ECLI:NL:RBNNE:2015:296

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 januari 2015
Publicatiedatum
27 januari 2015
Zaaknummer
18.930145-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en bedreiging van ex-vriendinnen met schade aan eigendommen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 27 januari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van meerdere mishandelingen en bedreigingen. De verdachte heeft op 28 juli 2014 zijn toenmalige vriendin, [slachtoffer 1], in het gezicht geslagen, wat resulteerde in letsel en pijn. Daarnaast heeft hij op 10 april 2014 een andere ex-vriendin, [slachtoffer 3], mishandeld door haar bij de keel vast te pakken en deze dicht te knijpen. Op 21 augustus 2014 heeft hij haar meermalen in het gezicht geslagen, wat ook leidde tot letsel en pijn. De verdachte heeft ook schade veroorzaakt aan een personenauto en een scooter die aan anderen toebehoorden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte is vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, omdat de rechtbank niet tot wettig en overtuigend bewijs kon komen dat hij deze feiten had begaan. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 99 dagen, waarvan de tijd in voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 60 dagen met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is de verdachte verplicht gesteld om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen, [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5].

Uitspraak

Rechtbank Noord-Nederland

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18/930145-14
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 januari 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te [geboortedatum],
wonende te [woonplaats].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 13 januari 2015.
Verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. P. Keijzer, advocaat te Emmen.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
18.920106-14
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 november 2013 tot en met 22 februari 2014 in de gemeente Emmen, (telkens) opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer 1],
- op of omstreeks 13 november 2013 (meermalen) tegen het lichaam heeft gestompt/geslagen en/of de keel heeft dicht geknepen en/of
- op of omstreeks 22 februari 2014 in het gezicht heeft gestompt/geslagen, waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
18.920106-14
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 februari 2014 tot en met 04 maart 2014 in de gemeente Emmen en/of in de gemeente Hoogezand-Sappemeer, althans in Nederland, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen
het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend
- op of omstreeks 01 februari 2014 de woorden toegevoegd :"[slachtoffer 1] is bij jou in [plaats 1], we komen eraan, ik krijg [slachtoffer 1] te pakken en jou erbij. Ik maak jullie dood en ik trap de baby eruit" en/of
- op of omstreeks 22 februari 2014 de woorden toegevoegd: "ik ga je neersteken"
- op of omstreeks 4 maart 2014 de woorden toegevoegd: "Jullie gaan eraan, vanavond",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
18.930145-14
hij op of omstreeks 13 juni 2014 in de gemeente Emmen, opzettelijk en wederrechtelijk een tuinhek, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
4.
18.930145-14
hij op of omstreeks 28 juli 2014 in de gemeente Emmen opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer 1], meermalen, in/tegen het gezicht en/of tegen het lichaam heeft gestompt/geslagen en/of in/tegen de rug, althans tegen het lichaam heeft getrapt/geschopt en/of (terwijl die [slachtoffer 1] zwanger was) met kracht, zijn armen om haar buik heeft gelegd en/of zijn armen heeft aangetrokken, althans met kracht bij de buik heeft vast gehouden, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
5.
18.930145-14 en 920106-14
hij in of omstreeks de periode van 10 april 2014 tot en met 21 augustus 2014 in de gemeente Emmen, (telkens) opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 3],
- op of omstreeks 10 april 2014 bij de keel heeft vast gepakt en vervolgens de keel heeft dicht geknepen en/of
- op of omstreeks 21 augustus 2014 meermalen in/tegen het gezicht heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
6.
18.930145-14
hij op of omstreeks 21 augustus 2014 in de gemeente Emmen opzettelijk en wederrechtelijk
- een motorvoertuig (merk Mercedes), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of
- een scooter ([kenteken 2]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
7.
18.930165-14
hij op of omstreeks 28 augustus 2014 in de gemeente Emmen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 6]
dreigend de woorden toegevoegd :"Ik schiet jullie allemaal dood en daarna mijzelf ", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie, mr. M. Ariese, acht hetgeen aan verdachte onder 1. en 2. en onder 4. tot en met 7. is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest met aftrek van dit voorarrest en twee maanden voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van twee jaren onder oplegging van de in het reclasseringsrapport geadviseerde bijzondere voorwaarden.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak

De verdachte dient van de onder 1., 2., 3. en 7. tenlastegelegde feiten te worden vrijgesproken omdat de rechtbank op basis van de verklaringen van de aangevers en de getuigen, afgezet tegen de verklaringen van de verdachte dat hij zich niet heeft schuldig gemaakt aan deze tenlastegelegde feiten, niet tot het wettig én overtuigend bewijs kan komen dat verdachte deze feiten heeft begaan.

Bewijsmiddelen

ten aanzien van het vierde feit (parketnummer 18.930145-14)
Op maandag 28 juli 2014 deed [slachtoffer 1] aangifte tegen [verdachte] terzake mishandeling [1] . Zakelijk weergegeven verklaarde [slachtoffer 1] dat zij op maandag 28 juli 2014 in [plaats 2] liep en dat [verdachte] in zijn auto naast haar kwam rijden. Vervolgens trok hij haar in de auto en hij reed naar de [locatie] in [plaats 1]. Toen ze weg liep kwam [verdachte] haar achterna en sloeg haar tegen haar gezicht.
Op zaterdag 23 augustus 2014 werd [getuige 1] gehoord [2] . [getuige 1] verklaarde een ruzie te
hebben gezien en gehoord tussen een man en een vrouw die [slachtoffer 1] genoemd werd. De vrouw had een bloedneus en de man probeerde haar te tillen.
Op zaterdag 24 augustus 2014 werden [getuige 2] [3] en [getuige 3] [4] gehoord als getuigen. Zij zaten ten tijde van de mishandeling in de auto van [getuige 3] op de parkeerplaats waar de mishandeling plaatsvond.
De vrouw had een bloedlip of een bloedneus. De man reed met hoge snelheid weg. De getuigen hadden kort hiervoor tegen de man gezegd dat de politie gebeld was. Hierop reageerde de man met de mededeling dat ze dan maar door moesten geven dat hij [verdachte] was uit [woonplaats].
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en haar heeft opgetild en op een soort balk heeft gezet. Daarna is hij weggereden.
ten aanzien van het vijfde feit (parketnummer 18.930145-14)
Op vrijdag 22 augustus 2014 deed [slachtoffer 3] aangifte tegen [verdachte] terzake mishandeling [5] . [slachtoffer 3] gaf, zakelijk weergegeven, aan dat [verdachte] in eerste instantie rustig was toen hij bij haar woning was. Dit was in het bijzijn van de moeder van [verdachte]. Echter op het moment dat [slachtoffer 3] aangaf dat de vriendin van [verdachte] onderweg was, werd [verdachte] wild. [verdachte] duwde [slachtoffer 3] vriend - [persoon 1] - weg en vervolgens [slachtoffer 3]. [slachtoffer 3] kwam ten val waardoor zij een wondje opliep. Daarna sloeg hij haar krachtig en opzettelijk op haar mond. Ze voelde direct pijn. Daarna sloeg hij haar nogmaals op haar kin. Ook hiervan ondervond ze direct pijn.
Op zondag 24 augustus 2014 werd getuige [persoon 1] gehoord [6] . [persoon 1] is de nieuwe vriend van aangeefster [slachtoffer 3]. Zakelijk weergegeven verklaarde [persoon 1] dat [verdachte] op woensdag 20 augustus 2014 telefonisch contact zocht met [slachtoffer 3].
Op donderdag 21 augustus 2014, tussen 13:00 uur en 14:00 uur, kwam [verdachte] samen met zijn moeder bij de woning van [slachtoffer 3]. Na circa drie à vier uur werd duidelijk dat ene [persoon 2] fruit zou komen brengen. Toen [verdachte] dit hoorde flipte hij compleet. Hij sloeg [slachtoffer 3] op haar kin. Daarna sloeg hij [slachtoffer 3] nog een keer op haar kin.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer 1] heeft geduwd waarbij hij haar gezicht kan hebben geraakt.
ten aanzien van het vijfde feit (parketnummer 18.920106-14)
Op 16 april 2014 deed [slachtoffer 3] aangifte [7] . Zij verklaarde zij dat zij in de nacht van 10 op 11 april door verdachte is mishandeld. Op 10 april 2014 was zij jarig en [verdachte] was bij haar. Tegen 03:00 uur lagen ze in bed. Ze kregen toen ruzie. [verdachte] flipte helemaal en werd agressief.
Hij pakte haar bij haar keel vast en kneep haar keel hard dicht. Ze had striemen in haar hals.
Een medische verklaring van 11 april 2014, opgemaakt door [huisarts] te [plaats 1], waarin deze relateert dat hij bij [slachtoffer 3] op 11 april 2014 als letsel heeft waargenomen dat strottenhoofd en hals waren opgezet/gezwollen en dat er een geringe aftekening op de huid was van strangulatie.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de nacht van 10 op 11 april 2014 bij zijn ex-vriendin [slachtoffer 3] heeft geslapen.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van het vijfde feit (parketnummer 18.920106-14)
Verdachte heeft met betrekking tot dit feit ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer 3] in de nacht van 10 op 11 april 2014 niet heeft mishandeld. Hij heeft die nacht echter behoorlijk ruige seks met [slachtoffer 3] bedreven. Hij heeft dit niet bij de politie verteld omdat hij dat te privé vond. De striemen in de hals van [slachtoffer 3] zijn dus tijdens de seks ontstaan, aldus verdachte.
De rechtbank verwerpt dit verweer en acht de verklaring van de verdachte op dit punt geenszins geloofwaardig. Het komt de rechtbank voor dat verdachte dit verhaal naderhand heeft bedacht om onder een veroordeling wegens mishandeling van [slachtoffer 3] uit te komen.
De rechtbank acht derhalve op grond van de aangifte, de medische verklaring van de [huisarts] en de verklaring van de verdachte dat hij in de nacht van 10 op 11 april 2014 bij [slachtoffer 3] was, wettig én overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 3] heeft mishandeld door haar bij haar keel vast te pakken en deze dicht te knijpen, waardoor [slachtoffer 3] pijn heeft ondervonden en letsel heeft bekomen.
ten aanzien van het zesde feit (parketnummer 18.930145-14)
Op 22 augustus 2014 deed [slachtoffer 4] aangifte van beschadiging van haar Mercedes-Benz personenauto met [kenteken 1] die stond geparkeerd aan de [straat] te [plaats 1] [8] .
[verbalisant] heeft de schade gerelateerd in een proces-verbaal van bevindingen [9] . Zij zag op 22 augustus 2014 dat een auto, voorzien van het [kenteken 1], van aangever [slachtoffer 4] op de parkeerplaats stond. Naast het raam bij het achterportier aan de bestuurderskant zat schade. Er zat een deuk met vier strepen welke leken op vingervegen of een handafdruk.
Op zondag 24 augustus 2014 werd getuige [persoon 1] gehoord [10] . [persoon 1] is de nieuwe vriend van aangeefster [slachtoffer 3]. Zakelijk weergegeven verklaarde [persoon 1] dat [verdachte] op woensdag 20 augustus 2014 telefonisch contact zocht met [slachtoffer 3].
Op donderdag 21 augustus 2014, tussen 13:00 uur en 14:00 uur, kwam [verdachte] samen met zijn moeder bij de woning van [slachtoffer 3]. Na circa drie à vier uur werd duidelijk dat ene [persoon 2] fruit zou komen brengen. Toen [verdachte] dit hoorde flipte hij compleet. Hij sloeg deuken in een geparkeerde zwarte Mercedes en gooide de scooter van [persoon 3]om en trapte hier tegenaan.
[persoon 3] deed op 22 augustus 2014 namens [slachtoffer 5] aangifte van beschadiging van de scooter van [slachtoffer 5] [11] . Hij verklaarde dat hij de scooter van zijn vriendin had neergezet voor de woning aan de [straat] te [plaats 1]. Deze was omver gegooid door [verdachte]. [verdachte] had ook een paar keer tegen de scooter getrapt, waardoor schade aan de scooter is ontstaan.

Hetgeen de rechtbank bewezen acht

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 4., 5. en 6. tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
4.
18.930145-14
hij op 28 juli 2014 in de gemeente Emmen opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 1], tegen het gezicht heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
5.
18.930145-14 en 920106-14
hij in de gemeente Emmen, telkens opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 3],
- omstreeks 10 april 2014 bij de keel heeft vast gepakt en vervolgens de keel heeft dicht geknepen en
- op 21 augustus 2014 meermalen in het gezicht heeft geslagen, waardoor deze telkens letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
6.
18.930145-14
hij op 21 augustus 2014 in de gemeente Emmen opzettelijk en wederrechtelijk
- een motorvoertuig (merk Mercedes), toebehorende aan [slachtoffer 4] en
- een scooter ([kenteken 2]), toebehorende aan [slachtoffer 5], heeft beschadigd.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 4., 5. en 6. meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Met betrekking tot het onder 4. tenlastegelegde acht de rechtbank met name niet bewezen dat [slachtoffer 1] , zoals is tenlastegelegd, de levensgezel van verdachte was. [slachtoffer 1] en verdachte waren immers pas sinds oktober 2013 bij elkaar maar woonden niet samen en hadden ook geen gemeenschappelijke huishouding.

Kwalificaties

Het onder 4., 5. en 6. bewezen geachte levert respectievelijk op:
mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht;
mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht, meermalen gepleegd,
en
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen,
strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsman van de verdachte, alsmede de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 17 december 2014, waaruit blijkt dat de verdachte eerder terzake geweldsdelicten is veroordeeld.
Verdachte heeft op 28 juli 2014 in de gemeente Emmen zijn toenmalige vriendin [slachtoffer 1] in het gezicht geslagen, waardoor zij letsel bekwam en pijn ondervond.
Op 10 april 2014 mishandelde hij [slachtoffer 3], een ex-vriendin. Hij pakte haar vast bij haar keel en kneep die dicht. Op 21 augustus 2014 sloeg hij haar meermalen in haar gezicht. [slachtoffer 3] ondervond daarvan telkens pijn en liep ook letsel op.
Op 21 augustus 2014 beschadigde verdachte een personenauto, toebehorende aan [slachtoffer 4], en een scooter, toebehorende aan [slachtoffer 5].
De rechtbank rekent de verdachte deze feiten aan.
De officier van justitie, die de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van feit 3. bewezen acht, heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelijk aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht gevorderd en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaren met oplegging van de in het reclasseringsrapport geadviseerde bijzondere voorwaarden gevorderd.
De raadsman van verdachte heeft bepleit de verdachte vrij te spreken van de feiten onder 1. tot en met 4. en 7. en aan verdachte voor de feiten onder 5. en 6. een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met de in het reclasseringsrapport geadviseerde bijzondere voorwaarden, waarin verdachte zich, aldus de raadsman, kan vinden.
Uit het reclasseringsrapport blijkt dat verdachte ontvankelijk is voor een klinische behandeling om tot abstinentie van drugs te komen. Deze klinische behandeling is reeds gestart. Hij verblijft momenteel in het IMC te Beilen. Indien verdachte abstinent is van middelen of gebruik daarvan onder controle heeft en het klinisch hulpverleningstraject positief afrondt, zal de kans op recidive afnemen is de verwachting.
Hoewel de rechtbank minder feiten bewezen heeft verklaard dan waarop de eis van de officier van justitie is gebaseerd acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde eis gerechtvaardigd en in overeenstemming met de ernst van de feiten.
Gelet op de behandeling die verdachte thans ondergaat in het IMC, zal de rechtbank het onvoorwaardelijk deel beperken tot het al ondergane voorarrest. Omdat de rechtbank het afronden daarvan én een vervolgbehandeling van belang vindt zal zij daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden opleggen om verdachte te waarschuwen en te bewegen de behandeling af te maken.

Benadeelde partij [slachtoffer 4]

De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen geachte feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. Het gevorderde bedrag acht zij voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar.

Schadevergoedingsmaatregel

Met betrekking tot het onder 6. bewezen geachte feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.

Benadeelde partij [slachtoffer 5]

De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen geachte feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. Het gevorderde bedrag acht zij voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar.

Schadevergoedingsmaatregel

Met betrekking tot het onder 6. bewezen geachte feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1., 2., 3. en 7. is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 4., 5. en 6. tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan en stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 4., 5. en 6. meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
gevangenisstrafvoor de duur van
99 dagen, waarvan
zestig dagen voorwaardelijkmet een
proeftijdvan
twee jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond van niet naleving binnen de gestelde proeftijd van na te melden algemene en bijzondere voorwaarden.
De rechtbank stelt als algemene voorwaarden, dat de verdachte
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De rechtbank stelt daarnaast als bijzondere voorwaarden dat de verdachte
  • zich moet melden bij de reclassering van Verslavingszorg Noord-Nederland en zich daarna moet blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk ach, waarbij verdachte zich dient te houden aan de opgestelde aanwijzingen en afspraken;
  • de huidige opname in het IMC te Beilen zal afronden waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
  • zal deelnemen aan een ambulante behandeling gericht op de leefgebieden partner, gezin en relaties en middelengebruik, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven.
De rechtbank geeft opdracht aan de reclassering toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, ingevolge artikel 14d lid 2 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] van de som van € 678,04 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4], een bedrag van € 678,04 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door dertien dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] van de som van € 485,-- en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5], een bedrag van € 485,-- te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door negen dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A. van Capelle, voorzitter, en mr. E. Läkamp en mr. M. van der Veen, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 27 januari 2015.
Mr. Van der Veen is buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.dossiserpagina 130 e.v.
2.dossierpagina 133 e.v.
3.dossierpagina 135
4.dossierpagina 138
5.dossierpagina 60
6.dossierpagina 67
7.dossierpagina 40
8.dossierpagina 107
9.dossierpagina 110
10.dossierpagina 67
11.dossierpagina 116