Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
AV 73/2003) van toepassing.
AV 73/2003is bepaald:
AV 73/2003is bepaald:
e AV 72/2003).
AV 72/2003is vermeld:
AV 72/2003is bepaald:
'Gelieve het factuurbedrag binnen 30 dagen na factuurdatum te voldoen'.
"voor zover geen specifieke boete is overeengekomen". Dat nu is als gevolg van artikel 18 voor - onder andere - de huurbetalingsverplichting wel het geval.
3.Het geschil
4.Het standpunt van De Zorgzaak
5.Het standpunt van [gedaagde]
6.De beoordeling van het geschil
7, terwijl in de onderhavige procedures de boetes (enkel) worden gebaseerd op artikel
18 lid 2van die zelfde voorwaarden. Tegen deze achtergrond kan [gedaagde] in haar vordering in reconventie worden ontvangen.
'Gelieve het factuurbedrag binnen 30 dagen na factuurdatum te betalen'.Daarmee heeft [gedaagde] naar het oordeel van de kantonrechter aan de Zorgzaak een aanbod voor een van de beide huurovereenkomsten afwijkende betalingstermijn gedaan. Dit aanbod is (stilzwijgend) door De Zorgzaak aanvaard, door - naar zij onbetwist heeft gesteld - zich bij het doen van haar betalingen naar déze betalingstermijn te richten. Dientengevolge kon [gedaagde] zich naar het oordeel van de kantonrechter jegens De Zorgzaak niet meer beroepen op de aanvankelijk overeengekomen betalingsdatum van vóór of op de eerste dag van iedere betalingsperiode. Er is, kortom, een nieuwe vervaldatum voor de huurbetaling overeengekomen. In het verlengde daarvan komt de kantonrechter tot het oordeel dat - behoudens één concreet geval - niet is gebleken dat er, binnen de afspraken die partijen
naderhebben gemaakt, sprake is van te late huurbetalingen door De Zorgzaak. Genoemd geval betreft de sub. 23 van de conclusie van dupliek in reconventie aangehaalde maand januari 2014. Wat daar ook van zij, [gedaagde] heeft niet (óók) aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat, uitgaande van de betalingstermijn van 30 dagen na factuurdatum, er huurbetalingen te laat door De Zorgzaak zouden zijn gedaan, die het verbeuren van boetes tot gevolg zouden hebben. Concluderend heeft De Zorgzaak in het geheel geen boetes verbeurd als bedoeld in artikel 18.2. van de AV 72/2003 en de AV 73/2003 en ontvalt de grondslag aan de vordering van [gedaagde] in reconventie.
handelsrente over het onverschuldigd geïnde bedrag overweegt de kantonrechter als volgt. Wettelijke handelsrente is alleen van toepassing op betalingsverplichtingen uit hoofde van handelsovereenkomsten en derhalve niet op vorderingen uit hoofde van onverschuldigde betaling (een verbintenis uit de wet). De wettelijke rente is wél toewijsbaar. Tussen partijen is in confesso dat de grondslag voor de terugbetaling van de bankgarantiesom is gelegen in onverschuldigde betaling. Het betreft ongedaanmaking van een verrichte prestatie. Nu uit de stellingen van De Zorgzaak niet voortvloeit dat [gedaagde] het beroep op de bankgarantie te kwader trouw heeft gedaan, is ingevolge het bepaalde in de artikelen 6:205, 6:85 en 6:82 BW pas wettelijke rente verschuldigd vanaf het moment dat De Zorgzaak [gedaagde] tot terugbetaling van de bankgarantie heeft gesommeerd (vgl. gerechtshof Den Haag, 13 maart 2012, ECLI:NL:GHSGR:2012:BV8726). Vast staat dat de sommatie waarbij aan [gedaagde] een termijn van zeven dagen is verstrekt om het geïnde bedrag terug te storten, dateert van 6 oktober 2014. [gedaagde] is niet tot terugbetaling overgegaan, waarmee zij in verzuim is geraakt. De wettelijke rente is aldus verschuldigd vanaf 14 oktober 2014.