ECLI:NL:RBNNE:2015:3036

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 juni 2015
Publicatiedatum
25 juni 2015
Zaaknummer
18.820142-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor winkeldiefstal en tenuitvoerlegging van eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 1 juni 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van winkeldiefstal. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. V.P.K. van Rosmalen, verscheen op de zitting van 18 mei 2015. Het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. T. Akkerman. De tenlastelegging betrof het wegnemen van repen chocolade uit de winkelvoorraad van een bedrijf op 14 april 2015. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en een proces-verbaal van aangifte van de politie.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en heeft de vordering van de officier van justitie om een gevangenisstraf van zes weken op te leggen, afgewezen. In plaats daarvan is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten.

Daarnaast heeft de rechtbank ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder voorwaardelijk opgelegde straffen beoordeeld. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf van 3 februari 2014 afgewezen, omdat de verdachte zich aan de bijzondere voorwaarden had gehouden. Echter, de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf van 9 maart 2015 is toegewezen, omdat de verdachte de voorwaarden niet had nageleefd. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging gelast van de gevangenisstraf van vier weken die eerder voorwaardelijk was opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummers: 18/820142-15 + 18/820235-14 (vordering tenuitvoerlegging) en
18/830596-13 (vordering tenuitvoerlegging)
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 juni 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [woonadres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
18 mei 2015.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. V.P.K. van Rosmalen, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Akkerman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 april 2015 te [pleegplaats] met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening uit de winkelvoorraad van na te noemen
rechthebbende(n) heeft weggenomen een of meer repen chocolade, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijfsnaam], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat het ten laste gelegde kan worden bewezen.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering.
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 14 april 2015, opgenomen op p. 14 e.v. van dossier nummer PL0100-2015105540 d.d. 14 april 2015, van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [naam] namens [bedrijfsnaam].
Bewezenverklaring
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 14 april 2015 te [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de winkelvoorraad van na te noemen rechthebbende heeft weggenomen repen chocolade, toebehorende aan [bedrijfsnaam].
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een lagere straf, nu zes weken voor een enkele winkeldiefstal erg veel is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte reclasseringsrapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Winkeldiefstallen veroorzaken veel overlast en ergernis bij winkeliers, die bovendien kosten moeten maken ter beveiliging van hun zaak om dit soort feiten te voorkomen. Verdachte heeft met zijn handelen geen respect getoond voor andermans eigendommen.
In aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, al vaker onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten, acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te noemen duur passend. Daarbij heeft de rechtbank ook gekeken naar de oriëntatiepunten die rechtbanken en gerechtshoven hanteren voor dergelijke feiten.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling (18/830596-13)

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 3 februari 2014, gewezen door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 391 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De proeftijd is ingegaan op 18 februari 2014 en is met één jaar verlengd bij vonnis van de politierechter van 9 maart 2015.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 8 april 2015 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf wegens overtreding van de bij dit vonnis bepaalde bijzondere voorwaarde. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd de bijzondere voorwaarden opgelegd bij dit vonnis te wijzigen.
Door de raadsvrouw is betoogd dat de vordering moet worden afgewezen.
De rechtbank overweegt dat uit het rapport van Verslavingszorg Noord-Nederland (VNN) d.d. 18 maart 2015 niet blijkt dat verdachte zich niet heeft gehouden aan de bij het vonnis opgelegde bijzondere voorwaarde, welke voorwaarde inhield klinische opname in [instelling 1] te [plaats]. In tegendeel, uit het rapport blijkt dat verdachte deze opname naar tevredenheid van de kliniek heeft afgerond. Van overtreding van de bijzondere voorwaarde is dan ook geen sprake. De officier van justitie heeft geen vordering ingediend die ziet op overtreding van de algemene voorwaarde. De rechtbank zal de vordering daarom afwijzen. Gelet op het feit dat verdachte de voorwaarde vervuld heeft en daarmee het door de rechtbank op dat moment voorziene traject heeft doorlopen, acht de rechtbank het niet opportuun de destijds door de rechtbank opgelegde bijzondere voorwaarden te wijzigen zoals voorgesteld door de officier van justitie. De rechtbank zal ook die vordering afwijzen.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling (18/820235-14)

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 9 maart 2015, gewezen door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Assen, is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 24 maart 2015.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 8 april 2015 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
Nu de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd - veroordeelde is blijkens het rapport van VNN d.d. 18 maart 2015 vertrokken uit de [instelling 2] waar veroordeelde ter overbrugging tot zijn opname in [instelling 3] was opgenomen - zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de hem bij voornoemd vonnis van 9 maart 2015 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14g en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van vier weken.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, alsmede de vordering tot wijziging van de bijzondere voorwaarde behorende bij deze straf, opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer te Groningen d.d. 3 februari 2014.
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Assen d.d. 9 maart 2015, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van vier weken.
Dit vonnis is gewezen door H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter,
mr. L.H.A.M. Voncken en mr. H.R. Bracht, rechters, bijgestaan door mr. A.J. van Baren, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 juni 2015.