Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen is ten laste gelegde onder:
- 2 primair, subsidiair en meer subsidiair en 4 van parketnummer 18/830202-14.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank past bij de beoordeling van het ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe, steeds zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van het onder 1 primair van parketnummer 18/830202-14 ten laste gelegde
Proces-verbaal van aangifte d.d. 17 mei 2014, opgenomen op pagina 16 e.v. van dossier, nr. 2014053253, d.d. 30 juni 2014, van de politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 17 mei 2014, omstreeks 00:05 uur, liep ik bij [straat 3] te [pleegplaats 1] en hoorde iemand roepen "homo homo". Ik hoorde die jongen ineens roepen "vieze turk". Ik zag dat hij een mes in zijn handen had en hij kwam daarmee dreigend op mij af lopen. Toen de jongen vlak voor mij stond zag ik dat hij met het mes naar mijn gezicht toe stak. Ik voelde het branden in mijn gezicht. U ziet ook nu een snee in mijn wang. Op datzelfde moment kwam er vanuit [straat 4] een andere donkere jongen ook met een mes op mij af lopen. Ik zag dat die jongen weer met een mes op mij af kwam. Ik zag dat die jongen ook meerdere messteken naar mij maakte. Ik kon dat afweren maar ik ben wel geraakt in mijn nek.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 17 mei 2014, opgenomen op pagina 26 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] :
Gisteravond, 16 mei 2014, omstreeks 23:30 uur, bevond ik mij in [straat 4] te [pleegplaats 1] . Ik was samen met een vriend van mij, [slachtoffer 1] . Toen wij vanuit [straat 5] de kruising over staken naar [straat 4] zag ik een groepje Antilianen staan. Ik zag dat de magere man in zijn rechter hand een mes vast hield. Ik zag dat de forse man ook een mes in zijn hand hield. Ik zag dat ze alle twee op [slachtoffer 1] af liepen en met hem begonnen te vechten. Ik zag dat de beide mannen zwaaiende bewegingen maakten. Ik zag toen dat [slachtoffer 1] wel geraakt was in de hals en in zijn gezicht, kennelijk met een mes.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 juni 2014, opgenomen op pagina 2 van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisanten:
Op 17 mei 2014 te 00:02 uur werd een hevig geëmotioneerde aangever [slachtoffer 1] aangetroffen.
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 18 juni 2015:
Ik was daar met [medeverdachte] aanwezig. Ik heb stekende bewegingen gemaakt.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 1 primair van parketnummer 18/830202-14 ten laste gelegde
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit van een poging tot doodslag dan wel zware mishandeling, nu niet is vast te stellen wanneer en hoe het letsel bij aangever is ontstaan en wat de gevolgen ervan geweest zouden kunnen zijn, nu zich daaromtrent geen medische verklaring in het dossier bevindt. Verder staan tegenover de verklaringen van verdachte en de medeverdachte de andersluidende verklaringen van aangever en [slachtoffer 2] die op essentiële onderdelen van elkaar verschillen, zoals bijvoorbeeld over de lengte van het mes, hetgeen hun verklaringen onbetrouwbaar maakt, aldus de raadsman. Mocht de rechtbank bewezen achten dat er sprake is geweest van een steekpartij, dan is er naar de mening van de raadsman geen sprake geweest van medeplegen, gelet op de aangescherpte criteria ten aanzien van medeplegen van de Hoge Raad.
De rechtbank leidt uit de gebezigde bewijsmiddelen af dat verdachte zich samen met zijn medeverdachte aan het snijden van aangever met een mes schuldig heeft gemaakt. De rechtbank heeft geen reden om aan de verklaringen van aangever en getuige [slachtoffer 2] te twijfelen, mede nu deze worden gesteund door de relatering van verbalisanten, inhoudende dat zij aangever kort na het incident in een hevig geëmotioneerde toestand hebben aangetroffen. Dit, terwijl verondersteld mag worden dat aangever, als [beroep in plaats] , wel het een en ander aan (uitgaans)geweld gewend is. Er bevinden zich bovendien geen stukken in het dossier die de verklaringen van aangever en getuige [slachtoffer 2] weerleggen. Dat aangever en [slachtoffer 2] op onderdelen, zoals over de lengte van het mes, verschillend hebben verklaard doet aan het vorenstaande niet af. Het verweer van de raadsman wordt in zoverre verworpen.
Op grond van de verklaringen van aangever en getuige [slachtoffer 2] acht de rechtbank tevens bewezen dat het handelen in een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte heeft plaatsgevonden. De bijdrage die verdachte aan het feit heeft geleverd is daartoe van voldoende gewicht geweest. Immers, nadat verdachte als eerste met een mes de aanval op aangever had ingezet heeft de medeverdachte zich vrijwel direct daarop ook met een mes in het geweld jegens aangever gemengd. Het verweer van de raadsman wordt op dit punt verworpen.
De rechtbank is verder van oordeel dat, ondanks dat een medische verklaring omtrent het letsel van aangever in het dossier ontbreekt, vastgesteld kan worden dat sprake is geweest van een poging tot doodslag op aangever. Door met de medeverdachte de aangever met een mes in de nek te snijden heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij aangever dodelijk zou verwonden. De rechtbank acht deze kans aanmerkelijk nu de medeverdachte door het snijden in de nek vitale lichaamsdelen van aangever had kunnen raken en het een feit van algemene bekendheid is dat daardoor een aanmerkelijke kans is op het intreden van de dood. Het verweer van de raadsman wordt op dit punt verworpen.
Ten aanzien van het onder 3 van parketnummer 18/830202-14 ten laste gelegde
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 18 juni 2015;
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 mei 2014, opgenomen op pagina 56 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant;
- een proces-verbaal van onderzoek wapen d.d. 21 juli 2014, nummer 01-2014053253, los van het dossier bijgevoegd, inhoudende de relatering van verbalisant.
Ten aanzien van het onder 5 van parketnummer 18/830202-14 ten laste gelegde
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 18 juni 2015;
- een proces-verbaal van aangifte d.d. 11 mei 2014, opgenomen op pagina 3 e.v. van dossier nummer PL01KC-2014050775, d.d. 21 mei 2014, inhoudende de verklaring van
Ten aanzien van het onder 1 en 2 van parketnummer 18/930435-13 ten laste gelegde
Proces-verbaal van aangifte van het onder 1 ten laste gelegde d.d. 17 september 2013, opgenomen op pagina 407 e.v. van dossier, nr. 2013087658, d.d. 10 januari 2014, van de politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] :
Vandaag, 17 september 2013, ben ik met mijn broer [slachtoffer 4] naar de Mac Donalds in [pleegplaats 2] gegaan om wat te eten. Wij zijn met hoge snelheid weggereden richting de carpoolplaats bij de A28. Ik zag dat [persoon 2] en een donkere jongen met halflang haar in een staart achter mij aanrenden. Ik ben gevallen en door [persoon 2] en de onbekende man in elkaar geschopt en geslagen. Toen ik omkeek zag ik dat [persoon 2] en de andere man mijn broertje aan het schoppen waren.
Proces-verbaal van aangifte van het onder 2 ten laste gelegde d.d. 17 september 2013, opgenomen op pagina 924 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende de verklaring van
[slachtoffer 4] :
(p. 926) Op het moment dat wij in de berm stil stonden, stapte mijn broer de auto uit en rende weg. Ik zag dat er vier tot vijf personen achter mijn broer aanrenden, hem inhaalden en op de grond werkten. Ik zag dat die personen op mijn broer begonnen in te slaan en te trappen. Ik zag dat dit met kracht gebeurde. Op het moment dat ik deze persoon wegtrok, zag ik dat die persoon mij wilde slaan. Ik zag dat die persoon mij wilde slaan, omdat diegene met zijn arm met kracht richting mijn hoofd ging en ik gelijk daarop volgend een klap op mijn achterhoofd voelde. Na deze klap, voelde ik nog een klap op mijn achterhoofd. Dit deed dit mij ook erg pijn. Ik zag en voelde toen dat die persoon mij bij mijn hoofd vast pakte en met zijn beide handen op de achterkant van mijn hoofd sloeg. Ik zag toen dat diegene met zijn knie richting mijn hoofd ging. Op het moment dat ik dat knietje afweerde, voelde ik weer een klap op mijn achterhoofd.
Proces-verbaal van verhoor d.d. 24 februari 2015, inhoudende de verklaring van medeverdachte [persoon 2] bij de rechter-commissaris:
[slachtoffer 3] was daar met zijn broertje, ik was daar, [verdachte] en twee vrienden van [verdachte] waren daar, dat waren [persoon 3] en [persoon 4] . De anderen zijn wel uit de auto geweest. Ik heb gevochten met [slachtoffer 3] . [slachtoffer 3] viel tijdens het vechten op de grond. Ik heb [slachtoffer 3] twee klappen gegeven. Hij hing aan mijn voeten en iemand heeft [slachtoffer 3] toen van mij afgetrapt.
Proces-verbaal van verhoor d.d. 14 januari 2015, inhoudende de verklaring van medeverdachte [persoon 4] bij de rechter-commissaris:
[verdachte] was er ook bij. Iedereen sloeg.
Proces-verbaal van verhoor d.d. 18 september 2013, opgenomen op pagina 427 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende de verklaring van getuige [getuige 1] :
Ik zag dat er zes mannelijke personen aan het vechten waren. Ik zag dat er een persoon op de grond lag. Om deze persoon stonden drie andere personen. Deze drie personen waren op de persoon die op de grond lag aan het schoppen.
Proces-verbaal van verhoor d.d. 26 september 2013, opgenomen op pagina 432 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende de verklaring van getuige [getuige 2] :
Ik zie dat een jongere jongen achterna wordt gezeten door één persoon. Ik zie dat twee jongens bij een andere jongen staan. Zij sloegen die andere jongen. De jongen kwam op de grond te liggen. Bij de twee jongens voegt zich ook de jongen die achter de jongere man aanrende. Met z'n drieën beginnen ze de jongen die op de grond lag te slaan en te schoppen. Ik zag voordat deze jongen op de grond lag, dat deze jongen door de twee personen werd geslagen en geschopt. lk zag dat ze met kracht sloegen en schopten. Toen de jongen op de grond lag zag ik, dat de lange persoon met de witte streep op de jas de jongen ook met kracht schopte.
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 18 juni 2015:
Ik was ter plaatse aanwezig en ik ben ook buiten de auto geweest.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 1 en 2 van parketnummer 18/930435-13 ten laste gelegde
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak van feit 1, de openlijke geweldpleging jegens
[slachtoffer 3] , bepleit, nu deze aangever volgens hem alleen met [persoon 2] heeft gevochten. Ten aanzien van feit 2 heeft verdachte slechts een marginale rol gespeeld, aldus de raadsman.
De rechtbank leidt uit de gebezigde bewijsmiddelen af dat zich ter plaatse buiten de auto's, tegenover de twee aangevers, een groep van vier personen heeft bevonden, onder wie verdachte. Uit de diverse verklaringen leidt de rechtbank tevens af dat deze vier personen alle geweld tegen één en/of beide aangevers hebben gebruikt. De rechtbank ziet de beide feiten, dan ook feitelijk als één openlijke geweldpleging begaan tegen de twee aangevers. De rechtbank is daarbij van oordeel dat verdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage aan het geweld heeft geleverd om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde te komen. Het verweer van de raadsman wordt daarom verworpen.
Ten aanzien van het onder 1 van parketnummer 18/830650-13 ten laste gelegde
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 november 2013, opgenomen op pagina 42 e.v. van dossier, nr. 2013-086583, d.d. 19 november 2013, inhoudende de verklaring van verdachte:(p.52) Ik geef mensen wel eens een bolletje cocaïne of heroïne.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 november 2013, opgenomen op pagina 36 e.v. van dossier, nr. 2013-086583, d.d. 30 januari 2014, inhoudende de verklaring van [persoon 1] :Ik heb het afgelopen half jaar drugs gebruikt. Ik ben ergens in oktober 2013 gestopt. Ik kocht de drugs van een gozer die ze [naam] noemen. Het is een donkere man. Hij is lang. Hij heeft lang rasta haar in vlechtjes. Ik herken het [06-nummer] van [naam] . Als ik drugs kocht dan belde ik met dit nummer. Ik herken de man op de foto als [naam] .
O: aan verdachte [persoon 1] wordt een politiefoto getoond. Op de foto staat [verdachte] afgebeeld.
Ik denk dat ik ongeveer een half jaar geleden ben begonnen met de koop van drugs. Ik vermoed dat dit dan ergens in april 2013 geweest moet zijn. Ik koop dan cocaïne van hem. Ik heb hem veelvuldig gebeld en ongeveer 150 keer van hem gekocht. De drugs had de werking die hij moet hebben.
Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 3 december 2013, opgenomen op pagina 49 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 3] :
Ik ben in 2013 weer af en toe cocaïne gaan gebruiken. In april 2013 ben ik een keer naar de omgeving van [straat 5] in [pleegplaats 1] gegaan met de bedoeling cocaïne te kopen. Ik raakte daarin gesprek met een lange negroïde man. Deze man had zijn haar in vlechtjes en hij had hele grote ogen. U laat me nu een politiefoto zien van een man. Dat is hem.
(Noot verbalisant: ik toonde de getuige een politiefoto van: [verdachte] ).
Ik kocht van deze man een bolletje cocaïne voor € 10,-. Vanaf april 2013 heb ik in totaal ongeveer 15 keer een bolletje cocaïne van deze man gekocht. Ik kon hem bellen, waarna hij een bolletje cocaïne bij mij aan de deur afleverde. Ik beoordeel de kwaliteit van de cocaïne die de man aan mij verkocht als wel goed, voor zover ik dat kan beoordelen. Ik raakte na gebruik in een soort roes, dus ik denk dat het echte cocaïne was wat ik van hem kocht.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 december 2013, opgenomen op pagina 53 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende de verklaring van [persoon 5] :
Ik gebruik crack. Dit is gekookte cocaïne. Ik heb meerdere keren met het [06-nummer] gebeld om drugs te gaan kopen. Ik ken deze dealer onder de naam [alias] .
V: Wij laten jou een foto zien. Herken je deze persoon.
A: De eerste foto die u mij toonde daar herken ik de man direct van. Dit is die [alias] waar ik van kocht.
O: Aan de getuige wordt een politiefoto getoond. Op de foto staat [verdachte] .
V: Sinds wanneer koop je al drugs bij deze dealer?
A: Sinds ongeveer een half jaar geleden koop ik bij deze dealer. Het zal best dat uit de printlijst blijkt dat ik tientallen keren contact heb gehad met hem. De kwaliteit van de drugs was goed.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 oktober 2013, opgenomen op pagina 56 e.v. van dossier, nr. 2013-086583, d.d. 19 november 2013, inhoudende de relatering van verbalisant:
(p. 62) Op 23 augustus, om 00.38 uur, zag ik dat er een donkere man aan kwam lopen en rechtstreeks naar [verdachte] liep. Ik zag deze donkere man iets gaf aan [verdachte] en vervolgens iets kreeg van [verdachte] . Ik zag dat de donkere man en de man met de spijkerbloes samen wegliepen. Bij de aanhouding kon blijken, dat de donkere man vier op cocaïne gelijkende bolletjes in zijn mond verstopt had. Dit bleek te zijn [persoon 6] .
Proces-verbaal verdovende middelen d.d. 17 september 2013, opgenomen op pagina 110 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisanten:
De 4 bolletjes die onder [persoon 6] op 28 augustus (de rechtbank begrijpt: 23 augustus) 2013 in beslag zijn genomen onder goednummer PL01KC-2013086578-349285 (KVI, p. 106), zijn onder SIN AAFR6696NL als monster naar het NFI gezonden
.
Schriftelijk stuk d.d. 2 oktober 2013, opgenomen op pagina 115 van laatstgenoemd dossier, inhoudende een rapport van het NFI:
Het onderzoeksmateriaal met AAFR6696NL bevat cocaïne.
Proces-verbaal van verhoor d.d. 23 augustus 2013, opgenomen op pagina 104 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende de verklaring van [persoon 6] :
Ik kocht voor vierentwintig euro drie bolletjes coke. Een vierde bolletje heb ik erbij gepakt.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 oktober 2013, opgenomen op pagina 129 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant:
(p. 131) Op 5 september 2013, om 22.57 uur, zag ik dat een man ter hoogte van voormalig [bedrijf] iets van [verdachte] kreeg en iets aan [verdachte] gaf. Ik zag vervolgens dat deze man wegliep via [straat 3] in de richting van de [straat 6] . Ik heb vervolgens het signalement van deze man doorgegeven en ik hoorde, dat hij even later werd aangehouden. Bij hem werd een bolletje op cocaïne en een bolletje op heroïne gelijkende stof aangetroffen. Het was een man genaamd [persoon 7] .
Proces-verbaal verdovende middelen d.d. 18 september 2013, opgenomen op pagina 152 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisanten:
De 2 bolletjes die op 5 september 2013 onder [persoon 7] in beslag zijn genomen onder goednummers PL01KC-2013092588-351389 en PL01KC-2013092588-351390
(KVI, p. 149, e.v.), zijn onder SIN AAFR6702NL en SIN AAFR6701NL als monsters naar het NFI gezonden.
Schriftelijk stuk d.d. 2 oktober 2013, opgenomen op pagina 157 van laatstgenoemd dossier, inhoudende een rapport van het NFI:
Het onderzoeksmateriaal met SIN AAFR6702NL bevat cocaïne en het onderzoeksmateriaal met SIN AAFR6701NL bevat heroïne.
Proces-verbaal van verhoor d.d. 5 september 2013, opgenomen op pagina 145 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [persoon 7] :
Ik heb een bolletje wit en een bolletje bruin, cocaïne en heroïne, gekocht van een lange jongen, zwarte lange rasta staartjes.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 oktober 2013, opgenomen op pagina 160 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant:
(p. 163) Op 11 september 2013, om 23.12 uur, zag ik een man aan komen fietsen vanaf [brug 1] richting de bedoelde kruising. Ik zag dat hij van zijn fiets sprong en heel kort contact had met [verdachte] . Ik zag dat er over en weer iets werd gegeven en ik zag dat deze man direct weer op zijn fiets sprong en snel wegfietste via [straat 4] in de richting van [straat 7] . Even later is deze man aangehouden op [straat 8] te [pleegplaats 1] . De man bleek de mij bekende [persoon 8] te zijn. Hij had een bolletje op
cocaïne gelijkende stof bij zich.
Proces-verbaal verdovende middelen d.d. 27 september 2013, opgenomen op pagina 199 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisanten:
Het bolletje dat op 11 september 2013 onder [persoon 8] in beslag is genomen onder goednummer PL01KG-2013095039-352602 (KVI, p. 195), reageert met MMC Cocaïne spray test positief op cocaïne.
Proces-verbaal van verhoor d.d. 12 september 2013, opgenomen op pagina 193 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende de verklaring van [persoon 8] :
Het bolletje cocaïne had ik kort voor de aanhouding gekocht voor de [bedrijf] , van een Antilliaanse man, ongeveer 1,95 meter lang, geschat ongeveer 30 jaar, slank postuur, rasta haar tot in de nek.
Ten aanzien van het onder 2 van parketnummer 18/830650-13 ten laste gelegde
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 augustus 2014, opgenomen op pagina 1 e.v. van dossier, nr. PL01KC-2014050710, d.d. 12 augustus 2014, van de politie Noord-Nederland, inhoudende de relatering van verbalisanten:
Op 10 mei 2014 zagen wij in [straat 5] te [pleegplaats 1] dat [verdachte] voorovergebogen bij het rechter voorportier van een personenauto (Daihatsu-Cuore) stond en iets overhandigde aan de bestuurder die daarop snel wegreed. De bestuurder [persoon 1] , werd even later in voornoemde auto aangehouden en overhandigde desgevraagd 3 plastic bolletjes.
Proces-verbaal verdovende middelen d.d. 11 juni 2014, opgenomen op pagina 18 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisanten:
De 3 bolletjes die op 10 mei 2014 onder [persoon 1] in beslag zijn genomen (KVI, p. 15), met een netto gewicht van 0,363 gram, zijn onder SIN AAGW8843NL als monster naar het NFI gezonden.
Schriftelijk stuk d.d. 9 juli 2014, opgenomen op pagina 23 van laatstgenoemd dossier, inhoudende een rapport van het NFI:
Het onderzoeksmateriaal met SIN AAGW8843NL bevat cocaïne.
Proces-verbaal van verhoor d.d. 10 mei 2014, opgenomen op pagina 5 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende de verklaring van [persoon 1] :
Ik reed in een Daihatsu-Cuore. Ik draaide het raampje van mijn auto open en vroeg of iemand cocaïne te koop had. Ik zei dat ik graag voor 30 euro cocaïne wilde hebben. Er kwam een lange vent op de auto aflopen. Ik weet dat deze jongen op straat " [naam] " wordt genoemd. Ik zag dat hij vanuit zijn jaszak drie kleine bolletjes aan mij gaf, door het open raam van de auto. Ik betaalde hem met een bankbiljet van 20 euro en 10 euro.
Ten aanzien van het onder 3 van parketnummer 18/830650-13 ten laste gelegde
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 november 2013, opgenomen op pagina 1 e.v. van dossier, nr. PL01KC 2013101542, d.d. 25 november 2013, van de politie Noord-Nederland, inhoudende de relatering van verbalisanten:
(p. 5) Op zaterdag 28 september 2013 omstreeks 05.10 uur zien collega's [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dat de Kia met hoge snelheid over de [brug 2] , [straat 9] in de richting van [straat 10] te [pleegplaats 1] reed. Vervolgens stuiten collega's ter hoogte van [straat 11] op een aanrijding. Zij zien dat de betreffende Kia, met [kenteken 1] , op de kop ligt met de neus in de richting waar ze vandaan waren gekomen. Terwijl zij hun dienstvoertuig uitstapten, zien ze [verdachte] uit het raam van de bestuurdersportier kruipen en vervolgens hard wegrennen in de richting van [straat 10] . Kort nadat [verdachte] weg was gerend, zagen collega’s [verbalisant 1] en [verbalisant 2] een tweede en derde persoon uit hetzelfde portierraam klimmen.
Proces-verbaal van aanrijding d.d. 12 november 2013, opgenomen op pagina 10 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisanten:
Voertuig met [kenteken 1] is na een achtervolging met de politie aan de [straat 2] te [pleegplaats 1] rechtdoor gereden terwijl de weg een bocht naar links maakt. Hierdoor zijn 4 andere geparkeerde voertuigen beschadigd geraakt. Daarnaast is een muur beschadigd geraakt door dit voorval (aangifte namens [slachtoffer 9] , p. 50)
Betrokken voertuigen:
- Personenauto [kenteken 2] Volkswagen 6n (van [slachtoffer 5] , aangifte p. 35);
- Personenauto [kenteken 3] Volkswagen Polo (van [slachtoffer 8] , aangifte p. 47);
- Personenauto [kenteken 4] Suzuki Swift 1.3 spiri (van [slachtoffer 7] , p. 44);
- Personenauto [kenteken 5] Volkswagen Polo (van [slachtoffer 6] , aangifte p. 38).
Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 29 september 2013, opgenomen op pagina 76 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant:
Op zaterdag 28 september 2013 te 12:00 uur, werd door mij een forensisch onderzoek
naar sporen verricht in verband met een verlaten plaats na verkeersongeval, gepleegd op zaterdag 28 september 2013 te 05:10 uur. Op de airbag aan bestuurderszijde trof ik een aantal bloedspatten aan. Op een willekeurige wijze werd één van deze bloedspatten door mij getest, veilig gesteld, gewaarmerkt en voorzien van SIN AAGP1300NL en naar het NFI gezonden voor DNA-onderzoek.
Schriftelijk stuk d.d. 24 oktober 2013 met bijlage, opgenomen op pagina 79 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende een rapport van het NFI:
Het DNA in het sporenmateriaal met het identiteitszegel AAGP1300NL kan afkomstig zijn van [verdachte] . De kans dat het DNA in het sporenmateriaal met het identiteitszegel AAGP1300NL afkomstig is van een andere persoon dan [verdachte] is kleiner dan één op één miljard.
Proces-verbaal van verhoor d.d. 28 september 2013, opgenomen op pagina 54 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende de verklaring van [persoon 9] :
Ik weet waarvoor ik ben aangehouden. Auto’s gebotst, ik zat erin. Ik kreeg een lift en ben in de auto gestapt. Ik heb niet als chauffeur gereden. De auto reed ongeveer vijf minuten denk ik, we zijn voor het Casino langsgereden, dan rechtsaf, via de brug linksaf en toen was ook al die botsing.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 oktober 2013, opgenomen op pagina 59 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant:
Op zaterdag 28 september 2013 te 14.15 uur, liet ik aan [persoon 9] twee politiefoto's zien van [verdachte] . Ik vroeg [persoon 9] : "is dit de chauffeur van de auto?" Ik zag dat hij langzaam met zijn hoofd "JA" schudde.
Bewezenverklaring
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder:
- 1 primair, 3 en 5 van parketnummer 18/830202-14;
- 1 en 2 van parketnummer 18/930435-13;
- 1, 2 en 3 van parketnummer 18/830650-13,
ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
parketnummer 18/830202-14
hij op 17 mei 2014 te [pleegplaats 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven,
tezamen en in vereniging met een ander met dat opzet, met een mes, die [slachtoffer 1] in het hoofd en de nek heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op 28 mei 2014 te [pleegplaats 1] een wapen van categorie III, te weten een semi automatisch pistool met open loop (merk/type Ekol Volga), en munitie van categorie III, te weten Centraalvuur kogel patronen (kaliber 9 mm knal omgebouwd), voorhanden heeft gehad;
hij op 11 mei 2014 te [pleegplaats 1] opzettelijk mishandelend [slachtoffer 10] meermalen tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
parketnummer 18/930435-13
hij op 17 september 2013 te [pleegplaats 3] , in de gemeente [pleegplaats 2] , met anderen op of aan de openbare weg, de [straat 1] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] , welk geweld bestond uit het schoppen en/of stompen en/of slaan tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 3] ;
hij op 17 september 2013 te [pleegplaats 3] , in de gemeente [pleegplaats 2] , met anderen op of aan de openbare weg, de [straat 1] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4] , welk geweld bestond uit het stompen en/of slaan van en het geven van een knietje aan die [slachtoffer 4] ;
parketnummer 18/830650-13
hij in de periode van 20 maart 2013 tot en met 11 september 2013 in de gemeente Groningen meermalen telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
hij op 10 mei 2014 te [pleegplaats 1] opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd aan [persoon 1] , 0,363 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk/type Kia Rio, [kenteken 1] ) had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in [pleegplaats 1] aan [straat 2] , op 28 september 2013 de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist aan anderen te weten
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien het onder 1 van parketnummer 18/830202-14 ten laste gelegde een beroep op noodweer gedaan, stellende dat verdachte zich tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , die hem aanvielen, heeft verdedigd. Nu de rechtbank het onder 1 van parketnummer 18/830202-14 in de primair ten laste gelegde variant bewezen heeft verklaard en er op grond van de verklaringen van aangevers van uitgaat dat verdachte en diens medeverdachte één van de aangevers hebben aangevallen en met een mes hebben gesneden, mist het beroep op noodweer feitelijke grondslag.
Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair van parketnummer 18/830202-14:
Medeplegen van poging tot doodslag.
3 van parketnummer 18/830202-14:
Handelen in strijd met artikel 26, lid 1, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen en munitie van categorie III.
5 van parketnummer 18/830202-14:
Mishandeling.
1. en 2 van parketnummer 18/930435-13:
Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
1. van parketnummer 18/830650-13:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
2 van parketnummer 18/830650-13:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
3 van parketnummer 18/830650-13:
Overtreding van artikel 7, lid 1, van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.