In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 19 juni 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De verdachte had op 10 januari 2015 in Groningen met een mes in de buik van het slachtoffer gestoken, wat leidde tot een steekwond ter hoogte van de milt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met opzet handelde, maar niet met de intentie om de dood van het slachtoffer te veroorzaken. De verdediging voerde aan dat de verdachte zich in een noodsituatie bevond en dat er sprake was van noodweer, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een onmiddellijke dreiging die een noodweeractie rechtvaardigde. De verdachte werd bijgestaan door haar advocaat, mr. M.R.P. Ossentjuk, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. R.J. Wildeman. De rechtbank achtte de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen, maar concludeerde dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was vanwege een borderline persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en stelde bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer, die zich als benadeelde partij had gevoegd in het proces.