ECLI:NL:RBNNE:2015:3768

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 augustus 2015
Publicatiedatum
3 augustus 2015
Zaaknummer
18.830061-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van opzettelijke brandstichting op camping

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 6 augustus 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van opzettelijke brandstichting op 1 maart 2015 op een camping in de gemeente Slochteren. De rechtbank sprak de verdachte vrij, omdat er geen direct bewijs was dat de verdachte de brand had gesticht. De officier van justitie had betoogd dat er voldoende bewijs was, onder andere door getuigenverklaringen en de omstandigheden rondom de aanhouding van de verdachte. De verdachte had echter een plausibele verklaring voor de aanwezigheid van benzine en aanstekers, en er was geen directe link tussen de verdachte en de brandstichting. De rechtbank concludeerde dat de getuigenverklaringen en de omstandigheden niet voldoende waren om de verdachte te veroordelen. De benadeelde partijen, die schadevergoeding eisten, werden niet ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen was. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 18/830061-15
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 6 augustus 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in [verblijfplaats] ,
[adres verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
23 juli 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.P. Eefting, advocaat te Groningen.
Het Openbaar Ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Akkerman, officier van justitie.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 maart 2015 te [pleegplaats] in de gemeente Slochteren
opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met
twee chalets en/of een huisje gelegen op de [camping] ,
althans met een brandbare stof, immers heeft verdachte motorbenzine, althans
brandversnellende middelen, gesprenkeld aan de achterzijde en/of naast de
voordeur en/of rechter voorzijde en/of linkerzijde van voornoemde chalets
en/of huisje en/of deze motorbenzine vervolgens aangestoken ten gevolge
waarvan voornoemde chalets en/of huisje geheel of gedeeltelijk is/zijn
verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
in elk geval gemeen gevaar voor die chalets en/of huisje en/of zich in de
directe nabijheid bevindende chalets en/of huisjes en/of (sta)caravans
en/of levensgevaar voor zich in de chalets en/of huisjes en/of (sta)caravans
bevindende personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of
anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in de chalets
en/of (sta)caravans bevindende personen, in elk geval gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen
te duchten was.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de brand heeft gesticht. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Er was sprake van een hoogoplopend conflict tussen verdachte en de campingbaas. Meerdere getuigen hebben gehoord dat verdachte enkele dagen voor de brand heeft gezegd dat hij de camping in de fik zou steken als de campingbaas de elektriciteit voor verdachtes caravan zou afsluiten. Vervolgens is de elektriciteit van de caravan van verdachte afgesloten en uitgerekend diezelfde nacht is er brand gesticht op de camping. Toen verdachte enkele uren daarna werd aangehouden rook zijn kleding naar benzine en had hij zeven aanstekers bij zich. Verder zijn in de caravan van verdachte meerdere jerrycans met benzine aangetroffen. Deze omstandigheden in onderlinge samenhang bezien maken dat er sprake is van een situatie die schreeuwt om een verklaring. Verdachte geeft echter geen aannemelijke verklaring, maar ontkent slechts dat hij de brand heeft gesticht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er te veel omstandigheden zijn die maken dat er getwijfeld kan worden over de vraag of verdachte de brand heeft gesticht. Er is geen enkele directe link tussen verdachte en de brandstichting. De benzine uit de jerrycans die in de caravan van verdachte zijn aangetroffen en de benzine in zijn handschoenen zijn niet aan de brand te linken. Voorts heeft verdachte een plausibele verklaring gegeven voor de omstandigheden dat er benzine in zijn caravan is aangetroffen, zijn kleding naar benzine rook en hij zeven aanstekers bij zich had.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank stelt de volgende feiten vast.
Op 1 maart 2015 omstreeks 4.30 uur woedde er op [camping] te [pleegplaats] een brand. Deze brand was ontstaan bij twee chalets en één huisje. Eén van de chalets brandde hierbij nagenoeg geheel uit. Het uitgebrande chalet werd bewoond door [persoon 1] , [persoon 2] en hun kinderen. Het andere chalet werd bewoond door [persoon 3] en [persoon 4] , de pachters van de camping. Het huisje werd niet bewoond.
Uit het ingestelde brandonderzoek blijkt dat sprake was van meerdere brandhaarden. Ook zijn er brandbevorderende middelen gedetecteerd. Op de plekken van de brandhaarden zijn brandmonsters veilig gesteld. De onderzoeker concludeert dat er, gelet op het brandbeeld en het aantal brandhaarden, sprake moet zijn geweest van opzettelijke brandstichting.
Tijdens het gesprek dat de politie die nacht met [persoon 3] en [persoon 4] had bleek dat er problemen waren tussen hen en verdachte, die ook op de camping woonde. Die problemen gingen onder meer over de huurachterstand van verdachte. [persoon 3] had de dag ervoor het gas en/of de elektriciteit van de caravan van verdachte afgesloten.
Verdachte is op 1 maart 2015 om 8.15 uur in zijn caravan aangehouden. Verbalisanten relateren dat zij tijdens de aanhouding een benzineachtige lucht rondom verdachte roken. Tevens werden in zijn jas zeven aanstekers aangetroffen. De kledingstukken van verdachte werden in beslag genomen. Verbalisanten roken dat de twee handschoenen, die verdachte in zijn jaszak droeg, een duidelijke benzineachtige lucht hadden. De in beslag genomen jas en broek van verdachte roken volgens de verbalisanten ook naar motorbenzine.
Verbalisanten relateren voorts dat in de caravan van verdachte meerdere jerrycans met benzine zijn aangetroffen. In het proces-verbaal van sporenonderzoek staat dat in de caravan van verdachte een rode jerrycan (met opschrift Aspen) is aangetroffen met daarin motorbrandstof. Dit zou speciale brandstof zijn voor onder andere motorkettingzagen en bladblazers. Verdachte had een bladblazer in zijn caravan. Uit deze jerrycan werd een monster genomen.
De brandmonsters die zijn veiliggesteld op de plekken van de brandhaarden, de handschoenen van verdachte en de bemonstering uit de jerrycan zijn door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) onderzocht. In de rapportage van het NFI d.d. 27 maart 2015 wordt geconcludeerd dat in de brandresten en in de handschoenen van verdachte vluchtige stoffen zijn aangetoond die van motorbenzine afkomstig zijn. De vloeistof uit de jerrycan bleek een ontbrandbare vloeistof uit een andere klasse te zijn, te weten 2-takt alkylaatbenzine.
Vervolgens is de samenstelling van de restanten van de motorbenzine uit de handschoenen één op één vergeleken met de restanten van de motorbenzine uit de brandresten. In de rapportage van het NFI d.d. 12 juni 2015 zijn voor de interpretatie van de resultaten van het onderzoek de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 1: De motorbenzine in de handschoenen heeft een gezamenlijke herkomst met de motorbenzine in de brandresten.
Hypothese 2: De motorbenzine in de handschoenen heeft geen gezamenlijke herkomst met de motorbenzine in de brandresten.
Voor beide vergelijkingen concludeert het NFI dat de resultaten ongeveer even waarschijnlijk zijn wanneer hypothese 1 juist is als wanneer hypothese 2 juist is.
Het dossier bevat geen informatie over de grootte en de exacte indeling en bezetting van de camping. Onduidelijk is verder waar en op welke afstand de brandhaarden zich ten opzichte van de caravan van verdachte bevonden.
Overwegingen
De rechtbank stelt vast dat sprake is geweest van opzettelijke brandstichting.
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of kan worden bewezen dat verdachte degene is geweest die dit heeft gedaan. Zij overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank constateert dat de jerrycans met benzine die in de caravan van verdachte zijn aangetroffen niet aan de brand zijn te linken. Het monster uit de rode jerrycan blijkt een ontbrandbare vloeistof uit een andere klasse te zijn dan de motorbenzine in de brandmonsters die zijn veiliggesteld op de brandhaarden. De verbalisanten relateren dat in de caravan van verdachte meerdere jerrycans met benzine zijn aangetroffen, maar in het dossier bevindt zich geen kennisgeving van inbeslagneming met betrekking tot die jerrycans. Niet duidelijk is dus of deze in beslag zijn genomen en ook niet of zich in deze jerrycans (dezelfde) benzine bevond als die is aangetroffen bij de brandhaarden. Niet is gebleken of een vergelijking met de brandmonsters heeft plaatsgevonden.
Ook de kleding van verdachte is niet aan de brand te linken. Van de motorbenzine die is aangetroffen in de handschoenen is gelet op de uitkomst van het onderzoek van het NFI niet aangetoond dat deze dezelfde herkomst heeft als de motorbenzine in de brandresten. Voorts is niet aangetoond dat zich benzine bevond op de overige in beslag genomen kledingstukken van verdachte. Niet gebleken is dat deze kledingstukken zijn onderzocht. Weliswaar hebben verbalisanten gerelateerd dat zij tijdens de aanhouding een benzineachtige lucht rond verdachte roken, maar zij hebben daarbij niet aangegeven hoe zij dit hebben vastgesteld en hoe sterk die geur was. Het is niet onaannemelijk dat die geur slechts afkomstig was van de handschoenen van verdachte. Deze bevonden zich immers in zijn jaszak. Ook voor wat betreft de opmerking van de verbalisanten dat de in beslag genomen jas en broek van verdachte roken naar motorbenzine, constateert de rechtbank dat het dossier geen nadere vaststelling bevat van waar en hoe deze geur is waargenomen en hoe sterk die geur was.
Verdachte heeft bovendien een verklaring gegeven voor de aanwezigheid van de jerrycans in zijn caravan en de benzine op zijn handschoenen en mogelijk zijn kleding. Hij stelt daartoe dat hij de ochtend voor de brand had gehoord dat men met een gasbrander bezig was bij zijn schuurtje, waar hij onder andere benzine voor zijn aggregaat had opgeslagen. Verdachte was bang dat zijn schuurtje vlam zou vatten en heeft toen uit voorzorg de benzine uit het schuurtje naar zijn caravan gebracht. Daarbij heeft hij de jerrycans ook geopend. De aanwezigheid van de benzine op zijn handschoenen en kleding kan dus worden verklaard doordat verdachte mogelijk benzine heeft gemorst tijdens het verplaatsen van de jerrycans. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat deze verklaring van verdachte niet zondermeer als onaannemelijk terzijde kan worden geschoven. Bij verdachte is namelijk daadwerkelijk een aggregaat aangetroffen. Voorts blijkt uit de verklaring van [getuige] dat hij op de ochtend voor de brand aan het werk was aan een woning tegenover de caravan van verdachte. Ook de verklaring die verdachte heeft gegeven voor het feit dat hij zo veel aanstekers bij zich had, is naar het oordeel van de rechtbank niet per definitie onaannemelijk. Onbetwist is namelijk dat verdachte de hele dag door sigaren rookt en hij had naar eigen zeggen kort voor zijn aanhouding een nieuw pakje aanstekers gekocht.
De rechtbank constateert dat zich ook verder in het dossier geen enkel direct bewijs bevindt dat verdachte, die stellig ontkent ook maar iets met de brand te maken te hebben, de brand heeft gesticht.
De getuigenverklaringen die zich in het dossier bevinden leveren naar het oordeel van de rechtbank geen direct bewijs op. Er is bijvoorbeeld niemand die verdachte rond het tijdstip van de brandstichting of kort daarvoor in de buurt van de in brand gestoken chalets of het huisje heeft gezien. De getuigenverklaringen bevatten slechts aannames en aanwijzingen die in de richting van verdachte wijzen, maar die zijn niet voldoende om zijn betrokkenheid te kunnen bewijzen. Voorts is niet gebleken dat het politieonderzoek zich tevens heeft gericht op andere mogelijke verdachten. Toen bleek dat verdachte een conflict had met de pachters van de camping is hij direct als verdachte van de brandstichting aangemerkt. Uit het dossier blijkt niet dat is onderzocht of de brand ook door een ander of anderen kan zijn gesticht.
Gelet op al het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat niet zonder twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die de brand heeft gesticht. Verdachte zal daarom van het ten laste gelegde dienen te worden vrijgesproken.

Vorderingen van de benadeelde partijen

De benadeelde partijen [persoon 1] , [camping] (gemachtigde: [naam gemachtigde] ), [camping] (gemachtigde: [persoon 4] ), [persoon 4] , [persoon 3] en [persoon 5] (gemachtigde: [persoon 4] ) hebben zich allen voor de aanvang van de terechtzitting in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hen geleden schade.
Nu de rechtbank het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen acht, zal de rechtbank de benadeelde partijen niet ontvankelijk verklaren in hun vorderingen.
Deze vorderingen kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Verklaart de benadeelde partijen [persoon 1] , [camping] (gemachtigde:
[naam gemachtigde] ), [camping] (gemachtigde: [persoon 4] ), [persoon 4] , [persoon 3] en
[persoon 5] (gemachtigde: [persoon 4] ) niet ontvankelijk in hun vorderingen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter,
mr. L.M.E. Kiezebrink en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. K.R. Starreveld, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 augustus 2015.
Mr. C. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.