ECLI:NL:RBNNE:2015:3686

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 juli 2015
Publicatiedatum
28 juli 2015
Zaaknummer
18.930269-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling jeugdige verdachte voor gewapende roofoverval op juwelier met behandelverplichting

Op 28 juli 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een jeugdige verdachte, die werd beschuldigd van een gewapende roofoverval op een juwelier. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 jaar, waarvan 2 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en een behandelverplichting. De rechtbank heeft de toepassing van het Adolescentenstrafrecht afgewezen, ondanks de jeugdige leeftijd van de verdachte, omdat de ernst van de feiten en de eerdere pedagogische interventies niet tot gedragsverandering hadden geleid.

De zaak kwam aan het licht na een overval op 19 december 2014, waarbij de verdachte en zijn mededaders met geweld en bedreiging sieraden hebben gestolen uit de juwelierszaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders goed voorbereid waren, onder andere door het bestuderen van beelden van eerdere overvallen. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en de verzamelde bewijsmiddelen in overweging genomen, waaruit bleek dat de overval met veel geweld en dreiging was uitgevoerd.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend konden worden bewezen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die verminderd toerekeningsvatbaar werd geacht, en heeft besloten dat behandeling voor zijn problematiek noodzakelijk was. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers van de overval.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18.930269-14
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
28 juli 2015 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in [verblijflocatie] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
24 maart 2015 en 14 juli 2015. De rechtbank heeft bij vonnis van 07 april 2015 het onderzoek op de terechtzitting heropend.
De verdachte is telkens verschenen, bijgestaan door mr. E.M. Fortuin, advocaat te Amsterdam.
Het Openbaar Ministerie werd op de terechtzitting van 14 juli 2015 vertegenwoordigd door mr. T. Akkerman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 december 2014 te [pleegplaats 1] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een winkel aan/nabij de [straat] heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] ,
[slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heter daad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of zijn mededader(s)
- ( met veel lawaai) die winkel, waarin die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] aanwezig waren, zijn/is binnengegaan, waarbij het
hoofd/gezicht van verdachte en/of zijn mededader(s) waren/was bedekt met
(een) bivakmuts(en), althans textiel, en/of
- zichtbaar voor die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] een
vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of een of
meer mokers, althans zware en/of harde voorwerpen, hebben/heeft
vastgehouden en/of
- dat vuurwapen/voorwerp hebben/heeft gericht op die [slachtoffer 4] en/of
- op die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] zijn/is afgelopen en/of
- met geweld een of meer vitrines, waarin die sieraden lagen, kapot
hebben/heeft geslagen en/of
op de openbare weg
- dat vuurwapen/voorwerp hebben/heeft gericht op die [slachtoffer 6] , die [slachtoffer 9] en/of
die [slachtoffer 10] en/of
- zichtbaar voor die [slachtoffer 7] en/of die [slachtoffer 8] dat vuurwapen/voorwerp in
de hand hebben/heeft gehouden en/of daarmee zwaaiende bewegingen
hebben/heeft gemaakt en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer 6] hebben/heeft gezegd: "Afstappen, blijven staan,
anders schiet ik je te pletter", althans woorden van gelijke dreigende aard
en/of strekking en/of
- dreigend met een moker, althans een zwaar en/of hard voorwerp, een
slaande beweging naar (het hoofd van) die [slachtoffer 7] hebben/heeft gemaakt
en/of (daarbij) dreigend tegen die [slachtoffer 7] hebben/heeft gezegd: "Rot op,
niet bellen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking
en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer 8] hebben/heeft gezegd dat iedereen uit de buurt
moest blijven en/of weg moest wezen, althans woorden van gelijke dreigende
aard en/of strekking en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer 9] hebben/heeft gezegd: "Wegwezen hier, uit de buurt
blijven", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer 10] hebben/heeft gezegd dat deze achteruit moest
lopen, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij in of omstreeks de periode van 6 maart 2014 tot en met 7 maart 2014 te [pleegplaats 2] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een scooter, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 11] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 19 december 2014 te [pleegplaats 1] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een scooter heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die scooter wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3.
hij in of omstreeks de periode van 11 december 2014 tot en met 19 december 2014 te [pleegplaats 2] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer kentekenplaten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 12] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 19 december 2014 te [pleegplaats 1] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer kentekenplaten heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die kentekenpla(a)t(en) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Van het onder 2 primair en 3 primair ten laste gelegde moet verdachte worden vrijgesproken bij gebrek aan bewijs.
De officier van justitie heeft ten aanzien van het onder 2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde veroordeling voor opzetheling gevorderd. Ten aanzien van het onder 3 subsidiair ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat de kentekenplaten door toedoen van verdachte en/of zijn medeverdachten in de auto terecht moeten zijn gekomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, met dien verstande dat verdachte moet worden vrijgesproken van de bedreigingen die op de openbare weg hebben plaatsgevonden. Verdachte bevond zich immers ten tijde van de bedreigingen in de juwelierszaak en kan niet verantwoordelijk worden geacht voor de bedreigingen met het vuurwapen.
Van het onder 2 primair, 3 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde moet verdachte worden vrijgesproken omdat het wettige bewijs daartoe ontbreekt.
Met betrekking tot de bewezenverklaring van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat hiervoor ook vrijspraak moet volgen. Hoewel verdachte op de betreffende scooter heeft gezeten en daar misschien over had moeten nadenken is er onvoldoende bewijs voor het onder 2 subsidiair ten laste gelegde.
Beoordeling van het bewijs
Vrijspraak van het onder 2 primair, 3 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat het onder
2 primair en 3 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat de rechtbank verdachte daarvan zal vrijspreken.
Ook van het onder 3 subsidiair ten laste gelegde moet verdachte worden vrijgesproken, nu de rechtbank uit de bewijsmiddelen niet af kan leiden dat de kentekenplaten door toedoen van verdachte en/of zijn medeverdachten in de auto terecht zijn gekomen.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen, in de wettelijke vorm opgemaakt, zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De door verdachte op de terechtzitting van 24 maart 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb de beelden van de eerdere overval op de juwelier op Youtube bekeken om de werkwijze van de overvallers te bekijken. We wisten van elkaar welke wapens we bij ons hadden.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 19 december 2014, opgenomen op p. 479 e.v. van dossier 'Cordoba', dossiernummer 2014185844 d.d. 5 februari 2015, van Politie Noord-Nederland, recherche Zuidwest Drenthe, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik ben mede-eigenaar van de juwelierszaak aan de [straat] [nummer] in [pleegplaats 1] . Ik heb een Vennootschap onder Firma samen met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Op 19 december 2014 hoorde ik lawaai van ingeslagen vitrines en geschreeuw van de overvallers. Ik zag drie overvallers op een scooter springen. De derde overvaller had een kort op een vuurwapen gelijkend voorwerp bij zich.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 06 februari 2015, opgenomen op p. 13 van voornoemd dossier, inhouden het relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
In de vluchtauto werden een groot aantal sieraden aangetroffen welke later van [juweliersbedrijf] bleken te zijn.
Verder werden in het voertuig onder andere vuisthamers en bivakmutsen aangetroffen.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 20 december 2014, opgenomen op p. 485 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 5] :
Ik ben werkzaam bij [juweliersbedrijf] , [straat] [nummer] te [pleegplaats 1] . Wij zijn op 19 december 2014 overvallen. Ik ben bedreigd door de overvallers. Ze kwamen binnen met lawaai en bivakmutsen. Ze renden in mijn richting.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 20 december 2014, opgenomen op p. 487 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4] :
Ik ben werkzaam bij [juweliersbedrijf] , [straat] [nummer] [pleegplaats 1] . Wij zijn op 19 december 2014 overvallen. Ik ben bedreigd door de overvallers. De overvallers kwamen met veel lawaai binnen. Ik heb in de loop van een vuurwapen gekeken. De overvaller rende op mij af met een vuurwapen recht voor zich uit op mij gericht.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 20 december 2014, opgenomen op p. 489 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 6] :
Op 19 december 2014 reed ik omstreeks 10.30 uur op de fiets op de markt te [pleegplaats 1] . Ik zag een man staan ter hoogte van de ingang van [juweliersbedrijf] . Ik zag toen dat de man mij ook zag, ik zag dat hij een vuurwapen op mij richtte. Ik hoorde dat de man tegen mij schreeuwde met luide stem: ‘Afstappen! Blijven staan anders schiet ik je te pletter’.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 20 december 2014, opgenomen op p. 493 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 7] :
Ik wilde de politie bellen. De derde jongen zag dit en bedreigde mij direct met een moker. Ik voelde mij bedreigd. Ik hoorde dat de jongen zei: "Rot op, niet bellen".
Ik zag de jongens op de scooter wegrijden. De achterste persoon had iets in zijn handen wat op een vuurwapen leek. Ik zag dat hij met dat voorwerp bleef dreigen.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 20 december 2014, opgenomen op p. 497 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 8] :
Op 19 december 2014 zag ik een persoon met een vuurwapen in zijn hand. Deze persoon stond voor [juweliersbedrijf] naast een scooter. Op het moment dat ik dat vuurwapen zag en dat hij begon te roepen was ik erg bang. Hij zwaaide met het vuurwapen in de richting van alle omstanders. Hij zei iets als dat iedereen uit de buurt moest blijven en iets met wegwezen.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 20 december 2014, opgenomen op p. 502 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 9] :
Ik reed langs [juweliersbedrijf] en zag een man die een vuurwapen op mij richtte. Toen zag ik een man uit [juweliersbedrijf] komen. Eerst wees hij met het pistool in de richting van de [straat] en toen draaide hij zich om en wees met zijn pistool in mijn richting. Hij schreeuwde: "wegwezen hier, uit de buurt blijven."
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 22 december 2014, opgenomen op p. 509 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 10] :
Op 19 december 2014 zag ik dat één van de personen bij [juweliersbedrijf] een vuurwapen op mij richtte. Ik schrok hiervan. Ik hoorde de persoon schreeuwen naar mij dat ik achteruit moest lopen. Ik zag dat naast de persoon met het vuurwapen een man met een fiets stond, die ook het wapen van de persoon op zich gericht kreeg. Ik hoorde de persoon tegen die man zeggen: ‘blijf staan, anders schiet ik je neer’.
Een proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] d.d. 22 december 2014, afgelegd bij de rechter-commissaris, inhoudende:
De andere twee die met mij zijn aangehouden waren ervan op de hoogte dat ik een wapen bij me had.
Een proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 22 december 2014, afgelegd bij de rechter-commissaris, inhoudende:
Ik wist van te voren wat er zou gebeuren. Ik heb vitrines ingeslagen met een moker. Ik heb laden met sieraden in de tas gestopt.
Er was nog iemand met een moker.
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde
Een overig schriftelijk bescheid getiteld "resultaat identiteitsonderzoek", opgenomen op p. 648 e.v. van dossier 'Cordoba', dossiernummer 2014185844 d.d. 5 februari 2015, van Politie Noord-Nederland, recherche Zuidwest Drenthe, inhoudende:
Onderzoek naar de identiteit van voertuig Kymco Like 200 met [framenummer] , zonder kenteken. Voertuig gestolen, met proces-verbaal. Persoon: [slachtoffer 11] . Einddatum aansprakelijkheid: 7 maart 2014.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 december 2014, opgenomen op p. 520 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Op 19 december 2014 hoorden wij, verbalisanten, dat de bij de overval op [juweliersbedrijf] gebruikte scooter mogelijk was aangetroffen in de omgeving van [locatie] in [pleegplaats 1] . Wij verbalisanten zagen dat de scooter voldeed aan de opgegeven omschrijving. Wij zagen dat de scooter niet was voorzien van een kentekenplaat en dat het contactslot van de scooter vernield was.
Een proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 22 december 2014, afgelegd bij de rechter-commissaris, inhoudende:
Ik wist van te voren wat er zou gebeuren. We zijn met z’n drieën op de scooter weggereden.
Bewezenverklaring
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 19 december 2014 te [pleegplaats 1] tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel aan de [straat] heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden, toebehorende aan [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en
[slachtoffer 3] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] ,
[slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heter daad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededaders
- met veel lawaai die winkel, waarin die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] aanwezig waren, zijn binnengegaan, waarbij het hoofd/gezicht van verdachte en zijn mededaders was bedekt met een bivakmuts, althans textiel, en
- zichtbaar voor die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en mokers hebben/heeft vastgehouden en
- dat voorwerp hebben/heeft gericht op die [slachtoffer 4] en
- op die [slachtoffer 4] en die [slachtoffer 5] zijn/is afgelopen en
- met geweld vitrines, waarin die sieraden lagen, kapot hebben/heeft geslagen en
op de openbare weg
- dat voorwerp hebben/heeft gericht op die [slachtoffer 6] , die [slachtoffer 9] en die [slachtoffer 10] en
- zichtbaar voor die [slachtoffer 7] en die [slachtoffer 8] dat voorwerp in de hand hebben/heeft gehouden en daarmee zwaaiende bewegingen hebben/heeft gemaakt en
- dreigend tegen die [slachtoffer 6] hebben/heeft gezegd: "Afstappen, blijven staan,
anders schiet ik je te pletter", en
- dreigend met een moker tegen die [slachtoffer 7] hebben/heeft gezegd: "Rot op,
niet bellen", en
- dreigend tegen die [slachtoffer 8] hebben/heeft gezegd dat iedereen uit de buurt moest blijven en weg moest wezen, en
- dreigend tegen die [slachtoffer 9] hebben/heeft gezegd: "Wegwezen hier, uit de buurt
blijven", en
- dreigend tegen die [slachtoffer 10] hebben/heeft gezegd dat deze achteruit moest lopen.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de door [medeverdachte] geuite bedreigingen ook aan verdachte worden toegerekend ondanks dat verdachte die bedreigingen niet daadwerkelijk heeft geuit. Verdachte heeft verklaard dat hij beelden van de vorige overval op [juweliersbedrijf] heeft bekeken om de werkwijze van de overvallers te bekijken. Bij de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat hij wist wat er ging gebeuren.
Op grond hiervan kan naar het oordeel van de rechtbank voldoende blijken hoe de overval in zijn werk zou gaan en wat ieders rol daarin zou zijn. Verdachte wist dat een medeverdachte over een wapen zou beschikken en dat dat wapen zou worden gebruikt om de overval en de vlucht mogelijk te maken. Er is dan ook sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking waarbij de geuite bedreigingen door een medeverdachte ook aan verdachte kunnen worden toegerekend.
2.
hij op 19 december 2014 te [pleegplaats 1] tezamen en in vereniging met anderen een scooter voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van die scooter wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat er gebreken kleven aan de doorzoeking die in de woning waar verdachte verbleef, heeft plaatsgevonden. De rechter-commissaris zou niet bij de doorzoeking aanwezig zijn geweest en voorts ontbreekt de machtiging tot doorzoeking in het dossier.
De rechtbank constateert dat bij de stukken een proces-verbaal doorzoeking ter in beslagneming is gevoegd, opgemaakt door mr. R. Diepraam, rechter-commissaris in de rechtbank te Amsterdam. Uit dat verslag blijkt dat de rechter-commissaris bij de doorzoeking aanwezig is geweest. Voorts is bij het verslag gevoegd een beslissing van de rechter-commissaris in deze rechtbank, locatie Assen d.d. 7 januari 2015 waarin de rechter-commissaris de vordering tot doorzoeking toewijst en de doorzoeking overdraagt aan de rechter-commissaris in de rechtbank te Amsterdam.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat de doorzoeking rechtmatig heeft plaatsgevonden.

Strafbaarheid van de feiten

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
2. Medeplegen van opzetheling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennis genomen van het psychiatrisch rapport d.d. 29 juni 2015 opgemaakt door F.P.J. van Soeren, psychiater. Dit rapport houdt, zakelijk weergegeven, onder meer in als conclusie:
“Bij verdachte is sprake van een posttraumatische stressstoornis, chronisch en misbruik van cannabis. Daarnaast is er sprake van persoonlijkheidsproblematiek in de vorm van trekken van een antisociale en narcistische persoonlijkheidsstoornis. Er is een hechtingsstoornis.
De ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling waren ook aanwezig ten tijde van de delicten en waren van invloed op verdachtes gedragskeuzes en gedragingen.
Verdachte heeft minder dan de gemiddelde leeftijdsgenoot zijn keuze in vrijheid kunnen nemen. Verdachte is als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.”
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het psychologisch rapport d.d. 30 juni 2015 opgemaakt door drs. M. Verzendaal, GZ-psycholoog, deze heeft verdachte onderzocht en komt eveneens tot de conclusie dat de feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van verdachte, met voormelde conclusies en maakt die tot de hare. De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafoplegging

Op de terechtzitting van 14 juli 2015 is aan de orde geweest de vraag of het adolescenten strafrecht zou moeten worden toegepast.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het volwassenstrafrecht moet worden toegepast gelet op hetgeen de psychiater en psycholoog daarover hebben gerapporteerd. Bij verdachte is vanaf zijn dertiende levensjaar sprake van pedagogische interventies zonder dat dit tot gedragsverandering heeft geleid. Dit leidt ertoe dat verdachte een klinische behandeling moet ondergaan om tot gedragsverandering te komen. Verdachte is niet gebaat bij een langdurige gevangenisstraf.
Op grond hiervan heeft de officier van justitie zijn op de terechtzitting van 24 maart 2015 geformuleerde eis gewijzigd in die zin dat aan verdachte de volgende gevangenisstraf zal worden opgelegd:
- 4 jaren gevangenisstraf met aftrek van voorarrest, waarvan 2 jaren voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met daaraan te verbinden bijzondere voorwaarden zoals een klinische behandeling van maximaal twaalf maanden welke gevolgd wordt door een ambulante behandeling, waarbij verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen van de reclassering.
Voor het overige heeft de officier van justitie gepersisteerd bij zijn eis.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de vraag of het adolescenten strafrecht dient te worden toegepast. Indien de rechtbank daartoe besluit zal een aanvullend rapport moeten worden opgemaakt.
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht nog meer rekening te houden met de leeftijd van verdachte dan de officier van justitie dat heeft gedaan alsmede met het feit dat verdachte het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf volledig dient te ondergaan en er geen sprake van vervroegde invrijheidstelling zal zijn. Het onvoorwaardelijk deel zou maximaal 1 jaar moeten zijn.
De rechtbank zal in onderhavige zaak het volwassenstrafrecht toepassen.
Uit de beschikbare rapportage komt naar voor dat bij verdachte sprake is van langdurige pedagogische hulpverlening. Die hulpverlening heeft niet geleid tot gedragsverandering bij verdachte omdat hij opnieuw betrokken is geraakt bij een ernstig strafbaar feit. De ernst van de delicten waarbij verdachte betrokken is geweest nemen duidelijk toe.
Verdachte is gebaat bij een langdurige combinatie van een pedagogische en psychothera-peutische behandeling en het volwassenstrafrecht biedt daartoe meer mogelijkheden.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de gewijzigde vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich schuldig gemaakt aan een gewapende roofoverval op klaarlichte dag op een juwelierszaak gevestigd in het centrum van [pleegplaats 1] . Verdachte en zijn medeverdachten zijn met veel lawaai de juwelierszaak in gerend en hebben medewerkers van de juwelier bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Daarnaast hebben zij voorafgaand, ten tijde van en na de overval omstanders met dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een moker bedreigd, om de diefstal makkelijk te maken en na de overval te kunnen vluchten. Binnen in de juwelierszaak hebben verdachte en zijn medeverdachten met grof geweld vitrines kapot geslagen om zo sieraden weg te kunnen nemen. De rechtbank stelt vast dat het om een professionele en georganiseerde overval gaat. De rechtbank leidt dat onder andere af uit het feit dat de verdachten op internet onderzoek hebben gedaan naar de (locatie van de) juwelierszaak en de door hen te volgen vluchtroute, terwijl zij beelden van “Opsporing Verzocht” hebben bestudeerd van een eerdere overval op dezelfde juwelierszaak. Bovendien is een dag voor de overval een vluchtscooter van [pleegplaats 2] naar [pleegplaats 1] gebracht en is tevoren een vluchtauto klaargezet.
De overval en de bedreigingen met geweld hebben op de slachtoffers diepe indruk gemaakt en de handelingen van verdachte en zijn medeverdachten hebben hen veel angst aangejaagd. Naar de ervaring leert, zullen de slachtoffers van dergelijke gewelddadige vermogensdelicten nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen ondervinden van wat hen is overkomen. Dat hiervan daadwerkelijk sprake is, blijkt uit de afgelegde verklaringen van de slachtoffers in het kader van het door hen ter terechtzitting uitgeoefende spreekrecht.
Daarnaast overweegt de rechtbank dat overvallen als de onderhavige het voor juweliers in toenemende mate moeilijk maakt hun onderneming op een normale wijze te drijven.
Naast de gewapende roofoverval, hebben verdachte en zijn medeverdachten zich tevens schuldig gemaakt aan het medeplegen van opzetheling van de door hen bij de overval gebruikte scooter.
Gelet op de ernst van de feiten, de rol die verdachte daarbij verweten wordt, de generale preventie en de mate van veronachtzaming van de belangen van de slachtoffers door verdachte, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf van in beginsel een aanzienlijke duur.
In strafverzwarende zin heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte met deze feiten in grote mate heeft bijgedragen aan de in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid. Feiten als deze zorgen ervoor dat deze gevoelens van onveiligheid blijven bestaan en worden versterkt. Daarnaast heeft de rechtbank in verzwarende zin meegewogen dat het ten laste gelegde in vereniging is gepleegd.
Anderzijds laat de rechtbank meewegen dat de feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend. Ook de nog jeugdige leeftijd van verdachte laat de rechtbank meewegen in de hoogte van de op te leggen straf. Voorts acht de rechtbank het van belang dat verdachte wordt behandeld voor zijn problematiek. Die behandeling zal naar verwachting langdurig zijn en ook zal verdachte een geruim aantal maanden klinisch moeten worden behandeld en zal hij gedurende die periode in zijn vrijheden zijn beperkt.
Verdachte is bereid de voorgestelde behandeling te ondergaan en om verdachte daarin te steunen zal de rechtbank een langdurige voorwaardelijke gevangenisstraf op leggen met daar aan verbonden bijzondere voorwaarden.
De rechtbank acht, alles afwegende, na te melden deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij (m.b.t. het onder 1 bewezen verklaarde)

[slachtoffer 4]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 19,69 aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en toepassing van hoofdelijkheid.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsvrouw heeft voorts verzocht om de vordering van de benadeelde partij voor één derde aan verdachte toe te wijzen en niet de hoofdelijkheidsclausule op te leggen.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsvrouw is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2014.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
De rechtbank bepaalt dat verdachte niet tot vergoeding van de schade dan wel de proceskosten is gehouden voor zover deze reeds door zijn mededaders is voldaan.

Vordering van de benadeelde partij (m.b.t. het onder 1 bewezen verklaarde)

[slachtoffer 5]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 81,29 aan materiële schade en
€ 2.000,- aan immateriële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en toepassing van hoofdelijkheid.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsvrouw heeft voorts verzocht om de vordering van de benadeelde partij voor één derde aan verdachte toe te wijzen en niet de hoofdelijkheidsclausule op te leggen.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsvrouw is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2014.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
De rechtbank bepaalt dat verdachte niet tot vergoeding van de schade dan wel de proceskosten is gehouden voor zover deze reeds door zijn mededaders is voldaan.

Vordering van de benadeelde partij (m.b.t. het onder 1 bewezen verklaarde)

[V.O.F.]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van de door de V.O.F. geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 4.462,77 aan materiële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en toepassing van hoofdelijkheid.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsvrouw heeft voorts verzocht om de vordering van de benadeelde partij voor één derde aan verdachte toe te wijzen en niet de hoofdelijkheidsclausule op te leggen.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsvrouw is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2014.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
De rechtbank bepaalt dat verdachte niet tot vergoeding van de schade dan wel de proceskosten is gehouden voor zover deze reeds door zijn mededaders is voldaan.

Vordering van de benadeelde partij (m.b.t. het onder 1 bewezen verklaarde)

[slachtoffer 1]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 2.000,- aan immateriële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en toepassing van hoofdelijkheid.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsvrouw heeft voorts verzocht om de vordering van de benadeelde partij voor één derde aan verdachte toe te wijzen en niet de hoofdelijkheidsclausule op te leggen.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsvrouw is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2014.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
De rechtbank bepaalt dat verdachte niet tot vergoeding van de schade dan wel de proceskosten is gehouden voor zover deze reeds door zijn mededaders is voldaan.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
(Goederen uit vluchtauto)
- bivakmuts (goednummer 464550)
- bivakmuts (goednummer 464552)
- handschoenen(goednummer 464561)
- handschoenen(goednummer 464563)
- handvat tas (goednummer 464572)
- handvat tas (goednummer 464574)
- handvat tas (goednummer 464577)
- handvat tas (goednummer 464580)
- Duct-tape (goednummer 454583)
- pruik (goednummer 464520)
- handschoenen (goednummer 464588)
- hamer (goednummer 464596)
- hamer (goednummer 464601)
- handschoen (goednummer 464522)
- portofoon (goednummer 464523)
- portofoon (goednummer 464527)
- bril (Ray-ban) (goednummer 464542)
- handschoenen (goednummer 464546)
- bivakmuts (goednummer 464548)
vatbaar voor verbeurdverklaring nu het gaat om voorwerpen met behulp van welke het feit is begaan.
De rechtbank acht het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een vuurwapen (goednummer 464516) met behulp van welke het feit is begaan vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
- motorscooter Kymco like (goednummer 464164)
- 2 runaway sporttassen (goednummer 480046)
- Smog jas (goednummer 480137)
- joggingbroek Nike (goednummer 480146)
- sweatshirt (goednummer 480152)
- jas met logo (goednummer 480185)
- rugtas (groen) (goednummer 480161)
- tierips (goednummer 480064)
- tasje (Armani) (goednummer 480088)
- jas (Fortezza) (goednummer 480100)
- jas (Woolrich) (goednummer 480106)
- rugtas (bruin) (goednummer 480120)
- jas (Scotch en Soda) (goednummer 480132)
- Nike schoenen (goednummer 473759)
- Blouse (goednummer 473763)
- Colbert (goednummer 473768)
- Blouse (goednummer 473775)
- Broek (goednummer 473779)
- Broek (goednummer 473782)
- schoen (goednummer 4645170)
- kentekenplaten (gestolen) (goednummer 464556)
- schoenen (Nike) (goednummer 464590)
- schoenen (Nike) (goednummer 464533)
- schoenen (zwart) (goednummer 464539)
moeten worden teruggegeven aan de rechthebbende, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 47, 57, 310, 312 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 primair, 3 primair en 3 subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
15 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
3 jarende hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde zich gedurende maximaal 12 maanden van de proeftijd van 3 jaren zal laten opnemen in een nog nader te bepalen instelling voor forensische psychiatrie of soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het Leger des Heils, Jeugdbescherming en Reclassering, welke behandeling onder meer gericht zal zijn op het scheppen van voorwaarden aangaande beschermd wonen, school, dagbesteding, financiën, start van de begeleiding door de reclassering en het begin van een psychotherapeutisch contact. Veroordeelde dient zich te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- dat veroordeelde na de klinische fase zal blijven meewerken aan verdere ambulante behandeling en begeleiding en zal meewerken aan een plaatsing en verblijf in een begeleide woonvorm, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan het (dag)-programma dat hem zal worden aangeboden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- dat veroordeelde zal meewerken aan een behandeling gericht op abstinentie van cannabisgebruik, waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij (feit 1)

Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 4]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 2.019,69 (zegge: tweeduizend negentien euro en negenenzestig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 december 2014, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 4] , te betalen een bedrag van € 2.019,69 (zegge: tweeduizend negentien euro en negenenzestig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 december 2014, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van
30 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit € 19,69 aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij (feit 1)

Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 5]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 2.081,29 (zegge: tweeduizend eenentachtig euro en negenentwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 december 2014, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 5] , te betalen een bedrag van € 2.081,29 (zegge: tweeduizend eenentachtig euro en negenentwintig eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 december 2014, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van
30 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit € 81,29 aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij (feit 1)

Wijst de vordering van de benadeelde partij
[V.O.F.]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 4.462,77 (zegge: vierduizend vierhonderd tweeënzestig euro en zevenenzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 december 2014, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[V.O.F.] , te betalen een bedrag van € 4.462,77 (zegge: vierduizend vierhonderd tweeënzestig euro en zevenenzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 december 2014, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 54 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [V.O.F.] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij (feit 1)

Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 2.000,- (zegge: tweeduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 december 2014, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van € 2.000,- (zegge: tweeduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 december 2014, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van de volgende in beslag genomen en nog niet teruggegeven goederen:
- motorscooter Kymco like (goednummer 464164)
- 2 runaway sporttassen (goednummer 480046)
- Smog jas (goednummer 480137)
- joggingbroek Nike (goednummer 480146)
- sweatshirt (goednummer 480152)
- jas met logo (goednummer 480185)
- rugtas (groen) (goednummer 480161)
- tierips (goednummer 480064)
- tasje (Armani) (goednummer 480088)
- jas (Fortezza) (goednummer 480100)
- jas (Woolrich) (goednummer 480106)
- rugtas (bruin) (goednummer 480120)
- jas (Scotch en Soda) (goednummer 480132)
- Nike schoenen (goednummer 473759)
- Blouse (goednummer 473763)
- Colbert (goednummer 473768)
- Blouse (goednummer 473775)
- Broek (goednummer 473779)
- Broek (goednummer 473782)
- schoen (goednummer 4645170)
- kentekenplaten (gestolen) (goednummer 464556)
- schoenen (Nike) (goednummer 464590)
- schoenen (Nike) (goednummer 464533)
- schoenen (zwart) (goednummer 464539)
Verklaart verbeurd de volgende in beslag genomen voorwerpen:
(Goederen uit vluchtauto)
- bivakmuts (goednummer 464550)
- bivakmuts (goednummer 464552)
- handschoenen(goednummer 464561)
- handschoenen(goednummer 464563)
- handvat tas (goednummer 464572)
- handvat tas (goednummer 464574)
- handvat tas (goednummer 464577)
- handvat tas (goednummer 464580)
- Duct-tape (goednummer 454583)
- pruik (goednummer 464520)
- handschoenen (goednummer 464588)
- hamer (goednummer 464596)
- hamer (goednummer 464601)
- handschoen (goednummer 464522)
- portofoon (goednummer 464523)
- portofoon (goednummer 464527)
- bril (Ray-ban) (goednummer 464542)
- handschoenen (goednummer 464546)
- bivakmuts (goednummer 464548)
Verklaart onttrokken aan het verkeer het in beslag genomen vuurwapen (goednummer 464516).
Gelast de teruggave aan verdachte van de volgende in beslag genomen en nog niet teruggegeven goederen:
- La coste jack
- Blauwe spijkerbroek
- T-shirt
- Blouse
- Puma jas (goednummer 473376)
- GSM Blackberry (goednummer 473462)
- Renault bodywarmer (goednummer 473406)
- EDC bodywarmer (goednummer 473409)
- Regenbroek (goednummer 473411)
- Jas (goednummer 473413)
- Nike petje (goednummer 473422)
- Handschoen (goednummer 473428)
- Handschoen (goednummer 473430)
- Tas (goednummer 473446)
- GSM Samsung (goednummer 473404)
- Simkaart Lyca (goednummer 473439)
- Simkaart Telfort (goednummer 473420)
- Simkaart Lebara (goednummer 473424)
- Simkaart Lyca (goednummer 473499)
- sleutelbos (goednummer 473431)
- bankpas ABN-AMRO (goednummer 473444)
- bankpas ABN-AMRO (goednummer 473468)
- OV-chipkaart (goednummer 473488)
- kwitantie (goednummer 473507)
- stoorzender Tti (goednummer 473457)
- kaartje Ortel (goednummer 473412)
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter, mrs. E. Läkamp en
A. Heidekamp, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 juli 2015.