Uitspraak
9 juli 2015.
Tenlastelegging
Bewijsvraag
geenonderdeel vormde van de door verdachte uitgevoerde behandeling. De rechtbank heeft daarbij mede gelet op door verdachte bij herhaling afgelegde verklaring dat aangeefsters nooit een signaal hebben afgegeven dat zij de massages als onprettig hebben ervaren en voorts op het gegeven dat zowel uit de verklaring van verdachte als uit andere verklaringen blijkt dat beide aangeefsters steeds terug kwamen om door verdachte te worden gemasseerd. Hoewel sommige van de door verdachte gehanteerde massagetechnieken naar het oordeel van de rechtbank op z’n minst bevreemding wekken en verdachte tijdens de massages ook volgens zijn eigen verklaring in ieder geval één keer een ongepaste opmerking heeft gemaakt over de kaalgeschoren schaamstreek van één van aangeefsters, is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat verdachte zich met het aanraken van deze lichaamsdelen schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen.
Vorderingen van de benadeelde partijen
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 juli 2015.