In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 19 juni 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, die op het moment van de feiten nog geen zestien jaar oud was. De tenlastelegging omvatte verschillende ontuchtige handelingen, waaronder zoenen, aanraken van de borsten en vagina, en het tonen van de penis aan het slachtoffer. De feiten zouden zich hebben afgespeeld tussen 1 mei 2013 en 29 augustus 2013 in Nederland.
De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. M.C. van Linde, verscheen op de terechtzitting, waar ook de officier van justitie mr. R.J. Wildeman aanwezig was. De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte en een proces-verbaal van aangifte als bewijsmiddelen gebruikt. De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kon worden, en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten.
De rechtbank heeft de verdachte strafbaar verklaard en een taakstraf van 100 uren opgelegd, waarvan 50 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank besloot geen bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat de verdachte inmiddels inzicht had gekregen in de ernst van zijn handelen en al begeleid werd door een instelling. De uitspraak benadrukt de ernst van ontuchtige handelingen met minderjarigen en de verantwoordelijkheid van volwassenen in dergelijke situaties.