ECLI:NL:RBNNE:2015:3626
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- W.S. Sikkema
- M.B. de Wit
- J.N.M. Blom
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak voor poging tot ontploffing en valse aangifte
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 14 juli 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het plegen van een poging tot het veroorzaken van een ontploffing en het doen van een valse aangifte. De verdachte, bijgestaan door advocaat mr. H. Terpstra, werd beschuldigd van het plaatsen van een bompakket bij een appartementencomplex in de gemeente Het Bildt op 14 februari 2014. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk veroorzaken van een ontploffing en het doen van een valse aangifte bij de politie. Tijdens de zitting op 30 juni 2015 werd het bewijs besproken, waaronder het aantreffen van DNA van de verdachte op het bompakket en de aanwezigheid van soortgelijke goederen in zijn woning.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank concludeerde dat het DNA van de verdachte op het bompakket niet de bewijskracht had die de officier van justitie eraan toeschreef. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden waaronder het DNA was aangetroffen niet overtuigend genoeg waren om te concluderen dat de verdachte het bompakket had vervaardigd of dat hij betrokken was bij de feiten. Bovendien werd opgemerkt dat de goederen die in de woning van de verdachte waren aangetroffen, gangbare artikelen waren die in veel huishoudens aanwezig zijn, waardoor de link met het bompakket niet overtuigend was.
Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten en gelastte de teruggave van de in beslag genomen goederen die niet deel uitmaakten van het bompakket. De rechtbank oordeelde dat de inbeslaggenomen goederen, die deel uitmaakten van het bompakket, onttrokken moesten worden aan het verkeer, omdat zij bestemd waren voor het begaan van een strafbaar feit. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. W.S. Sikkema, en de uitspraak werd openbaar gemaakt op 14 juli 2015.