ECLI:NL:RBNNE:2015:3616

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 juli 2015
Publicatiedatum
22 juli 2015
Zaaknummer
18.830094-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Taakstraf en ontzegging van de rijbevoegdheid voor overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 10 juli 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 26 november 2014 in de gemeente Leek een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die niet in het bezit was van een geldig rijbewijs, had schuld in de zin van aanmerkelijke onvoorzichtigheid aan het ongeval waarbij zijn bijrijdster zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte tijdens het rijden te veel aandacht had voor een achter hem rijdende politieauto, wat leidde tot een inschattingsfout en het verlies van controle over zijn voertuig. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het veroorzaken van een verkeersongeval en het rijden zonder rijbewijs. De officier van justitie had een geldboete en een ontzegging van de rijbevoegdheid geëist, maar de rechtbank legde een taakstraf van 90 uur op, met een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte onaanvaardbare risico's had genomen, met ernstige gevolgen voor zijn bijrijder en andere verkeersdeelnemers. De rechtbank volgde de landelijke oriëntatiepunten voor strafoplegging en sprak de verdachte vrij van andere ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 18/830094-15
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 juli 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
26 juni 2015.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K. Blonk, advocaat te Rotterdam.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G. Wilbrink.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij
op of omstreeks 26 november 2014
in de gemeente Leek
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), daarmede rijdende over de weg, [naam weg 1], gaande in de
richting van [naam weg 2], zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn
schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk
geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
-terwijl verdachte niet in het bezit was van een geldig rijbewijs-
zijn aandacht (gedeeltelijk) te hebben bij een rijdende politieauto, althans
zijn aandachte niet (volledig) op de weg te hebben en/of te houden, en/of
gekomen in of ter hoogte van een, gezien verdachtes rijrichting, naar rechts
voerende bocht met de linkerwielen in de linkerberm te rijden of te geraken
en/of vervolgens naar rechts te rijden of te zwenken, althans een
stuurbeweging naar rechts te maken, en/of de controle over het door hem
bestuurde motorrijtuig te verliezen en/of in een (dwars)slip te geraken en/of
met genoemd motorrijtuig via de rechterberm in een daarnaast gelegen sloot tot
stilstand te komen,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te
weten een nekwervelfractuur en/of een fractuur van de thoraxwervel(s) 3 en/of
7, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke
ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij
op of omstreeks 26 november 2014
in de gemeente Leek
als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, [naam weg 1]
, gaande in de richting van [naam weg 2],
-terwijl verdachte niet in het bezit was van een geldig rijbewijs-
zijn aandacht (gedeeltelijk) bij een rijdende politieauto heeft gehad, althans
zijn aandacht niet (volledig) op de weg heeft gehad en/of gehouden, en/of
gekomen in of ter hoogte van een, gezien verdachtes rijrichting, naar rechts
voerende bocht met de linkerwielen in de linkerberm is gereden of geraakt
en/of vervolgens naar rechts is gereden of gezwenkt, althans een stuurbeweging
naar rechts heeft gemaakt, en/of de controle over het door hem bestuurde
voertuig heeft verloren en/of in een (dwars)slip is geraakt en/of met genoemd
voertuig via de rechterberm in een daarnaast gelegen sloot tot stilstand is
gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
2.
hij
op of omstreeks 26 november 2014
in de gemeente Leek
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg,
[naam weg 1], zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als
bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was
afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig
behoorde.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde kan worden bewezen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er op basis van het dossier te weinig informatie is om vast te kunnen stellen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). Verdachte moet daarom worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde. Wel is duidelijk dat hij gevaar op de weg heeft veroorzaakt en dat hij een auto heeft bestuurd zonder de beschikking te hebben over een rijbewijs.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat van roekeloosheid geen sprake was, maar ook niet van aanmerkelijke onvoorzichtigheid. De tijdelijke onoplettendheid die bestond uit het in de spiegel kijken naar de politieauto die achter verdachte reed, levert geen schuld in de zin van artikel 6 WVW op. Verdachte kon de gevolgen, het met de wielen in de berm terecht komen en ten gevolge van een reflex vervolgens in de sloot aan de andere zijde van de weg belanden, niet voorzien. Ook het onder 1 subsidiair ten laste gelegde kan niet worden bewezen nu verdachte niet kon voorzien dat de hem verweten gedragingen gevaar zouden opleveren.
De raadsvrouw heeft aangegeven dat het onder 2 ten laste gelegde kan worden bewezen.
Beoordeling van het bewijs
Feit 1
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het onder 1 primair ten laste gelegde acht geslagen op de inhoud van de volgende bewijsmiddelen, in de wettelijke vorm opgemaakt, zakelijk weergegeven.
De door verdachte op de terechtzitting van 26 juni 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Omdat ik geen rijbewijs heb, hield ik de politie in de gaten die achter mij reed via de achteruitkijkspiegel. Ik ben sneller gaan rijden toen ik de politie zag rijden. Ik zag de bocht zo snel niet aankomen. Dat was een inschattingsfout. Daardoor raakte ik met mijn linkerwielen in de berm. Ik stuurde toen bij en kwam toen aan de andere kant van de weg in de sloot terecht. Ik had één joint gerookt voor ik in de auto stapte.
Een proces-verbaal d.d. 28 november 2014, opgenomen in dossier nummer PL011-2014162331 d.d. 4 december 2014, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Toen ik onder de snelweg door reed en op de rotonde kwam zag ik in mijn achteruitkijkspiegel een politiewagen. Ik werd zenuwachtig, omdat ik geen rijbewijs heb en ook omdat ik in 2013 ook al een keer gepakt was voor rijden zonder rijbewijs. Ik ben toen het industrieterrein opgereden en heb de eerste zijweg gepakt die naast de snelweg loopt. Ik ben sneller gaan rijden. Ik keek in de achteruitkijkspiegel om te kijken of de politiewagen mij achterna reed. Ik zag dat de politiewagen op de rotonde reed en kon toen niet zien of zij mij achterna kwamen. Ik zag dat ik een bocht naar links moest nemen en kort daarna kreeg ik een bocht naar rechts, maar ik keek ook in mijn achteruitkijkspiegel. Ik kwam toen in de berm terecht en trok het stuur naar rechts en toen verloor ik controle en kwam in de sloot terecht.
Een proces verbaal d.d. 3 december 2014, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer], zakelijk weergegeven:
We zijn de snelweg opgereden en hebben de afslag Leek genomen. Ineens ging [verdachte] sneller rijden en ik hoorde dat hij zei: “Politie, politie”. [verdachte] ging hard rijden en bleef hard rijden.
Een proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse nummer 26.11.2014.01.30.5310 d.d. 25 december 2014, bijgevoegd bij voornoemd dossier, inhoudende:
Wij, verbalisanten, zijn van mening dat het ongeval niet te wijten is aan een technisch gebrek, doch moet worden gezocht in een rij- c.q. beoordelingsfout van de bestuurder van de Volkswagen Golf, [kenteken].
Het verkeersongeval vond plaats op [naam weg 1], gelegen buiten de bebouwde kom van [plaats] in de gemeente Leek. Het ongeval vond gezien vanuit de oorspronkelijke rijrichting van het voertuig plaats in een flauwe bocht naar rechts. Naast de rijbaan ligt aan de rechterzijde van de rijbaan een berm en daarnaast een sloot.
De bestuurder van het voertuig reed over [naam weg 1] te [plaats], komende uit de richting van [naam weg 3] en gaande in de richting van [naam weg 2]. In een bocht naar rechts is de bestuurder met de linkerwielen van zijn personenauto in de linkerberm gekomen. De bestuurder is na een stuurcorrectie vervolgens de controle over zijn voertuig verloren en is in een dwarsslip geraakt. Vervolgens is hij met zijn voertuig via de rechterberm in de daarnaast gelegen sloot tot stilstand gekomen.
Een formulier medische informatie, op 2 december 2014 opgemaakt en ondertekend door dr. E.F.M. Veldhuis, niet-praktiserend chirurg, voor zover inhoudende, als zijn verklaring:
Bij betrokkene [slachtoffer] is op 26 november 2014 een nekwervelfractuur en een fractuur van thoraxwervel 3 en 7 geconstateerd. Betrokkene is naar een verpleeghuis ontslagen.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Bij de vraag of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van de even bedoelde bepaling. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan.
De rechtbank acht in dit geval de lichtste schuldvorm, aanmerkelijke onvoorzichtigheid, wettig en overtuigend bewezen. Daartoe overweegt de rechtbank dat verdachte in de auto is gestapt zonder rijbewijs terwijl hij net een joint had gerookt. Toen verdachte vervolgens tijdens het rijden een politieauto signaleerde maakte dit hem zodanig zenuwachtig dat hij sneller is gaan rijden en zijn aandacht deels heeft verlegd van de voor hem relevante verkeerssituatie naar de politieauto achter hem. Verdachte heeft meermalen – vanuit oogpunt van verkeersveiligheid nodeloos – in zijn achteruitkijkspiegel gekeken. Verdachte is daarmee méér dan momentaan onoplettend geweest. Ten gevolge van dit alles is verdachte met zijn auto in een flauwe bocht in de berm terechtgekomen met alle gevolgen van dien.
Nu de zenuwachtige toestand waarin verdachte kwam te verkeren bij de waarneming van een politieauto verband hield met het besef van verdachte dat hij (mogelijk) verkeersnormen schond door na het blowen zonder rijbewijs in de auto te stappen, is deze toestand en de onoplettendheid die daarvan het gevolg was volledig aan verdachte te wijten. De rechtbank acht daarom het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
De rechtbank past met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering.
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Een proces-verbaal van aanrijding d.d. 28 november 2014, opgenomen op p. 5 e.v. van dossier nummer 2014162331 d.d. 4 december 2014, van Politie Noord-Nederland.
Een verklaring van de RDW d.d. 23 april 2015, los bijgevoegd bij voornoemd dossier.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 26 november 2014, in de gemeente Leek, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over [naam weg 1], gaande in de richting van [naam weg 2], zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn
schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend - terwijl verdachte niet in het bezit was van een geldig rijbewijs -
zijn aandacht gedeeltelijk te hebben bij een rijdende politieauto, althans zijn aandacht niet volledig op de weg te hebben en te houden, en gekomen ter hoogte van een, gezien verdachtes rijrichting, naar rechts voerende bocht, met de linkerwielen in de linkerberm te geraken en vervolgens naar rechts te rijden of te zwenken en de controle over het door hem
bestuurde motorrijtuig te verliezen en in een (dwars)slip te geraken en met genoemd motorrijtuig via de rechterberm in een daarnaast gelegen sloot tot stilstand te komen,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een nekwervelfractuur en een fractuur van de thoraxwervels 3 en 7, werd toegebracht;
2.
hij op 26 november 2014, in de gemeente Leek, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op [naam weg 1] zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994, een rijbewijs was
afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Strafbaarheid van de feiten

Het bewezen verklaarde levert op:
primair: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
overtreding van artikel 107, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een geldboete van 750 euro, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een geldboete van 300 euro, subsidiair 6 dagen vervangende hechtenis en één week hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een geldboete zoals gevorderd door de officier van justitie en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt waarbij zijn bijrijder zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Dit is een ernstig feit, waarbij verdachte onaanvaardbare risico's heeft genomen, met niet alleen mogelijk ernstige gevolgen voor zichzelf en zijn bijrijder, maar ook voor overige verkeersdeelnemers. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
Voor enig vergelijk heeft de rechtbank gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Als uitgangspunt voor het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg wordt een taakstraf van 90 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden gehanteerd. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van dit uitgangspunt en zal dit oriëntatiepunt daarom volgen.
Met betrekking tot het onder 2 bewezen verklaarde overweegt de rechtbank dat zij het, gezien de omstandigheid dat het rijden zonder rijbewijs onderdeel uitmaakt van het verwijt dat verdachte bij het onder 1 bewezen verklaarde wordt gemaakt, niet noodzakelijk acht om verdachte voor dat feit een aanvullende straf op te leggen. De rechtbank zal verdachte daarom met betrekking tot dit feit schuldig verklaren zonder oplegging van straf.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9a, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht, en de artikelen 6, 107, 175, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte ten aanzien van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot:
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 90 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 45 uren zal worden toegepast.
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen - bromfietsen daaronder begrepen - voor de tijd van 6 maanden.
Bepaalt dat ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F. Gerding, voorzitter, mr. J.V. Nolta en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. A.J. van Baren, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 juli 2015.
Mr. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.