ECLI:NL:RBNNE:2015:3750

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 juli 2015
Publicatiedatum
31 juli 2015
Zaaknummer
18.850031-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op bedrijf met bedreiging en diefstal

Op 30 juli 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewapende overval op een bedrijf in [pleegplaats] op 18 september 2014. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.G.D. Rutten. De officier van justitie, mr. T. Akkerman, had verzocht om aanhouding van de zaak in verband met de opname van de verdachte in het Pieter Baan Centrum, maar dit verzoek werd afgewezen. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 42 maanden op voor het medeplegen van afpersing en diefstal, waarbij geweld en bedreiging met geweld tegen de slachtoffers [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] werd gepleegd.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten, met bedekte gezichten en gewapend met een vuurwapen en een mes, de kantoorruimte van het bedrijf binnengingen en de aanwezige medewerkers bedreigden om geld af te persen. De rechtbank achtte de bewezenverklaring van de tenlastelegging op basis van de beschikbare bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte en de aangiften van de slachtoffers, voldoende onderbouwd. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen, waaronder een PIJ-maatregel.

Daarnaast werden er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 825,- aan immateriële schade aan zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 3]. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op, waarbij de verdachte verplicht werd om deze bedragen te betalen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de rechters de zaak op een openbare zitting bespraken en de uitspraak deden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 18/850031-15
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 30 juli 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans preventief gedetineerd [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
16 juli 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.G.D. Rutten, advocaat te Amsterdam.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Akkerman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 september 2014 te [pleegplaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] (gevestigd aan de [straat] )
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- de kantoorruimte waarin [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] aanwezig waren/was zijn/is binnengegaan, waarbij hun gezicht/hoofd was bedekt met een bivakmuts, althans een stuk textiel, en/of
-een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op korte afstand op die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht en/of nabij het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gehouden en/of op die [slachtoffer 1] is/zijn ingelopen en/of die [slachtoffer 1] die kantoorruimte heeft/hebben ingeduwd en/of gedirigeerd
en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd: "Naar binnen, naar binnen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- bij het binnenkomen in die kantoorruimte zichtbaar voor die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, bij zich heeft/hebben gehad en/of
- dreigend dat vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben gericht op die [slachtoffer 2] en/of
- dreigend de punt van dat mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op die [slachtoffer 3] heeft/hebben gericht en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd: "Geld, waar is het geld, waar is het geld", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- bij zijn/hun vlucht/aftocht (opnieuw) dat vuurwapen/voorwerp op die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht;
en/of
hij op of omstreeks 18 september 2014 te [pleegplaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] (gevestigd aan de [straat] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedrieging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- de kantoorruimte waarin [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] aanwezig was/waren is/zijn binnengegaan, waarbij hun gezicht/hoofd was bedekt met een bivakmuts, althans een stuk textiel, en/of
-een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op korte afstand op die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht en/of nabij het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gehouden en/of op die [slachtoffer 1] is/zijn ingelopen en/of die [slachtoffer 1] die kantoorruimte heeft/hebben ingeduwd en/of gedirigeerd en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd: "Naar binnen, naar binnen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- bij het binnenkomen in die kantoorruimte zichtbaar voor die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, bij zich heeft/hebben gehad en/of
- dreigend dat vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben gericht op die [slachtoffer 2] en/of
- dreigend de punt van dat mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op die [slachtoffer 3] heeft/hebben gericht en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd: "Geld, waar is het geld, waar is het geld", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- bij zijn/hun vlucht/aftocht (opnieuw) dat vuurwapen/voorwerp op die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het medeplegen van afpersing en de diefstal met bedreiging van geweld gepleegd door twee of meer personen wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling van het bewijs
Mede gelet op de referte van de raadsman met betrekking tot de bewezenverklaring past de rechtbank met betrekking tot het ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 18 september 2014, opgenomen op pagina 125 e.v. van dossier nummer 2014102894 d.d. 9 juni 2015, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1]
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 18 september 2014, opgenomen op pagina 130 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2]
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 18 september 2014, opgenomen op pagina 134 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3]
Bewezenverklaring
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 18 september 2014 te [pleegplaats] tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan [bedrijf] (gevestigd aan de [straat] ), welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededaders
- de kantoorruimte waarin [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] aanwezig waren zijn/is binnengegaan, waarbij hun gezicht/hoofd was bedekt met een bivakmuts, althans een stuk textiel, en
-een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op korte afstand op die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht en nabij het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gehouden en op die [slachtoffer 1] is/zijn ingelopen en die [slachtoffer 1] naar die kantoorruimte heeft/hebben gedirigeerd en
- dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd: "Naar binnen, naar binnen" en
- bij het binnenkomen in die kantoorruimte zichtbaar voor die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een mes bij zich heeft/hebben gehad en
- dreigend dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben gericht op die [slachtoffer 2] en
- dreigend de punt van dat mes op die [slachtoffer 3] heeft/hebben gericht en
- dreigend tegen die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd: "Geld, waar is het geld, waar is het geld" en
- bij zijn/hun vlucht/aftocht opnieuw dat voorwerp op die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht;
en
hij op 18 september 2014 te [pleegplaats] tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag, toebehorende aan [bedrijf] (gevestigd aan de [straat] ), welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- de kantoorruimte waarin [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] aanwezig waren zijn/is binnengegaan, waarbij hun gezicht/hoofd was bedekt met een bivakmuts, althans een stuk textiel, en
-een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op korte afstand op die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht en nabij het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gehouden en op die [slachtoffer 1] is/zijn ingelopen en die [slachtoffer 1] naar die kantoorruimte heeft/hebben gedirigeerd en
- dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd: "Naar binnen, naar binnen" en
- bij het binnenkomen in die kantoorruimte zichtbaar voor die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een mes bij zich heeft/hebben gehad en
- dreigend dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben gericht op die [slachtoffer 2] en
- dreigend de punt van dat mes op die [slachtoffer 3] heeft/hebben gericht en
- dreigend tegen die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd: "Geld, waar is het geld, waar is het geld" en
- bij zijn/hun vlucht/aftocht opnieuw dat voorwerp op die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van afpersing
EN
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de zaak thans niet moet worden afgedaan, opdat verdachte kan worden opgenomen in het Pieter Baan Centrum. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat tot nu toe geen enkele interventie heeft geholpen. De reclassering heeft in haar rapportage veel zorgen geuit omtrent verdachte. Verdachte heeft zijn PIJ-maatregel niet afgerond en er is sprake van een hoog recidiverisico. Verdachte laat zich nauwelijks behandelen, terwijl er zonder een behandeling niets zal veranderen.
Subsidiair heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte ter zake het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar.
Bij het bepalen van de eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van de feiten en de gevolgen van het gebeuren voor de slachtoffers. Daarnaast heeft de officier van justitie er rekening mee gehouden dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten en dat verdachte een PIJ-maatregel onderging ten tijde van het plegen van het feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich verzet tegen een opname van verdachte in het Pieter Baan Centrum en heeft daartoe aangevoerd dat verdachte niet mee zal werken en hij is niet bereid een behandeling in een verplicht klinisch kader te ondergaan. De raadsman heeft, verwijzend naar de geldende oriëntatiepunten, gepleit voor het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De officier van justitie heeft de rechtbank primair gevorderd de opname van verdachte in het Pieter Baan Centrum te gelasten.
De rechtbank oordeelt als volgt. Uit de zich in het dossier bevindende rapportages van de reclassering blijkt dat verdachte zich nauwelijks laat behandelen voor zijn kernproblematiek.
Bovendien is verdachte ter terechtzitting stellig geweest in zijn standpunt dat hij niet zal meewerken aan het laten opmaken van rapportages door een psychiater en een psycholoog, en ook niet aan een opname in het Pieter Baancentrum, terwijl hij evenmin contact met de reclassering wil.
De rechtbank ziet er gelet op het voorgaande geen heil in de opname van verdachte in het Pieter Baan Centrum te gelasten. De rechtbank wijst deze vordering van de officier van justitie af.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich schuldig gemaakt aan een gewapende roofoverval op klaarlichte dag op een vestiging van [bedrijf] in [pleegplaats] . Verdachte en zijn medeverdachten hadden hun gezichten bedekt met bivakmutsen c.q. een panty. Zij zijn het pand van [bedrijf] in gerend met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een mes. Met deze wapens hebben zij voorafgaand, tijdens en na de overval de medewerkers van [bedrijf] bedreigd, om de diefstal makkelijk te maken en om na de overval te kunnen vluchten.
De rechtbank heeft er rekening mee gehouden dat verdachte een leidende rol had vanaf het moment dat duidelijk was dat de overval gepleegd zou gaan worden. Verdachte was zelf werkzaam bij [bedrijf] en hij wist waar en op welk moment er geld te halen viel. De rechtbank neemt het verdachte uiterst kwalijk dat hij zijn eigen collega's heeft overvallen.
De overval en de bedreigingen met geweld hebben op de slachtoffers een diepe indruk gemaakt en de handelingen van verdachte en zijn medeverdachten hebben hen veel angst aangejaagd. Naar de ervaring leert, zullen de slachtoffers van dergelijke gewelddadige vermogensdelicten nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen ondervinden van wat hen is overkomen. Dat hiervan daadwerkelijk sprake is, blijkt uit de afgelegde verklaring van één van de slachtoffers in het kader van het namens haar ter terechtzitting uitgeoefende spreekrecht.
Gelet op de ernst van de feiten, de rol die verdachte daarbij verweten wordt en de mate van veronachtzaming van de belangen van de slachtoffers door verdachte en zijn weigering op welke wijze dan ook klinisch behandeld te worden voor zijn problemen, terwijl er sprake is van een hoge kans op recidive, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf van een aanzienlijke duur, waarbij de rechtbank heeft gelet op de oriëntatiepunten van het LOVS.
Daarnaast heeft de rechtbank meegewogen dat het ten laste gelegde in vereniging is gepleegd. Tot slot is verdachte blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 22 juni 2015 eerder onherroepelijk veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder straatroof, waarbij hem onder meer een PIJ-maatregel is opgelegd.
De rechtbank heeft ten voordele van verdachte rekening gehouden met zijn jeugdige leeftijd.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer 1]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 825,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente, zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, vermeerderd met de wettelijke rente.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer 3]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 825,- aan immateriële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 47, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 825,- (zegge: achthonderd vijfentwintig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
18 september 2014.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 825,- (zegge: achthonderd vijfentwintig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 september 2014, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 16 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 825,- immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 825,- (zegge: achthonderd vijfentwintig euro).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 3] te betalen een bedrag van € 825,- (zegge: achthonderd vijfentwintig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 16 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 825,- immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het [slachtoffer 3] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.E. Kiezebrink, voorzitter, mrs. D.M. Schuiling en
T. Kortlang- de Vries, rechters, bijgestaan door mr. K.E. van Rhijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 juli 2015.
Mr. T. Kortlang- de Vries is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.