Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.[eiser],
[eiseres],
1.[gedaagde],
[gedaagde 2],
1.De procedure
primair: [gedaagden] veroordeelt om binnen zeven dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis de twee geiten uit de achtertuin van hun woning aan [adres] te verwijderen en verwijderd te houden en bepaalt dat [gedaagden] ook in de toekomst geen geiten of enig ander (klein)vee mogen houden in de achtertuin van hun woning aan [adres];
2.De feiten
3.Het standpunt van [eisers]
4.Het standpunt van [gedaagden]
5.De beoordeling van het geschil
in een mate of op een wijze die volgens artikel 6:162 BW onrechtmatig is, aan eigenaars van andere erven hinder toebrengen, zoals - voor zover in dezen relevant - door het verspreiden van geluid of stank. Of sprake is van onrechtmatige hinder dient te worden beoordeeld naar de aard, ernst en de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade, en de verdere omstandigheden van het geval (vgl. HR 3 mei 1991, NJ 1991, 476). Daarbij moet onder meer rekening worden gehouden met de belangen van gedaagden om onder andere hun huis en tuin in te richten naar eigen wensen en de mogelijkheid, mede gelet op de daaraan verbonden kosten, en de bereidheid om maatregelen te nemen ter voorkoming van schade (vgl. HR 15 februari 1991, NJ 1992, 639).
geheleachtertuin verwijderd en verwijderd gehouden dienen te worden. Dat acht de voorzieningenrechter in de gegeven omstandigheden een te verstrekkende maatregel. Ter gelegenheid van de plaatsopneming is gebleken dat er in de achtertuin van het perceel van [gedaagden] een alternatieve plek voor huisvesting van de geiten, op voldoende afstand van de achterzijde van de woning van [eisers], aanwezig is, namelijk in de hoek van de achtertuin gelegen links van de jacuzzi. Naar voorlopige inschatting zal, voor zover geluidsoverlast van de geiten zich dan nog voordoet, de aard en ernst van geluidsoverlast aldaar voor [eisers] beduidend minder zijn dan op de huidige plek in de achtertuin van [gedaagden] Deze alternatieve locatie is naar voorlopig oordeel groot genoeg om een zelfde vorm van huisvesting voor de geiten als thans te kunnen realiseren. Voor zover op die plek meer zon komt dan op de huidige plek, ligt het op de weg van [gedaagden] om daar voorzieningen voor te treffen. In de vordering van [eisers] ligt naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook in voldoende mate een vordering tot het treffen van deze minder verstrekkende maatregel besloten (HR 29 oktober 1993, NJ 1994, 107). In zoverre is de vordering van [eisers] derhalve toewijsbaar. Mocht de alternatieve locatie, onverhoopt, geen soelaas bieden ter zake door [eisers] ondervonden (onrechtmatige) geluidsoverlast dan staat het [eisers] uiteraard vrij om zich op enig moment wederom tot de voorzieningenrechter te wenden.