ECLI:NL:RBNNE:2015:369

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 januari 2015
Publicatiedatum
30 januari 2015
Zaaknummer
18.830247-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak betreffende negen diefstallen uit voertuigen met braak

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 29 januari 2015 uitspraak gedaan in een meervoudige kamer over de verdachte, die beschuldigd werd van negen diefstallen uit voertuigen, al dan niet door middel van braak. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. M.J. Flach, verscheen op de zitting van 15 januari 2015. Het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. N. Tromp. De tenlastelegging omvatte diefstallen gepleegd in de periode van 31 december 2013 tot en met 4 augustus 2014 in de gemeente Eemsmond, waarbij de verdachte zich toegang tot de voertuigen had verschaft door middel van braak, waaronder het vernielen van ruiten met een steen.

De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de aangiften van de benadeelden in overweging genomen. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 183 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een werkstraf van 200 uren. De verdediging pleitte voor een mildere straf, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van enkele onderdelen van de aanklacht. De rechtbank legde een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf op, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling voor verslaving. Daarnaast werd een werkstraf opgelegd. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte werd verplicht tot schadevergoeding aan de benadeelden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830247-14
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/050560-13
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
29 januari 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren te [geboortedatum],
wonende te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 januari 2015. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.J. Flach, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. N. Tromp.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 4 augustus 2014 te [pleegplaats], gemeente Eemsmond, met
het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een aldaar aan de
[straat 1] geparkeerde taxi (van het merk Mercedes) heeft weggenomen een
tablet en/of een boordcomputer en/of een printer en/of een tas, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang
tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking
en/of inklimming;
2.
hij in of omstreeks de periode van 31 december 2013 tot en met 1 januari 2014
te [pleegplaats], gemeente Eemsmond, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening in/uit een aldaar aan de [laan] geparkeerde
personenauto (van het merk Citroen, type Xsara) heeft weggenomen een
hoeveelheid gereedschap en/of een krat bier en/of twee hoesjes voor een
tablet, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 1]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij
verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of
de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel
van braak en/of verbreking;
3.
hij op of omstreeks 1 januari 2014 te [pleegplaats], gemeente Eemsmond, met
het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een aldaar aan de
[straat 2] geparkeerde personenauto (van het merk Mercedes type Benz) heeft
weggenomen een handtas (met daarin een portemonnee en/of een aantal passen
en/of een hoeveelheid geld) en/of een vest en/of een jasje, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 2], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren)
onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
4.
hij in of omstreeks de periode van 17 januari 2014 tot en met 19 januari 2014
te [pleegplaats], gemeente Eemsmond, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening in/uit een aldaar aan de [straat 1] geparkeerde bestelauto
(van het merk Opel type Movano) heeft weggenomen een werkjas en/of een TomTom,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2]
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg
te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming;
5.
hij in of omstreeks de periode van 14 maart 2014 tot en met 17 maart 2014 te
[pleegplaats], gemeente Eemsmond, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen in/uit een aldaar aan de [weg] geparkeerde
personenauto (van het merk Citoen, type Xsara) een zonnebril en/of een
acculader en/of een carkit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [persoon 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat op grond van de stukken in het dossier en de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich de toegang tot de auto heeft verschaft door middel van braak. Verdachte dient van dit deel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat op grond van de stukken in het dossier het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 en 4 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich de toegang tot de auto's heeft verschaft door middel van braak.
Beoordeling
Bewezenverklaring
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Een proces-verbaal d.d. 4 augustus 2014, opgenomen op pagina 121 e.v. van dossier nr. PL01MF 2014096536 d.d. 3 september 2014, inhoudende de aangifte van [gemachtigde 1], zakelijk weergegeven:
p. 121 Ik ben namens benadeelde [bedrijf 1] gerechtigd tot het doen van aangifte. De inbraak vond plaats tussen 3 augustus 2014 en 4 augustus 2014. Een rolstoeltaxi van ons bedrijf stond afgelopen dagen geparkeerd op de parkeerplaats aan de [straat 1] te [pleegplaats]. Het gaat om een Mercedes bus. Gisteravond is er nog iemand van het bedrijf bij de auto geweest. Er was toen (de rechtbank begrijpt: niets) aan de hand. Vanmorgen bleek dat er was ingebroken in de auto. De ruit aan de passagierskant was vernield. In de auto lag een stuk steen. Vanuit de auto zijn meegenomen: een Asus tablet met houder, taxitronic boordcomputer, printer en een zwarte tas.
De door verdachte op de terechtzitting van 15 januari 2014 afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven;
Het klopt dat ik in de nacht van 3 op 4 augustus 2014 in [pleegplaats] heb ingebroken in een taxibusje. Ik heb een steen door de ruit aan de passagierskant gegooid. Ik heb uit het taxibusje een navigatie apparaat meegenomen, een tablet, een boordcomputer en een printer. Het klopt dat ik bij de politie heb verklaard dat ik een zwart mapje uit de auto heb weggenomen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Een proces-verbaal d.d. 2 januari 2014, opgenomen op pagina 71 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de aangifte van [persoon 1], zakelijk weergegeven:
p. 71 Op 31 december 2013 heb ik mijn personenauto (merk Citroën, type Xsara) aan de [laan] te [pleegplaats] geparkeerd. Op 1 januari 2014 zag ik dat de kofferbakklep niet goed was afgesloten. Ik zag dat mijn zwart kleurige gereedschapskist was weggenomen. In de kofferbak stond ook een vol krat Amstel bier.
De door verdachte op de terechtzitting van 15 januari 2014 afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven;
Het klopt dat ik op de [laan] in [pleegplaats] tussen 31 december 2013 en 1 januari 2014 uit een personenauto een zwart/blauwe gereedschapskist en een krat bier heb weggenomen.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 3 januari 2014, opgenomen op pagina 83 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [persoon 2].
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
Een proces-verbaal d.d. 19 januari 2014, opgenomen op pagina 85 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de aangifte van [gemachtigde 2], zakelijk weergegeven:
p. 85 Ik ben namens de benadeelde [bedrijf 2] gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik ben werkzaam bij [Schildersbedrijf] in Groningen. Ik maak gebruik van een bestelwagen, een Opel Movano. Op 17 januari 2014 heb ik de bestelwagen geparkeerd op een parkeerplaats aan de [straat 1]. Vanmorgen 19 januari 2014, ontdekte ik dat er in die auto was ingebroken. Ik zag dat de ruit van het portier aan de bestuurderskant vernield was. In de auto, op de bijrijdersstoel lag een grijs stuk steen. Vanuit de cabine heeft men mijn blauwe werkjas weggenomen. Vanuit het dashboardkastje heeft men navigatieapparatuur weggenomen.
p. 86 Het gaat om een Tomtom met kabel en zuignap. De Tomtom hoort bij de auto en is eigendom van het leasebedrijf.
De door verdachte op de terechtzitting van 15 januari 2014 afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven;
Ik heb in de periode van 17 januari 2014 tot en met 19 januari 2014 uit een aan de [straat 1] te [pleegplaats] geparkeerde auto een Tomtom en een blauwe werkjas weggenomen.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting;
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 19 maart 2014, opgenomen op pagina 94 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [persoon 3].
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte twee tablethoesjes heeft weggenomen. Ook acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte zich de toegang tot de auto heeft verschaft door middel van braak. Verdachte zal van voornoemde onderdelen van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde acht de rechtbank op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich de toegang tot de auto heeft verschaft door middel van braak.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 4 augustus 2014 te [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een aldaar aan de [straat 1] geparkeerde taxi (van het merk Mercedes) heeft weggenomen een tablet en een boordcomputer en een printer en een tas toebehorende aan [bedrijf 1], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door
middel van braak;
2.
hij in de periode van 31 december 2013 tot en met 1 januari 2014 te [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een aldaar aan de [laan] geparkeerde personenauto (van het merk Citroën, type Xsara) heeft weggenomen een
hoeveelheid gereedschap en een krat bier toebehorende aan [persoon 1];
3.
hij op 1 januari 2014 te [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een aldaar aan de [straat 2] geparkeerde personenauto (van het merk Mercedes type Benz) heeft weggenomen een handtas met daarin een portemonnee en een aantal passen en een hoeveelheid geld en een vest en een jasje toebehorende aan [persoon 2], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
4.
hij in de periode van 17 januari 2014 tot en met 19 januari 2014 te [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een aldaar aan de [straat 1] geparkeerde bestelauto (van het merk Opel type Movano) heeft weggenomen een werkjas en een TomTom, toebehorende aan [bedrijf 2] waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
5.
hij in de periode van 14 maart 2014 tot en met 17 maart 2014 te [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een aldaar aan de [weg] geparkeerde personenauto (van het merk Citroën, type Xsara) een zonnebril en een
acculader en een carkit toebehorende aan [persoon 3].
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van de feiten

Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1.
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
2.
Diefstal;
3.
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
4.
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
5.
Diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot gevangenisstraf van 183 dagen waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar met aftrek met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het rapport van de reclassering d.d. 20 oktober 2014 en een werkstraf van 200 uren subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis.
Bij de formulering van de strafeis heeft de officier van justitie de vier onder parketnummer 18/830247-14 ad informandum gevoegde feiten meegenomen. Voorts heeft de officier van justitie rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het lopende hulpverleningstraject.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de vier onder parketnummer 18/830247-14 ad informandum gevoegde feiten bij de strafbepaling kunnen worden meegenomen. De raadsvrouw heeft betoogd dat het opleggen van detentie niet in het belang van verdachte is gelet op zijn persoonlijke omstandigheden en het lopende hulpverleningstraject. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om bij de strafoplegging het advies van de reclassering te volgen. Indien de rechtbank van oordeel is dat een onvoorwaardelijk straf aan verdachte moet worden opgelegd, acht de raadsvrouw oplegging van een taakstraf een passende sanctie.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en ernst van het bewezen- en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de aangaande zijn persoon opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede de vordering van de officier van justitie en hetgeen de raadsvrouw ter verdediging heeft aangevoerd.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de vier onder dagvaarding 18/830247-14 ad informandum gevoegde feiten.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan negen diefstallen van goederen uit auto's, al dan niet door middel van braak. In veel gevallen heeft verdachte zich de toegang tot de auto's verschaft door een steen door de ruit te gooien. Dat heeft voor de eigenaren van de auto’s tot gevolg gehad dat zij van deze feiten veel ergernis en ongemak hebben ondervonden. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij geen oog heeft gehad voor de gevolgen van zijn handelen.
De rechtbank heeft gelet op een verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d.
11 december 2014, waaruit is gebleken dat verdachte eerder wegens soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is geweest. Verdachte bevond zich ten tijde van de thans bewezen verklaarde feiten in een proeftijd.
Tevens heeft de rechtbank gelet op de rapportage van de reclassering d.d. 20 oktober 2014.
De reclassering heeft gerapporteerd dat verdachte tot het delict gedrag is gekomen door financiële problemen, onder andere door middelengebruik en vanwege het feit dat hij moet voorzien in het levensonderhoud van zijn vriendin. Verdachte toont zich ontvankelijk voor begeleiding en behandeling. Hoewel verdachte nu veranderingsgericht is en intrinsiek gemotiveerd voor hulpverlening, vormt justitiële druk voor hem een belangrijke externe motivatie om het veranderingsproces vol te kunnen houden.
Op grond van bovenstaande en met name met het oog op het lopende hulpverleningstraject, acht de rechtbank oplegging van de door de officier van justitie gevorderde grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in de rapportage van de reclassering d.d. 20 oktober 2014 en oplegging van een forse werkstraf, passend en geboden.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

onder parketnummer: 18/050560-13
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 5 juni 2013, gewezen door de politierechter van de rechtbank Noord-Nederland, is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van 15 dagen met aftrek, waarvan 14 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 20 juni 2013.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 15 december 2014 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
De hiervoor onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
De rechtbank is van oordeel dat, nu de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, in beginsel tenuitvoerlegging dient te worden gelast van de niet ten uitvoer gelegde straf. Gelet echter op hetgeen op de terechtzitting is behandeld en besproken en hetgeen uit de rapportage van de reclassering naar voren is gekomen, acht de rechtbank termen aanwezig thans te volstaan met verlenging van de proeftijd voor de duur van één jaar.

Vorderingen van de benadeelde partijen

Met betrekking tot feit 5 heeft als benadeelde partij zich in het strafproces gevoegd
[persoon 3], wonende te [pleegplaats]. De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 174,- aan materiële schade.
Met betrekking tot het onder 1 ad informandum gevoegde feit heeft als benadeelde partij zich in het strafproces gevoegd [persoon 4], wonende te [pleegplaats]. De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 436,70 aan materiële schade.
Met betrekking tot het onder 2 ad informandum gevoerde feit heeft als benadeelde partij zich in het strafproces gevoegd [persoon 5], wonende te [plaats 1]. De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 462,15 aan materiële schade.
Met betrekking tot het onder 3 ad informandum gevoegde feit heeft als benadeelde partij zich in het strafproces gevoegd [persoon 6], wonende te [plaats 2]. De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 315,- aan materiële schade.
Met betrekking tot het onder 4 ad informandum gevoegde feit heeft als benadeelde partij zich in het strafproces gevoegd [persoon 7], wonende te [pleegplaats]. De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 917,- aan materiële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [persoon 3], [persoon 4] en [persoon 5] volledig dienen te worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Met betrekking tot de vordering van [persoon 6] heeft de officier van justitie aangevoerd dat een bedrag van € 165,- dient te worden toegewezen en dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De officier van justitie vordert dat tevens de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
Ten aanzien van de vordering van [persoon 7] heeft de officier van justitie aangevoerd dat een bedrag van € 513,- dient te worden toegewezen en dat benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De officier van justitie vordert dat tevens de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [persoon 3] heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de vordering kan worden toegewezen, met dien verstande dat de kosten voor een autolader lager zijn dan 20 euro.
Met betrekking tot de vordering van benadeelde partij [persoon 4] heeft de raadsvrouw verzocht om de vordering toe te wijzen tot een bedrag van € 212,70 en de vordering voor het overige deel af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren nu dit deel van de vordering niet is onderbouwd.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [persoon 5]heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 238,98 en dat de vordering voor het overige deel (te weten de posten: "kleppendeksels" en "zonnebril") afgewezen dient te worden nu dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [persoon 6] heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vordering afgewezen dient te worden dan wel niet-ontvankelijk moet worden verklaard nu de weggenomen goederen reeds aan de benadeelde partij zijn teruggegeven. Voorts is de post "auto + manuren" onvoldoende onderbouwd.
Met betrekking tot de vordering van benadeelde partij [persoon 7] heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht om de vordering af te wijzen nu er door de benadeelde partij vergoeding van schade wordt gevorderd wegens diefstal van goederen die al aan de benadeelde partij zijn teruggegeven.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij
[persoon 3] door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 174,- nu dit bedrag onvoldoende gemotiveerd door de verdediging is weersproken. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
De rechtbank acht het voldoende aannemelijk dat aan de benadeelde partij
[persoon 4] door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 386,70. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. [persoon 4] wordt in het overige deel van de vordering (te weten de posten: "schoolpas", "kluissleutel school" en "schoolspullen, usb stick, agenda, schriften") niet-ontvankelijk verklaard, nu deze posten onvoldoende onderbouwd zijn. Dit deel kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. Aanhouding van de zaak zou een onevenredige belasting van het strafgeding ten gevolge hebben.
Ten aanzien van de vordering van [persoon 5] is naar het oordeel van de rechtbank vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 238,98. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. [persoon 5] wordt in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard omdat er ten aanzien van de post "kleppendeksels" geen rechtstreeks verband bestaat tussen de gestelde schade en het strafbare feit en de post "zonnebril" naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende is onderbouwd. Dit deel kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. Aanhouding van de zaak zou een onevenredige belasting van het strafgeding ten gevolge hebben.
Nu de weggenomen goederen door de politie zijn teruggegeven aan de benadeelde partij [persoon 6] en de post “auto + manuren” onvoldoende is onderbouwd, zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in zijn vordering.
Ten aanzien van de vordering van [persoon 7] geldt dat de afstandsbediening en de zonnebril teruggegeven zijn aan de benadeelde partij. De post “cd-wisselaar voor BMW X5 is onvoldoende onderbouwd; aanhouding van de zaak zou een onevenredige belasting van het strafgeding ten gevolge hebben. De vordering wordt niet-ontvankelijk verklaard en kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemde geldbedragen ten behoeve van de benadeelde partijen aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partijen ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14f, 14g, 22c, 22d, 24c, 36f, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

De rechtbank:
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 183 dagen

Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
180 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaardendat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd een of meer bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als
bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde zich binnen een week na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij VNN-reclassering, Canadalaan 1, 9728 EA Groningen en zich voorts gedurende de proeftijd, meldt op data te bepalen door de reclassering, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- dat veroordeelde verplicht is om zich gedurende de proeftijd te laten behandelen voor afhankelijkheid van alcohol en cannabis bij VNN-Forensische Poli of soortgelijke ambulante forensische zorg, dit ter beoordeling van de reclassering. Hierbij houdt veroordeelde zich aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- dat veroordeelde zich tijdens de proeftijd laat begeleiden/activeren door WerkPro, of soortgelijke begeleidende /activerende zorg, dit ter beoordeling van de reclassering en zich te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die begeleidende/activerende zorg door of namens de instelling/begeleider zullen worden gegeven;
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van alcohol. De reclassering zal toezien op de naleving van het alcoholverbod door toepassing van adem-, en/of bloedcontroles wanneer en zo vaak als dit noodzakelijk wordt geacht.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 200 uren onbetaalde arbeid

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 100 dagen zal worden toegepast.
De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.

Beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen

(feit 5)Wijst de vordering van de benadeelde partij
[persoon 3], wonende te [pleegplaats], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 174,-(zegge: honderd vierenzeventig euro). Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 174,- (zegge: honderd vierenzeventig euro), ten behoeve van de benadeelde partij [persoon 3], wonende te [pleegplaats], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
3 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 174,- ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
(onder 1 ad informandum gevoegd feit)Wijst de vordering van de benadeelde partij
[persoon 4], wonende te [pleegplaats], gedeeltelijk toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 386,70(zegge: driehonderd zesentachtig euro en zeventig eurocent) en verklaart de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk. Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 386,70 (zegge: driehonderd zesentachtig euro en zeventig eurocent), ten behoeve van de benadeelde partij [persoon 4], wonende te [pleegplaats], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
7 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 386,70 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
(onder 2 ad informandum gevoegd feit)Wijst de vordering van de benadeelde partij
[persoon 5], wonende te [woonplaats benadeelde], gedeeltelijk toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 238,98(zegge: tweehonderd achtendertig euro en achtennegentig eurocent) en verklaart de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk. Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 238,98 (zegge: tweehonderd achtendertig euro en achtennegentig eurocent), ten behoeve van de benadeelde partij [persoon 5], wonende te [woonplaats benadeelde], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 238,98 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
(onder 3 ad informandum gevoegd feit)Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij
[persoon 6],wonende te [woonplaats benadeelde] niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
(onder 4 ad informandum gevoegd feit)Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij
[persoon 7],wonende te [pleegplaats] niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
18/050560-13:
Verlengt de in het vonnis van de politierechter te Groningen d.d. 5 juni 2013 vastgestelde proeftijd met één jaar.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. F. de Jong, voorzitter,
A.F. Gerding en J.N.M. Blom, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Fennema als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 januari 2014.
Mr. J.N.M. Blom is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.