ECLI:NL:RBNNE:2015:3082

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 juni 2015
Publicatiedatum
30 juni 2015
Zaaknummer
18.930285-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte veroordeeld voor opzetheling en poging tot afpersing met gestolen bankpassen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 26 juni 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 30 december 2014 in [pleegplaats] enkele bankpasjes met bijbehorende pincodes voorhanden had, terwijl hij wist dat deze gestolen waren. De verdachte had de pasjes verstopt in zijn onderbroek. Daarnaast heeft hij op 29 december 2014 samen met twee anderen geprobeerd [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van € 5.000,--, dat afkomstig was van misdrijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling en poging tot medeplegen van opzetheling, maar sprak hem vrij van de poging tot afpersing. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat de bankpasjes door misdrijf waren verkregen en dat hij samen met anderen heeft geprobeerd om een geldbedrag te verkrijgen door middel van bedreiging. De officier van justitie had een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijftien maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van zes maanden op, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij [Provincie] afgewezen en de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering. De rechtbank gelastte tevens de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van tien maanden.

Uitspraak

Rechtbank Noord-Nederland

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummers: 18/930285-14
24/002450-11 (vordering na voorwaardelijke veroordeling)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 juni 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [woonadres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 12 juni 2015.
Verdachte/veroordeelde is verschenen en werd bijgestaan door mr. G.W. van der Zee, advocaat te Groningen.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat hij
1.
hij op of omstreeks 30 december 2014 te [pleegplaats 1], althans in Nederland, een of meer bankpasjes heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat/die bankpasje(s) wist, althans redelijerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
hij op of omstreeks 16 december 2014 te [pleegplaats 2] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag (van eur 250,--), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
3.
hij in of omstreeks de periode van 26 december 2014 tot en met 30 december 2014 te [pleegplaats 3] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag (van eur 5.000,--), geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] of aan een derde, terwijl die [slachtoffer 2] bij gelegenheid van een eerdere overdracht van geld te horen had gekregen dat hem een kogel door het hoofd geschoten zou worden als die eerdere overdracht van dat geld niet zou plaatsvinden,
- samen met een of meer anderen naar de woning van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] is gegaan, waardoor die [slachtoffer 2] zich geïntimideerd en/of onveilig voelde en/of
- via de telefoon bij die [slachtoffer 2] de indruk hebben/heeft doen ontstaan dat zijn dochter [slachtoffer 3] door verdachte en/of zijn mededader(s) was ontvoerd/gegijzeld en/of
- telefonisch dreigend tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd: "Ik wil je dochter niets aandoen en wil geen problemen met jouw familie, ik wil het geld, hoe gaan we dit regelen?", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- via WhatsApp dreigend aan die [slachtoffer 3] laten weten dat er mensen met vuurwapens bij haar huis zouden staan als verdachte en/of zijn mededader(s) vandaag het geld niet zou(den), krijgen, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, van welke dreigende woorden die [slachtoffer 2] kennis had genomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 26 december 2014 tot en met 30 december 2014 te [pleegplaats 3] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een geldbedrag (van eur 5.000,--) te verwerven en/of voorhanden te hebben, bezig is geweest [slachtoffer 2] te bewegen dat geldbedrag aan hem en/of zijn
mededader(s) te geven (o.a. door die [slachtoffer 3] telefonisch te benaderen met het verzoek dat geldbedrag (in een geparkeerd staande auto) nabij het [winkelcentrum] te [pleegplaats 3] neer te leggen), terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van die poging tot dat verwerven
en/of voorhanden krijgen van dat geldbedrag wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen geldbedrag betrof, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten en vergissingen in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank zal, waar in de tenlastelegging staat “verdachte en/of zijn mededader(s)” lezen alsof daar staat “verdachte en/of zijn medeverdachte(n)”. De term mededader namelijk impliceert dat verdachte ook als dader moet worden aangemerkt, hetgeen in strijd is met de presumptie van onschuld: een verdachte dient tot aan het moment van onherroepelijke bewezenverklaring van het hem tenlastegelegde voor onschuldig te worden gehouden.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie, mr. C.C. Westerling-Diderich, acht hetgeen aan verdachte onder 1. en 3. primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijftien maanden onder aftrek van voorarrest, gevangenneming van verdachte, afwijzing van de civiele vordering van de [Provincie], gedeeltelijke toewijzing van de civiele vordering van [slachtoffer 2], tevens in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel, en toewijzing van de gevorderde tenuitvoerlegging van tien maanden gevangenisstraf, voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof te Leeuwarden van 10 mei 2012.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak

De verdachte dient van het onder 2. tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit, evenals de officier van justitie en de raadsvrouw van verdachte, niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De verdachte dient voorts van het onder 3. primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken omdat de rechtbank dit eveneens niet wettig en overtuigend bewezen acht.

Bewijsmiddelen

Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsmiddelen.

Bijzondere bewijsoverweging met betrekking tot het eerste feit

Verdachte werd op 30 december 2014 aangehouden met vier bankpassen, die niet op zijn naam stonden, en met de bijbehorende pincodes. De goederen werden aangetroffen in zijn onderbroek. Op grond daarvan acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wist dat die bankpasjes door misdrijf waren verkregen.

Hetgeen de rechtbank bewezen acht

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1. en 3. subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 30 december 2014 te [pleegplaats 1] bankpasjes voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die bankpasjes wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
3.
hij in de periode van 26 december 2014 tot en met 30 december 2014 te [pleegplaats 3] tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen een geldbedrag van eur 5.000,-- te verwerven, bezig is geweest [slachtoffer 2] te bewegen dat geldbedrag aan hem en/of zijn medeverdachten te geven (o.a. door die [slachtoffer 3] telefonisch te benaderen met het verzoek dat geldbedrag in een geparkeerd staande auto nabij het [winkelcentrum] te [pleegplaats 3] neer te leggen), terwijl hij en zijn medeverdachten ten tijde van die poging tot dat verwerven van dat geldbedrag wisten, dat het een door misdrijf verkregen geldbedrag betrof, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1. en 3. subsidiair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificaties

Het onder 1. en 3. subsidiair bewezen geachte levert op:
opzetheling,
strafbaar gesteld bij artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht;
en
poging tot medeplegen van opzetheling,
strafbaar gesteld bij artikel 416 in verbinding met de artikelen 45 en 47 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de feiten en de verdachte strafbaar, omdat geen straf- en/of schuld-uitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsvrouw van de verdachte, alsmede de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 18 mei 2015, waaruit blijkt dat de verdachte eerder terzake van misdrijf is veroordeeld.
Verdachte heeft op 30 december 2014 te [pleegplaats 1] enkele bankpasjes met bijbehorende pincodes die niet van hem waren, voorhanden gehad. Hij had ze verstopt in zijn onderbroek. De pasjes waren gestolen en verdachte heeft die pasjes voorhanden gekregen terwijl hij wist dat ze gestolen waren. Voorts heeft verdachte op 29 december 2014 te [pleegplaats 3] samen met twee anderen geprobeerd [slachtoffer 2] te bewegen tot de afgifte van een geldbedrag van € 5.000,--. Dit geld moest in een nabij het [winkelcentrum] geparkeerd staande auto worden gedeponeerd waarna het geld zou worden opgehaald. Zover is het niet gekomen omdat degene die het geld zou ophalen, door de politie werd aangehouden. Die € 5.000,-- was afkomstig van misdrijf. Het was een gedeelte van een door de [Provincie] gestort geldbedrag van in totaal € 15.930,86 op de rekening van [slachtoffer 3]. Blijkens de aangifte namens [Provincie] had een bedrijf werkzaamheden voor de provincie verricht. De factuur van dit bedrijf was echter vervalst. Het rekeningnummer was aangepast. Verdachte wist dat die € 5.000,-- afkomstig was van misdrijf. Niettemin heeft hij getracht dit geld samen met zijn medeverdachten in bezit te krijgen. De rechtbank rekent de verdachte beide feiten zwaar aan.
De officier van justitie acht naast het onder 1. tenlastegelegde feit onder 3. primair ook bewezen dat verdachte en zijn medeverdachten [slachtoffer 2] hebben willen afpersen. Zij heeft haar eis daarop afgestemd: vijftien maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf met aftrek van voorarrest. De rechtbank acht deze tenlastegelegde poging tot afpersing niet bewezen. Zij acht medeplegen van poging tot opzetheling bewezen. Daarom zal de rechtbank in aanzienlijke mate afwijken van de eis van de officier van justitie. Blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie is verdachte eerder terzake van misdrijf veroordeeld. Hij heeft ter terechtzitting geen opening van zaken willen geven. De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden.

De gevorderde gevangenneming van verdachte

De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank bij de uitspraak van het in deze zaak te wijzen vonnis de gevangenneming van de verdachte zal bevelen.
De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende. Verdachte is op 30 december 2014 aangehouden en in verzekering gesteld en aansluitend voorlopig gehecht. Het gerechtshof te Leeuwarden heeft het bevel tot voorlopige hechtenis op 16 februari 2015 met onmiddellijke ingang opgeheven. De rechtbank heeft thans onvoldoende aanleiding om verdachte opnieuw in voorlopige hechtenis te nemen. Zij zal de vordering tot gevangenneming dan ook afwijzen.

Benadeelde partij [Provincie]

De rechtbank acht het causaal verband tussen het onder 3. subsidiair bewezen geachte feit en de door de benadeelde partij geleden schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade niet bewezen. De civiele vordering zal daarom worden afgewezen.

Benadeelde partij [slachtoffer 2]

De rechtbank is van oordeel dat zij over onvoldoende informatie beschikt om de hoogte van de geleden schade te kunnen beoordelen. De rechtbank zal echter niet overgaan tot schorsing van het onderzoek om de hoogte van die schade alsnog te doen aantonen. Dit zal namelijk leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 24/002450-11
De rechtbank acht de vordering toewijsbaar nu de verdachte, eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf bij arrest van het gerechtshof Leeuwarden van 10 mei 2012, zich tijdens de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten.
De rechtbank zal daarom gelasten dat de niet tenuitvoergelegde straf alsnog zal worden tenuitvoergelegd.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14g, 14h, 14i, 14j, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 2. en 3. primair is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1. en 3. subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan en stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1. en 3. subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
gevangenisstrafvoor de duur van
zes maanden.
De rechtbank beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank wijst de gevorderde gevangenneming van de verdachte af.
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij [Provincie] af.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet ontvankelijk is in de vordering en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 24/002450-11
De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Leeuwarden van 10 mei 2012 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van tien maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, en mr. H. de Wit en mr. M. van der Veen, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 26 juni 2015.
Mr. Van der Veen is buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.