ECLI:NL:RBNNE:2015:3626

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 juli 2015
Publicatiedatum
22 juli 2015
Zaaknummer
18.730085-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging tot ontploffing en valse aangifte

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 14 juli 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het plegen van een poging tot het veroorzaken van een ontploffing en het doen van een valse aangifte. De verdachte, bijgestaan door advocaat mr. H. Terpstra, werd beschuldigd van het plaatsen van een bompakket bij een appartementencomplex in de gemeente Het Bildt op 14 februari 2014. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk veroorzaken van een ontploffing en het doen van een valse aangifte bij de politie. Tijdens de zitting op 30 juni 2015 werd het bewijs besproken, waaronder het aantreffen van DNA van de verdachte op het bompakket en de aanwezigheid van soortgelijke goederen in zijn woning.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank concludeerde dat het DNA van de verdachte op het bompakket niet de bewijskracht had die de officier van justitie eraan toeschreef. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden waaronder het DNA was aangetroffen niet overtuigend genoeg waren om te concluderen dat de verdachte het bompakket had vervaardigd of dat hij betrokken was bij de feiten. Bovendien werd opgemerkt dat de goederen die in de woning van de verdachte waren aangetroffen, gangbare artikelen waren die in veel huishoudens aanwezig zijn, waardoor de link met het bompakket niet overtuigend was.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten en gelastte de teruggave van de in beslag genomen goederen die niet deel uitmaakten van het bompakket. De rechtbank oordeelde dat de inbeslaggenomen goederen, die deel uitmaakten van het bompakket, onttrokken moesten worden aan het verkeer, omdat zij bestemd waren voor het begaan van een strafbaar feit. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. W.S. Sikkema, en de uitspraak werd openbaar gemaakt op 14 juli 2015.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730085-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 14 juli 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 juni 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H. Terpstra, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.T. Kooistra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 februari 2014 te [pleegplaats], in elk geval in de gemeente Het Bildt, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen en/of brand te stichten in of bij een woning, gelegen in een appartementencomplex (aan of bij de [adres 1]), terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat appartementencomplex, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van dat appartementencomplex, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was, met dat opzet een bompakket (met daarin onder meer een springmiddel en/of een ontstekingsmechanisme), zijnde een pakket (doos) inhoudende een (met LPG, althans een brandbare en/of explosieve stof gevulde (en onder druk gezette)) brandblusser, waarin een bougie was geschroefd en waaraan een batterij en/of draden was/waren bevestigd en in welk pakket (onder meer) een fles met (motor)benzine, althans een ontbrandbare vloeistof, en/of en/of spijkers was/waren geplaatst en/of bevestigd, in en/of bij die woning, gelegen in dat appartementencomplex, heeft geplaatst, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 14 februari 2014 te [pleegplaats], in elk geval in de gemeente Het Bildt, ter voorbereiding van het misdrijf als omschreven in artikel 157 lid 1 en/of lid 2 van het Wetboek van Strafrecht, te weten opzettelijke brandstichting en/of het teweegbrengen van een ontploffing in of bij een woning, gelegen in een appartementencomplex (aan of bij de [adres 1]), opzettelijk een bompakket (met daarin onder meer een springmiddel en/of een ontstekingsmechanisme), zijnde een pakket (doos) inhoudende een (met LPG, althans een brandbare en/of explosieve stof gevulde (en onder druk gezette)) brandblusser, waarin een bougie was geschroefd en waaraan een batterij en/of draden was/waren bevestigd en in welk pakket (onder meer) een fles met (motor)benzine, althans een ontbrandbare vloeistof, en/of en/of spijkers was/waren geplaatst en/of bevestigd, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad en/of een of meerdere voornoemde voorwerpen in of uit dat bompakket heeft verworven;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 14 februari 2014 te [pleegplaats], in elk geval in de gemeente Het Bildt, een voorwerp, zijnde een bompakket (met daarin onder meer een springmiddel en/of een ontstekingsmechanisme) te weten een pakket (doos) inhoudende een (met LPG, althans een brandbare en/of explosieve stof gevulde (en onder druk gezette)) brandblusser, waarin een bougie was geschroefd en waaraan een batterij en/of draden was/waren bevestigd en waarin (onder meer) een fles met (motor)benzine, althans een ontbrandbare vloeistof, en/of spijkers was/waren geplaatst en/of bevestigd, op een al dan niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten bij en/of in een woning (gelegen aan of bij de [adres 1]), heeft achtergelaten of geplaatst en/of (daarna) de politie heeft geïnformeerd over
dat pakket en/of zijn wantrouwen en/of angst daarover heeft geuit, met het oogmerk (een) ander(en) ten onrechte te doen geloven dat daardoor een ontploffing kon worden teweeggebracht;
2.
hij op of omstreeks 14 februari 2014 te [pleegplaats], in elk geval in de gemeente Het Bildt, in het politiebureau, (gevestigd aan of bij de [adres 2]) aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet was gepleegd, immers heeft verdachte toen aldaar ten overstaan van [naam 1], inspecteur van politie en/of [naam 2], brigadier van politie, opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van het aantreffen van een bompakket voor de deur van verdachtes woning en/of daarbij
aangegeven dat hij bang was voor een aanslag op zijn leven (door middel van dat bompakket).
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde;
- oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, te weten 32 dagen, met aftrek van het voorarrest;
- oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren;
- oplegging van een taakstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis;
- onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, te weten:
het springmiddel, een fles olie en twee batterijen van 9 Volt;
- teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen goederen te weten:
twee rollen plakband, twee stukjes draad, twee nietmachines, twee doosjes met nietjes, een stuk schuurpapier, een nippel, twee klosjes ijzergaren, een doosje spijkers, twee paar latex handschoenen, vier proppen plakband.

Beoordeling van het bewijs

Verdachte wordt -kort gezegd- verweten dat hij een poging heeft gedaan opzettelijk een ontploffing te veroorzaken en brand te stichten, dan wel deze feiten heeft voorbereid dan wel een voorwerp op een voor het publiek toegankelijk plaats te plaatsen of achter te laten met het oogmerk een ander ten onrechte te doen geloven dat daardoor een ontploffing kan worden teweeggebracht. Tevens wordt hem verweten dat hij een valse aangifte heeft gedaan.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het tenlastegelegde bewezen verklaard kan worden. Hij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat DNA van verdachte is aangetroffen op het bompakket, alsmede dat in de woning van verdachte spullen zijn aangetroffen die soortgelijk zijn aan de spullen die in het bompakket zijn aangetroffen en waarvan het is gemaakt
Verdachte ontkent de hem tenlastegelegde strafbare feiten. Uit de verklaring van verdachte en de stukken blijkt het volgende.
Op de ochtend van 14 februari 2014 deed verdachte zijn voordeur open en zag hij dat zijn vloermat niet meer voor zijn deur lag. Deze lag rechts van zijn deur. Op de vloermat stond een doos met de tekst "[tekst]" erop geschreven. De bijnaam van verdachte is "[bijnaam]" en hij nam aan dat deze doos voor hem was bestemd. Verdachte heeft de doos in zijn woning gezet en nadat hij zijn hond had uitgelaten heeft hij de doos op de tafel in zijn woning geopend. Hij maakte de doos open door de tape met een scherp mes door te snijden en door stukken tape los te trekken. Toen hij de doos had opengemaakt zag hij dat de doos in het midden aan de bovenzijde een houten latje had die de beide korte zijden verbond. De andere lange zijde was aan het latje vastgemaakt. Door het gat in de doos kon hij in de doos kijken. Halverwege de doos zag hij een stuk karton. In dit karton stonden allemaal spijkers. Ook zag hij tegen de lange zijde twee batterijen waaruit twee draadjes staken. In de hoek van de doos onder de nog dichte zijde zag hij een zwarte plastic fles staan. In het midden van de lange zijde zat een gat. Uit dit gat liep een zwart draadje. Hij werd bang en heeft de politie gebeld. Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven dat hij een beperkt zicht heeft en dat hij daarom met een vergrootglas in de hand in de doos heeft gekeken. Hij had daarbij zijn hand in de doos en bewoog deze heen en weer.
De explosieven opruimingsdienst (EOD) is ingeschakeld en zij heeft in de woning van verdachte onderzoek gedaan naar de doos en de inhoud daarvan. Hieruit bleek dat het een zogenaamde Improvised Explosive Device (IED) (hierna: bompakket) betrof. Besloten werd het bompakket ter plaatse onschadelijk te maken. Er zijn eerst röntgenfoto’s gemaakt van het bompakket. Vervolgens werd het bompakket onschadelijk gemaakt door de batterijen te verwijderen. De zijkanten van de doos werden losgesneden en naar buiten toe weggeklapt. Dit vond plaats op de eetkamertafel. De zwarte fles met vermoedelijk lampolie is uit de doos gehaald en werd naast de doos op de tafel gezet.
Uit onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat op een zwart gekleurd onderdeel van het bompakket het DNA-profiel van verdachte is aangetroffen. Tevens is op tape uit de doos het DNA-profiel van verdachte aangetroffen. Het zwart gekleurd onderdeel waarop DNA werd aangetroffen maakte deel uit van de constructie onder de dubbele bodem die zich in de doos bevond. De DNA-sporen op de tape werden aangetroffen op de kleefzijde van tape uit de doos. Volgens het proces-verbaal forensisch onderzoek passen de plaatsen waar het DNA-profiel van verdachte is aangetroffen niet binnen de verklaring van verdachte dat hij de doos aan de bovenzijde heeft opengesneden en alleen in de doos heeft gekeken.
Het is volgens de forensische onderzoeker derhalve waarschijnlijker dat het DNA daar op een andere wijze terecht is gekomen dan door het opensnijden van en kijken in de doos.
De rechtbank kan deze conclusie niet volgen. Op grond van de foto's in het dossier stelt de rechtbank vast dat de dubbele bodem in de doos bestond uit een stuk karton met spijkers er doorheen waar verdachte over heeft verklaard. Uit de stukken kan niet worden opgemaakt of de dubbele bodem geheel sluitend is geweest. Uit de foto's blijkt wel dat in dit karton twee grote gaten waren aangebracht om onder meer ruimte te maken voor de fles lampolie. Voorts is duidelijk dat voordat de doos en de inhoud daarvan is bemonsterd de fles lampolie uit de doos is verwijderd. De rechtbank stelt vast dat voor zover de dubbele bodem al sluitend is geweest, door het verwijderen van de fles in ieder geval een aanzienlijke opening is ontstaan waarna DNA materiaal van de verdachte onder de dubbele bodem terecht zou kunnen zijn gekomen.
Daar komt bij dat de doos voorafgaand aan de bemonstering op de eetkamertafel in de woning van verdachte is opengesneden en opengevouwen. In het proces-verbaal van sporenonderzoek wordt weliswaar vermeld dat de medewerkers van de EOD werd verzocht om bij het onschadelijk maken rekening te houden met de eventueel nader in te stellen forensische onderzoeken, maar uit de stukken blijkt niet of en hoe aan dit verzoek is voldaan. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet denkbeeldig is dat het DNA van verdachte op het zwarte onderdeel en de tape is terechtgekomen nadat verdachte zijn hand in de doos heeft gehad toen hij met een vergrootglas in de hand in de doos ging kijken zoals hij heeft verklaard. De rechtbank overweegt voorts dat uit de stukken niet blijkt om wat voor soort DNA het gaat en of dit DNA betreft dat door aanraking van het voorwerp met de huid op het voorwerp terecht moet zijn gekomen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat aan het aantreffen van DNA-sporen van verdachte op (onderdelen van) het bompakket niet de bewijskracht kan worden toegekend die de officier van justitie daaraan toeschrijft.
Ten aanzien van de spullen die in de woning van verdachte zijn aangetroffen overweegt de rechtbank het volgende.
In het proces-verbaal van sporenonderzoek wordt vermeld dat in de woning van verdachte een aantal goederen zijn aangetroffen die soortgelijk zijn aan de goederen in het bompakket.
In een asbak lagen twee zwarte draadjes die soortgelijk waren aan een draad die aan de geïmproviseerde schakelaar was bevestigd in het bompakket.
Op een tafeltje lag een nippel die volgens de medewerkers van de EOD zeer waarschijnlijk afkomstig was van de brandblusser.
Op een koelkast stond een plastic bakje met spijkers soortgelijk als de spijkers in het bompakket.
In een kastje werd een rol brede doorzichtige tape aangetroffen die soortgelijk was aan de tape in en op het pakket.
Er werd een nietmachine (tacker) aangetroffen. In deze nietmachine zaten soortgelijke nieten als waarmee houten latjes aan het karton waren geniet.
Er werden 9 Volt batterijen aangetroffen. Deze batterijen waren van hetzelfde merk als de 9 Volt batterijen uit het springmiddel.
Tussen een aantal kranten werd een gebruikt stuk schuurpapier met een donkerrode substantie daarop aangetroffen. Opvallend was dat op de plaats waar de bougie in de cilinder van de brandblusser die in het bompakket zat was aangebracht de rode verf was weggeschuurd. In de vuilnisbak werden twee paar latex handschoenen aangetroffen.
Aan deze handschoenen zaten proppen plakband vast. Dit betrof plakband soortgelijk aan die in het bompakket.
Er werden twee klosjes met zwart ijzergaren aangetroffen. Het garen was soortgelijk aan het garen aan de schakelaar in het bompakket.
Verdachte ontkent dat deze goederen bij de vervaardiging van het bompakket zijn gebruikt. Het zijn volgens verdachte allemaal huis-, tuin- en keukenartikelen die hij veelal bij de supermarkt heeft gekocht. De latex handschoenen gebruikte verdachte om het toilet schoon te maken. De proppen tape zijn volgens verdachte wel afkomstig van het bompakket. Deze tape heeft hij van de buitenzijde van de doos getrokken en vervolgens in de prullenbak gegooid. De nippel is volgens verdachte niet afkomstig van een brandblusser maar is bestemd als hulpmiddel om een fietsband op te pompen.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de genoemde goederen, met uitzondering van de nippel, door verbalisanten is vermeld dat deze goederen ‘soortgelijk’ zijn aan de goederen die zijn aangetroffen in de doos Ten aanzien van de nippel is vermeld dat deze zeer waarschijnlijk afkomstig is van de brandblusser maar onduidelijk is waar deze conclusie op is gebaseerd. Uit het dossier blijkt niet dat er nader onderzoek is verricht om een verband tussen de in de woning aangetroffen goederen en de voorwerpen in de doos vast te stellen. Er is bijvoorbeeld geen onderzoek gedaan of de rode substantie op het schuurpapier verf betreft en dezelfde verf betreft als de verf van de in het bompakket aangetroffen brandblusser. Evenmin is onderzocht of op de latex handschoenen sporen te vinden zijn die er op duiden dat de handschoenen zijn gebruikt bij het vervaardigen van het bompakket. Ook ten aanzien van de zwarte draad had nader onderzoek gedaan kunnen worden maar heeft dat niet plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat het achterwege blijven van nader onderzoek temeer klemt, nu het gaat om gangbare goederen die in veel huishoudens aanwezig zijn. Aan de enkele constatering dat het gaat om soortgelijke goederen en dat de nippel zeer waarschijnlijk afkomstig is van de brandblusser kan onder deze omstandigheden geen doorslaggevende betekenis worden toegekend.
Voornoemde verdenkingen en aanwijzingen in onderling verband en samenhang genomen acht de rechtbank te weinig concreet om buiten gerede twijfel vast te kunnen vaststellen dat verdachte de persoon is geweest die het bompakket heeft gemaakt of hier bij betrokken is geweest. Ook overigens is niet gebleken van wettig en overtuigend bewijs dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. De rechtbank zal derhalve verdachte vrijspreken van de gehele tenlastelegging.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten het bompakket, een fles olie en twee batterijen van 9 Volt, vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu zij deel uitmaakten van het bompakket en derhalve tot het begaan van het strafbaar feit zijn bestemd en zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten twee rollen plakband, twee stukjes draad, twee nietmachines, twee doosjes met nietjes, een stuk schuurpapier, een nippel, twee klosjes ijzergaren, een doosje spijkers, twee paar latex handschoenen, vier proppen plakband, moeten worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. primair, 1. subsidiair, 1. meer subsidiair en 2. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen goederen te weten:
- het bompakket;
- een fles olie;
- twee batterijen van 9 Volt.
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven goederen te weten:
- twee rollen plakband;
- twee stukjes draad;
- twee nietmachines;
- twee doosjes met nietjes;
- een stuk schuurpapier;
- een nippel;
- twee klosjes ijzergaren;
- een doosje spijkers;
- twee paar latex handschoenen;
- vier proppen plakband.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. M.B. de Wit en mr. J.N.M. Blom, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 juli 2015.
Mr. J.N.M. Blom en Zandstra-Alkema zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.