ECLI:NL:RBNNE:2015:3689

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 juni 2015
Publicatiedatum
28 juli 2015
Zaaknummer
18.161783-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor brandstichtingen nabij het Nationaal Park Drents-Friese Wold

De Rechtbank Noord-Nederland heeft op 30 juni 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van twee brandstichtingen nabij het Nationaal Park Drents-Friese Wold. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 4 november 2013 opzettelijk brand heeft gesticht in de buurt van een opslagschuurtje en aan een auto, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. A.A. Scholtmeijer, verscheen op de terechtzitting van 16 juni 2015. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. P.F. Hoekstra. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en getuigen in overweging genomen, evenals het proces-verbaal van de politie. De rechtbank achtte de feiten bewezen, maar besloot geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. In plaats daarvan kreeg de verdachte een taakstraf van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank hield rekening met de positieve ontwikkelingen in de persoonlijke situatie van de verdachte en het tijdsverloop sinds de feiten. De rechtbank concludeerde dat de ernst van de feiten in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigde, maar dat de omstandigheden van de verdachte dit niet noodzakelijk maakten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij mr. Haisma buiten staat was om te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/161783-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 30 juni 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 juni 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.A. Scholtmeijer, advocaat te Heerenveen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.F. Hoekstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 4 november 2013 te [pleegplaats] , in de gemeente Ooststellingwerf
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in en/of in de buurt van een opslagschuurtje, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk zijn aansteker gebruikt om plastic (zakken) en/of (een) papier(container) aan te steken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in
aanraking gebracht met plastic (zakken) en/of (een) papier(container), althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan dat opslagschuurtje (inclusief inhoud) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de naastgelegen werkplaats van de schilder (inclusief inhoud) en/of het omliggende bos, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 4 november 2013 te [pleegplaats] , in de gemeente Ooststellingwerf
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht aan en/of nabij een auto, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk benzine over een auto gegooid en die benzine aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met benzine en/of
een auto, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die auto geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor het omliggende bos, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1. en 2. ten laste gelegde;
- oplegging van een taakstraf van 200 uren subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis
alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd
van twee jaren.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank past met betrekking tot het onder 1. ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 juni 2015;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal verhoor getuige nr. PL02FW-2013132791-5, d.d. 6 februari 2014, inhoudende de verklaring van [getuige] .
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde feit is door de raadsman vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe, kort gezegd, aangevoerd dat als gevolg van het in brand steken van de auto
- anders dan voor die auto zelf - geen gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest, althans dat dit op grond van de stukken niet kan worden bewezen.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat de auto omringd werd door een bos en dat zich naast de auto struiken bevonden. Verder is op de in het zaaksdossier op pagina 68 afgedrukte foto 2 zichtbaar dat de auto in een berm pal naast bosschages geparkeerd stond. De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat het in brand steken van een auto die zich direct naast struiken en bomen bevindt, gevaar oplevert voor die beplanting, nu vuur in een dergelijke situatie gemakkelijk kan overslaan.
De rechtbank past bij de beoordeling van het onder 2. ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 16 juni 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was op 4 november 2013 samen met [medeverdachte] in [pleegplaats] .
2. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer PL02FW-2013132791, gesloten op 19 maart 2014, bestaande uit diverse processen-verbaal en schriftelijke stukken, waaronder:
2.1.
een ambtsedig proces-verbaal van aangifte, nummer PL02FW-2013125595-1, d.d. 5 november 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van
[verklarende] :
De auto stond te [pleegplaats] , gemeente Ooststellingwerf. Op 4 november 2013 was er nog geen schade aan de auto. Op 5 november 2013 zag ik dat er brandschade op de auto zat.
2.2.
een ambtsedig proces-verbaal verhoor verdachte, nummer PL02FW-20113132791-10, d.d. 12 februari 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Op 4 november 2013 hebben [medeverdachte] en ik te [pleegplaats] twee jerrycans met benzine gevonden in een schuurtje. Ik pakte de ene jerrycan en [medeverdachte] de andere. Wij hebben toen een benzinespoor getrokken naar een auto toe. We hebben over de achterzijde van de auto benzine gegooid. Wij hadden allebei een aansteker op zak. De auto werd aan het einde van het spoor aangestoken. Ik zag dat de vlammen het spoor volgden richting de auto. Er stond bos om de auto heen. De auto stond naast struiken.
3. De eigen waarneming van de rechtbank, gedaan op de terechtzitting van 16 juni 2015, voor zover van belang inhoudende:
Op foto 2 van pagina 68 van het zaaksdossier is zichtbaar dat de deels verbrande auto geparkeerd staat in een berm en dat zich links van de auto op zeer geringe afstand bosschages en bomen bevinden.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 4 november 2013 te [pleegplaats] in de gemeente Ooststellingwerf opzettelijk brand heeft gesticht in de buurt van een opslagschuurtje, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk zijn aansteker gebruikt om een plastic zak aan te steken, ten gevolge waarvan dat opslagschuurtje inclusief inhoud is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de naastgelegen werkplaats inclusief inhoud en het omliggende bos te duchten was;
2.
hij op 4 november 2013 te [pleegplaats] in de gemeente Ooststellingwerf tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk brand heeft gesticht aan een auto, immers hebben verdachte en zijn mededader toen aldaar opzettelijk benzine over een auto gegooid en die benzine aangestoken, ten gevolge waarvan die auto gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor het omliggende bos te duchten was.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
2. medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem op 10 juni 2015 door Reclassering Nederland opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie - waaruit blijkt dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is - alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal brandstichtingen waarbij gevaar voor goederen is ontstaan. De rechtbank beschouwt deze feiten als ernstig. Als gevolg van het aansteken van voorwerpen in de beboste omgeving van het Nationaal Park Drents-Friese Wold had grote schade aan dit natuurgebied kunnen ontstaan. Dat verdachte zich hierom niet heeft bekommerd, neemt de rechtbank hem kwalijk.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld. De reclassering merkt in haar rapportage op dat verdachte sinds een aantal jaren zelfstandig woont met ambulante begeleiding van Zienn, wat goed lijkt te verlopen. Van drugsgebruik zoals ten tijde van het tenlastegelegde lijkt thans geen sprake meer te zijn. Ook is er geen sprake geweest van nieuwe contacten met politie en justitie.
De rechtbank overweegt dat de ernst van de gepleegde feiten in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. De rechtbank zal het tijdsverloop sinds de feiten echter in het voordeel van verdachte laten meewegen. De rechtbank overweegt verder dat de positieve ontwikkelingen in de persoonlijke omstandigheden van verdachte door een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zouden worden doorkruist. De rechtbank acht dit onwenselijk. Zij is daarom, alles afwegend, van oordeel dat kan worden volstaan met oplegging van de door de officier van justitie geëiste straf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 63 en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 200 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 100 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van twee uren per dag inverzekeringstelling.
Een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, mr. M. Haisma en
mr. L.G. Wijma, rechters, bijgestaan door mr. J.C. Huizenga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 juni 2015.
Mr. Haisma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Vlietstra
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Wijma
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Huizenga
locatie Leeuwarden,