Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
LONDON VERZEKERINGEN N.V.,
ALLIANZ BENELUX N.V.,
1.De procedure
- het verzoekschrift van 18 juli 2014 tot een beslissing in een deelgeschil ex artikel 1019w Rv met producties,
- het verweerschrift van 31 oktober 2014 ex artikel 1019w Rv,
- de bij brief van 6 november 2014 overgelegde producties van [A],
- het proces-verbaal van de op 14 november 2014 gehouden comparitie.
2.De feiten
Ik reed in een groep van ca. 12 motoren. Die op het weggetje langs het kanaal uit elkaar viel. Dit was dus een vrij lange streng aan motoren. Ik reed ongeveer 60 meter achter mijn voorganger. Achter mij reden nog ongeveer 3 motoren. Ik reed dus ongeveer aan het einde van de stoet. Ik kwam aanrijden bij een onoverzichtelijke bocht naar rechts. Deze bocht stuurde ik in. Halverwege zag ik een auto aan komen welke een fietser aan het inhalen was. Ik zag dat de weg zo smal was dat ik niet tegelijker tijd de auto kon passeren terwijl de auto de fietser voorbij ging. Ik remde af en nam het besluit dat ik de auto dan wel links ging proberen te passeren. Ik reed aan de linkerkant van de weg en was aan het remmen. U moet het zo zien dat, ik reed aan de rechterkant van de weg en stak schuin over naar links, al remmend/ slippend kwam ik op de linkerkant van de weg terecht. Voor mij zag ik dat de auto die de fietser wilde inhalen, afremde en weer achter de fietser ging rijden. Ik weet nog dat ik de fietser voorbij kwam. Vervolgens ben ik op de rechter voorkant van de auto aangereden. (…) Ik denk dat ik ongeveer 30 a 50 km per uur reed."
Op een gegeven moment zag ik een fietser voor mij. Ik remde af voor de fietser, dit was ook vlak bij een bocht waar ik geen overzicht had. Ik reed op dit moment 40 km per uur. Ik zag dat in tegengestelde richting een motor aan kwam met daarop een tweetal personen. Ik zag dat de bestuurder van deze motor schrok van de fietser een stuur beweging maakte. Doordat deze beweging zo abrupt was verloor de bestuurder zijn evenwicht en ging met de motor onderuit op het asfalt. Ten tijde van de val van de bestuurder heb ik mijn auto stil gezet. De motor viel op de grond en ook de bestuurder en zijn bijrijder gleden door, over het wegdek tegen mijn auto aan."
We reden voor mij aan de rechter kant van de weg. Ik denk dat we ongeveer 40 km per uur reden. Het zicht was die dag goed en had ook niet geregend. Voor ons reed een meisje op de fiets. Het meisje op de fiets, fietste ook aan de rechter kant van de weg. Ik zag dat er vanuit de tegen gestelde richting een motor aan kwam. Ik denk dat deze motor ongeveer 60 km per uur reed. Ik zag ook dat de bestuurder van de motor hoog uit de bocht kwam. volgens mij schrok hij van de fietser die voor hem in tegen gestelde richting aan kwam fietsen. Ik zag dat de bestuurder een stuur beweging maakte om de fietser te ontwijken. Doordat hij deze stuur beweging maakte raakte hij uit balans en kwam ten val. Terwijl hij viel kwam hij tegen de auto aan waar ik in zat. Op het moment dat de motor en de personen die er op zaten onze auto raakte, stond onze auto stil op de weg."
Ik fietste aan de rechterzijde komende vanuit Winsum. Ik zag dat er een motor uit tegengestelde richting, uit de bocht kwam. Ik zag dat motor heen en weer begon te slingeren. Op dat moment fietste ik voor een personenauto. Ik zag dat de motor weggleed en dat de bestuurder de macht over het stuur verloor. Hierdoor kwam de motor ten val en gleed naar de andere weghelft. Ik ben vervolgens de berm in gefietst om de motor te ontwijken. Ik zag dat de motor doorgleed en tegen de voorzijde van een auto aankwam. Volgens mij was de auto op het moment van de aanrijding al tot stilstand gekomen. Ik weet dit niet zeker."
In de bocht werden we verrast door een auto die een fietser aan het inhalen was op een smalle polderweg in een onoverzichtelijke bocht. Hierdoor reed de auto erg aan de linkerkant van de weg. Dit veroorzaakte zelfs bij mij als 2e motor in de rij een schrikreactie en ben aan het nippertje ontsnapt aan ook een aanrijding. Voor H. [A] die er voor koos te proberen links de auto voorbij te gaan liep het helaas anders af en redde het net niet!"
We reden in een groep van rond de tien motoren die in gedeelten uit elkaar brak op een smalle weg langs een kanaal richting Winsum. Op een gegeven moment kwamen we door een bocht rechts toen uit tegenover gestelde richting een auto ons naderde die de hele weg gebruikte omdat die bezig was een fietser in te halen. Zoals ik het gezien heb was er geen ruimte voor ons en heeft [A] geprobeerd al glijdend, door het remmen , de auto links te passeren. Naar mijn idee is inhalen op zo'n smalle weg, en voor een onoverzichtelijke bocht niet echt een strakke actie ."
We reden met een groep motorrijders achter elkaar, we kwamen op een onoverzichtelijke bocht aan en daar reed ineens een auto midden op de weg. [A] die op kop reed had een schrikreactie en koos ervoor de auto links te ontwijken en zag te laat dat de auto een fietser aan het inhalen was waardoor [A] op zijn rem ging en dwars op de hoek van de auto terecht kwam en in de sloot gelanceerd werd."
Ik kwam bij een onoverzichtelijke bocht. Ik reed toen 60 km/h. In de tegenovergestelde richting zag ik een fietser die ingehaald werd door een auto, maar de auto was nog niet voorbij de fietser. De auto belemmerde mijn doorgang. In een split second heb ik er voor gekozen om de auto aan voor mij links van de weg te passeren om een aanrijding te vermijden. Dat is niet gelukt. Ik heb de auto geraakt en heb ernstig letsel opgelopen. (…) Het groepje voor mij was op een afstand van ongeveer 150 tot 200 meter van mij vandaan. Na ons groepje kwamen nog wel 20 andere motorrijders. Het was goed weer. De bocht was onoverzichtelijk. Rechts waren er bosschages. Ik reed daarom wat langzamer. Het was een 80 km weg en ik had mijn snelheid aangepast tot ongeveer 50 á 60 km/h. Toen ik de fietser zag had ik een afstand van ongeveer 80 meter tot de fietser. Daarna zag ik pas de auto. Dat zal een afstand van ongeveer 85 meter zijn geweest. De weg is daar 3,50 mtr breed. Een auto is gemiddeld 1,80 mtr breed. De auto was bezig de fietser in te halen en maakte gebruik van de gehele weg. Voor mij rechts van de auto was een te kleine doorgang. Ik kon de auto niet rechts passeren. Rechts van de weg waren bosschages, stenen en het kanaal. Ik remde en de motor ging naar links. Dat kwam door het remmen en was ook mijn keuze.
Ik ben de vriendin van dhr. [A]. (…) Ik kon de weg voor uit zien doordat ik links van hem keek. (…) Voor [A] reed geen motor. (…) Er was een bocht naar rechts. [A] zette de bocht in. Op dat moment zag ik dat een auto aan de andere kant ons tegemoet kwam. De auto reed aan onze kant van de weg. De auto was bezig een fietser in te halen. De auto was naast de fietser maar nog niet voorbij de fietser. Er was voor ons geen ruimte om rechts te passeren. Rechts van de weg waren bomen. [A] probeerde de auto en de fietser te ontwijken. Hij moest aan de linkerkant er voorbij. We zijn toen in de sloot beland. De motor is tijdens het ontwijken niet gevallen. (…) Toen het gebeurde merkte ik dat [A] schrok. Toen wij de auto tegemoet kwamen is de auto niet naar rechts gegaan. Ik weet niet of de auto remde. U houdt mij mijn verklaring voor (productie 3 bij verzoekschrift)[zie r.o. 2.15, rb]. Ik heb deze verklaring zelf opgesteld. Ik blijf achter mijn verklaring. (…) Ik heb alles bewust meegemaakt. Ik kan het me nog goed herinneren. (…) De snelheid van de motor bij de bocht was niet hoog, ongeveer 60 km/h. [A] verminderde de snelheid bij de bocht. Er was geen mogelijkheid meer voor [A] om te stoppen. Er was te weinig ruimte tussen de auto en de motor en daardoor te weinig tijd."
Ik heb het ongeluk op 23 juni 2012 zien gebeuren. Ik reed op mijn motor achter [A]. We reden op een polderweg en hadden vrij zicht. We kwamen bij een bocht en daar was slecht zicht. Er waren bomen/bossen waar je niet doorheen kon kijken. Er kwam een auto en [A] kon die niet ontwijken. Je moest kiezen links of rechts er langs te gaan. Hij koos links en is door de auto geschept.
(…) Ik heb het ongeluk zien gebeuren. Wij reden in een groepje op een landweggetje. We kwamen bij een onoverzichtelijke bocht. Mijn broer reed voor mij. Ik zag dat [A] schuin afweek naar links. Ik zag dat hij een auto ontweek. Hij probeerde de auto links te ontwijken. Naar mijn idee kon hij niet naar rechts. Dan had hij de auto nog geraakt. Hij verremde zich. Hij blokkeerde en raakte links op de auto. Daarna is hij gelanceerd in de sloot. Voor mij reed mijn broer en daarvoor reed [A]. (…) Ik kon [A] zien rijden. In de bocht waren bomen en struiken, daardoor kon je de bocht niet in kijken. Een auto kan je pas op het laatst zien. Ik zag de remlichten van de motor van [A]. Op een gegeven moment zag ik ook de auto. Als je remt in de bocht ga je rechtdoor, als het ware links de weg op. Of je remt of je moet de motor platgooien in de bocht naar rechts. Dat laatste redde hij niet omdat de auto al te dichtbij was. Ik denk dat we 60 of 65 km/h reden. We hadden een constante snelheid. Kort na het remmen zag ik de auto. Toen ik voorbij de auto kwam zag ik schuin achter de achterzijde van de auto de fietser. De auto had de fietser ingehaald. Dat heb ik zelf niet gezien. Ik heb het gehoord van de bestuurder van de auto. Na het ongeluk spraken we met elkaar over wat er was gebeurd. Er werd toen gezegd dat de auto de fietser inhaalde. Ik heb gehoord dat de bestuurder van de auto tegen andere mensen zei dat ze de fietser aan het inhalen was. U houdt mij voor dat andere getuigen niet hebben verklaard dat de auto de fietser had ingehaald. Ik ben er zeker van dat ik de fietser achter de auto heb gezien vlak na het ongeluk.
Ik was de bestuurder van de auto. Mijn moeder zat naast mij en mijn zoontje zat achterin de auto. Ik rijd wel vaker op deze weg maar niet heel vaak. (…) Toen ik daar reed kwam er een stoet motorrijders langs. Er was een bocht. Voor mij fietste een meisje. Ik bleef achter het meisje rijden. Ik zag een motorrijder uit de bocht komen. Hij leek geschrokken door de fietser. Hij kwam wiebelig uit de bocht. Ik denk dat hij schrok door de fietser omdat hij bewegingen maakte met zijn motor. Ik denk niet dat hij van mij is geschrokken want ik reed er nog een stuk achter. Het was nog een behoorlijk stuk, wel een paar meter. Ik was het meisje niet aan het inhalen. Toen ik de motor zag ben ik nog meer naar mijn eigen kant gaan rijden. Ik ben half de berm ingereden in de hoop dat hij nog voor mij langs kon. Ik ben gaan stilstaan. Ik was op dat moment nog niet in de bocht. (…) Ik haalde het meisje niet in vanwege de stoet motorrijders. Ik had mijn vaart verminderd tot haar snelheid. Ik weet zeker dat ik helemaal aan de rechterzijde reed. De motorrijder reed tussen de fietser en de auto door en raakte de auto aan de rechtervoorkant, de bijrijders kant op de hoek. Vanuit mijn kant is de weg overzichtelijk. Ik vind het geen gevaarlijke plek. U houd mij mijn verklaring voor die ik ter plekke bij de politie heb afgelegd. Ik weet niet meer zeker of de motorrijder al was gevallen voordat hij de auto raakte. De motorrijder hing schuin naar, voor hem, de rechterzijde. Na afloop van het ongeluk heb ik één motorrijder gesproken. Hij had krulletjes in het haar. Hij zei dat dit heel slecht motorrijden was. Ik heb niet gezegd tegen iemand dat ik de fietser aan het inhalen was."
Mijn dochter reed in de auto, ik zat naast haar. Ik kan me het voorval nog goed herinneren. We reden op een binnendoor weggetje. We zagen een meisje op de fiets. Dat was voor een bocht naar links. Het was een mooie dag. Er waren veel motorrijders op de weg. We hadden er al een stuk of 4 a 5 gepasseerd. Er kwam een motor de bocht in rijden. Deze schrok van het meisje en ging slingeren. Mijn dochter week een stukje uit en ging stilstaan. De afstand van ons tot de fietser was behoorlijk. Toen we haar zagen was dat minstens 10 meter. Toen ik de motor zag was de afstand tot de fietser 5 a 6 meter. Mijn dochter kon de fietser niet inhalen vanwege alle motorrijders. Mijn dochter reed aan de rechterkant van de weg. We waren nog niet in de bocht. (…) De motor reed tegen het midden van de weg aan. Hij nam een ruime bocht. Door het slingeren verloor hij zijn evenwicht. Hij kon de auto niet meer ontwijken. Hij kwam met zijn knie tegen de auto. Dat was aan mijn kant. Mijn dochter stond toen al stil. Minstens één wiel van de auto stond in de grasblokken naast de weg. De auto stond scheef. Dat was nog voor de bocht. (…) Ik heb ter plekke bij de politie een verklaring afgelegd. Ik blijf bij deze verklaring. Ik heb verklaard dat de motor hoog uit de bocht kwam. Daarmee bedoelde ik dat hij een ruime bocht nam. Na afloop kwamen de motorrijders terugrijden. Ik heb met een motorrijder gesproken. (…) Hij zei dat dit slecht motorrijden was. Ik heb niet gehoord dat mijn dochter tegen iemand heeft gezegd dat zij de fietser inhaalde. Dat heeft zij ook niet gedaan. (…) De fietser reed rechts. Naar mijn idee zat de motorrijder niet meer op zijn deel van de weg toen ik hem voor het eerst zag."
Ik fietste van Winsum naar huis. Er kwamen motorrijders mij tegemoet. Een paar motorrijders hebben mij gepasseerd. Toen ik in de bocht reed kwam er een motorrijder van de andere kant de bocht in. Deze nam meer de buitenbocht, hij zat meer op mijn kant. Hij schrok toen hij mij zag. Hij ging wat meer naar zijn eigen kant en toen direct daarna weer naar mijn kant en botste tegen de auto. Ik neem aan dat hij van mij schrok omdat hij op mij kwam afrijden. Als hij rechtdoor was gereden was hij waarschijnlijk tegen mij aangekomen. Vanaf het moment dat de eerste motor mij passeerde reed er een auto achter mij. De auto heeft mij niet gepasseerd. Toen ik afstapte stond de auto achter mij. Ik was al in de bocht toen de motor kwam. (…) Ik heb ook met de bestuurder van de auto en de bijrijder gesproken. We waren heel erg geschrokken. We hebben niet echt over de schuldvraag gesproken. De bestuurder heeft niet gezegd dat ze mij heeft ingehaald. (…)
3.Het deelgeschil
4.De beoordeling
Het deelgeschil
nog achter' de fietser was. [A] zag de fietser ook eerder dan de auto, waardoor hij ook bevestigt dat de auto nog achter de fietser reed.