ECLI:NL:RBNNE:2015:3580

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 juli 2015
Publicatiedatum
20 juli 2015
Zaaknummer
18.930060-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van masseur in ontuchtzaak na onvoldoende bewijs van seksuele handelingen

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, een masseur, heeft de rechtbank Noord-Nederland op 23 juli 2015 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met twee slachtoffers, aangeduid als [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], in de periode van 1 februari 2013 tot en met 17 juni 2013. De tenlastelegging omvatte het betasten en strelen van de borsten, vagina en billen van beide slachtoffers, waarbij de verdachte hen zou hebben gedwongen tot het dulden van deze handelingen.

Tijdens de zitting op 9 juli 2015 verschenen zowel de verdachte als zijn raadsvrouw, mr. K. Martens, terwijl het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. G. Wilbrink. De officier van justitie stelde dat de verklaringen van de slachtoffers geloofwaardig waren en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De verdediging betwistte echter de beschuldigingen en stelde dat er onvoldoende bewijs was voor de ontuchtige handelingen.

De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verdachte als masseur handelingen had verricht die als ongepast konden worden beschouwd, er onvoldoende bewijs was dat deze handelingen als ontuchtige handelingen konden worden gekwalificeerd. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet opzettelijk de slachtoffers had betast en sprak hem vrij van alle ten laste gelegde feiten. Tevens verklaarde de rechtbank de benadeelde partijen niet ontvankelijk in hun vordering tot schadevergoeding, aangezien de feiten die tot de schade zouden hebben geleid niet bewezen waren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 18/930060-14
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 juli 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats],
wonende [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
9 juli 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. K. Martens, advocaat te Assen.
Het Openbaar Ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G. Wilbrink, officier van justitie.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de
periode van 1 februari 2013 tot en met 17 juni 2013 in de gemeente(n)
Borger-Odoorn en/of Emmen, althans in Nederland, (telkens) door geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of
dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), (telkens) bestaande uit
- het betasten/strelen/masseren van de borsten van die [slachtoffer 1] en/of
- het betasten/strelen/masseren van de vagina, althans de schaamstreek, van
die [slachtoffer 1] en/of
- het betasten/strelen/masseren van de billen van die [slachtoffer 1],
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat verdachte
die ontuchtige handeling(en) onverwachts bij die [slachtoffer 1] heeft verricht;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de
periode van 1 februari 2013 tot en met 17 juni 2013 in de gemeente(n)
Borger-Odoorn en/of Emmen, althans in Nederland, (telkens) terwijl hij
werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, te weten als
masseur, (telkens) ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 1], die zich als
patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers
heeft verdachte (telkens)
- de borsten van die [slachtoffer 1] betast/gestreeld en/of
- de vagina, althans de schaamstreek, van die [slachtoffer 1] betast/gestreeld
en/of
- de billen van die [slachtoffer 1] betast/gestreeld;
2.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de
periode van 1 februari 2013 tot en met 17 juni 2013 in de gemeente(n)
Borger-Odoorn en/of Emmen, althans in Nederland, (telkens) door geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden
van een of meer ontuchtige handeling(en), (telkens) bestaande uit
- het betasten/strelen/masseren van de borsten van die [slachtoffer 2] en/of
- het betasten/strelen/masseren van de vagina, althans de schaamstreek, van
die [slachtoffer 2] en/of
- het betasten/strelen/masseren van de billen van die [slachtoffer 2],
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat verdachte
die ontuchtige handeling(en) onverwachts bij die [slachtoffer 2] heeft verricht;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de
periode van 1 februari 2013 tot en met 17 juni 2013 in de gemeente(n)
Borger-Odoorn en/of Emmen, althans in Nederland, (telkens) terwijl hij
werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, te weten als
masseur, (telkens) ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 2], die zich als
patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers
heeft verdachte (telkens)
- de borsten van die [slachtoffer 2] betast/gestreeld en/of
- de vagina, althans de schaamstreek, van die [slachtoffer 2] betast/gestreeld
en/of
- de billen van die [slachtoffer 2] betast/gestreeld.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte bij zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] ontuchtige handelingen heeft verricht door hun borsten, vagina en billen te betasten. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van beide aangeefsters geloofwaardig zijn. Deze zijn namelijk zeer gedetailleerd en sluiten chronologisch bij elkaar aan. Voorts heeft verdachte toegegeven dat hij bepaalde ongepaste opmerkingen heeft gemaakt, wat de verklaringen van aangeefsters ondersteunt. Omdat geen sprake is geweest van dwang kan het feit niet worden gekwalificeerd als feitelijke aanranding van de eerbaarheid. Verdachte dient volgens de officier van justitie dan ook te worden vrijgesproken van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde. Het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde kan volgens de officier van justitie wel worden bewezen, aangezien verdachte als masseur aan te merken is als iemand die werkzaam is in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, welk begrip volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad ruim dient te worden uitgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Zij heeft daartoe aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte ontuchtige handelingen heeft verricht. De verklaringen van aangeefsters [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn hiervoor onvoldoende. Deze verklaringen bevatten veel onduidelijkheden en blijken op diverse punten niet te kloppen. Verdachte heeft wellicht tijdens het masseren per ongeluk de schaamlippen en de zijkanten van de borsten van aangeefsters aangeraakt. De subjectieve beleving van aangeefsters hiervan is echter niet doorslaggevend voor de vraag of deze handelingen als ontuchtig kunnen worden aangemerkt. Mogelijk heeft [slachtoffer 1] deze aanrakingen door haar verleden van seksueel misbruik zwaarder ervaren. Ook valt niet uit te sluiten dat de beleving van [slachtoffer 2] vervolgens mede is gekleurd door de verhalen van [slachtoffer 1]. Voorts heeft de raadsvrouw met betrekking tot de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat sprake was van dwang en met betrekking tot de onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten dat niet kan worden bewezen dat sprake was van psychisch overwicht. Verdachte voerde zijn massages namelijk uit als hobby en vroeg hiervoor geen vergoeding.
Beoordeling van het bewijs
Verdachte is masseur en geeft massages bij hem thuis. In de periode van 1 februari 2013 tot en met 17 juni 2013 hebben aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] beiden meerdere massagebehandelingen bij verdachte ondergaan. Ten laste is gelegd dat verdachte tijdens deze behandelingen de borsten, billen en vagina dan wel schaamstreek van aangeefsters heeft betast, gestreeld of gemasseerd.
De rechtbank dient te beoordelen of de ten laste gelegde handelingen hebben plaatsgevonden en zo ja, of de bewezen handelingen kunnen worden aangemerkt als ontuchtige handelingen. Bij ontuchtig handelen in de zin van de ten laste gelegde wetsbepalingen dient het in beginsel te gaan om handelingen van seksuele aard, die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Of daarvan sprake is, hangt af van de omstandigheden van het geval, onder meer van de aard van de handeling, de betrokken lichaamsdelen, de context waarbinnen de handeling plaatsvindt en de verhouding tussen de betrokkenen. Het enkele feit dat degene die de handeling heeft ondergaan dat als ongewenst heeft ervaren, is onvoldoende. De subjectieve bedoeling van de dader is evenmin doorslaggevend. Of gedragingen geacht kunnen worden een seksuele strekking te hebben, staat derhalve tot op zekere hoogte los van de subjectieve beleving van de betrokkenen.
Ten aanzien van het aanraken van de vagina heeft verdachte verklaard dat hij tijdens een zogenaamde lymfeklierbehandeling de liezen van aangeefsters heeft gemasseerd en dat het mogelijk is dat hij hierbij per ongeluk de vagina van aangeefsters heeft aangeraakt. Ook is het volgens verdachte mogelijk dat hij de vagina van aangeefsters per ongeluk heeft aangeraakt toen hij met een handdoek de olie van hun lichaam afveegde. Nu met betrekking het betasten van de vagina voor beide ten laste gelegde feiten geldt dat zich in het dossier slechts de verklaring van de betreffende aangeefster bevindt en verdachte ontkent dat hij deze handeling opzettelijk heeft verricht, is er onvoldoende bewijs dat verdachte de vagina van aangeefsters opzettelijk heeft betast, gestreeld of gemasseerd zoals aangeefsters hebben verklaard.
Ten aanzien van de borsten, billen en schaamstreek (liezen) kan worden bewezen dat verdachte deze heeft betast. Verdachte heeft ook zelf verklaard dat hij deze lichaamsdelen tijdens zijn behandelingen heeft gemasseerd. Deze aanrakingen vormden volgens verdachte echter steeds onderdeel van zijn massages. Ten aanzien van het masseren van de borsten heeft verdachte bovendien verklaard dat hij enkel de zijkant van de borsten en tussen de borsten heeft gemasseerd.
De rechtbank is van oordeel dat deze aanrakingen in de onderhavige context niet kunnen worden aangemerkt als handelingen van seksuele aard. Aangeefsters zijn voor een massagebehandeling bij verdachte gekomen en er is onvoldoende bewijs voor de vaststelling dat het masseren van de billen, borsten en liezen
geenonderdeel vormde van de door verdachte uitgevoerde behandeling. De rechtbank heeft daarbij mede gelet op door verdachte bij herhaling afgelegde verklaring dat aangeefsters nooit een signaal hebben afgegeven dat zij de massages als onprettig hebben ervaren en voorts op het gegeven dat zowel uit de verklaring van verdachte als uit andere verklaringen blijkt dat beide aangeefsters steeds terug kwamen om door verdachte te worden gemasseerd. Hoewel sommige van de door verdachte gehanteerde massagetechnieken naar het oordeel van de rechtbank op z’n minst bevreemding wekken en verdachte tijdens de massages ook volgens zijn eigen verklaring in ieder geval één keer een ongepaste opmerking heeft gemaakt over de kaalgeschoren schaamstreek van één van aangeefsters, is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat verdachte zich met het aanraken van deze lichaamsdelen schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen.
Verdachte dient dan ook van de ten laste gelegde feiten te worden vrijgesproken.

Vorderingen van de benadeelde partijen

De benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich beiden voor de aanvang van de terechtzitting in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hen geleden immateriële schade, ten bedrage van respectievelijk € 800,00 en € 412,82, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit.
Nu de rechtbank de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen acht, zal de rechtbank de benadeelde partijen niet ontvankelijk verklaren in hun vordering. De vorderingen kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en subsidiair en onder 2 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet ontvankelijk in haar vordering.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Janssen, voorzitter, mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg en mr. M. Haisma, rechters, bijgestaan door mr. K.R. Starreveld, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 juli 2015.
Mr. L.W. Janssen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.