ECLI:NL:RBNNE:2015:3386

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 juni 2015
Publicatiedatum
10 juli 2015
Zaaknummer
C/17/132472/ HA ZA 14-43
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake totstandkoming overeenkomst van opdracht en gerechtvaardigd vertrouwen in het kader van architectenwerkzaamheden voor de Gemeente Dantumadiel

In deze zaak vordert de besloten vennootschap ARCHITECTENBURO [eiser] B.V. betaling van € 32.780,04 van de Gemeente Dantumadiel en de Stichting Thús Wonen, naar aanleiding van werkzaamheden die [eiser] heeft verricht in het kader van de bouw van een brede school annex multifunctioneel centrum. De rechtbank behandelt zowel de hoofdzaak als de vrijwaringszaak gelijktijdig. De procedure in de hoofdzaak is gestart door [eiser] die stelt dat er een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen met de Gemeente en/of Thús Wonen. De Gemeente en Thús Wonen betwisten dit en stellen dat er geen formele overeenkomst is gesloten. De rechtbank onderzoekt of er gerechtvaardigd vertrouwen bestond bij [eiser] dat er een overeenkomst was, ondanks het ontbreken van een schriftelijke bevestiging.

De rechtbank concludeert dat er geen overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen tussen [eiser] en Thús Wonen, omdat [eiser] niet gerechtvaardigd mocht vertrouwen op een opdracht van Thús Wonen. Echter, de rechtbank oordeelt dat er wel een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen tussen [eiser] en de Gemeente, omdat [eiser] op verzoek van de Gemeente werkzaamheden heeft verricht en de Gemeente niet heeft gereageerd op de offerte van [eiser]. De Gemeente wordt opgedragen te bewijzen dat de werkzaamheden op basis van 'no cure, no pay' zijn verricht. In de vrijwaringszaak wordt de vordering van de Gemeente tegen Thús Wonen afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat Thús Wonen een opdracht aan [eiser] heeft verstrekt. De rechtbank wijst de vorderingen van [eiser] tegen Thús Wonen af en houdt verdere beslissingen aan in de hoofdzaak tegen de Gemeente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 10 juni 2015
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/17/132472 / HA ZA 14-43 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ARCHITECTENBURO [eiser] B.V.,
gevestigd te Bakhuizen,
eiseres,
advocaat mr. J.J. Hengst, kantoorhoudende te Joure,
tegen
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE DANTUMADIEL,
zetelend te Damwâld,
gedaagde sub 1,
advocaat mr. R.J.L. Gustenhoven, kantoorhoudende te Leeuwarden,
2. de stichting
STICHTING THÚS WONEN,
zetelend te Dokkum,
gedaagde sub 2,
advocaat mr. R.H.E. Pruim, kantoorhoudende te Groningen,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/17/137057 / HA ZA 14-372 van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE DANTUMADIEL,
zetelend te Damwâld,
eiseres,
advocaat mr. R.J.L. Gustenhoven, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
de stichting
STICHTING THÚS WONEN,
gevestigd te Dokkum,
gedaagde,
advocaat mr. R.H.E. Pruim, kantoorhoudende te Groningen.
Partijen worden hierna respectievelijk [eiser], de Gemeente en Thús Wonen genoemd.

1.De procedure in de hoofdzaak

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 19 november 2014,
  • het proces-verbaal van comparitie van 22 januari 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De procedure in de vrijwaringszaak

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 19 november 2014,
  • het proces-verbaal van comparitie van 22 januari 2015.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak

3.1.
[eiser] heeft een architectenbureau.
3.2.
In 2006 heeft de Gemeente besloten om een zogenaamde brede school annex multifunctioneel centrum te bouwen in Zwaagwesteinde.
3.3.
Voor de ontwikkeling van de brede school/het multifunctioneel centrum heeft de Gemeente in 2007 een intentieovereenkomst gesloten met de Stichting Regionaal Orgaan Openbare Basis Onderwijs Lauwersland, de Stichting Samenwerkende Peuterspeelzalen Dantumadeel, de Stichting Openbare Bibliotheken Noord-Oost Fryslân, de Stichting Welzijn Dantumadeel, de Stichting Sisa (kinderopvang) en Efficio B.V. Laatstgenoemde vennootschap hield zich bezig met handel in onroerend goed en verhuur van overige woonruimte. Deze partijen worden gezamenlijk de projectgroep genoemd.
3.4.
Thús Wonen was enig aandeelhouder en bestuurder van Efficio B.V. (hierna: Efficio). Efficio is sinds 29 december 2011 ontbonden. [x] [a] (hierna: [a]), medewerker van Thús Wonen, heeft Efficio in de projectgroep vertegenwoordigd. Namens de Gemeente heeft [xx] [b] (hierna: [b]), ambtenaar in dienst van de Gemeente, deelgenomen aan de projectgroep. De leiding van de projectgroep was in handen van [xxx] [c] (hierna: [c]) van bureau [c] Rijs Advisering. De Gemeente had [c] daarvoor aangesteld.
3.5.
Tijdens een vergadering op 28 september 2007 heeft de projectgroep - in aanwezigheid van onder meer [c], [b] en [a] - besloten een architect in te schakelen. In het verslag van deze vergadering staat vermeld, voor zover van belang:
"(…)
[xxx](rb: [c])
vraagt of er bij Efficio al ideeën over welke architect ingeschakeld zal worden.
[x] [a] antwoordt dat voor die keuze de binnen de woningcorporatie vastgestelde procedure moet worden gevolgd. Hij wil dan ook meerdere architecten benaderen. Afgesproken wordt dat een ieder eventuele voorkeuren dan wel aversies kenbaar zal maken (doorgeven aan [xx] [b](rb: Gemeente)
)."
3.6.
[a] heeft vervolgens drie architectenbureaus uitgenodigd om hun plannen voor te leggen, waaronder [eiser].
3.7.
Op 19 november 2007 heeft [eiser] zich aan de projectgroep gepresenteerd en tijdens een bespreking op 29 november 2007 heeft de projectgroep - in aanwezigheid van onder meer [c], [b] en [a] - blijkens het verslag van die vergadering als volgt overwogen over de architectenkeuze:
"Vanuit de werkgroep wordt na ampele overweging Efficio geadviseerd om architect [eiser] in te schakelen voor het vervolg. Dit bureau heeft ook de voorkeur van Efficio. [xxx] geeft aan dat er op 5 december 2007 een overleg plaatsvindt tussen de gemeente en Efficio B.V. over een aantal financiële aspecten van de plannen voor de multifunctionele accommodatie. Daarbij moet er zicht komen op beschikbare budgetten. Op basis daarvan kan Efficio de beslissing nemen om met een architect ([eiser]) in zee te gaan.
Vanuit de vergadering wordt er op gewezen dat architect [eiser] heeft aangegeven op basis van no cure no pay te willen werken. Wellicht kan dan al eerder van hem gebruik worden gemaakt. Daarmee kan het tempo worden behouden."
3.8.
In het verslag van de vergadering van de projectgroep van 17 januari 2008 - waarbij onder meer [c] en [b] aanwezig waren, maar [a] niet - is opgenomen, voor zover van belang:
"(…)
Alvorens Efficio B.V. een opdracht aan de architect kan geven om aan de hand van de ingediende programma's van eisen te schetsen is het nodig dat er globaal zicht is op het mogelijk te investeren bedrag. Daarover heeft inmiddels een gesprek plaatsgevonden tussen de gemeente en Efficio. De gemeente (..) moet nog een aantal gegevens aanleveren aan Efficio.
Hierbij speelt wel een rol dat de woningcorporatie net een fusie achter de rug heeft. Dit werkt vertragend op de besluitvorming rond nieuwe en bestaande projecten. Met Efficio is dan ook afgesproken dat gestreefd wordt naar besluitvorming over de opdrachtverlening aan de architect nog in januari 2008."
3.9.
Ook bij het volgende overleg kon [a] niet aanwezig zijn. Om de voortgang van het project te waarborgen heeft de projectgroep besloten om [eiser] uit te nodigen voor de vergadering van 20 maart 2008. In het verslag van deze vergadering - in aanwezigheid van onder meer [c], [b] en [eiser] - is opgenomen, voor zover van belang:
"(…)
[xxx](rb. [c])
gaat vervolgens in op de positie van Thús Wonen. Deze organisatie wil eerst zekerheid over haar positie binnen dit project alvorens zij ook weer aanschuiven. Daar moet binnen "Thús Wonen" nog een beslissing op worden genomen. In de komende stuurgroepvergadering zal Thús Wonen hier ook op worden aangesproken. Toch is besloten om toch architect [eiser] al uit te nodigen om deel te nemen in dit project. Wanneer Thús Wonen het opdrachtgeverschap niet op zich neemt zal een andere partij (wellicht de gemeente) dat wel overnemen.
(…)
[eiser] wil graag op heel korte termijn beginnen: na de vergadering zullen daartoe concrete afspraken worden gemaakt. [eiser] zal proberen om voor de volgende vergadering van 24 april a.s. al de eerste ideeën op papier te krijgen. Wel is het belangrijk dat er binnenkort duidelijkheid komt over het opdrachtgeverschap."
3.10.
Bij het volgende overleg van de projectgroep op 24 april 2008 waren zowel [a] als [eiser] aanwezig, naast (onder meer) [c] en [b]. In het verslag staat vermeld, voor zover van belang:
"2. Verslag 20 maart 2008
Het verslag wordt conform vastgesteld.
[x] [a] laat weten dat binnen Thús Wonen eerst gekeken wordt naar de haalbaarheid van het plan alvorens men beslist of men al dan niet wil investeren. Tot aan de zomervakantie heeft hij van zijn management toestemming over samen met de werkgroep de plannen verder uit te werken. Uiteindelijk zal op basis daarvan dan een besluit worden genomen.
(…)

4.Ideeën [eiser]

[xxxx] [eiser] geeft aan met alle betrokkenen individueel te hebben gesproken. Vervolgens heeft hij op basis daarvan en de al eerder ontvangen documenten een inventarisatie gemaakt van de wensen/eisen.
Met deze informatie als bagage heeft hij gekeken naar de aangewezen lokatie. Hij is daarbij tot de conclusie gekomen dat het terrein aan de krappe kant is. (…)
Hij doet dan ook het voorstel om als zoekgebied voor de nieuwe brede school annex multifunctionele accommodatie te kijken naar het tweede voetbalveld (…).
(…)
De werkgroepleden zijn het eens met de zienswijze van [eiser] en willen dit ook voorleggen aan de stuurgroep/gemeente."
3.11.
Uit het verslag van een op 21 augustus 2008 in aanwezigheid van (onder meer) [eiser], [c] en [b] en afwezigheid van [a] gehouden vergadering van de projectgroep kan worden afgeleid, voor zover van belang:
"(…)
4. Schetsen architect [eiser]
[xxxx] laat ter vergadering een aantal nog ruwe schetsen zien waarin de visie op het nieuwe gebouw is weergegeven en waar er sprake is van een nog grove indeling. Hij geeft daarop een toelichting. [xxxx] zegt toe dat een verdere uitwerking van de schetsen binnenkort aan de leden van de werkgroep toegestuurd zullen worden (verspreiding via [xx](rb: Gemeente)
).
Ter vergadering wordt een rondje gemaakt waarin gereageerd kon worden op de gepresenteerde schetsen. De aanwezigen tonen zich positief over het ontwerp.
(…)
[xxx](rb: [c])
geeft aan behoefte te hebben aan een situering van het ontwerp in de omgeving. Verder is het zijns inziens nodig om op heel korte termijn ook te gaan rekenen aan de haalbaarheid van dit plan. [xxxx] zegt toe dat hij tegelijk met het schetsvoorstel ook een globale begroting zal opstellen.
Dit punt zal voor de volgende vergadering worden geagendeerd.
Actielijst
AFSPRAAK/ACTIE WANNEER DOOR
Opdrachtgeverschap zsm Thús Wonen, [xxx](rb: [c])
, [xx](rb:
architect [eiser].Gemeente)
Schetsontwerp en begroting Voor de volgende vergadering [xxxx](rb: [eiser]).
"
3.12.
Op 6 september 2008 heeft [eiser] vervolgens een offerte opgemaakt en aan de Gemeente verzonden, ter attentie van [b]. In de offerte staat vermeld, voor zover van belang:
"In vervolg op de eerder door ons verzonden schetsplannen van het Mfa bredeschool te Zwaagwesteinde doen wij U hierbij de door ons gemaakte financiële stukken toekomen.
Daarnaast is een berekening bijgevoegd van het architectenhonorarium. Voor het maken van de schetsplannen, voorbereiding, plattegronden, gevels, 3D impressie, maquette, overleg met alle partijen, voorlichtingsbijeenkomsten alsmede de financiële doorrekening van de plannen, offreren wij een bedrag ter grootte van € 27.500,-- zijnde het bedrag van het SO in de honorariumberekening. Indien U hiermee akkoord kunt gaan zullen wij U daarvoor een overeenkomst doen toekomen."
3.13.
Tijdens een vergadering van de projectgroep op 17 september 2008 is [a] voor de laatste keer ter vergadering verschenen. Nadien heeft Efficio dan wel Thús Wonen zich teruggetrokken uit het project.
3.14.
In maart 2009 heeft het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente geoordeeld dat er bereidheid bestaat om binnen de begroting van 2010 te zoeken naar middelen voor de bouw van de brede school. Het project is nadien in de politieke besluitvormingsfase terecht gekomen. [eiser] werd verzocht die besluitvorming af te wachten.
3.15.
In oktober 2012 heeft het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente besloten om een nieuwe architectenselectie te houden. [eiser] heeft daaraan deelgenomen en is tweede geworden. Op 31 december 2012 heeft [eiser] haar kosten ad
€ 9.045,80 aan de Gemeente gefactureerd. Deze factuur heeft [eiser] als bijlage bij een brief van 18 januari 2013 aan de Gemeente verzonden. In deze brief heeft [eiser] geschreven, voor zover van belang:
"(…)
Vanzelfsprekend zijn er door ons voor het eerste project de nodige kosten gemaakt. Wij doen u hierbij een factuur van de door ons gemaakte kosten toekomen."
3.16.
In reactie daarop heeft de Gemeente bij brief van 13 maart 2013 aan [eiser] geschreven dat er geen sprake is van opdrachtgeverschap van de Gemeente en dat [eiser] haar factuur aan Thús Wonen dient te richten.
3.17.
[eiser] heeft de factuur vervolgens naar Thús Wonen verzonden. Thús Wonen heeft daarop bij e-mailbericht van 24 april 2013 gereageerd en heeft geschreven dat [eiser] nimmer een getekende opdracht van Thús Wonen heeft ontvangen. Ook heeft Thús Wonen geschreven dat zij geen mondelinge opdracht aan [eiser] heeft verstrekt.
3.18.
[eiser] heeft de Gemeente en Thús Wonen vervolgens verzocht om in gezamenlijk overleg te bepalen wie wat moet betalen. De factuur van [eiser] is, ondanks herhaald verzoek en sommatie, onbetaald gelaten.

4.Het geschil

in de hoofdzaak

4.1.
[eiser] vordert samengevat - veroordeling van de Gemeente en Thús Wonen tot betaling van € 32.780,04, vermeerderd met rente en kosten.
4.2.
De Gemeente en Thús Wonen voeren verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in de vrijwaringszaak
4.4.
De Gemeente vordert - samengevat - dat Thús Wonen primair wordt veroordeeld om aan de Gemeente te betalen al hetgeen waartoe de Gemeente in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, inclusief de proceskosten van de hoofdzaak en subsidiar om aan de Gemeente te betalen een geldbedrag gelijk aan het verschil tussen enerzijds 50% van het totale bedrag dat aan [eiser] in de hoofdzaak wordt toegewezen en anderzijds het daadwerkelijk door de gemeente aan [eiser] op die veroordeling uitbetaalde geldbedrag, met veroordeling van Thús Wonen in de kosten van de vrijwaring.
4.5.
Thús Wonen voert verweer.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De standpunten van partijen en de beoordeling daarvan in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak
5.1.
De vorderingen in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak vertonen een zodanige samenhang dat de rechtbank die vorderingen gelijktijdig zal behandelen.
5.2.
Tussen partijen is in de kern genomen in geschil of er een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen tussen [eiser] en de Gemeente en/of Thús Wonen.
5.3.
[eiser] stelt dat dit het geval is en vordert loon voor de door hem verrichte werkzaamheden op grond van artikel 7:411 BW jo artikel 7:407 BW, dan wel op grond van artikel 7:405 BW. Daartoe stelt [eiser], verkort weergegeven, dat hij er vanuit ging - en er ook gerechtvaardigd op mocht vertrouwen - dat hij voor zijn diensten zou worden betaald door de Gemeente of Thús Wonen. Bij diverse gelegenheden heeft [eiser] verzocht om de opdracht te formaliseren. Op dat verzoek tot formalisering van de opdracht door middel van de offerte van 6 september 2008 ad € 27.500,- hebben de Gemeente en Thús Wonen niet gereageerd. In plaats daarvan hebben zij bij monde van de door de Gemeente aangestelde projectleider, de heer [c], wel steeds verderstrekkende eisen en wensen kenbaar gemaakt aan [eiser] met de opdracht deze in het ontwerp mee te nemen en verder uit te werken. [eiser] meende hieruit te mogen afleiden dat de offerte en de voorgestelde tarieven en vergoedingen akkoord waren bevonden, althans dat hij aanspraak mocht maken op een redelijke vergoeding voor de door hem verrichte werkzaamheden. In dit verband stelt [eiser] verder dat hij een compleet ontwerp inclusief de bijbehorende rechten van intellectuele eigendom bij de Gemeente heeft ingeleverd. Doordat de Gemeente en Thús Wonen de overeenkomst van opdracht voortijdig hebben beëindigd zijn zij op grond van artikel 7:411 BW gehouden het gehele loon te voldoen, aldus [eiser]. Ook stelt [eiser] dat de Gemeente en Thús Wonen op grond van artikel 7:407 BW aansprakelijk zijn voor het geheel en dat zij in hun onderlinge verhouding maar moeten uitmaken wie draagplichtig is.
5.4.
De Gemeente betwist dat er een overeenkomst van opdracht tussen haar en [eiser] tot stand is gekomen en voert daartoe aan, samengevat weergegeven, dat zij het door [eiser] gedane voorstel in de offerte van 6 september 2008 niet heeft aanvaard. Ook uit het niet reageren op die offerte kan geen aanvaarding worden afgeleid. De Gemeente betwist eveneens dat zij tezamen met Efficio dan wel Thús Wonen een opdracht aan [eiser] heeft verstrekt. Efficio zou de beoogd projectleider zijn en Thús Wonen heeft op een gegeven moment de verplichtingen van Efficio overgenomen aldus de Gemeente. Indien er al sprake is van een opdracht dan is die tussen [eiser] en Thús Wonen tot stand gekomen. Voor zover er een overeenkomst tussen [eiser] en de Gemeente tot stand is gekomen, dan is deze tot stand gekomen op basis van "no cure, no pay". De ontwerpschetsen van [eiser] zijn niet definitief goedgekeurd, zodat [eiser] niet gerechtigd is tot "pay" aldus de Gemeente.
5.5.
Thús Wonen betwist eveneens dat er een overeenkomst van opdracht tussen haar en [eiser] tot stand is gekomen en voert daartoe aan, samengevat weergegeven, dat Thús Wonen niet heeft deelgenomen aan de projectgroep, maar Efficio. Thús Wonen is onbekend met de door [eiser] gepretendeerde werkzaamheden waarvoor [eiser] een vergoeding vordert. Er is tijdens de vergaderingen kennelijk wel gesproken over de positie van Thús Wonen en haar beoogd opdrachtgeverschap, maar Thús Wonen is nooit vertegenwoordigd geweest in de projectgroep. [eiser] heeft er dan ook niet gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat zij voor haar diensten zou worden betaald door Thús Wonen. Uit de verslagen van de vergaderingen blijkt dat er ook nog geen beslissing was genomen over het opdrachtgeverschap. Verder voert Thús Wonen aan dat de gepretendeerde werkzaamheden door [eiser] niet zijn uitgevoerd op basis van een door Efficio en/of Thús Wonen geaccepteerde offerte en dat [eiser] heeft aangegeven haar werkzaamheden aan te vangen op basis van "no cure, no pay". Het oorspronkelijke project is niet doorgegaan, zodat [eiser] geen beloning toekomt.
5.6.
De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat een overeenkomst tot stand komt door een aanbod en een aanvaarding van dat aanbod. Het aanbod en de aanvaarding kunnen in beginsel in iedere vorm geschieden en kunnen ook besloten liggen in gedragingen. Partijen zijn het erover eens dat de offerte van [eiser] van 6 september 2008 noch door de Gemeente noch door Thús Wonen uitdrukkelijk is geaccepteerd, ondanks door [eiser] gedane verzoeken om de opdracht te formaliseren. Uit de hiervoor geschetste feiten onder rechtsoverweging 3.12. en volgende kan worden afgeleid dat [eiser] - na indiening van voornoemde offerte - in maart 2009 is verzocht de politieke besluitvorming over het project inzake de bouw van een brede school annex multifunctioneel centrum af te wachten, waarna de definitieve opdracht voor het gehele project na een tweede architectenselectie niet aan [eiser] is gegund. Uit rechtsoverwegingen 3.6. tot en met 3.11. onder het kopje feiten kan verder worden afgeleid dat [eiser] - voorafgaand aan de gunning van de definitieve opdracht aan een derde - tot maart 2009 diverse (voorbereidende) werkzaamheden heeft verricht in het kader van voornoemd project. Aldus staat te beoordelen of [eiser] er ten aanzien van die (voorbereidende) werkzaamheden gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat er een overeenkomst van opdracht tussen haar en de Gemeente en/of Thús Wonen tot stand was gekomen, ondanks het uitblijven van een uitdrukkelijke aanvaarding van de offerte van 6 september 2008. Voor het antwoord op die vraag komt het aan op wat partijen over en weer hebben verklaard en wat zij in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs uit elkaars verklaringen en gedragingen mochten afleiden (artikel 3:33 juncto 3:35 BW). Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt.
5.7.
Uit de overgelegde verslagen van de vergaderingen van de projectgroep kan naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid dat Efficio aanvankelijk de beoogd opdrachtgever zou zijn van de (in eerste instantie) aan [eiser] te geven opdracht om een ontwerp van de te bouwen brede school/het multifunctioneel centrum te schetsen. [a] heeft namens Efficio de architectenselectie geleid en blijkens de verslagen heeft de projectgroep vervolgens aan Efficio geadviseerd om [eiser] in te schakelen. Na de selectie van [eiser] heeft Efficio vervolgens aangegeven dat Efficio (verslag 17 januari 2008) dan wel Thús Wonen (verslag 20 maart 2008) eerst meer zicht wilde hebben op het mogelijk te investeren bedrag en op haar eigen positie binnen het project alvorens een definitieve opdracht aan [eiser] te verstrekken. Verder kan uit laatstgenoemd verslag worden afgeleid dat de projectleider [c] op de vergadering van 20 maart 2008 heeft gemeld dat - ondanks dat Thús Wonen zich nog op haar positie wilde beraden - toch al door de projectgroep is besloten om [eiser] uit te nodigen om deel te nemen aan het project. In dit verband heeft [c] aangegeven dat wanneer Thús Wonen het opdrachtgeverschap niet op zich zou nemen, dat een andere partij dat wel zou overnemen, wellicht de Gemeente. Blijkens de verslagen van 24 april 2008 en 21 augustus 2008 is [eiser] nadien aan de slag gegaan door de wensen/eisen van de projectgroep te inventariseren en schetsen te maken. In het verslag van 21 augustus 2008 staat verder vermeld dat [c] heeft aangegeven behoefte te hebben aan een situering van het ontwerp van [eiser] in de omgeving en dat [c] op heel korte termijn wil gaan rekenen om te kijken of het plan haalbaar is. In dat verband heeft [eiser] toegezegd om tegelijk met het schetsvoorstel een globale begroting op te stellen. Dit punt zou blijkens voornoemd verslag op de volgende vergadering worden geagendeerd. Uit de door partijen betrokken stellingen kan niet precies worden afgeleid wanneer de eerstvolgende vergadering is geweest, maar wel dat er in ieder geval op 17 september 2008 een vergadering heeft plaatsgevonden. Van de betreffende vergadering is geen verslag overgelegd, maar vast staat [eiser] zijn begroting via de opgestelde offerte van 6 september 2008 bij de Gemeente heeft ingediend. Verder kan uit de stellingen van partijen worden afgeleid dat Efficio dan wel Thús Wonen in de periode na 17 september 2008 niet meer ter vergadering is verschenen en zich heeft teruggetrokken uit het project, in ieder geval op 15 december 2008.
5.8.
In het licht van de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden valt naar het oordeel van de rechtbank niet in te zien dat [eiser] er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat er een overeenkomst van opdracht tussen haar en Thús Wonen tot stand was gekomen. Nog daargelaten dat [eiser] het verweer van Thús Wonen dat zijzelf nimmer aan de projectgroep heeft deelgenomen niet heeft weersproken, kunnen de hiervoor geschetste verklaringen en gedragingen van Efficio dan wel Thús Wonen niet tot het oordeel leiden dat [eiser] er redelijkerwijs vanuit heeft mogen gaan dat de wil van Efficio dan wel Thús Wonen erop gericht was om aan [eiser] een (definitieve) opdracht te verstrekken. Na de architectenselectie die weliswaar op initiatief van Efficio heeft plaatsgevonden, heeft Efficio dan wel Thús Wonen telkens een slag om de arm gehouden voor wat betreft de daadwerkelijke opdrachtverlening aan [eiser] vanwege de binnen Efficio dan wel Thús Wonen bestaande onduidelijkheid over de haalbaarheid van het plan en haar eigen positie binnen het project. Uit de verslagen van de vergaderingen van de projectgroep kan worden afgeleid dat het voorgaande ook is besproken in aanwezigheid van [eiser]. De uitnodiging aan [eiser] om desondanks alvast deel te nemen aan het project was ook niet van Thús Wonen afkomstig. Hoewel Thús Wonen niet tegen voornoemde deelname van [eiser] aan het project en het maken van schetsontwerpen heeft geprotesteerd en ook een niet-handelen van Thús Wonen onder bepaalde omstandigheden als een verklaring kan worden beschouwd die inhoud dat zij het aanbod van [eiser] aanvaardt, had het op de weg van [eiser] gelegen feiten of omstandigheden te stellen waaruit blijkt dat zij er ondanks het door Thús Wonen gemaakte voorbehoud ter zake de daadwerkelijke opdrachtverlening, er toch op mocht vertrouwen dat het niet-protesteren van Thús Wonen een aanvaarding van een door [eiser] gedaan aanbod met zich bracht. Door dat niet te doen heeft [eiser] niet aan haar stelplicht voldaan. Uit de omstandigheid dat [eiser] haar kosten in de eerste plaats alleen aan de Gemeente heeft gefactureerd (en pas naar aanleiding van de reactie van de Gemeente aan Thús Wonen), kan naar het oordeel van de rechtbank voorts worden afgeleid dat [eiser] Thús Wonen zelf ook niet als haar opdrachtgeefster zag. De door [eiser] tegen Thús Wonen ingestelde vordering acht de rechtbank daarom niet toewijsbaar en aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
5.9.
Ten aanzien van de vraag of [eiser] er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat er een overeenkomst tussen haar en de Gemeente tot stand was gekomen, overweegt de rechtbank als volgt. Onweersproken is door [eiser] gesteld dat [c] door de Gemeente was aangesteld om de projectgroep te leiden. Ook heeft de Gemeente de stelling van [eiser] dat de Gemeente bij monde van de heer [c] steeds verderstrekkende werkzaamheden aan [eiser] heeft opgedragen niet, althans onvoldoende weersproken. Dat er steeds verderstrekkende werkzaamheden aan [eiser] zijn opgedragen kan uit de hiervoor in rechtsoverwegingen 3.9. tot en met 3.11. geschetste feiten en omstandigheden worden afgeleid. [eiser] is - na het winnen van de architectenselectie - verzocht deel te nemen aan het project (onder meer) door het maken van schetsen. [eiser] heeft de wensen en eisen van de projectgroep vervolgens geïnventariseerd en heeft zijn schetsen gepresenteerd. Ook is [eiser] verzocht om een begroting op te stellen. Verder heeft [eiser] ter zitting onweersproken gesteld dat de Gemeente - nadat Efficio dan wel Thús Wonen zich had teruggetrokken uit het project - [eiser] op 2 januari 2009 heeft verzocht om het ontwerpplan te toetsen aan het bestemmingsplan en de resultaten voor 4 februari 2009 aan de Gemeente kenbaar te maken. Ook is onweersproken door [eiser] gesteld dat hij deze werkzaamheden heeft uitgevoerd en dat hij uiteindelijk een compleet ontwerp inclusief de bijbehorende rechten van intellectuele eigendom bij de Gemeente heeft ingeleverd.
5.10.
Op grond van voornoemde verklaringen en gedragingen van de Gemeente - onder meer bij monde van [c] - heeft [eiser] er naar het oordeel van de rechtbank gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat de Gemeente aan haar een opdracht verstrekte ten aanzien van voornoemde (voorbereidende) werkzaamheden, zodat er naar het oordeel van de rechtbank tussen [eiser] en de Gemeente een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen. Het verweer van de Gemeente dat uit het niet reageren op de door [eiser] ingediende begroting geen aanvaarding van een door [eiser] gedaan aanbod kan worden afgeleid kan gelet op de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden niet slagen. [eiser] heeft immers op uitnodiging van de door [c] aangestuurde projectgroep werkzaamheden verricht en heeft eveneens naar aanleiding van het verzoek van [c] een begroting ingediend, zodat [c] de haalbaarheid van het plan kon doorrekenen. Na indiening van die begroting heeft de Gemeente opnieuw werkzaamheden opgedragen aan [eiser] en de Gemeente heeft geen feiten of omstandigheden ten verwere aangevoerd waaruit blijkt dat zij op de vergadering waar de begroting was geagendeerd uitdrukkelijk bezwaar heeft gemaakt tegen het door [eiser] gedane aanbod in de vorm van de offerte van 6 september 2008. Door vervolgens opnieuw werkzaamheden aan [eiser] op te dragen, heeft de Gemeente een gedraging verricht waaruit [eiser] heeft mogen afleiden dat er een overeenkomst van opdracht tussen partijen tot stand was gekomen. In dit verband overweegt de rechtbank voorts dat een overeenkomst van opdracht vormvrij is, zodat de hierna nog te bespreken betwisting van de Gemeente van (overeenstemming over) de hoogte van het door [eiser] begrote bedrag niet aan de totstandkoming van een overeenkomst in de weg staat. Ook brengt de aard van de door [eiser] verrichte werkzaamheden, te weten een compleet ontwerp met bijbehorende rechten van intellectuele eigendom waarmee de Gemeente direct aan de slag kon, naar het oordeel van de rechtbank met zich dat [eiser] er gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat de Gemeente de door [eiser] gemaakte kosten zou vergoeden.
5.11.
Vervolgens staat te beoordelen of de overeenkomst tussen [eiser] en de Gemeente tot stand is gekomen op basis van "no cure, no pay". Uit het verslag van de vergadering van de projectgroep van 29 november 2007 kan worden afgeleid dat [eiser] zou hebben aangegeven op basis van "no cure, no pay" te willen werken. [eiser] heeft gemotiveerd betwist dat zij dit heeft aangegeven en heeft afgesproken. [eiser] was niet aanwezig bij de vergadering van 29 november 2007 en ontkent op basis van "no cure, no pay" te hebben gewerkt. De stelling van de Gemeente dat [eiser] de werkzaamheden zou verrichten op basis van "no cure, no pay" dient te worden gekwalificeerd als een bevrijdend verweer. Dit betekent dat de bewijslast van die stelling op de Gemeente rust. De Gemeente heeft bewijs aangeboden van haar stelling ter zake, zodat de rechtbank de Gemeente in de gelegenheid zal stellen dit bewijs te leveren.
5.12.
Indien de Gemeente niet in de bewijsopdracht zal slagen, overweegt de rechtbank ten aanzien van het door partijen gevoerde debat over de hoogte van de door [eiser] ingestelde vordering en het in dat verband door de Gemeente gedane beroep op verjaring van de vordering reeds als volgt.
5.13.
[eiser] stelt zich, kort gezegd, op het standpunt dat zij uit de steeds verderstrekkende opdrachten die aan haar werden verleend heeft mogen afleiden dat de offerte met het daarin begrote bedrag ad € 27.500,- akkoord was bevonden. In dit verband heeft [eiser] ter zitting gesteld dat de kosten voor het schetsontwerp en het voorontwerp ook € 27.500,- bedragen. Dit is volgens [eiser] berekend volgens de standaard voorwaarden 1997 rechtsverhouding opdrachtgever architect (SR 1997). [eiser] stelt verder dat zij haar vordering grondt op artikel 7:411 BW en dat in die situatie verjaring van de vordering niet aan de orde kan zijn.
5.14.
De Gemeente betwist een bedrag van € 27.500,- aan [eiser] verschuldigd te zijn en voert daartoe aan, samengevat, dat zij dit bedrag niet met [eiser] is overeengekomen. In dit verband voert de Gemeente verder aan dat de offerte van 6 september 2008 niet alleen betrekking heeft op het maken van een schetsontwerp en een voorontwerp, maar ook op (onder meer) het maken van een maquette en een 3D impressie. Laatstgenoemde werkzaamheden zijn volgens de Gemeente niet door [eiser] uitgevoerd. Ook voert de Gemeente aan dat de door [eiser] voor het project gemaakte kosten blijkens de bij de factuur van 31 december 2012 verzonden brief van [eiser] neerkomen op een bedrag van
€ 9.045,80, zodat het meerdere reeds om die reden niet kan worden toegewezen. Voor zover het gevorderde bedrag van € 27.500,- al toewijsbaar is, is deze vordering verjaard aldus de Gemeente. Voor de factuur van 31 december 2012 ad € 9.045,80 geldt dit niet.
5.15.
De rechtbank overweegt als volgt. Hoewel [eiser] er, gelet op hetgeen de rechtbank in rechtsoverwegingen 5.9. en 5.10. heeft overwogen, gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat er een overeenkomst van opdracht tussen haar en de Gemeente tot stand was gekomen, geldt dit niet zonder meer voor het door [eiser] begrote bedrag ad € 27.500,-. De Gemeente heeft immers niet ingestemd met de begroting en niet is komen vast te staan dat partijen de hoogte van het loon voor de door [eiser] te verrichten werkzaamheden op andere wijze hebben bepaald. Op grond van de wet heeft [eiser] daarom recht op het op de gebruikelijke wijze berekende loon of, bij gebreke daarvan, een redelijk loon (artikel 7:405 lid 2 BW). Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de door [eiser] zelf op 31 december 2012 aan de Gemeente gefactureerde kosten in combinatie met het begeleidend schrijven worden afgeleid dat de door [eiser] gemaakte kosten voor het project € 9.045,80 bedragen.
Dit ligt ook in de rede gelet op de omstandigheid dat uit de offerte van 6 september 2008
niet kan worden afgeleid dat deze slechts betrekking heeft op een deel van de door [eiser] uit te voeren werkzaamheden, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat de offerte betrekking heeft op de door [eiser] begrote kosten voor het gehele project. Zoals hiervoor al overwogen in rechtsoverweging 5.6. is de definitieve opdracht voor het gehele project niet aan [eiser] gegund en heeft [eiser] na maart 2009 geen werkzaamheden meer verricht voor de Gemeente, zodat niet is komen vast te staan dat de door [eiser] gemaakte kosten meer dan € 9.045,80 bedragen. De ter zitting door [eiser] ingenomen stelling dat de kosten voor het schetsontwerp en voorontwerp in totaal reeds € 27.500,- bedragen is strijdig met eerdergenoemde factuur en met de inhoud van de door [eiser] opgestelde offerte van 6 september 2008, zodat de rechtbank deze stelling als onvoldoende adequaat onderbouwd zal passeren.
5.16.
Het voorgaande brengt met zich dat de rechtbank een bedrag van € 9.045,80 toewijsbaar acht indien de Gemeente niet in haar bewijsopdracht zal slagen. Het beroep op verjaring behoeft gelet op het vorenstaande geen bespreking meer. Indien de Gemeente in haar bewijsopdracht zal slagen acht de rechtbank de vordering van [eiser] niet toewijsbaar.
5.17.
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor in rechtsoverweging 5.8 heeft overwogen met betrekking tot het door [eiser] gestelde opdrachtgeverschap van Thús Wonen, overweegt de rechtbank ten aanzien van de daarmee samenhangende stellingen van de Gemeente in de vrijwaringsprocedure jegens Thús Wonen reeds als volgt, ongeacht de uitkomst van de aan de Gemeente in de hoofdzaak gegeven bewijsopdracht.
5.18.
De Gemeente stelt zich - kort gezegd - op het standpunt dat, indien komt vast te staan dat de Gemeente de vordering van [eiser] dient te voldoen, die kosten in de onderlinge relatie tussen de Gemeente en Thús Wonen, voor rekening van Thús Wonen dienen te komen. Daartoe stelt de Gemeente - samengevat - dat Efficio weliswaar op papier betrokken was bij het project, maar dat alle werkzaamheden feitelijk door Thús Wonen werden uitgevoerd en dat Thús Wonen de verplichtingen van Efficio op een gegeven moment ook heeft overgenomen. In dit verband stelt de Gemeente primair dat tussen haar en Thús Wonen steeds klip en klaar was dat Thús Wonen de aanstelling van [eiser] zou verzorgen en dat het voor alle betrokkenen volkomen helder was dat de kosten van het inschakelen van [eiser] (in het voorstadium) door Thús Wonen zouden worden gedragen. Subsidiair stelt de Gemeente dat Thús Wonen heeft gefaald bij het maken van de door Thús Wonen aan de Gemeente voorgespiegelde "no cure, no pay"-afspraak met [eiser]. Indien en voor zover de aan Thús Wonen opgedragen taak om een architect in te schakelen kan worden aangemerkt als een overeenkomst van lastgeving, heeft Thús Wonen wanprestatie gepleegd en dient zij de daardoor door de Gemeente geleden schade te vergoeden. Indien de opdracht aan Thús Wonen niet als een overeenkomst kan worden gekwalificeerd, heeft Thús Wonen onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig gehandeld en is zij uit dien hoofde verplicht de schade van de Gemeente te vergoeden. Meer subsidiar beroept de Gemeente zich op artikel 6:6 lid 1 BW op grond waarvan de Gemeente in haar onderlinge relatie met Thús Wonen slechts gehouden is de helft van het in totaal aan [eiser] toegewezen bedrag voor haar rekening te nemen, aldus de Gemeente.
5.19.
Thús Wonen betwist dat zij contractspartij is geweest of is geworden en concludeert tot afwijzing van de vorderingen in vrijwaring. Daartoe voert Thús Wonen aan
- samengevat - dat de Gemeente het selecteren van een architect verwart met het verlenen van een opdracht aan de architect. Van dit laatste is gelet op de feitelijke gang van zaken na de architectenselectie geen sprake geweest, zodat de stelling van de Gemeente dat Thús Wonen in haar onderlinge relatie met de Gemeente voor de kosten van het inschakelen van [eiser] dient op te draaien, geen doel treft. Thús Wonen betwist verder dat zij enige overeenkomst (tot lastgeving) met de Gemeente heeft gesloten, zodat van een tekortkoming in de nakoming van die overeenkomst evenmin sprake is. Ook betwist Thús Wonen dat zij onzorgvuldig dan wel onrechtmatig jegens de Gemeente heeft gehandeld bij het contracteren van [eiser], gelet op de omstandigheid dat Thús Wonen niet met [eiser] heeft gecontracteerd. Voorts kan het niet zo zijn dat Thús Wonen voor 50% aansprakelijk is voor een opdracht die kennelijk door de Gemeente is verstrekt, zodat van een veroordeling van Thús Wonen op grond van artikel 6:6 lid 1 BW evenmin sprake kan zijn volgens Thús Wonen.
5.20.
De rechtbank overweegt als volgt. Daargelaten de vraag of [a] Thús Wonen in de projectgroep vertegenwoordigde, heeft de Gemeente aan haar vorderingen in de vrijwaringsprocedure geen feiten of omstandigheden ten grondslag gelegd waaruit kan worden afgeleid dat Thús Wonen op grond van tussen de Gemeente en Thús Wonen bestaande (mondelinge) afspraken of een overeenkomst, gehouden zou zijn om de kosten van [eiser] te voldoen. Zoals hiervoor overwogen in rechtsoverweging 5.8. is niet komen vast te staan dat Thús Wonen een opdracht aan [eiser] heeft verstrekt, althans dat [eiser] daar gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen. De Gemeente heeft ook onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat zij er in haar onderlinge verhouding met Thús Wonen niettemin gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat Thús Wonen opdrachtgever was of de kosten van [eiser] zou dragen. Dat het voor alle betrokkenen volkomen helder was dat het honorarium van [eiser] (in het voorstadium) voor rekening van Thús Wonen zou komen kan niet uit de eerder geschetste feiten, zoals weergegeven in rechtsoverwegingen 5.7. en 5.8., worden afgeleid. Thús Wonen zou aanvankelijk weliswaar opdrachtgever zijn, maar zij heeft na de architectenselectie telkens een slag om de arm gehouden voor wat betreft de daadwerkelijke opdrachtverlening aan [eiser]. De uitnodiging aan [eiser] om desondanks alvast deel te nemen aan het project was niet van Thús Wonen afkomstig en vanaf dat moment is Thús Wonen nauwelijks nog ter vergadering verschenen, zodat niet valt in te zien op grond van welke verklaringen of gedragingen van Thús Wonen de Gemeente erop mocht vertrouwen dat Thús Wonen opdrachtgever was of op enige andere grond de kosten van [eiser] zou dragen.
5.21.
Dat Thús Wonen de "no cure, no pay"-afpraak met [eiser] diende vast te leggen is gelet op het voorgaande evenmin komen vast te staan. Thús Wonen heeft weliswaar erkend dat zij aan de projectgroep heeft meegedeeld dat [eiser] tijdens de architectenselectie heeft aangegeven op basis van "no cure, no pay" te willen werken, maar dit betekent niet dat Thús Wonen een en ander diende vast te leggen op basis van haar onderlinge relatie met de Gemeente of dat de Gemeente er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat Thús Wonen tot een dergelijke vastlegging zou overgaan. Van tussen de Gemeente en Thús Wonen gemaakte afspraken, een door de Gemeente aan Thús Wonen verstrekte opdracht of enige andere overeenkomst op grond waarvan een dergelijke verplichting op Thús Wonen ruste, is de rechtbank ook overigens niet gebleken.
5.22.
Een en ander brengt met zich dat de Gemeente voor wat betreft de primaire en subsidiaire grondslag van haar vordering in vrijwaring niet aan haar stelplicht heeft voldaan, zodat om die reden niet aan bewijslevering wordt toegekomen. De meest subsidiaire grondslag, te weten artikel 6:6 lid 1 BW, kan de Gemeente gelet op het voorgaande evenmin baten. Dat Thús Wonen een prestatie aan [eiser] of de Gemeente is verschuldigd is immers niet komen vast te staan, zodat van verbondenheid voor gelijke delen of hoofdelijke verbondenheid geen sprake kan zijn.
5.23.
Al het vorenstaande leidt tot de volgende slotsom. De rechtbank zal in de hoofdzaak de door [eiser] tegen Thús Wonen ingestelde vorderingen afwijzen en zal ten aanzien van de door [eiser] tegen de Gemeente ingestelde vorderingen iedere verdere beslissing aanhouden, in afwachting van het al dan niet slagen van de Gemeente in haar bewijsopdracht. In de vrijwaringszaak zal de rechtbank de vorderingen van de Gemeente afwijzen.
5.24.
[eiser] zal, als de in de hoofdzaak tegen Thús Wonen in het ongelijk te stellen partij, in de proceskosten van Thús Wonen worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Thús Wonen worden begroot op:
- griffierecht € 1.892,00
- salaris advocaat 1.158,00 (2 punten × tarief € 579,00)
Totaal € 3.050,00
De gevorderde nakosten en wettelijke rente over de proceskosten zullen worden toegewezen op de wijze als in het dictum bepaald.
5.25.
De Gemeente zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten van de vrijwaringszaak worden veroordeeld, inclusief de door Thús Wonen gemaakte kosten in het vrijwaringsincident. De kosten aan de zijde van Thús Wonen worden begroot op:
- griffierecht € 1.892,00
- salaris advocaat 1.737,00 (3 punten × tarief € 579,00)
Totaal € 3.629,00
De gevorderde nakosten en wettelijke rente over de proceskosten zullen worden toegewezen op de wijze als in het dictum bepaald.

6.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak tegen de Gemeente
6.1.
draagt de Gemeente op feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit blijkt dat
[eiser] haar werkzaamheden voor het project zou verrichten op basis van "no cure, no pay",
6.2.
bepaalt dat, indien de Gemeente het bewijs door middel van getuigen wil leveren, het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. S.B. van Baalen in het gerechtsgebouw te Leeuwarden aan het Zaailand 102 op een nader te bepalen datum en tijdstip,
6.3.
bepaalt dat de Gemeente vóór
8 juli 2015opgave zal doen van de door haar voor te brengen getuigen, alsmede de verhinderdata
van alle betrokken partijenen van de getuigen (
over augustus, september en oktober 2015), waarna een datum voor het getuigenverhoor zal worden vastgesteld,
6.4.
bepaalt dat de Gemeente, indien zij het bewijs
nietdoor getuigen wil leveren maar door overlegging van bewijsstukken en/of door een ander bewijsmiddel, de Gemeente dit
binnen twee wekenna de datum van deze uitspraak schriftelijk aan de rechtbank - ter attentie van de roladministratie, afdeling privaatrecht, team handel - en aan de wederpartij moet opgeven,
6.5.
bepaalt dat partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
6.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
in de hoofdzaak tegen Thús Wonen
6.7.
wijst de vorderingen af,
6.8.
veroordeelt [eiser] in de kosten, aan de zijde van Thús Wonen tot op heden begroot op € 3.050,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.9.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis is voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
6.10.
verklaart dit vonnis in deze zaak wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de vrijwaringszaak
6.11.
wijst de vorderingen af,
6.12.
veroordeelt de Gemeente in de kosten, aan de zijde van Thús Wonen tot op heden begroot op € 3.629,00 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.13.
veroordeelt de Gemeente in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis is voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
6.14.
verklaart dit vonnis in deze zaak wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.B. van Baalen en in tegenwoordigheid van de griffier,
mr. A. Hut, in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2015. [1]

Voetnoten

1.type: 698/ah