In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 26 juni 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 29 december 2014 samen met twee anderen heeft geprobeerd [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van € 5.000,--. Dit bedrag moest in een auto nabij het [winkelcentrum] worden gedeponeerd. De verdachte was zich ervan bewust dat het geld afkomstig was van misdrijf, maar heeft desondanks geprobeerd het in bezit te krijgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten [slachtoffer 1] hebben geïntimideerd en dreigende boodschappen hebben gestuurd, maar heeft de poging tot afpersing niet bewezen geacht. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de meeste tenlastegelegde feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan poging tot medeplegen van opzetheling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn afgewezen, omdat het causaal verband en de aansprakelijkheid niet bewezen zijn.