ECLI:NL:RBNNE:2015:3017

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 juni 2015
Publicatiedatum
25 juni 2015
Zaaknummer
C-17-141523 - HA ZA 15-120
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake vervroegde onteigening van perceelsgedeelte voor de verdubbeling van Rijksweg N31

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 24 juni 2015 uitspraak gedaan in een onteigeningsprocedure waarbij de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, de onteigening van een perceelsgedeelte in de gemeente Harlingen heeft gevorderd. Dit perceelsgedeelte is noodzakelijk voor de aanleg van de verdubbeling van de Rijksweg N31, Traverse Harlingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staat niet in staat is geweest om het perceelsgedeelte in der minne te verkrijgen, ondanks voldoende pogingen. De Staat heeft een bedrag van € 51.000,00 aangeboden als schadeloosstelling aan de gedaagden, die zich verzetten tegen de vervroegde onteigening en de hoogte van het aangeboden bedrag betwistten.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de in de Onteigeningswet voorgeschreven formaliteiten en termijnen zijn nageleefd en dat er geen verweer is gevoerd tegen de vordering tot vervroegde onteigening. De rechtbank heeft de onteigening toegewezen en het voorschot op de schadeloosstelling vastgesteld op het aangeboden bedrag van € 51.000,00. Tevens is de rechtbank van mening dat de gevolgen van de vervroegde onteigening voor het bedrijf van de gedaagden enkel in de schadeloosstelling kunnen worden betrokken. De deskundigen zijn opgedragen om de schadeloosstelling te begroten en hun rapport uiterlijk op 19 januari 2016 aan partijen toe te zenden.

De rechtbank heeft verder bepaald dat de Leeuwarder Courant als het nieuwsblad zal dienen waarin een uittreksel van het vonnis gepubliceerd dient te worden. De verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/141523 / HA ZA 15-120
Vonnis van 24 juni 2015
in de zaak van
de rechtspersoon naar publiekrecht
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
MINISTERIE VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU,
RIJKSWATERSTAAT,
zetelende te 's-Gravenhage,
eiseres,
advocaten mrs. B.S. ten Kate en R.C.K. van Andel te Arnhem,
tegen

1.[gedaagde sub 1],

wonende te [woonplaats],
en

2.[gedaagde sub 2],

wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. A.H. van der Wal te Leeuwarden.
Eiseres zal hierna de staat worden genoemd. Gedaagden zullen hierna afzonderlijk
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] en gezamenlijk [gedaagden] genoemd worden.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de antwoordakte.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vaststaande feiten

2.1.
De staat is belast met de aanleg van de verdubbeling van Rijksweg N31, Traverse Harlingen, het gedeelte vanaf 192 meter na de Harlingervaart (kilometer 13.797) tot aan de kruising met het Van Harinxmakanaal (kilometer 16.211), met bijkomende werken in de gemeente Harlingen.
2.2.
Bij koninklijk besluit van 29 januari 2015, nr. 2015000162, gepubliceerd in Staatscourant van 13 maart 2015, nr. 3995, is besloten voor de verdubbeling van Rijksweg N31, Traverse Harlingen, het gedeelte vanaf 192 meter na de Harlingervaart (kilometer 13.797) tot aan de kruising met het Van Harinxmakanaal (kilometer 16.211), met bijkomende werken in de gemeente Harlingen, ten name van de staat ter onteigening aan te wijzen de onroerende zaken in de gemeente Harlingen, zoals op de grondtekeningen die ingevolge artikel 63 van de Onteigeningswet (Ow) in de periode van 24 juli 2014 tot en met 3 september 2014 ter inzage hebben gelegen in de gemeente Harlingen en bij de Corporate Dienst van Rijkswaterstaat te Utrecht, en die zijn vermeld op de bij het besluit behorende lijst.
2.3.
Ten behoeve van de onderhavige werkzaamheden dient de staat te beschikken over het navolgende perceelsgedeelte, eigendom van [gedaagden] (ieder voor de helft):
- kadastraal bekend gemeente Harlingen:
Oppervlakte (ha)
Grondplan nr. Sectie Nr. en omschrijving te onteigenen
[...]
2.4.
Het te onteigenen perceelsgedeelte betreft een strook bedrijventerrein dat in gebruik is bij een [bedrijf].
2.5.
De grond is niet belast met inschrijvingen inzake hypotheken of beslagen.
2.6.
De staat heeft op 16 maart 2015 op de voet van artikel 54a en volgende Ow ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift ingediend, strekkende tot opneming van de ligging en de gesteldheid van het te onteigenen perceelsgedeelte voor de aanvang van het geding.
2.7.
Bij beschikking van 1 mei 2015 heeft de rechtbank drie deskundigen en een rechter-commissaris benoemd en een plaats voor de plaatsopneming bepaald. Een datum voor de plaatsopneming is bij beschikking van 24 juni 2015 bepaald op 22 september 2015.
2.8.
De bescheiden als bedoeld in artikel 54h juncto artikel 23 Ow zijn tijdig ter griffie van deze rechtbank gedeponeerd.

3.De vordering

3.1.
De staat heeft gevorderd dat de rechtbank bij vonnis:
1. bij vervroeging de onteigening uitspreekt ten name van de Staat en ten algemene nutte van het perceelsgedeelte zoals hiervoor sub 2 genoemd en aangeduid op de als productie 1 aan de dagvaarding gehechte en bij het vonnis te voegen kaartweergaven;
2. het bedrag van (het voorschot op) de schadeloosstelling bepaalt;
3. indien het aanbod niet wordt aanvaard, de bij beschikking (geregistreerd onder zaak-/rekestnummer: C/17/140583 HA RK 15/45) benoemde deskundigen opdraagt de schadeloosstelling te begroten.
3.2.
De staat heeft aangevoerd dat zij er ondanks genoegzame pogingen niet in is geslaagd om de ter onteigening aangewezen onroerende zaak in der minne te verkrijgen en dat zij ter schadeloosstelling aan [gedaagden] een bedrag heeft aangeboden van € 51.000,00.
3.3.
[gedaagden] heeft verweer gevoerd.
3.4.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna - voor zover van belang - nader ingegaan.

4.De standpunten van partijen en de beoordeling daarvan

4.1.
Het perceelsgedeelte waarvan onteigening wordt gevorderd, behoort tot de in het Koninklijk Besluit van 29 januari 2015 aangewezen percelen.
4.2.
[gedaagden] verzet zich niet tegen de vervroegde onteigening, maar heeft de rechtbank verzocht te bepalen dat de onteigening niet eerder plaatsvindt dan na 31 december 2015 vanwege de - als alles normaal verloopt - levering van het door de gemeente Harlingen aan te kopen perceel tegen omstreeks het einde van het jaar 2015 en de impact die de tijdelijke verplaatsing van een belangrijk onderdeel van het bedrijf van [gedaagden] met zich mee zou brengen. [gedaagden] heeft voorts aangegeven dat hij zich niet kan vinden in het ten titel van schadeloosstelling aangeboden bedrag.
4.3.
De staat heeft aangevoerd dat zij op de kortst mogelijke termijn over het onderhavige perceelsgedeelte wenst te beschikken. Voorts heeft zij aangevoerd dat de planning in de uitvoering van het werk waarvoor onteigend wordt een voortgezet gebruik niet toestaat, zodat zij het voortgezet gebruik daarvan ook niet heeft aangeboden.
4.4.
Omdat de in de Ow voorgeschreven formaliteiten en termijnen zijn nageleefd en er, anders dan het moment waartegen de onteigening volgens [gedaagden] vervroegd zou moeten worden uitgesproken, voor het overige geen verweer is gevoerd tegen de vordering tot vervroegde onteigening, zal deze worden toegewezen. Dat de onteigening als gevolg hiervan op een eerder moment zal plaatsvinden dan [gedaagden] voor ogen staat en dat dit gevolgen heeft voor het bedrijf van [gedaagden] vormt voor de rechtbank geen aanleiding om de onteigening eerst per 31 december 2015 uit te spreken. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de gevolgen van de vervroegde onteigening voor het bedrijf van [gedaagden] enkel worden betrokken in de bepaling van de schadeloosstelling.
4.5.
Nu [gedaagden] het aanbod niet heeft aanvaard, zal de rechtbank overeenkomstig het bepaalde in artikel 54j jo. artikel 27 Ow aan de reeds benoemde deskundigen opdracht geven tot begroting van de schadeloosstelling.
4.6.
De rechtbank stelt vast dat het in de dagvaarding aangeduide, ter onteigening aangewezen perceelsgedeelte dezelfde is als de onroerende zaak waarop de onder de feiten vermelde opneming betrekking zal hebben. Een nieuwe datum voor de opneming zal daarom niet worden bevolen.
4.7.
De rechtbank zal de deskundigen opdracht geven hun concept-rapport aan partijen toe te zenden op uiterlijk 19 januari 2016, zijnde vier maanden gerekend vanaf de datum van de opneming.
4.8.
De rechtbank zal het voorschot op de schadeloosstelling conform het aanbod van de staat vaststellen op 100% van de bij dagvaarding aan [gedaagden] aangeboden schadeloosstelling van € 51.000,00. Nu [gedaagden] het volle bedrag van de aangeboden schadeloosstelling krijgt uitgekeerd, is er geen reden daarnaast een som als zekerheid vast te stellen.
4.9.
De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden.

5.Beslissing

De rechtbank
5.1.
spreekt uit de vervroegde onteigening ten name van de staat, vrij van alle bestaande lasten en rechten van het volgende perceelsgedeelte, eigendom van [gedaagden]:
- kadastraal bekend gemeente Harlingen:
Oppervlakte (ha)
Grondplan nr. Sectie Nr. en omschrijving te onteigenen
[...]
5.2.
bepaalt het door de staat aan [gedaagden] te betalen voorschot op een bedrag van
€ 51.000,00;
5.3.
draagt de reeds benoemde deskundigen op de schadeloosstelling te begroten;
5.4.
draagt de deskundigen op uiterlijk 19 januari 2016 hun concept-rapport aan partijen toe te zenden;
5.5.
bepaalt dat, als partijen op het concept-rapport willen reageren, die reactie uiterlijk 23 februari 2016 door de deskundigen moet zijn ontvangen;
5.6.
draagt de deskundigen op uiterlijk 22 maart 2016 een ondertekend deskundigenrapport ter griffie van de rechtbank in te leveren;
5.7.
wijst de Leeuwarder Courant aan als het nieuwsblad waarin overeenkomstig artikel 54 Ow een uittreksel van dit vonnis geplaatst dient te worden;
5.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.K. Hoogslag en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2015 in tegenwoordigheid van de griffier. [1]

Voetnoten

1.type: