ECLI:NL:RBNNE:2015:3691

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 juni 2015
Publicatiedatum
28 juli 2015
Zaaknummer
18.720106-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor meerdere diefstallen en vernielingen met bijzondere voorwaarden voor behandeling

Op 30 juni 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere diefstallen en vernielingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data, waaronder 26 januari 2015 en 1 februari 2015, in winkels heeft gestolen, waaronder bij Albert Heijn en Jumbo, en ook vernielingen heeft gepleegd aan eigendommen van derden, zoals een woning en een politiecel. De verdachte, die een omvangrijk strafblad heeft, heeft deze misdrijven gepleegd om zijn verslaving aan drugs en alcohol te bekostigen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. Aan het voorwaardelijk deel zijn bijzondere voorwaarden verbonden, waaronder de verplichting tot opname in een instelling voor beschermd wonen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van de feiten en de recidivekans van de verdachte, die in het verleden al meerdere keren voor soortgelijke misdrijven is veroordeeld. De uitspraak is gedaan na een onderzoek op de terechtzitting van 16 juni 2015, waar de verdachte en zijn advocaat aanwezig waren, evenals de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/720106-15
ter berechting gevoegde parketnummers 18/720100-15, 18/016955-15, 18/720099-15, 18/268408-14, 18/270721-14 en 18/720050-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 30 juni 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .
thans gedetineerd in [verblijflocatie] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 16 juni 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A. Speksnijder, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.F. Hoekstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 5 maart 2015 te [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkelpand (gelegen aan of bij [locatie 1] , aldaar,) heeft weggenomen, twee dekbedovertrekken/dekbedhoezen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Vroom & Dreesman, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in
kracht van gewijsde is gegaan;
2.
hij op of omstreeks 26 januari 2015 te [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkelpand (gelegen aan of bij [locatie 2] , aldaar,) heeft weggenomen Muffins en/of een of meerdere andere goed(eren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
3.
hij op of omstreeks 26 januari 2015 te [pleegplaats] opzettelijk en wederrechtelijk een deur en/of een ruit van een woning (gelegen aan of bij [locatie 3] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [woningbouwvereniging] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
4.
hij op of omstreeks 26 januari 2015 te [pleegplaats] opzettelijk en wederrechtelijk een cel/ophoudkamer van het arrestantencomplex in het bureau van politie (aan of bij [locatie 4] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de politie Noord-Nederland, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
5.
hij op of omstreeks 29 januari 2015 te [pleegplaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkelpand (gelegen aan of bij [locatie 5] ) weg te nemen een of meerdere dekbedhoezen/dekbedovertrekken, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Vroom & Dreesman, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, toen aldaar het winkelpand van winkelbedrijf Vroom & Dreesman is binnengegaan en/of (vervolgens) een of meerdere dekbedhoezen/dekbedovertrekken uit de winkelvoorraad van dat winkelbedrijf
heeft gepakt en/of (vervolgens) in een door verdachte meegenomen (Zeeman)tas heeft gedaan/gestopt en/of (vervolgens) zich naar de uitgang van dat winkelbedrijf heeft begeven,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
dat hij op of omstreeks 29 januari 2015 te [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkelpand (gelegen aan of bij [locatie 5] , aldaar,) heeft weggenomen een of meerdere dekbedhoezen/dekbedovertrekken, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan winkelbedrijf Vroom & Dreesman, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de
verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
6.
hij op of omstreeks 1 februari 2015 te [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkelpand (gelegen aan of bij [locatie 6] , aldaar,) heeft weggenomen een blik (inhoudende) bier, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [Jumbo] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de
verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
7.
hij op of omstreeks 8 september 2014, te [pleegplaats] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkelpand (gelegen aan of bij [locatie 7] , aldaar,) heeft weggenomen een hoeveelheid voedings-/levensmiddelen en/of cosmeticaproducten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn (gelegen aan [locatie 7] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
8.
hij op of omstreeks 11 september 2014, te [pleegplaats] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één of meerdere cosmeticaproducten (van het merk Nivea), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
9. hij op of omstreeks 1 februari 2015, in de gemeente Leeuwarden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkelpand (gelegen aan of bij [locatie 6] ) heeft weggenomen shampoo en/of een of meerdere andere cosmeticaproducten (onder meer van het merk Dove en/of Neutral), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Jumbo, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor de onder 1., 2., 3., 4., 5. primair, 6., 7., 8. en 9. ten laste gelegde feiten;
- oplegging van een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, in ieder geval een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van in totaal 12 maanden, waarvan het onvoorwaardelijke deel van zodanige duur is dat verdachte in november 2015 beschermd kan gaan wonen bij VNN in [plaats 2] ;
- oplegging van de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) en opname in een instelling voor begeleid wonen.

Beoordeling van het bewijs

Ten aanzien van feit 1.
De rechtbank past bij de beoordeling van het onder 1. ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 juni 2015;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL0100-2015064608-5,
d.d. 5 maart 2015, inhoudende de verklaring van [verklarende 1] ;
3. een uittreksel uit de op naam van verdachte opgemaakte justitiële documentatie
d.d. 19 mei 2015, voor zover inhoudende dat verdachte op 22 september 2011 ter zake meerdere gekwalificeerde diefstallen bij inmiddels onherroepelijk geworden vonnis is veroordeeld tot een gevangenisstraf.
Ten aanzien van de feiten 2., 6. en 7.
De rechtbank acht de onder 2., 6. en 7. ten laste gelegde diefstallen niet wettig en overtuigend bewezen. Daarbij overweegt de rechtbank dat ten aanzien van deze feiten uit de stukken noch uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken van een door verdachte verrichte wegnemingshandeling. Verdachte zal daarom van deze feiten worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3.
De rechtbank past bij de beoordeling van het onder 3. ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 juni 2015;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL0100-2015025886-1,
d.d. 26 januari 2015, inhoudende de verklaring van [verklarende 2] .
Ten aanzien van feit 4.
De raadsman heeft ter terechtzitting vrijspraak van het onder 4. ten laste gelegde feit bepleit. Hij heeft daartoe, kortgezegd, aangevoerd dat etensresten geen zodanige vervuiling kunnen opleveren dat van het onbruikbaar maken van de ophoudkamer kan worden gesproken. Voorts heeft de raadsman bestreden dat op basis van het dossier opzet van verdachte op dit feit kan worden bewezen. Hij stelt zich op het standpunt dat verdachte het eten wellicht per ongeluk heeft laten vallen.
De rechtbank overweegt het volgende. Uit de hierna opgenomen bewijsmiddelen blijkt dat verdachte op 26 januari 2015 in een schone ophoudkamer van het cellencomplex is geplaatst. Korte tijd nadat hem een maaltijd was gebracht, bevond de volledige maaltijd zich op de vloer en de deur van de ophoudkamer. De officier van justitie heeft ter terechtzitting gewezen op interne hygiënevoorschriften die, met het oog op de veiligheid van het personeel en van andere arrestanten, voorschrijven dat iedere verontreiniging door een gespecialiseerd bedrijf wordt schoongemaakt. Nu gedurende de periode voorafgaand en tijdens de schoonmaakwerkzaamheden logischerwijs geen gebruik kon worden gemaakt van de ophoudkamer, is de rechtbank van oordeel dat deze ruimte tijdelijk onbruikbaar is gemaakt.
Uit het feit dat de etensresten zich zowel op de vloer als op de deur van de ophoudkamer bevonden, leidt de rechtbank af dat het redelijkerwijs niet anders kan zijn dan dat verdachte het eten opzettelijk op de vloer en de deur heeft aangebracht. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte de ophoudkamer opzettelijk onbruikbaar heeft gemaakt.
De rechtbank past bij de beoordeling van het onder 4. ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer PL0100-2015028822, gesloten op
9 februari 2015, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
1.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015025988-1, d.d. 26 januari 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [verklarende 3] :
Ik ben namens de politie Noord-Nederland gerechtigd tot het doen van deze aangifte.
Op 26 januari 2015 was [verdachte] ingesloten in een ophoudkamer van het arrestantencomplex op het politiebureau aan [locatie 4] te [pleegplaats] . Wij voorzagen verdachte van een maaltijd. Later zag ik dat de volledige maaltijd tegen de deur en op de vloer zat. De geconstateerde schade moest worden schoongemaakt door een erkend en daartoe aangewezen bedrijf.
1.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015025988-2, d.d. 27 januari 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [verklarende 4] :
Op 26 januari 2015 was [verdachte] in een schone cel geplaatst. Wij hebben eten rondgebracht. Toen we de celdeur openden, zag ik dat al het eten tegen de deur en op de vloer lag.
Ten aanzien van de feiten 5. primair en subsidiair.
Door de raadsman is vrijspraak bepleit van de onder 5. primair en subsidiair ten laste gelegde feiten. Hij heeft daartoe aangevoerd dat, als er al een moment is geweest waarop verdachte de dekbedovertrekken in zijn beschikkingsmacht had, er sprake was van een poging tot diefstal die door vrijwillige terugtred is geëindigd. Verdachte zelf heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet van plan was goederen te stelen, maar slechts in opdracht van een persoon genaamd [naam 1] tegen betaling de betreffende overtrekken van de derde etage naar de begane grond heeft willen verplaatsen, zodat [naam 1] de goederen vervolgens bij de kassa kon afrekenen.
De rechtbank overweegt het volgende. Uit de hierna vermelde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte op 29 januari 2015 op de derde verdieping van de V&D te [pleegplaats] twee dekbedovertrekken in een door hem meegebrachte tas heeft gedaan en dat hij zich met deze tas richting de uitgang op de begane grond heeft begeven. De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door de dekbedovertrekken in de meegebrachte tas te doen en zich daarmee richting de uitgang te begeven, deze goederen buiten de macht van de rechthebbende heeft gebracht en zich de goederen op dat moment wederrechtelijk heeft toegeëigend. De door verdachte gegeven verklaring omtrent zijn beweegredenen acht de rechtbank dusdanig vaag en onaannemelijk dat zij deze als ongeloofwaardig terzijde schuift. Naar het oordeel van de rechtbank is er, gelet op het hiervoor overwogene, sprake van een voltooide diefstal. Na de voltooiing van een delict kan er geen sprake meer zijn van vrijwillige terugtred. De rechtbank komt daarom niet toe aan bespreking van het beroep van de raadsman op vrijwillige terugtred ten aanzien van de poging tot diefstal.
Nu er sprake is van een voltooide diefstal, zal verdachte van de primair ten laste gelegde poging tot diefstal worden vrijgesproken. De subsidiair ten laste gelegde voltooide diefstal acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank past bij de beoordeling van het onder 5. subsidiair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 16 juni 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb op 29 januari 2015 in de V&D te [pleegplaats] twee dekbedhoezen in een tas gedaan.
2. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer PL0100-2015028822, gesloten op
9 februari 2015, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015029155-5, d.d. 29 januari 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisanten:
Op 29 januari 2015 bevonden wij ons in warenhuis V&D te [pleegplaats] . Ons viel het gedrag van een man op die zich op de derde etage bij schappen met bedtextiel bevond. Wij zagen dat hij een grote gele tas van Zeeman in zijn hand had. Wij zagen hem weglopen. Op de begane grond troffen we hem weer aan bij de achteruitgang. We zagen dat hij de tas droeg en dat deze zichtbaar gevuld was.
2.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015029155-4, d.d. 29 januari 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [verklarende 5] :
Op 29 januari 2015 zag ik bij de uitgang van de V&D een gele Zeeman-tas staan. Ik keek in de tas en zag dat er dekbedovertrekken in zaten die afkomstig zijn van V&D.
3. een uittreksel uit de op naam van verdachte opgemaakte justitiële documentatie
d.d. 19 mei 2015, voor zover inhoudende dat verdachte op 22 september 2011 ter zake meerdere gekwalificeerde diefstallen bij inmiddels onherroepelijk geworden vonnis veroordeeld is tot een gevangenisstraf.
Ten aanzien van feit 8.
De rechtbank past bij de beoordeling van het onder 8. ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL0200-2014100536-7,
d.d. 11 september 2014, inhoudende de verklaring van verdachte;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL0200-2014100536-1,
d.d. 11 september 2014, inhoudende de verklaring van [verklarende 6] ;
3. een uittreksel uit de op naam van verdachte opgemaakte justitiële documentatie
d.d. 19 mei 2015, voor zover inhoudende dat verdachte op 22 september 2011 ter zake meerdere gekwalificeerde diefstallen bij inmiddels onherroepelijk geworden vonnis veroordeeld is tot een gevangenisstraf.
Ten aanzien van feit 9.
De rechtbank past bij de beoordeling van het onder 9. ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer PL0100-2015031678, gesloten op 3 februari 2015, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
1.1
een formulier proces-verbaal aangifte, op 1 februari 2015 ingevuld door [aangever] namens benadeelde [Jumbo] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn verklaring:
Ik zag op 1 februari 2015 in de Jumbo aan [locatie 6] te [pleegplaats] dat meneer diverse verpakkingen shampoo in de jas wegstopte en niets ter betaling aanbood en de kassa passeerde en de winkel wilde verlaten. De persoon gaf op te zijn [verdachte] . Met diens toestemming is zijn jas onderzocht. Daarin werden aangetroffen: 2 x Dove, 2 x Neutral, 2 x Frizz Ease shampoo, 1 x Frizz Ease Dream Curls.
1.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015031678-9, d.d. 3 februari 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant:
Door de beveiliging van Jumbo werd een USB-stick overgedragen met beelden
van 1 februari 2015. Na onderzoek van deze beelden heb ik het volgende bevonden.
[verdachte] pakt een tube uit het schap en houdt deze in zijn linkerhand. Hierop pakt verdachte een tube met zijn rechterhand en verbergt deze onder zijn jas. Hierna verbergt hij de tube welke hij in zijn linkerhand droeg ook onder zijn jas. Verdachte verbergt een derde tube onder zijn jas. Hij pakt nog twee tubes en verbergt deze onder zijn jas. Verdachte wordt aangehouden nadat hij de kassa's is gepasseerd.
2. een uittreksel uit de op naam van verdachte opgemaakte justitiële documentatie
d.d. 19 mei 2015, voor zover inhoudende dat verdachte op 22 september 2011 ter zake meerdere gekwalificeerde diefstallen bij inmiddels onherroepelijk geworden vonnis veroordeeld is tot een gevangenisstraf.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1., 3., 4., 5. subsidiair, 8. en 9. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 5 maart 2015 te [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een winkelpand, gelegen aan [locatie 1] aldaar, heeft weggenomen twee dekbedovertrekken, toebehorende aan winkelbedrijf V&D, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
3.
hij op 26 januari 2015 te [pleegplaats] opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning, gelegen aan [locatie 3] , toebehorende aan [woningbouwvereniging] , heeft vernield en een deur van die woning heeft beschadigd;
4. hij op 26 januari 2015 te [pleegplaats] opzettelijk en wederrechtelijk een ophoudkamer van het arrestantencomplex in het bureau van politie aan [locatie 4] , toebehorende aan de politie Noord-Nederland, onbruikbaar heeft gemaakt;
5.
subsidiair:
hij op 29 januari 2015 te [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een winkelpand, gelegen aan [locatie 5] aldaar, heeft weggenomen meerdere dekbedovertrekken, toebehorende aan winkelbedrijf V&D, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
8. hij op 11 september 2014 te [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere cosmeticaproducten van het merk Nivea, toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
9.
hij op 1 februari 2015 in de gemeente Leeuwarden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een winkelpand, gelegen aan [locatie 6] , heeft weggenomen shampoo en meerdere andere cosmeticaproducten van het merk Dove en Neutral, toebehorende aan winkelbedrijf Jumbo, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. diefstal, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
3. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen en beschadigen;
4. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort onbruikbaar maken;
5. subsidiair: diefstal, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
8. diefstal, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
9. diefstal, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem door Verslavingszorg Noord Nederland op 1 juni 2015 opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier winkeldiefstallen, terwijl hij in de vijf jaar voorafgaand aan deze feiten al eerder onherroepelijk voor diefstallen is veroordeeld. Winkeldiefstallen zijn ergerlijke feiten die schade en overlast veroorzaken. Door zich bij herhaling aan dergelijke feiten schuldig te maken, heeft verdachte telkens de betreffende winkeliers gedupeerd. Verder heeft verdachte, kort gezegd, een aantal vernielingen gepleegd. Ook door deze feiten te plegen heeft verdachte schade en ongemak teweeggebracht. De rechtbank rekent verdachte dit alles aan.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte zich reeds vanaf zijn vroege jeugd veelvuldig schuldig maakt aan - met name - vermogensdelicten. Hiervoor zijn aan hem onder meer een groot aantal gevangenisstraffen en, in 2007, de ISD-maatregel opgelegd. De reclassering geeft in haar rapportage aan dat verdachte met name delicten pleegt om te voorzien in zijn alcohol- en drugsverslaving. De reclassering schat het risico op recidive hoog in wanneer verdachte zonder toezicht of begeleiding in vrijheid wordt gesteld. In de periode dat verdachte onder reclasseringstoezicht stond en op een zorgboerderij verbleef, is hij enige tijd niet met justitie in aanraking gekomen. De reclassering verwacht dat de kans op recidive kan worden beperkt wanneer verdachte wordt opgenomen in een beschermde woonvorm van VNN. Zij adviseert daarom om verdachte te verplichten zich - als bijzondere voorwaarde bij een deels voorwaardelijke gevangenisstraf - te laten opnemen in VNN Beschermd Wonen [plaats 2] .
De rechtbank is van oordeel dat de feiten, mede in het licht van het omvangrijke strafblad van verdachte, niet anders kunnen worden afgedaan dan door middel van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van aanmerkelijke duur. De rechtbank acht een gevangenisstraf van twaalf maanden passend en geboden. Met de reclassering is de rechtbank van oordeel dat opname in een instelling voor beschermd wonen mogelijk kan bijdragen aan het beperken van de kans op recidive. Zij zal daarom een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, om verdachte middels bijzondere voorwaarden te verplichten zich na afloop van zijn detentie in de door de reclassering geadviseerde instelling te laten opnemen. Verder moet hij zich houden aan de aanwijzingen van die instelling en van de reclassering.
Ter terechtzitting is namens de reclassering aangegeven dat verdachte ter overbrugging tijdelijk in VNN Opvanghuis [naam 2] te [plaats 1] kan verblijven, voor het geval er na afloop van zijn detentie nog geen plaats beschikbaar is in VNN Beschermd Wonen [plaats 2] . De rechtbank acht het ongewenst dat verdachte na voltooiing van de detentie mogelijk op straat terechtkomt. Zij zal de genoemde overbruggingsfaciliteit daarom eveneens opnemen in de bijzondere voorwaarden. In afwijking van de eis van de officier van justitie ziet de rechtbank aanleiding de proeftijd vast te stellen op drie jaren, zodat verdachte gedurende langere tijd kan worden begeleid.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 43a, 43b, 57, 63, 310 en 350
van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2., 5. primair, 6., en 7. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1., 3., 4., 5. subsidiair, 8. en 9. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot drie maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich binnen 24 uur na afloop van zijn detentie fysiek dan wel telefonisch meldt bij Verslavingszorg Noord Nederland, Oostergoweg 7 te Leeuwarden, [telefoonnummer] en dat hij zich daar blijft melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. dat veroordeelde gedurende de proeftijd van drie jaren, of zoveel korter als de reclassering dat gewenst acht, zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang te weten VNN Beschermd Wonen [plaats 2] of een soortgelijke instelling en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
3. dat veroordeelde tijdens de proeftijd, indien en zolang er in VNN Beschermd Wonen [plaats 2] nog geen plaats voor hem beschikbaar is, ter overbrugging van die periode zal verblijven in VNN Opvanghuis [naam 2] te [plaats 1] .
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.G. Wijma, voorzitter, mr. M. Haisma en
mr. N.A. Vlietstra, rechters, bijgestaan door mr. J.C. Huizenga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 juni 2015.
Mr. Haisma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Wijma
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Vlietstra
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Huizenga
locatie Leeuwarden,