ECLI:NL:RBNNE:2015:3366

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 juli 2015
Publicatiedatum
9 juli 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 3262
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging aanslag leges omgevingsvergunning wegens niet tijdige actualisering bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 14 juli 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Dantumadiel over een aanslag leges omgevingsvergunning. Eiser had op 2 juli 2013 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor de uitbreiding van zijn woning. De gemeente Dantumadiel had op 28 maart 2014 een aanslag leges opgelegd van € 2.352,25, welke door eiser werd betwist. Eiser stelde dat de aanslag niet mocht worden geheven omdat het bestemmingsplan "Bûtengebiet" pas op 3 juli 2013 was vastgesteld, terwijl de gemeente meende dat de vaststelling op 2 juli 2013 had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat de gemeente niet tijdig had voldaan aan de actualiseringsverplichting van de Wet ruimtelijke ordening, waardoor de aanslag leges ten onrechte was opgelegd. De rechtbank vernietigde de uitspraak op bezwaar en verklaarde het beroep van eiser gegrond. Tevens werd de gemeente veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Leeuwarden
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 14/3262

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 14 juli 2015 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Dantumadiel,

in de persoon van [naam] , verweerder.

Procesverloop

Bij nota van 28 maart 2014 heeft verweerder aan eiser een aanslag leges omgevingsvergunning opgelegd ten bedrage van € 2.352,25.
Eiser heeft hiertegen een bezwaarschrift ingediend.
Bij uitspraak op bezwaar van 17 juni 2014 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 april 2015. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder is verschenen, bijgestaan door
[naam] .

Overwegingen

Feiten
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
1.1
Eiser heeft op 2 juli 2013 een aanvraag omgevingsvergunning ingediend in verband met uitbreiding van zijn woning aan de [straat #] te [plaats] . De omgevingsvergunning is op 11 maart 2014 aan eiser verleend.
1.2
In een raadsvergadering van de gemeente Dantumadiel is door de raad het bestemmingsplan "Bûtengebiet" (gewijzigd) vastgesteld. De hier bedoelde raadsvergadering is uitgeschreven voor 2 juli 2013 en op die dag aangevangen om 19.30 uur. Het onderhavige raadsbesluit is genomen in de vroege uren van 3 juli 2013.
Geschil en beoordeling
2. Partijen zijn verdeeld over de vraag of het bovengenoemde bestemmingsplan “Bûtengebiet” juridisch gezien is vastgesteld op 2 juli 2013 of op 3 juli 2013. Verweerder is van mening dat 2 juli 2013 heeft te gelden, terwijl eiser stelt dat het 3 juli 2013 moet zijn. De hoogte van de legesaanslag in niet in geschil.
3. De rechtbank overweegt als volgt. Sinds de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijk ordening (hierna: Wro) op 1 juli 2008 geldt op grond van artikel 3.1 een planplicht (lid 1) en een zogenoemde tienjaarlijkse actualiseringsverplichting (lid 2). Wordt niet binnen tien jaar voldaan aan de actualiseringsverplichting dan vervalt ingevolge artikel 3.1, lid 4, Wro de bevoegdheid tot het invorderen van rechten terzake van na dat tijdstip door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten die verband houden met het bestemmingsplan (de “legessanctie”). De rechtskracht van het bestemmingsplan vervalt niet. Voor de op 1 januari 2008 bestaande bestemmingsplannen is in overgangsrecht voorzien. Voor de bestemmingsplannen die voor 1 juli 2003 onherroepelijk zijn geworden dient per 1 juli 2013 een nieuw bestemmingsplan te zijn vastgesteld. Heeft die vaststelling niet voor 1 juli 2013 plaatsgevonden dan treedt de “legessanctie” in werking.
4. De rechtbank stelt vast dat de gemeente Dantumadiel het “Bestemmingsplan Buitengebied 1998” voor 1 juli 2013 had moeten actualiseren. Tevens staat vast dat zolang het nieuwe bestemmingsplan niet was vastgesteld, verweerder vanaf 1 juli 2013 geen leges mocht heffen vanwege verstrekte diensten die verband hielden met het bestemmingsplan.
5. Eiser voert aan dat verweerder de onderhavige leges niet mocht heffen, omdat eerst in de vroege ochtend van 3 juli 2013 het desbetreffende bestemmingsplan is vastgesteld. Hij wijst er daarbij op dat de gemeente Dantumadiel al sinds 1 juli 2008 wist of had kunnen weten dat op basis van de Wro bestemmingsplannen per 1 juli 2013 niet ouder dan tien jaar mochten zijn. Verweerder is van mening dat nu de gemeente tijdens haar raadsvergadering van 2 juli 2013 het bestemmingsplan “Bûtengebiet Dantumadiel” heeft vastgesteld waardoor deze datum heeft te gelden. Dat het feitelijke besluit iets na middernacht op 3 juli 2013 is gevallen, is naar de mening van verweerder niet relevant. Verweerder baseert zijn standpunt op de redactie van de artikelen 17 en 19 van de Gemeentewet, de logica en op de algemene praktijk.
6. De rechtbank overweegt als volgt. De door verweerder aangehaalde artikelen 17 en 19 van de Gemeentewet acht de rechtbank niet, althans minder, bruikbaar in deze. Artikel 17 gaat (kort gezegd) over de vergaderfrequentie en artikel 19 gaat over de oproep voor de vergadering, hetgeen onvoldoende zegt over de datum die heeft te gelden in de onderhavige kwestie. Verweerder heeft met de enkele verwijzing naar de (niet onderbouwde) redactie van de artikelen 17 en 19 van de Gemeentewet, de logica en de algemene praktijk, zijn standpunt dat uitgegaan moet worden van 2 juli 2013, onvoldoende onderbouwd. De rechtbank baseert haar oordeel op het volgende.
7. De gemeente Dantumadiel heeft voor 2013 conform artikel 16 van de Gemeentewet een reglement van orde vastgesteld voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden. Hierin is in artikel 12 het volgende vermeld.

“ Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden

van de gemeenteraad 2013

Artikel 12 Vergaderingen van de raad

Paragraaf 1 Vorm en tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

1. De vergadering kan bestaan uit een opiniërend en een besluitvormend deel.

2. De opiniërende vergaderingen van de raad vinden in de regel één keer per 2 maanden plaats, en verder zoveel als het raadspresidium nodig acht. De vergaderingen vinden in de regel plaats op dinsdag, vangen aan om 19.30 uur en worden gehouden in het gemeentehuis.

3. Een opiniërende vergadering heeft tot doel het voeren van debat, het peilen van meningen ter voorbereiding van de besluitvorming, het innemen van politieke en/of bestuurlijke hoofdkeuzes c.q. richtinggevende uitspraken te doen ten behoeve van de portefeuillehouder en/of het college. De vergadering wordt uiterlijk om 23.00 uur beëindigd.

4. Beraadslaging opiniërende vergadering:

a. De beraadslaging vindt plaats in twee termijnen tenzij de voorzitter anders beslist.
b. Eerste termijn: De voorzitter stelt de woordvoerder van elke fractie in de gelegenheid zijn/haar standpunt nader toe te lichten.
c. Tweede termijn: De woordvoerders kunnen met elkaar en met het college in debat gaan. Gedurende het debat mogen sprekers elkaar interrumperen, tenzij dit tot verstoring van de orde leidt;
d. Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.
e. Per onderwerp of voorstel is er één woordvoerder per fractie tenzij de voorzitter anders beslist.
f. Aan het eind van het opiniërend deel vat de voorzitter de opinies samen en stelt vast of het besprokene als agendapunt voor een besluitvormend deel aan de orde dient te komen.

5. De besluitvormende vergaderingen van de raad vinden in de regel één keer per maand plaats, en verder zoveel als het raadspresidium dit nodig acht. De vergaderingen vinden in de regel plaats op dinsdag, vangen aan om 21.45 uur of na afloop van de opiniërende raad en worden gehouden in het gemeentehuis.

6. In het besluitvormende deel neemt de raad besluiten. De raadsleden worden hierbij in de gelegenheid gesteld een stemverklaring af te leggen. De vergadering wordt uiterlijk om 23.00 uur beëindigd.

7. Indien sprake is van de situatie zoals bedoeld in lid 6 en er is sprake van niet behandelde agendapunten, wordt de vergadering een week later, in de regel op dinsdag, voortgezet. Deze vergadering vangt aan om 19.30 uur.

8. De voorzitter kan in bijzondere gevallen:

  • een andere dag;
  • een ander aanvangsuur;
  • een ander sluitingsuur;
  • een andere vergaderplaats;

bepalen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg met het raadspresidium.”

8. Gelet op de bovenstaande tekst onder 6. waarin staat dat het besluitvormende deel in de vergadering uiterlijk om 23.00 uur wordt beëindigd en dat blijkens 7. en 8. van dat reglement de voorzitter in bijzondere gevallen (onder meer) een ander sluitingsuur of een andere dag kan bepalen, leidt de rechtbank hieruit af dat in dit geval de vergadering is voortgezet op 3 juli 2013. Dit blijkt ook uit de koptekst van het raadsbesluit (Onderwerp: Besluitvorming over het bestemmingsplan Bûtengebiet, Agendanummer 7/3) dat verweerder als gedingstuk heeft bijgevoegd, waarin staat vermeld dat vergaderingen hebben plaatsgevonden op 25 juni, 2 en 3 juli. Nu tussen partijen vast staat dat het onderhavige raadsbesluit is genomen na middernacht, komt de rechtbank tot de slotsom dat het bestemmingsplan is vastgesteld in de vergadering van 3 juli 2013. Hieraan doet niet af dat onder het raadsbesluit als datum van ondertekening 2 juli 2013 staat vermeld, nu gelet op het voorgaande deze datum niet juist kan zijn. Eisers grief slaagt.
9. De aanslag leges omgevingsvergunning is derhalve ten onrechte opgelegd. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door het betaalde griffierecht dient te vergoeden.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 987,60 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 490 en een wegingsfactor 1, alsmede reiskosten van € 7,60)

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de aanslag leges.
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 987,60.
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45 aan eiser te vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Keuning, rechter, in aanwezigheid van R.H. Wolfslag, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2015.
w.g. griffier
w.g. rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
fn 22