ECLI:NL:RBNNE:2015:3618

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 juli 2015
Publicatiedatum
22 juli 2015
Zaaknummer
18/830202-14, 18/930435-13, 18/830650-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens geweldsdelicten en drugshandel

Op 2 juli 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een meervoudige strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan een reeks strafbare feiten, waaronder twee ernstige geweldsdelicten en handel in harddrugs. De zaak betreft meerdere parketnummers, waaronder 18/830202-14, 18/930435-13 en 18/830650-13. De verdachte is beschuldigd van onder andere poging tot doodslag, mishandeling, openlijke geweldpleging en overtredingen van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 17 mei 2014 samen met een medeverdachte een steekpartij heeft gepleegd waarbij twee slachtoffers ernstig gewond zijn geraakt. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van wapens en munitie, alsook aan de verkoop van cocaïne en heroïne. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen als betrouwbaar beoordeeld, ondanks enkele inconsistenties in hun verklaringen.

De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van vier jaar geëist, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling. De verdediging pleitte voor vrijspraak of een straf gelijk aan het voorarrest. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met inachtneming van de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte. Tevens is de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard, omdat het feit waaruit de schade voortvloeit niet bewezen is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummers 18/830202-14, 18/930435-13, 18/830650-13 (ter terechtzitting gevoegd)
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/670243-12
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
2 juli 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
18 juni 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W. Hendrickx, advocaat te Utrecht.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.M. de Vries.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 18/830202-14
1.
hij op of omstreeks 17 mei 2014 te [pleegplaats 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk, en al dan niet met voorbedachten rade, [slachtoffer 1] van het leven te beroven,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet, en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een mes, in elk geval een scherp voorwerp, die [slachtoffer 1] (in het hoofd en de nek) heeft gestoken en gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 17 mei 2014 te [pleegplaats 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk, en al dan niet met voorbedachten rade, [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet, en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een mes, in elk geval een scherp voorwerp, die [slachtoffer 1] (in het hoofd en de nek) heeft gestoken en gesneden, en
die [slachtoffer 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 17 mei 2014 te [pleegplaats 1] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1] ) heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 17 mei 2014 te [pleegplaats 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk, en al dan niet met voorbedachten rade, [slachtoffer 2] van het leven te beroven,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet, en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een mes, in elk geval een scherp voorwerp, die [slachtoffer 2] (in de zij) heeft gestoken en gesneden, althans een of meer stekende bewegingen in de richting van (de zij van) die [slachtoffer 2] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 17 mei 2014 te [pleegplaats 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk, en al dan niet met voorbedachten rade, [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet, en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een mes, in elk geval een scherp voorwerp, die [slachtoffer 2] (in de zij) heeft gestoken en gesneden, althans een of meer stekende bewegingen in de richting van (de zij van) die [slachtoffer 2] heeft gemaakt, en
die [slachtoffer 2] (na een sprongbeweging) met kracht tegen de ribben heeft geschopt, en
die [slachtoffer 2] (met kracht) heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 17 mei 2014 te [pleegplaats 1] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2] ) (met kracht) (na een sprongbeweging) tegen de ribben heeft geschopt, en heeft geslagen,
waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 28 mei 2014 te [pleegplaats 1] een wapen van categorie III, te weten een (semi automatisch) pistool (met open loop) (merk/type Ekol Volga), en munitie van categorie III, te weten 7 (Centraalvuur kogel)patronen (kaliber 9 mm knal omgebouwd), voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 16 oktober 2013 te [pleegplaats 2] een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
5.
hij op of omstreeks 11 mei 2014 te [pleegplaats 1] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 10] ), meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd, althans tegen het lichaam heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
parketnummer 18/930435-13
1.
hij op of omstreeks 17 september 2013 te [pleegplaats 3] , althans in de gemeente [pleegplaats 2] , met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat 1] , in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] , welk geweld bestond uit het schoppen en/of stompen en/of slaan tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 3] ;
2.
hij op of omstreeks 17 september 2013 te [pleegplaats 3] , althans in de gemeente [pleegplaats 2] , met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat 1] , in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4] , welk geweld bestond uit het stompen en/of slaan van en/of het geven van een knietje aan die [slachtoffer 4] ;
parketnummer 18/830650-13
1.
hij in of omstreeks de periode van 20 maart 2013 tot en met 11 september 2013 in de gemeente Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, van die wet;
2.
hij op of omstreeks 10 mei 2014 te [pleegplaats 1] opzettelijk heeft vervoerd/verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan een persoon (genaamd [persoon 1] ), in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 0,363 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk/type Kia Rio, [kenteken 1] ) had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in [pleegplaats 1] op/aan [straat 2] , op of omstreeks 28 september 2013 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een of meer anderen (te weten
- [slachtoffer 5] (aangifte 2013102716), en/of
- [slachtoffer 6] (aangifte 2013111005), en/of
- [slachtoffer 7] (aangifte 2013103519), en/of
- [slachtoffer 8] (aangifte 2013111345), en/of
- [slachtoffer 9] (aangifte 2013118135))
letsel en/of schade was toegebracht.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het ten laste gelegde onder:
- 2 primair, subsidiair en meer subsidiair en 4 van parketnummer 18/830202-14.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde onder:
- 1 primair, 3 en 5 van parketnummer 18/830202-14;
- 1 en 2 van parketnummer 18/930435-13;
- 1, 2 en 3 van parketnummer 18/830650-13.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft op de hierna te noemen gronden vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde onder:
- 1, 2 en 4 van parketnummer 18/830202-14;
- 1 van parketnummer 18/930435-13.

Oordeel van de rechtbank

Vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen is ten laste gelegde onder:
- 2 primair, subsidiair en meer subsidiair en 4 van parketnummer 18/830202-14.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank past bij de beoordeling van het ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe, steeds zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van het onder 1 primair van parketnummer 18/830202-14 ten laste gelegde
Proces-verbaal van aangifte d.d. 17 mei 2014, opgenomen op pagina 16 e.v. van dossier, nr. 2014053253, d.d. 30 juni 2014, van de politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 17 mei 2014, omstreeks 00:05 uur, liep ik bij [straat 3] te [pleegplaats 1] en hoorde iemand roepen "homo homo". Ik hoorde die jongen ineens roepen "vieze turk". Ik zag dat hij een mes in zijn handen had en hij kwam daarmee dreigend op mij af lopen. Toen de jongen vlak voor mij stond zag ik dat hij met het mes naar mijn gezicht toe stak. Ik voelde het branden in mijn gezicht. U ziet ook nu een snee in mijn wang. Op datzelfde moment kwam er vanuit [straat 4] een andere donkere jongen ook met een mes op mij af lopen. Ik zag dat die jongen weer met een mes op mij af kwam. Ik zag dat die jongen ook meerdere messteken naar mij maakte. Ik kon dat afweren maar ik ben wel geraakt in mijn nek.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 17 mei 2014, opgenomen op pagina 26 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] :
Gisteravond, 16 mei 2014, omstreeks 23:30 uur, bevond ik mij in [straat 4] te [pleegplaats 1] . Ik was samen met een vriend van mij, [slachtoffer 1] . Toen wij vanuit [straat 5] de kruising over staken naar [straat 4] zag ik een groepje Antilianen staan. Ik zag dat de magere man in zijn rechter hand een mes vast hield. Ik zag dat de forse man ook een mes in zijn hand hield. Ik zag dat ze alle twee op [slachtoffer 1] af liepen en met hem begonnen te vechten. Ik zag dat de beide mannen zwaaiende bewegingen maakten. Ik zag toen dat [slachtoffer 1] wel geraakt was in de hals en in zijn gezicht, kennelijk met een mes.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 juni 2014, opgenomen op pagina 2 van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisanten:
Op 17 mei 2014 te 00:02 uur werd een hevig geëmotioneerde aangever [slachtoffer 1] aangetroffen.
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 18 juni 2015:
Ik was daar met [medeverdachte] aanwezig. Ik heb stekende bewegingen gemaakt.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 1 primair van parketnummer 18/830202-14 ten laste gelegde
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit van een poging tot doodslag dan wel zware mishandeling, nu niet is vast te stellen wanneer en hoe het letsel bij aangever is ontstaan en wat de gevolgen ervan geweest zouden kunnen zijn, nu zich daaromtrent geen medische verklaring in het dossier bevindt. Verder staan tegenover de verklaringen van verdachte en de medeverdachte de andersluidende verklaringen van aangever en [slachtoffer 2] die op essentiële onderdelen van elkaar verschillen, zoals bijvoorbeeld over de lengte van het mes, hetgeen hun verklaringen onbetrouwbaar maakt, aldus de raadsman. Mocht de rechtbank bewezen achten dat er sprake is geweest van een steekpartij, dan is er naar de mening van de raadsman geen sprake geweest van medeplegen, gelet op de aangescherpte criteria ten aanzien van medeplegen van de Hoge Raad.
De rechtbank leidt uit de gebezigde bewijsmiddelen af dat verdachte zich samen met zijn medeverdachte aan het snijden van aangever met een mes schuldig heeft gemaakt. De rechtbank heeft geen reden om aan de verklaringen van aangever en getuige [slachtoffer 2] te twijfelen, mede nu deze worden gesteund door de relatering van verbalisanten, inhoudende dat zij aangever kort na het incident in een hevig geëmotioneerde toestand hebben aangetroffen. Dit, terwijl verondersteld mag worden dat aangever, als [beroep in plaats] , wel het een en ander aan (uitgaans)geweld gewend is. Er bevinden zich bovendien geen stukken in het dossier die de verklaringen van aangever en getuige [slachtoffer 2] weerleggen. Dat aangever en [slachtoffer 2] op onderdelen, zoals over de lengte van het mes, verschillend hebben verklaard doet aan het vorenstaande niet af. Het verweer van de raadsman wordt in zoverre verworpen.
Op grond van de verklaringen van aangever en getuige [slachtoffer 2] acht de rechtbank tevens bewezen dat het handelen in een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte heeft plaatsgevonden. De bijdrage die verdachte aan het feit heeft geleverd is daartoe van voldoende gewicht geweest. Immers, nadat verdachte als eerste met een mes de aanval op aangever had ingezet heeft de medeverdachte zich vrijwel direct daarop ook met een mes in het geweld jegens aangever gemengd. Het verweer van de raadsman wordt op dit punt verworpen.
De rechtbank is verder van oordeel dat, ondanks dat een medische verklaring omtrent het letsel van aangever in het dossier ontbreekt, vastgesteld kan worden dat sprake is geweest van een poging tot doodslag op aangever. Door met de medeverdachte de aangever met een mes in de nek te snijden heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij aangever dodelijk zou verwonden. De rechtbank acht deze kans aanmerkelijk nu de medeverdachte door het snijden in de nek vitale lichaamsdelen van aangever had kunnen raken en het een feit van algemene bekendheid is dat daardoor een aanmerkelijke kans is op het intreden van de dood. Het verweer van de raadsman wordt op dit punt verworpen.
Ten aanzien van het onder 3 van parketnummer 18/830202-14 ten laste gelegde
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 18 juni 2015;
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 mei 2014, opgenomen op pagina 56 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant;
- een proces-verbaal van onderzoek wapen d.d. 21 juli 2014, nummer 01-2014053253, los van het dossier bijgevoegd, inhoudende de relatering van verbalisant.
Ten aanzien van het onder 5 van parketnummer 18/830202-14 ten laste gelegde
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 18 juni 2015;
- een proces-verbaal van aangifte d.d. 11 mei 2014, opgenomen op pagina 3 e.v. van dossier nummer PL01KC-2014050775, d.d. 21 mei 2014, inhoudende de verklaring van
[slachtoffer 10] .
Ten aanzien van het onder 1 en 2 van parketnummer 18/930435-13 ten laste gelegde
Proces-verbaal van aangifte van het onder 1 ten laste gelegde d.d. 17 september 2013, opgenomen op pagina 407 e.v. van dossier, nr. 2013087658, d.d. 10 januari 2014, van de politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] :
Vandaag, 17 september 2013, ben ik met mijn broer [slachtoffer 4] naar de Mac Donalds in [pleegplaats 2] gegaan om wat te eten. Wij zijn met hoge snelheid weggereden richting de carpoolplaats bij de A28. Ik zag dat [persoon 2] en een donkere jongen met halflang haar in een staart achter mij aanrenden. Ik ben gevallen en door [persoon 2] en de onbekende man in elkaar geschopt en geslagen. Toen ik omkeek zag ik dat [persoon 2] en de andere man mijn broertje aan het schoppen waren.
Proces-verbaal van aangifte van het onder 2 ten laste gelegde d.d. 17 september 2013, opgenomen op pagina 924 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende de verklaring van
[slachtoffer 4] :
(p. 926) Op het moment dat wij in de berm stil stonden, stapte mijn broer de auto uit en rende weg. Ik zag dat er vier tot vijf personen achter mijn broer aanrenden, hem inhaalden en op de grond werkten. Ik zag dat die personen op mijn broer begonnen in te slaan en te trappen. Ik zag dat dit met kracht gebeurde. Op het moment dat ik deze persoon wegtrok, zag ik dat die persoon mij wilde slaan. Ik zag dat die persoon mij wilde slaan, omdat diegene met zijn arm met kracht richting mijn hoofd ging en ik gelijk daarop volgend een klap op mijn achterhoofd voelde. Na deze klap, voelde ik nog een klap op mijn achterhoofd. Dit deed dit mij ook erg pijn. Ik zag en voelde toen dat die persoon mij bij mijn hoofd vast pakte en met zijn beide handen op de achterkant van mijn hoofd sloeg. Ik zag toen dat diegene met zijn knie richting mijn hoofd ging. Op het moment dat ik dat knietje afweerde, voelde ik weer een klap op mijn achterhoofd.
Proces-verbaal van verhoor d.d. 24 februari 2015, inhoudende de verklaring van medeverdachte [persoon 2] bij de rechter-commissaris:
[slachtoffer 3] was daar met zijn broertje, ik was daar, [verdachte] en twee vrienden van [verdachte] waren daar, dat waren [persoon 3] en [persoon 4] . De anderen zijn wel uit de auto geweest. Ik heb gevochten met [slachtoffer 3] . [slachtoffer 3] viel tijdens het vechten op de grond. Ik heb [slachtoffer 3] twee klappen gegeven. Hij hing aan mijn voeten en iemand heeft [slachtoffer 3] toen van mij afgetrapt.
Proces-verbaal van verhoor d.d. 14 januari 2015, inhoudende de verklaring van medeverdachte [persoon 4] bij de rechter-commissaris:
[verdachte] was er ook bij. Iedereen sloeg.
Proces-verbaal van verhoor d.d. 18 september 2013, opgenomen op pagina 427 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende de verklaring van getuige [getuige 1] :
Ik zag dat er zes mannelijke personen aan het vechten waren. Ik zag dat er een persoon op de grond lag. Om deze persoon stonden drie andere personen. Deze drie personen waren op de persoon die op de grond lag aan het schoppen.
Proces-verbaal van verhoor d.d. 26 september 2013, opgenomen op pagina 432 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende de verklaring van getuige [getuige 2] :
Ik zie dat een jongere jongen achterna wordt gezeten door één persoon. Ik zie dat twee jongens bij een andere jongen staan. Zij sloegen die andere jongen. De jongen kwam op de grond te liggen. Bij de twee jongens voegt zich ook de jongen die achter de jongere man aanrende. Met z'n drieën beginnen ze de jongen die op de grond lag te slaan en te schoppen. Ik zag voordat deze jongen op de grond lag, dat deze jongen door de twee personen werd geslagen en geschopt. lk zag dat ze met kracht sloegen en schopten. Toen de jongen op de grond lag zag ik, dat de lange persoon met de witte streep op de jas de jongen ook met kracht schopte.
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 18 juni 2015:
Ik was ter plaatse aanwezig en ik ben ook buiten de auto geweest.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 1 en 2 van parketnummer 18/930435-13 ten laste gelegde
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak van feit 1, de openlijke geweldpleging jegens
[slachtoffer 3] , bepleit, nu deze aangever volgens hem alleen met [persoon 2] heeft gevochten. Ten aanzien van feit 2 heeft verdachte slechts een marginale rol gespeeld, aldus de raadsman.
De rechtbank leidt uit de gebezigde bewijsmiddelen af dat zich ter plaatse buiten de auto's, tegenover de twee aangevers, een groep van vier personen heeft bevonden, onder wie verdachte. Uit de diverse verklaringen leidt de rechtbank tevens af dat deze vier personen alle geweld tegen één en/of beide aangevers hebben gebruikt. De rechtbank ziet de beide feiten, dan ook feitelijk als één openlijke geweldpleging begaan tegen de twee aangevers. De rechtbank is daarbij van oordeel dat verdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage aan het geweld heeft geleverd om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde te komen. Het verweer van de raadsman wordt daarom verworpen.
Ten aanzien van het onder 1 van parketnummer 18/830650-13 ten laste gelegde
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 november 2013, opgenomen op pagina 42 e.v. van dossier, nr. 2013-086583, d.d. 19 november 2013, inhoudende de verklaring van verdachte:(p.52) Ik geef mensen wel eens een bolletje cocaïne of heroïne.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 november 2013, opgenomen op pagina 36 e.v. van dossier, nr. 2013-086583, d.d. 30 januari 2014, inhoudende de verklaring van [persoon 1] :Ik heb het afgelopen half jaar drugs gebruikt. Ik ben ergens in oktober 2013 gestopt. Ik kocht de drugs van een gozer die ze [naam] noemen. Het is een donkere man. Hij is lang. Hij heeft lang rasta haar in vlechtjes. Ik herken het [06-nummer] van [naam] . Als ik drugs kocht dan belde ik met dit nummer. Ik herken de man op de foto als [naam] .
O: aan verdachte [persoon 1] wordt een politiefoto getoond. Op de foto staat [verdachte] afgebeeld.
Ik denk dat ik ongeveer een half jaar geleden ben begonnen met de koop van drugs. Ik vermoed dat dit dan ergens in april 2013 geweest moet zijn. Ik koop dan cocaïne van hem. Ik heb hem veelvuldig gebeld en ongeveer 150 keer van hem gekocht. De drugs had de werking die hij moet hebben.
Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 3 december 2013, opgenomen op pagina 49 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 3] :
Ik ben in 2013 weer af en toe cocaïne gaan gebruiken. In april 2013 ben ik een keer naar de omgeving van [straat 5] in [pleegplaats 1] gegaan met de bedoeling cocaïne te kopen. Ik raakte daarin gesprek met een lange negroïde man. Deze man had zijn haar in vlechtjes en hij had hele grote ogen. U laat me nu een politiefoto zien van een man. Dat is hem.
(Noot verbalisant: ik toonde de getuige een politiefoto van: [verdachte] ).
Ik kocht van deze man een bolletje cocaïne voor € 10,-. Vanaf april 2013 heb ik in totaal ongeveer 15 keer een bolletje cocaïne van deze man gekocht. Ik kon hem bellen, waarna hij een bolletje cocaïne bij mij aan de deur afleverde. Ik beoordeel de kwaliteit van de cocaïne die de man aan mij verkocht als wel goed, voor zover ik dat kan beoordelen. Ik raakte na gebruik in een soort roes, dus ik denk dat het echte cocaïne was wat ik van hem kocht.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 december 2013, opgenomen op pagina 53 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende de verklaring van [persoon 5] :
Ik gebruik crack. Dit is gekookte cocaïne. Ik heb meerdere keren met het [06-nummer] gebeld om drugs te gaan kopen. Ik ken deze dealer onder de naam [alias] .
V: Wij laten jou een foto zien. Herken je deze persoon.
A: De eerste foto die u mij toonde daar herken ik de man direct van. Dit is die [alias] waar ik van kocht.
O: Aan de getuige wordt een politiefoto getoond. Op de foto staat [verdachte] .
V: Sinds wanneer koop je al drugs bij deze dealer?
A: Sinds ongeveer een half jaar geleden koop ik bij deze dealer. Het zal best dat uit de printlijst blijkt dat ik tientallen keren contact heb gehad met hem. De kwaliteit van de drugs was goed.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 oktober 2013, opgenomen op pagina 56 e.v. van dossier, nr. 2013-086583, d.d. 19 november 2013, inhoudende de relatering van verbalisant:
(p. 62) Op 23 augustus, om 00.38 uur, zag ik dat er een donkere man aan kwam lopen en rechtstreeks naar [verdachte] liep. Ik zag deze donkere man iets gaf aan [verdachte] en vervolgens iets kreeg van [verdachte] . Ik zag dat de donkere man en de man met de spijkerbloes samen wegliepen. Bij de aanhouding kon blijken, dat de donkere man vier op cocaïne gelijkende bolletjes in zijn mond verstopt had. Dit bleek te zijn [persoon 6] .
Proces-verbaal verdovende middelen d.d. 17 september 2013, opgenomen op pagina 110 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisanten:
De 4 bolletjes die onder [persoon 6] op 28 augustus (de rechtbank begrijpt: 23 augustus) 2013 in beslag zijn genomen onder goednummer PL01KC-2013086578-349285 (KVI, p. 106), zijn onder SIN AAFR6696NL als monster naar het NFI gezonden
.
Schriftelijk stuk d.d. 2 oktober 2013, opgenomen op pagina 115 van laatstgenoemd dossier, inhoudende een rapport van het NFI:
Het onderzoeksmateriaal met AAFR6696NL bevat cocaïne.
Proces-verbaal van verhoor d.d. 23 augustus 2013, opgenomen op pagina 104 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende de verklaring van [persoon 6] :
Ik kocht voor vierentwintig euro drie bolletjes coke. Een vierde bolletje heb ik erbij gepakt.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 oktober 2013, opgenomen op pagina 129 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant:
(p. 131) Op 5 september 2013, om 22.57 uur, zag ik dat een man ter hoogte van voormalig [bedrijf] iets van [verdachte] kreeg en iets aan [verdachte] gaf. Ik zag vervolgens dat deze man wegliep via [straat 3] in de richting van de [straat 6] . Ik heb vervolgens het signalement van deze man doorgegeven en ik hoorde, dat hij even later werd aangehouden. Bij hem werd een bolletje op cocaïne en een bolletje op heroïne gelijkende stof aangetroffen. Het was een man genaamd [persoon 7] .
Proces-verbaal verdovende middelen d.d. 18 september 2013, opgenomen op pagina 152 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisanten:
De 2 bolletjes die op 5 september 2013 onder [persoon 7] in beslag zijn genomen onder goednummers PL01KC-2013092588-351389 en PL01KC-2013092588-351390
(KVI, p. 149, e.v.), zijn onder SIN AAFR6702NL en SIN AAFR6701NL als monsters naar het NFI gezonden.
Schriftelijk stuk d.d. 2 oktober 2013, opgenomen op pagina 157 van laatstgenoemd dossier, inhoudende een rapport van het NFI:
Het onderzoeksmateriaal met SIN AAFR6702NL bevat cocaïne en het onderzoeksmateriaal met SIN AAFR6701NL bevat heroïne.
Proces-verbaal van verhoor d.d. 5 september 2013, opgenomen op pagina 145 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [persoon 7] :
Ik heb een bolletje wit en een bolletje bruin, cocaïne en heroïne, gekocht van een lange jongen, zwarte lange rasta staartjes.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 oktober 2013, opgenomen op pagina 160 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant:
(p. 163) Op 11 september 2013, om 23.12 uur, zag ik een man aan komen fietsen vanaf [brug 1] richting de bedoelde kruising. Ik zag dat hij van zijn fiets sprong en heel kort contact had met [verdachte] . Ik zag dat er over en weer iets werd gegeven en ik zag dat deze man direct weer op zijn fiets sprong en snel wegfietste via [straat 4] in de richting van [straat 7] . Even later is deze man aangehouden op [straat 8] te [pleegplaats 1] . De man bleek de mij bekende [persoon 8] te zijn. Hij had een bolletje op
cocaïne gelijkende stof bij zich.
Proces-verbaal verdovende middelen d.d. 27 september 2013, opgenomen op pagina 199 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisanten:
Het bolletje dat op 11 september 2013 onder [persoon 8] in beslag is genomen onder goednummer PL01KG-2013095039-352602 (KVI, p. 195), reageert met MMC Cocaïne spray test positief op cocaïne.
Proces-verbaal van verhoor d.d. 12 september 2013, opgenomen op pagina 193 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende de verklaring van [persoon 8] :
Het bolletje cocaïne had ik kort voor de aanhouding gekocht voor de [bedrijf] , van een Antilliaanse man, ongeveer 1,95 meter lang, geschat ongeveer 30 jaar, slank postuur, rasta haar tot in de nek.
Ten aanzien van het onder 2 van parketnummer 18/830650-13 ten laste gelegde
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 augustus 2014, opgenomen op pagina 1 e.v. van dossier, nr. PL01KC-2014050710, d.d. 12 augustus 2014, van de politie Noord-Nederland, inhoudende de relatering van verbalisanten:
Op 10 mei 2014 zagen wij in [straat 5] te [pleegplaats 1] dat [verdachte] voorovergebogen bij het rechter voorportier van een personenauto (Daihatsu-Cuore) stond en iets overhandigde aan de bestuurder die daarop snel wegreed. De bestuurder [persoon 1] , werd even later in voornoemde auto aangehouden en overhandigde desgevraagd 3 plastic bolletjes.
Proces-verbaal verdovende middelen d.d. 11 juni 2014, opgenomen op pagina 18 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisanten:
De 3 bolletjes die op 10 mei 2014 onder [persoon 1] in beslag zijn genomen (KVI, p. 15), met een netto gewicht van 0,363 gram, zijn onder SIN AAGW8843NL als monster naar het NFI gezonden.
Schriftelijk stuk d.d. 9 juli 2014, opgenomen op pagina 23 van laatstgenoemd dossier, inhoudende een rapport van het NFI:
Het onderzoeksmateriaal met SIN AAGW8843NL bevat cocaïne.
Proces-verbaal van verhoor d.d. 10 mei 2014, opgenomen op pagina 5 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende de verklaring van [persoon 1] :
Ik reed in een Daihatsu-Cuore. Ik draaide het raampje van mijn auto open en vroeg of iemand cocaïne te koop had. Ik zei dat ik graag voor 30 euro cocaïne wilde hebben. Er kwam een lange vent op de auto aflopen. Ik weet dat deze jongen op straat " [naam] " wordt genoemd. Ik zag dat hij vanuit zijn jaszak drie kleine bolletjes aan mij gaf, door het open raam van de auto. Ik betaalde hem met een bankbiljet van 20 euro en 10 euro.
Ten aanzien van het onder 3 van parketnummer 18/830650-13 ten laste gelegde
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 november 2013, opgenomen op pagina 1 e.v. van dossier, nr. PL01KC 2013101542, d.d. 25 november 2013, van de politie Noord-Nederland, inhoudende de relatering van verbalisanten:
(p. 5) Op zaterdag 28 september 2013 omstreeks 05.10 uur zien collega's [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dat de Kia met hoge snelheid over de [brug 2] , [straat 9] in de richting van [straat 10] te [pleegplaats 1] reed. Vervolgens stuiten collega's ter hoogte van [straat 11] op een aanrijding. Zij zien dat de betreffende Kia, met [kenteken 1] , op de kop ligt met de neus in de richting waar ze vandaan waren gekomen. Terwijl zij hun dienstvoertuig uitstapten, zien ze [verdachte] uit het raam van de bestuurdersportier kruipen en vervolgens hard wegrennen in de richting van [straat 10] . Kort nadat [verdachte] weg was gerend, zagen collega’s [verbalisant 1] en [verbalisant 2] een tweede en derde persoon uit hetzelfde portierraam klimmen.
Proces-verbaal van aanrijding d.d. 12 november 2013, opgenomen op pagina 10 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisanten:
Voertuig met [kenteken 1] is na een achtervolging met de politie aan de [straat 2] te [pleegplaats 1] rechtdoor gereden terwijl de weg een bocht naar links maakt. Hierdoor zijn 4 andere geparkeerde voertuigen beschadigd geraakt. Daarnaast is een muur beschadigd geraakt door dit voorval (aangifte namens [slachtoffer 9] , p. 50)
Betrokken voertuigen:
- Personenauto [kenteken 2] Volkswagen 6n (van [slachtoffer 5] , aangifte p. 35);
- Personenauto [kenteken 3] Volkswagen Polo (van [slachtoffer 8] , aangifte p. 47);
- Personenauto [kenteken 4] Suzuki Swift 1.3 spiri (van [slachtoffer 7] , p. 44);
- Personenauto [kenteken 5] Volkswagen Polo (van [slachtoffer 6] , aangifte p. 38).
Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 29 september 2013, opgenomen op pagina 76 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant:
Op zaterdag 28 september 2013 te 12:00 uur, werd door mij een forensisch onderzoek
naar sporen verricht in verband met een verlaten plaats na verkeersongeval, gepleegd op zaterdag 28 september 2013 te 05:10 uur. Op de airbag aan bestuurderszijde trof ik een aantal bloedspatten aan. Op een willekeurige wijze werd één van deze bloedspatten door mij getest, veilig gesteld, gewaarmerkt en voorzien van SIN AAGP1300NL en naar het NFI gezonden voor DNA-onderzoek.
Schriftelijk stuk d.d. 24 oktober 2013 met bijlage, opgenomen op pagina 79 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende een rapport van het NFI:
Het DNA in het sporenmateriaal met het identiteitszegel AAGP1300NL kan afkomstig zijn van [verdachte] . De kans dat het DNA in het sporenmateriaal met het identiteitszegel AAGP1300NL afkomstig is van een andere persoon dan [verdachte] is kleiner dan één op één miljard.
Proces-verbaal van verhoor d.d. 28 september 2013, opgenomen op pagina 54 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende de verklaring van [persoon 9] :
Ik weet waarvoor ik ben aangehouden. Auto’s gebotst, ik zat erin. Ik kreeg een lift en ben in de auto gestapt. Ik heb niet als chauffeur gereden. De auto reed ongeveer vijf minuten denk ik, we zijn voor het Casino langsgereden, dan rechtsaf, via de brug linksaf en toen was ook al die botsing.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 oktober 2013, opgenomen op pagina 59 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant:
Op zaterdag 28 september 2013 te 14.15 uur, liet ik aan [persoon 9] twee politiefoto's zien van [verdachte] . Ik vroeg [persoon 9] : "is dit de chauffeur van de auto?" Ik zag dat hij langzaam met zijn hoofd "JA" schudde.
Bewezenverklaring
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder:
- 1 primair, 3 en 5 van parketnummer 18/830202-14;
- 1 en 2 van parketnummer 18/930435-13;
- 1, 2 en 3 van parketnummer 18/830650-13,
ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
parketnummer 18/830202-14
1. primair
hij op 17 mei 2014 te [pleegplaats 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven,
tezamen en in vereniging met een ander met dat opzet, met een mes, die [slachtoffer 1] in het hoofd en de nek heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 28 mei 2014 te [pleegplaats 1] een wapen van categorie III, te weten een semi automatisch pistool met open loop (merk/type Ekol Volga), en munitie van categorie III, te weten Centraalvuur kogel patronen (kaliber 9 mm knal omgebouwd), voorhanden heeft gehad;
5.
hij op 11 mei 2014 te [pleegplaats 1] opzettelijk mishandelend [slachtoffer 10] meermalen tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
parketnummer 18/930435-13
1.
hij op 17 september 2013 te [pleegplaats 3] , in de gemeente [pleegplaats 2] , met anderen op of aan de openbare weg, de [straat 1] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] , welk geweld bestond uit het schoppen en/of stompen en/of slaan tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 3] ;
2.
hij op 17 september 2013 te [pleegplaats 3] , in de gemeente [pleegplaats 2] , met anderen op of aan de openbare weg, de [straat 1] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4] , welk geweld bestond uit het stompen en/of slaan van en het geven van een knietje aan die [slachtoffer 4] ;
parketnummer 18/830650-13
1.
hij in de periode van 20 maart 2013 tot en met 11 september 2013 in de gemeente Groningen meermalen telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 10 mei 2014 te [pleegplaats 1] opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd aan [persoon 1] , 0,363 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk/type Kia Rio, [kenteken 1] ) had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in [pleegplaats 1] aan [straat 2] , op 28 september 2013 de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist aan anderen te weten
- [slachtoffer 5] , en
- [slachtoffer 6] , en
- [slachtoffer 7] , en
- [slachtoffer 8] , en
- [slachtoffer 9] ,
schade was toegebracht.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien het onder 1 van parketnummer 18/830202-14 ten laste gelegde een beroep op noodweer gedaan, stellende dat verdachte zich tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , die hem aanvielen, heeft verdedigd. Nu de rechtbank het onder 1 van parketnummer 18/830202-14 in de primair ten laste gelegde variant bewezen heeft verklaard en er op grond van de verklaringen van aangevers van uitgaat dat verdachte en diens medeverdachte één van de aangevers hebben aangevallen en met een mes hebben gesneden, mist het beroep op noodweer feitelijke grondslag.
Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair van parketnummer 18/830202-14:

Medeplegen van poging tot doodslag.

3 van parketnummer 18/830202-14:

Handelen in strijd met artikel 26, lid 1, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen en munitie van categorie III.

5 van parketnummer 18/830202-14:

Mishandeling.

1. en 2 van parketnummer 18/930435-13:

Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

1. van parketnummer 18/830650-13:

Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

2 van parketnummer 18/830650-13:

Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.

3 van parketnummer 18/830650-13:

Overtreding van artikel 7, lid 1, van de Wegenverkeerswet 1994.

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor hetgeen zij wettig en overtuigend te bewijzen acht, te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren, met als bijzondere voorwaarden een verplicht reclasseringstoezicht, een meldplicht, een klinische observatie en behandeling bij de FPK voor de maximale duur van 2 jaren en een vervolgbehandeling voor de maximale duur van 2 jaren. Verder heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en (bijgevolg) opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van de uitspraakdatum.
Strafmotivering
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting van 18 juni 2015, de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de drie door verdachte erkende ad informandum gevoegde feiten, zoals deze op de dagvaarding met parketnummer
18/830202-14 zijn vermeld en welke hiermee zijn afgedaan.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich aan een reeks van strafbare feiten schuldig gemaakt, waaronder aan twee zware geweldsdelicten, waarbij een ernstige inbreuk is gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Bij het medeplegen van een poging tot doodslag is het slachtoffer met een mes in het gezicht en de nek gesneden en heeft het slachtoffer op dat moment gevreesd voor zijn leven. Bij de openlijke geweldplegingen zijn beide slachtoffers door de groep van verdachte ernstig mishandeld. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van geweldsdelicten gedurende lange tijd daarvan psychisch nadelige gevolgen kunnen ondervinden. Door het plaatshebben van dergelijke feiten op voor het publiek zichtbaar terrein nemen bovendien de gevoelens van onveiligheid toe bij diegenen die hiervan kennis nemen. Dergelijk gewelddadig gedrag in groepsverband is zeer bedreigend en versterkt de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan mishandeling, waarbij hij het slachtoffer meermalen tegen het hoofd heeft geslagen. Ook van dit slachtoffer heeft verdachte de lichamelijke integriteit geschonden.
Daarnaast heeft verdachte gehandeld in cocaïne, een voor de volksgezondheid zeer schadelijke stof, en heeft hij een vuurwapen en munitie voorhanden gehad. Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging, verduistering van een fiets, het verlaten van de plaats van een ongeval en het rijden zonder rijbewijs.
De rechtbank acht gelet op de veelheid, aard en combinatie van feiten de oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk.
De rechtbank heeft daarbij ook gelet op de uitgebreide strafrechtelijke documentatie van verdachte. Uit het verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 20 mei 2015 blijkt bovendien dat verdachte in een proeftijd liep van een hem voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. Ook dit gegeven heeft hem er kennelijk niet van weerhouden een scala aan nieuwe strafbare feiten te plegen.
Verdachte heeft ter terechtzitting geen enkel inzicht getoond in het strafwaardige van zijn handelen. Verder heeft verdachte niet mee willen werken aan psychiatrisch en psychologisch onderzoek, heeft hij geen enkel inzicht in zijn persoon willen geven en heeft hij zich ter terechtzitting ongemotiveerd getoond voor behandeling of begeleiding door de reclassering.
Het opleggen van een observatie- en behandelverplichting zoals gevorderd door de officier van justitie acht de rechtbank gelet op de houding van verdachte niet opportuun. Evenmin acht de rechtbank het aangewezen om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen teneinde daaraan een verplicht reclasseringstoezicht te verbinden.
De rechtbank zal gelet op het vorenstaande met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf volstaan. Een strafafdoening als bepleit door de raadsman van verdachte doet naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan de ernst van de feiten.
Inbeslaggenomen goederen
De officier van justitie heeft verbeurdverklaring gevorderd van de onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen. De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een ketting en een geldbedrag van € 60,00, moeten worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
parketnummer 18/670243-12
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 6 september 2012, gewezen door de meervoudige strafkamer in deze rechtbank, is verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
De hiervoor onder parketnummer 18/830202-14 bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
Nu verdachte de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de hem bij voornoemd vonnis van 6 september 2012 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 van parketnummer 18/830202-14 ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de volgende artikelen:
- 14 g, 45, 47, 57, 63, 141, 287, 300 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet;
- 26, 55 van de Wet wapens en munitie;
- 7, 176 van de Wegenverkeerswet 1994,
zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd onder:
- 2 primair, subsidiair en meer subsidiair van parketnummer 18/830202-14;
- 4 van parketnummer 18/830202-14,
en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het ten laste gelegde onder:
- 1 primair, 3 en 5 van parketnummer 18/830202-14;
- 1 en 2 van parketnummer 18/930435-13;
- 1, 2 en 3 van parketnummer 18/830650-13,
bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast de teruggave aan de veroordeelde van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven ketting en geldbedrag van € 60,00.
(feit 2 van parketnummer 18/830202-14)
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
18/670243-12:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer in deze rechtbank d.d. 6 september 2012, te weten:
een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, mr. M. Haisma en mr. A. Jongsma, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 juli 2015.
W. Brandsma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.