ECLI:NL:RBNNE:2015:2985

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 juni 2015
Publicatiedatum
23 juni 2015
Zaaknummer
18.930016-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en opzetheling door meerdere personen met ernstige gevolgen voor slachtoffers

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 23 juni 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal en opzetheling. De verdachte heeft in de nacht van 20 op 21 januari 2015 in Súdwest-Fryslân, samen met medeverdachten, professionele gereedschappen weggenomen uit meerdere bestelwagens. Deze diefstal ging gepaard met schade aan de voertuigen van de slachtoffers, wat hen ernstig heeft getroffen in hun beroepsmatige werkzaamheden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder veroordeeld was voor vergelijkbare vermogensdelicten, wat heeft bijgedragen aan de ernst van de zaak. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op van negen maanden, zonder de mogelijkheid van voorwaardelijke straf, omdat er geen aanleiding was om dit te overwegen. De rechtbank benadrukte dat de heler een gelijksoortig verwijt treft als de dief, omdat heling de diefstal lonend maakt. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld, maar deze werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade niet bewezen kon worden. De rechtbank heeft de inbeslaggenomen goederen beoordeeld en bepaald dat de Mercedes van de verdachte verbeurd verklaard wordt, terwijl de houtblokken teruggegeven moeten worden aan het slachtoffer. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

[.] Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18.930016-15
vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 23 juni 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 3 april 2015 (pro forma) en 9 juni 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. N.F.M. van Osta, advocaat te
s’-Gravenhage.

De tenlastelegging

De verdachte is bij gewijzigde dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij in of omstreeks de nacht van 22 op 23 januari 2015, te [pleegplaats 1], gemeente Coevorden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aantal blokken hout, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 22 tot en met 23 januari 2015, te [pleegplaats 1], gemeente Coevorden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een aantal blokken hout heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die blokken hout wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
hij in of omstreeks de nacht van 22 op 23 januari 2015, te [pleegplaats 2], gemeente Steenwijkerland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfsbus (met [kenteken]) heeft weggenomen boormachines, een schroefmachine, een boorhamer, een koffer, een zaklantaarn, een acculader, en/of accu's, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 22 tot en met 23 januari 2015, te [pleegplaats 2], gemeente Steenwijkerland en/of te [pleegplaats 1], gemeente Coevorden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, boormachines, een schroefmachine, een boorhamer, een koffer, een zaklantaarn, een acculader, en/of accu's heeft verworven,
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat/die goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3.
hij in of omstreeks de nacht van 20 op 21 januari, te [pleegplaats 3], gemeente Súdwest-Fryslân, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit meerdere bestelwagens heeft weggenomen bladblazers, een kettingzaag, bosmaaiers, twee kettingzaagbladbeschermers en/of twee heggescharen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het [bedrijf 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij
verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 20 januari 2015 tot en met 23 januari 2015, te [pleegplaats 3], gemeente Súdwest-Fryslân en/of te [pleegplaats 1], gemeente Coevorden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, bladblazers, een kettingzaag, bosmaaiers, twee kettingzaagbladbeschermers en/of twee heggescharen, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het
verwerven of het voorhanden krijgen van dat/die goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
4.
hij in of omstreeks de nacht van 19 op 20 januari 2015, te [pleegplaats 4], gemeente Coevorden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een generator, een tas, een klopboormachine, een heteluchtpistool, een compressor, een koffer aircotechniek, een drukmeter, een batterijmeter, een elektrische schroevendraaier, een aktentas, een accuboormachine, een acculader, een spanningzoeker, een ratelsleutel, een slijpmachine, een computer (notebook), een computer Apple mini, een diagnosemeter, een borenslijpmachine, een hydraulische pers, stekkergereedschap, een manometerset, een meetslangset, een tappen set, een halogeen detector en/of een luchfrees, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 19 tot en met 23 januari 2015, te [pleegplaats 4], gemeente Coevorden en/of te [pleegplaats 1], gemeente Coevorden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een generator, een tas, een klopboormachine, een heteluchtpistool, een compressor, een koffer aircotechniek, een drukmeter, een batterijmeter, een elektrische schroevendraaier, een aktentas, een
accuboormachine, een acculader, een spanningzoeker, een ratelsleutel, een slijpmachine, een computer (notebook), een computer Apple mini, een diagnosemeter, een borenslijpmachine, een hydraulische pers, stekkergereedschap, een manometerset, een meetslangset, een tappen set, een halogeen detector en/of een luchfrees, heeft verworven, voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat/die goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
5.
hij in of omstreeks de periode van 05 januari 2015 tot en met 23 januari 2015, te [pleegplaats 1], gemeente Coevorden en/of te [pleegplaats 5], gemeente Delft, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een cirkelzaag (Husqvarna), een trilplaat (Wacker Neuson), een slijpmachine (Hilti), een acculader (Hilti) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat/die goederen wist(en), althans redelijkerwijs hadden moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren)
betrof.
Mededeling ad informandum gevoegde strafbare feiten met parketnummer 18.930016-15
23 januari 2015; [pleegplaats 1]; Voorhanden hebben van een op een wapen gelijkend voorwerp.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank zal, waar in de tenlastelegging staat “verdachte en/of zijn mededader(s)” lezen alsof daar staat “verdachte en/of zijn medeverdachte(n)”. De term mededader namelijk impliceert dat verdachte ook als dader moet worden aangemerkt, hetgeen in strijd is met de presumptie van onschuld: een verdachte dient tot aan het moment van onherroepelijke bewezenverklaring van het hem tenlastegelegde voor onschuldig te worden gehouden.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. A. van den Oever acht hetgeen onder 1 primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen. Datzelfde geldt voor hetgeen onder 2 subsidiair, onder 3 subsidiair en onder 4 subsidiair is ten laste gelegd, met dien verstande dat de officier van justitie de opzetvariant bewezen acht. Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde heeft de officier van justitie gesteld dat dit feit wettig en overtuigend kan worden bewezen, met uitzondering van de heling van de goederen van [slachtoffer 3].
De officier van justitie vordert dat de rechtbank verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen waarvan 89 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren onder aftrek van voorarrest.
De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 3], [bedrijf 1] en [bedrijf 2] dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard. De officier van justitie verzoekt de rechtbank ten aanzien van de benadeelde partijen [bedrijf 1] en [bedrijf 2] wel een schadevergoedingsmaatregel op te leggen, te weten ten bedrage van 595,40 euro voor [bedrijf 1] en tot 1625,- euro voor [bedrijf 2].
Ten aanzien van het beslag verzoekt de officier van justitie de rechtbank te handelen conform de door haar ter zitting overgelegde beslaglijst. In aanvulling op die lijst heeft de officier van justitie ter zitting aangegeven, dat de houtblokken kunnen worden teruggegeven aan [slachtoffer 1].

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak

De verdachte dient van het onder 2 primair, 3 primair en 4 primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank zulks, net als de officier van justitie en de raadsvrouw, niet wettig en overtuigend bewezen acht.

Bewijsmotivering

Ten aanzien van Feit 1:
De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit onder 1 primair de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Proces-verbaal aangifte d.d. 23 januari 2015, opgenomen op p. 295 e.v. van dossier nummer PL0100-2015060656 d.d. 2 maart 2015 van Politie Eenheid Noord-Nederland.
Ten aanzien van Feit 2 subsidiair:
De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit onder 2 subsidiair de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Proces-verbaal aangifte d.d. 24 januari 2015, met bijlagen, opgenomen op p. 311 e.v. van dossier nummer PL0100-2015060656 d.d. 2 maart 2015 van Politie Eenheid Noord-Nederland;
Bewijs van ontvangst d.d. 27 januari 2015, opgenomen op p. 80 e.v. van voornoemd dossier.
Ten aanzien van Feit 3 subsidiair:
De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit onder 3 subsidiair de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Proces-verbaal aangifte d.d. 24 januari 2015, met bijlagen, opgenomen op p. 291 e.v. van dossier nummer PL0100-2015060656 d.d. 2 maart 2015 van Politie Eenheid Noord-Nederland;
Bewijs van ontvangst d.d. 26 januari 2015, opgenomen op p. 78 e.v. van voornoemd dossier.
Ten aanzien van Feit 4 subsidiair:
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Proces-verbaal aangifte d.d. 25 januari 2015, met bijlagen, opgenomen op p. 283 e.v. van dossier nummer PL0100-2015060656 d.d. 2 maart 2015 van Politie Eenheid Noord-Nederland;
Proces-verbaal bevindingen d.d. 25 januari 2015, opgenomen op p. 21 van voornoemd dossier;
Bewijs van ontvangst d.d. 25 januari 2015, opgenomen op p. 72 e.v. van voornoemd dossier.
Ten aanzien van Feit 5:
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Proces-verbaal bevindingen d.d. 30 januari 2015, opgenomen op p. 171 e.v. van dossier nummer PL0100-2015060656 d.d. 2 maart 2015 van Politie Eenheid Noord-Nederland;
Bescheinigung über die Erstattung einer Anzeige, opgenomen op p. 303 e.v. van voornoemd dossier.

Bewijsoverwegingen

Feit 1:
Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af. In de nacht van 23 januari 2015 heeft verdachte samen met een tweetal medeverdachten enkele houtblokken van [slachtoffer 1] weggenomen bij haar woning aan de [pleegplaats 1]. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de gezamenlijke uitvoering van de diefstal in voldoende mate dat er sprake is geweest van medeplegen. Aldus handelend heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het onder 1 primair ten laste gelegde feit.
Feit 2 tot en met 5:
Met betrekking tot de verschillende goederen die in [pleegplaats 1] werden aangetroffen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof. Hetzelfde geldt voor de in de tenlastelegging opgenomen goederen die volgens de aangiftes zijn gestolen, maar niet in het huisje zijn aangetroffen.
Volgens de verklaringen die verdachte ter zitting heeft afgelegd, heeft verdachte de goederen samen met anderen gekocht van een man die verdachte en zijn medeplegers via Marktplaats hadden gecontacteerd. Verdachte had vervolgens via een prepaid telefoon telefonisch contact met deze persoon, waarbij verdachte vroeg of zij bepaalde gereedschappen van hem konden kopen. De man antwoordde dat hij zou kijken of hij aan die spullen zou kunnen komen. Hij belde vervolgens terug, zei dat hij spullen voor hen had, vroeg of zij interesse hadden en bij een bevestigend antwoord gaf hij een adres door waar verdachte samen met zijn kompanen in zijn Mercedes naar toe reed. Dit alles speelde zich midden in de nacht af. In de onderhavige periode ging het in ieder geval om ontmoetingen in [pleegplaats 3], [pleegplaats 2] en [pleegplaats 4], plaatsen waar blijkens de aangiftes kort daarvoor gereedschappen uit bedrijfsauto's waren gestolen. Aangekomen op de afgesproken plek betaalden verdachte en zijn kompanen telkens € 400 voor een partij gereedschappen. Deze gang van zaken heeft zich in de ten laste gelegde periode enkele keren herhaald, aldus verdachte. De prepaid telefoon die werd gebruikt voor de communicatie met de verkoper, heeft verdachte vervolgens weggegooid.
Gelet op de feiten en omstandigheden waaronder deze transacties plaatsvonden, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn, dan dat verdachte en zijn kompanen op het moment van de aanschaf van de goederen wisten dat deze goederen uit misdrijf afkomstig waren. Voorts wijst de rechtbank erop, dat verdachte heeft aangegeven dat hij weliswaar het gevoel had dat het geen zuivere koffie was, maar dat hij toch met de man in zee is gegaan. Verdachtes verklaring ter zitting, inhoudende dat hij denkt dat de betreffende persoon de spullen stal en meteen aan hen verkocht, spreekt in dit verband boekdelen. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank gegeven dat verdachte ten minste voorwaardelijk opzet heeft gehad. Ook de verklaring dat het de bedoeling van verdachte en zijn kompanen was om de spullen via Marktplaats met winst door te verkopen, en het weggooien van de gebruikte prepaid telefoon geeft steun aan de wetenschap van verdachte omtrent de herkomst van de goederen.
Feit 5:
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er geen wettig en overtuigend is voor het voorhanden hebben van de goederen van aangever [slachtoffer 3]. De rechtbank zal verdachte om die reden in zoverre vrijspreken van het ten laste gelegde.

Hetgeen de rechtbank bewezen acht

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 primair, onder 2 subsidiair, onder 3 subsidiair, onder 4 subsidiair en onder 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de nacht van 22 op 23 januari 2015, te [pleegplaats 1], gemeente Coevorden, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aantal blokken hout, toebehorende aan [slachtoffer 1];
2.
subsidiair:
hij in de periode van 22 tot en met 23 januari 2015, in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, boormachines, een schroefmachine, een boorhamer, een koffer, een zaklantaarn, een acculader, en accu's heeft verworven, terwijl hij ten tijde van het verwerven van die goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
3.
subsidiair:
hij in de periode van 20 januari 2015 tot en met 23 januari 2015, in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, bladblazers, een kettingzaag, bosmaaiers, twee kettingzaagbladbeschermers en twee heggescharen heeft verworven, terwijl hij ten tijde van het verwerven van die goederen wist, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
4. subsidiair:
hij in de periode van 19 tot en met 23 januari 2015, in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, een generator, een tas, een klopboormachine, een heteluchtpistool, een compressor, een koffer aircotechniek, een drukmeter, een batterijmeter, een elektrische schroevendraaier, een aktentas, een accuboormachine, een acculader, een spanningzoeker, een ratelsleutel, een slijpmachine, een computer (notebook), een computer Apple mini, een diagnosemeter, een borenslijpmachine, een hydraulische pers, stekkergereedschap, een manometerset, een meetslangset, een tappen set, een halogeen detector en een luchtfrees heeft verworven, terwijl hij ten tijde van het verwerven van die goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
5.
hij in de periode van 16 januari 2015 tot en met 23 januari 2015, in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, een slijpmachine (Hilti) en een acculader (Hilti) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Kwalificaties

Het bewezen geachte levert respectievelijk op:
onder 1 primair: diefstal door twee of meerdere verenigde personen, strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2 subsidiair: medeplegen van opzetheling, strafbaar gesteld bij artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 3 subsidiair: medeplegen van opzetheling, strafbaar gesteld bij artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 4 subsidiair: medeplegen van opzetheling, strafbaar gesteld bij artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 5: opzetheling, strafbaar gesteld bij artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsvrouw van de verdachte, de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 13 mei 2015, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van misdrijven is veroordeeld, alsmede de over verdachte uitgebrachte reclasseringsrapportage d.d. 5 maart 2015 en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals ter terechtzitting door de raadsvrouw uiteengezet.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal en opzetheling, in vereniging gepleegd. Met betrekking tot de diefstal van de houtblokken overweegt de rechtbank dat verdachte zich ’s nachts met zijn medeplegers rondom de woning van [slachtoffer 1] heeft begeven. Het slachtoffer heeft het drietal vervolgens op haar bewakingscamera gadegeslagen, hetgeen haar hevige schrik heeft aangejaagd.
Ten aanzien van de bewezenverklaarde gevallen van opzetheling overweegt de rechtbank dat verdachte door zijn handelen heeft bijgedragen aan de instandhouding van vermogenscriminaliteit zoals het plegen van diefstallen met braak. Naar het oordeel van de rechtbank treft de heler een gelijksoortig verwijt als de dief, nu diefstal lonend wordt gemaakt door heling. De handelwijze die verdachte er met zijn kompanen op nahield, heeft er alle schijn van dat er in wezen sprake was van diefstal op bestelling. Het verwijt dat de rechtbank verdachte maakt, ligt daar dan ook dicht tegenaan.
In het onderhavige geval zijn de slachtoffers bovendien op bijzonder kwalijke wijze getroffen in de uitoefening van hun beroepsmatige werkzaamheden. De geheelde goederen betroffen immers professionele gereedschappen. Bovendien is bij de gepleegde diefstallen die aan de heling vooraf zijn gegaan, schade toegebracht aan bedrijfsauto’s. De rechtbank houdt verdachte medeverantwoordelijk voor de overlast die de slachtoffers daardoor en door het gemis van hun gereedschappen moeten hebben ervaren. Zij zijn ernstig belemmerd in de uitvoering van hun dagelijkse werkzaamheden. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat dit alles louter door hem is veroorzaakt omdat, aldus verdachte, een extra zakcentje altijd welkom was.
Als reactie op deze feiten is naar het oordeel van de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, eerder meerdere keren onherroepelijk is veroordeeld tot werkstraffen wegens soortgelijke feiten als de onderhavige, waarvan enkele in het recente verleden zijn gepleegd. Ook is verdachte eerder veroordeeld wegens het plegen van ernstige verkeersdelicten.
Voor enig vergelijk heeft de rechtbank de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS in aanmerking genomen. Als uitgangspunt voor een diefstal uit een bedrijfspand wordt daar (in geval van recidive) een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 weken gehanteerd. In het onderhavige geval is sprake geweest van een viertal gevallen van heling, waaraan een diefstal uit een of meer bedrijfsauto’s is voorafgegaan. Voor deze 4 bewezen verklaarde gevallen van heling zou derhalve in beginsel – zonder rekening te houden met de meerdaadse samenloop – een gevangenisstraf van 40 weken als ijkpunt kunnen dienen voor het afleiden van een passende straf. Daar komt dan nog de diefstal van de houtblokken bij.
Voorts houdt de rechtbank rekening met het reclasseringsadvies van 5 maart 2015. Hoewel de reclassering zich onthoudt van het geven van een concreet advies in deze zaak, wijst de reclassering erop dat verdachte in het verleden veel afspraken niet nakwam, waardoor zijn motivatie moeilijk is in te schatten. Verdachte is voorts zowel per telefoon als per post als per e-mail moeilijk bereikbaar gebleken voor de reclassering en heeft aangegeven daarin geen verandering te willen aanbrengen. Gelet op deze omstandigheden ziet de rechtbank, ondanks de door verdachte ter terechtzitting naar voren gebrachte persoonlijke belangen, geen vruchtbare mogelijkheden om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden passend en geboden is.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht de inbeslaggenomen Mercedes vatbaar voor verbeurdverklaring, nu de bewezenverklaarde feiten met dit voorwerp zijn begaan en deze toebehoort aan verdachte. Anders dan de verdediging weegt het strafvorderlijk belang bij verbeurdverklaring naar het oordeel van de rechtbank zwaarder dan het persoonlijke belang van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot de overige inbeslaggenomen voorwerpen - met uitzondering van de houtblokken - dient te worden gehandeld zoals door de officier van justitie is gevorderd conform de overgelegde beslaglijst, nu op dit punt door de verdediging geen verweer is gevoerd en de rechtbank ook overigens geen aanleiding ziet om daarvan af te wijken. De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen houtblokken moeten worden teruggegeven aan [slachtoffer 1], nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Benadeelde partij [bedrijf 1] (feit 2 subsidiair)

[bedrijf 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 primair ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 595,40 aan materiële schade.
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De vordering ziet immers op schade die verband houdt met het onder 2 primair ten laste gelegde, terwijl verdachte terzake zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voor de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel acht de rechtbank geen termen aanwezig.

Benadeelde partij [bedrijf 2] (feit 3 subsidiair)

[bedrijf 2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 3 primair ten laste gelegde feit respectievelijk het aan verdachte onder feit 3 subsidiair ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 4.864,- aan materiële schade.
Naar het oordeel van de rechtbank is omtrent de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de indiener van de vordering onvoldoende komen vast te staan. Er is geen machtiging overgelegd waaruit blijkt dat de indiener bevoegd was om namens de benadeelde partij een vordering in te dienen. Om die reden kan de rechtbank de vordering niet in behandeling nemen. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Ook de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel acht de rechtbank vanwege het ontbreken van een machtiging niet mogelijk.

Benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 5)

[slachtoffer 3] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 5 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 2.900,- aan materiële schade.
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De vordering ziet immers op schade die verband houdt met de heling van de in te tenlastelegging opgenomen goederen van [slachtoffer 3], terwijl verdachte terzake zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 47, 57, 310, 311, 416 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair, onder 3 primair en onder 4 primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 primair, onder 2 subsidiair, onder 3 subsidiair, onder 4 subsidiair en onder 5 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven zijn vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot:
- een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank verklaart verbeurd de in beslag genomen voorwerpen zoals vermeld bij de aan dit vonnis gehechte beslaglijst, met uitzondering van de houtblokken.
De rechtbank verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen voorwerpen zoals vermeld bij de aan dit vonnis gehechte beslaglijst.
De rechtbank gelast de teruggave aan de rechthebbenden en aan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zoals vermeld bij de aan dit vonnis gehechte beslaglijst. De rechtbank gelast de teruggave van de houtblokken aan [slachtoffer 1].
De rechtbank bepaalt dat de vordering van de benadeelde partijen [bedrijf 1], [bedrijf 2]en Van[slachtoffer 3]niet - ontvankelijk zijn en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. De rechtbank bepaalt voorts dat deze benadeelde partijen en veroordeelde hun eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter en mrs. E. Läkamp en A. Heidekamp, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 23 juni 2015.
Mr. Läkamp en mr. Vermeer zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.