Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 8 juli 2015 een aanvullend vonnis gewezen in een onteigeningsprocedure met betrekking tot de Rijksweg N31. De eiser, de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Rijkswaterstaat, had eerder een vonnis aangevraagd dat op 24 juni 2015 was gewezen. In dat vonnis was verzuimd om te beslissen over de bij het vonnis te voegen kaartweergaven die als productie 1 aan de dagvaarding waren gehecht. De rechtbank heeft de gedaagden, die in deze procedure zijn aangeduid als [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], in de gelegenheid gesteld om hun standpunt over dit verzoek kenbaar te maken. De advocaat van de gedaagden, mr. A.H. van der Wal, heeft op 30 juni 2015 aan de rechtbank laten weten geen bezwaar te hebben tegen de inwilliging van het verzoek van de Staat.
De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat het verzoek tot aanvulling terecht was en heeft besloten dat de kaartweergaven, zoals aangehecht aan de dagvaarding, aan het eerdere vonnis van 24 juni 2015 moeten worden toegevoegd. Dit houdt in dat de rechtbank de aanvulling heeft goedgekeurd en dat deze zal worden vermeld op de minuut van het vonnis van 24 juni 2015. De rechtbank heeft ook gelast dat partijen, voor zover zij dit nog niet hebben gedaan, de ontvangen grosse of afschrift van het vonnis van 24 juni 2015 aan de griffie van de rechtbank moeten retourneren. Het vonnis is uitgesproken door mr. T.K. Hoogslag in het openbaar, in aanwezigheid van de griffier.