Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[naam gedaagde partij] ,
1.De vaststaande feiten
Ik begon in 2003 als Chef Redactie ingeschaald in schaal 4 met een salaris van ca. 3900 euro. Dit salaris was substantieel minder dan ik tijdens mijn televisietijd verdiende. (…) Na ongeveer driekwart jaar heb ik met [naam voormalig hoofdredacteur] gesproken en hem mijn financiële situatie uitgelegd en gevraagd om een salarisverhoging.
Functie
ARTIKEL 1
[naam 2] ( [naam 2] – ktr.) heeft je waarschijnlijk al half uitgelegd dat ik al 13 jaar lang bij [naam uitgeverij] een deel van m’n salaris (1000 euro) als ‘freelancer in vaste dienst’ uitgekeerd krijg? Het is een omslachtige constructie die ooit door [naam 2] ’ voorganger [naam voormalig hoofdredacteur] is bedacht en daarna door [naam voormalig hoofdredacteur] opvolger [naam opvolger] weer een beetje is aangepast en toen opnieuw contractueel is vastgelegd.
(…) Zoals gezegd zijn deze maandelijkse facturen een vast onderdeel van mijn salaris – dat is bij mijn indiensttreding 13 jaar geleden zo afgesproken – en niet een vrijblijvende bijverdienste.’
Bijgaand mijn contracten van [naam uitgeverij] uit 2006. (…) Mijn functie veranderde destijds van chef naar verslaggever (…) en dus ging ik van salarisschaal 4 naar schaal 3. Omdat er was afgesproken dat ik onder dezelfde financiële voorwaarden van functie zou veranderen, kreeg ik het hoogste salaris dat je in schaal 3 kunt verdienen plus een persoonlijke toeslag om weer bij m’n oude salaris uit te kunnen komen.
Wij willen stoppen met de additionele vergoeding. In het contract worden de werkzaamheden beschreven die staan voor de EUR 1.000 vergoeding. De filmpjes worden niet meer gemaakt. In dat opzicht kun je niet voldoen aan artikel 5 van de overeenkomst. De reguliere redactionele werkzaamheden vallen onder je arbeidscontract.’
[naam gedaagde partij] stelt zich op het standpunt dat ten aanzien van de door u opgevoerde facturen thans en in het verleden sprake is van een overeenkomst van opdracht sedert 2003, dan wel sedert 2006, aangezien met betrekking tot deze werkzaamheden een gezagsverhouding tussen partijen ontbreekt.
Sinds 2003 had mevrouw [naam: eiseres] de mogelijkheid € 1.000,00 per maand extra te factureren vanwege additionele, (digitale / video) werkzaamheden naast haar toenmalige functie. Deze werkzaamheden waren van andere aard dan de werkzaamheden waarvoor zij een arbeidsovereenkomst had.
In mei 2003 zijn [naam: eiseres] en ik een salarisbedrag overeengekomen voor haar werkzaamheden als chef redactie bij [naam BV] , volgens de toen geldende schaalindeling. Voor zover ik mij dat goed herinner, heb ik daarnaast met [naam: eiseres] de mondelinge afspraak gemaakt dat zij maandelijks 1000 euro extra (d.w.z. bovenop haar schaalsalaris) mocht factureren in ruil voor ten minste één interview of ander omvangrijk [naam BV] -artikel per maand. (…)’
(…) Daarnaast hebben we toen met de heer [naam 4] nadere afspraken gemaakt over de € 1.000,- honorarium, die je sinds je indiensttreding bij [naam uitgeverij] als freelancer ontving voor extra journalistieke werkzaamheden. De reden voor het maken van deze afspraken was dat de oorspronkelijke afspraken bij indiensttreding mondeling waren gemaakt en niet schriftelijk vastgelegd. Het honorarium was je bij je salarisonderhandelingen overeengekomen als aanvulling op het vaste maandsalaris, dat werd ingeschaald in de eindschaal van je functie, en was bedoeld ter compensatie van het verschil in inkomsten dat door de overstap van je eerdere baan bij de omroep naar [naam uitgeverij] zou ontstaan. (…)