achterzijde van de woning en dat uit de woning onder meer twee laptops zijn weggenomen. Bij de aangifte is een bijlage gevoegd met alle ontvreemde goederen.
- een proces-verbaal van bevindingen onderzoek geheugen inbeslaggenomen laptop E-1-1-1 [17] opgemaakt op 12 februari 2015 door de [verbalisant] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat op het geheugen van de laptop gegevens zijn aangetroffen van [slachtoffer 6] alsmede gegevens van verdachte [verdachte] en zijn [vriendin 2] . [slachtoffer 6] en zijn zoon herkennen de laptop als hun eigendom [18] . De laptop is inbeslaggenomen in de woning van verdachte [verdachte] aan [adres 12] te [pleegplaats 2] .
Nadere bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 4 subsidiair (opzetheling):
Met het voorgaande is gegeven dat (1) de laptop van misdrijf afkomstig was en (2) dat verdachte dit goed heeft verworven en voorhanden heeft gehad. Gelet op de omstandigheden waaronder voornoemde laptop is aangetroffen, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn, dan dat verdachte op het moment van de verwerving of het voorhanden krijgen van de laptop wist dat deze uit misdrijf afkomstig was. Op de laptop zijn immers verschillende (identificerende) gegevens van aangever c.q. zijn familieleden aangetroffen. Verdachte niet kan of wil niet verklaren hoe hij in het bezit van deze laptop is gekomen, noch of hij aan de hand van de gegevens van aangever heeft getracht contact met hem op te nemen. De rechtbank gaat er daarom van uit, dat verdachte niet te goeder trouw is geweest ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van de laptop. Verdachte heeft aldus ten minste willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard, dat de laptop uit misdrijf afkomstig was. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank gegeven dat verdachte (ten minste) voorwaardelijk opzet heeft gehad. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan opzetheling.

Hetgeen de rechtbank bewezen acht

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 2, onder 3 en onder 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij in de periode van 22 oktober 2014 tot en met 23 oktober 2014 te [pleegplaats 2] tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan [adres 2] heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden, een harddisk en gouden munten, toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , waarbij verdachte en zijn medeverdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
3.
hij op 6 november 2014 te [pleegplaats 3] , gemeente De Wolden, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan [adres 3]
heeft weggenomen een kluis met inhoud en een hoeveelheid sieraden, toebehorende aan [slachtoffer 5] , waarbij verdachte en zijn medeverdachten zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
4. subsidiair.
hij in de periode van 29 juli 2014 tot en met 9 december 2014 in de gemeente Hoogeveen, een laptop heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die laptop wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Kwalificaties

Het bewezen geachte levert respectievelijk op:
onder 2: diefstal, gepleegd door twee of meerdere verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 3: diefstal, gepleegd door twee of meerdere verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 4 subsidiair: opzetheling, strafbaar gesteld bij artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsman van de verdachte, de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 25 juni 2015, waaruit blijkt dat de verdachte eerder een strafbeschikking ter zake van (soortgelijke) misdrijven is opgelegd, alsmede de over verdachte uitgebrachte reclasseringsrapportage d.d. 25 juni 2015 en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals ter terechtzitting door de raadsman uiteengezet.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal woninginbraken in vereniging en aan opzetheling. De rechtbank tekent hierbij aan dat de onderhavige inbraken het bestek van een gewone woninginbraak te buiten gaat, gelet op de buitgemaakte spullen (met name de aanwezigheid van een kluis en de hoeveelheid sieraden) en de enorme ravage die is aangericht. Het betreft buitengewoon brutale inbraken die op ogenschijnlijk professionele wijze zijn gepleegd. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Ten aanzien van de bewezenverklaarde gevallen van opzetheling overweegt de rechtbank dat verdachte door zijn handelen heeft bijgedragen aan de instandhouding van vermogenscriminaliteit, zoals het plegen van diefstallen met braak. Naar het oordeel van de rechtbank treft de heler een gelijksoortig verwijt als de dief, nu diefstal lonend wordt gemaakt door heling.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden passend en geboden is.
De rechtbank komt daarbij tot een gevangenisstraf van kortere duur dan door het openbaar ministerie is gevorderd, mede op grond van het feit dat verdachte van een aantal feiten wordt vrijgesproken.

Benadeelde partij [slachtoffer 6] (feit 4 primair)

[slachtoffer 6] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 4 primair ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bedraagt € 381,92, bestaande uit € 31,92 aan materiële schade (reiskosten) en € 350,- aan immateriële schade.
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De vordering ziet immers op schade die verband houdt met het onder 4 primair ten laste gelegde, terwijl verdachte terzake zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Voor de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel acht de rechtbank geen termen aanwezig.

Benadeelde partij [slachtoffer 9] (feit 7 primair)

[slachtoffer 9] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 7 primair ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 519,- aan materiële schade (schadeherstel deur).
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De vordering ziet immers op schade die verband houdt met het onder 7 primair ten laste gelegde, terwijl verdachte terzake zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Voor de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel acht de rechtbank geen termen aanwezig.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 27, 47, 57, 310, 311, 416 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1, onder 4 primair, onder 5 primair en subsidiair, onder 6 en onder 7 primair en subsidiair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 2, onder 3 en onder 4 subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven zijn vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot:
- een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 maanden.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank bepaalt dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 6] (feit 4 primair) en [slachtoffer 9] (feit 7 primair) niet-ontvankelijk zijn en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht. De rechtbank bepaalt voorts dat deze benadeelde partijen en veroordeelde hun eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Läkamp, voorzitter en mrs. P.J. van Steen en A. Heidekamp, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 04 augustus 2015.

Voetnoten

1.Pag. 2255 e.v. van het proces-verbaal van de politie Eenheid Noord-Nederland, Recherche Zuidwest Drenthe, onderzoek 03SAMARA, met onderzoeksnummer 2014141837;
2.Pag. 2284;
3.Pag. 2285;
4.Pag. 2286;
5.Pag. 2287;
6.Pag. 2289;
7.Pag. 2292;
8.Pag. 2293;
9.Pag. 2297 e.v.;
10.Pag 2491 e.v.;
11.Pag. 2505 e.v.;
12.Pag. 2509 e.v.;
13.Pag. 2521 e.v.;
14.Pag. 2525;
15.Pag. 2503 e.v.;
16.Pag. 3574 e.v.;
17.Pag. 3351 e.v.; pag. 421-427;
18.Pag. 3344 e.v.;