Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding;
- de akte van EEW waarbij de vordering tegen gedaagde sub 4 is ingetrokken;
- de mondelinge behandeling d.d. 10 juni 2015;
- de incidentele conclusie tot voeging van AF; EEW en de gemeentes hebben verklaard daartegen geen bezwaar te hebben; de voorzieningenrechter heeft vervolgens bepaald dat AF als gevoegde partij wordt toegelaten;
- bij aanvang van de behandeling heeft mr. ‘t Hart medegedeeld dat de vordering tegen gedaagde sub 3 wordt ingetrokken;
- de pleitnota van EEW;
- de pleitnota van de gemeentes;
- de pleitnota van AF.
2.De feiten
Teneinde invulling te geven aan hun wettelijke taak werken de gemeentes samen in SANOG, waarin de gemeentes ieder voor de helft deelnemen. SANOG heeft op haar beurt samengewerkt met de gemeenschappelijke regeling Afvalverwijdering Regio Centraal Groningen (‘ARCG”) waarin de gemeentes Bedum, Groningen, Grootegast, Haren, Leek, Marum, Ten Boer en Zuidhorn deelnemen. Ten behoeve van de verwerking van huishoudelijk afval heeft ARCG opdracht verleend aan een werkmaatschappij van de Attero-groep die thans de feitelijke verwerking van het huishoudelijk afval van onder meer de gemeentes verzorgt.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Inleiding
“Een ondernemer kan zich voor bepaalde overheidsopdrachtenberoepen op de bekwaamheid van andere natuurlijke personen of rechtspersonen, ongeacht de juridische aard van zijn banden met die natuurlijke personen of rechtspersonen, mits hij aantoont dat hij kan beschikken over de voor de uitvoering van de overheidsopdracht noodzakelijke middelen”. Op grond van deze bepaling, die een codificatie is van Europese jurisprudentie, kan EEW inschrijven voor een project dat nascheiding vergt, indien zij kan beschikken over de inzet van een derde die zulke nascheiding uitvoert. Om deze reden kan niet worden aangenomen dat EEW geen (proces)belang heeft.
gevraagdhier op te reageren. De voorzieningenrechter overweegt dat EEW deze omstandigheid over zich heeft afgeroepen. In haar dagvaarding had zij geen woord gewijd aan (de consequenties van) bedoelde consolidatie, evenmin als in haar akte vermindering van eis, terwijl zij inmiddels kennis had genomen van het standpunt van AF dat zij als een zelfstandige entiteit moet worden beschouwd en dat de consolidatie slechts boekhoudkundig van aard is en niet meebrengt dat deze als een commerciële marktpartij is aan te merken, en dat zij wel als een aanbestedende dienst kwalificeert. Eerst in haar pleitnota onder 3.17 is het fenomeen consolidatie door EEW aangestipt en pas in de tweede termijn van het pleidooi van deze eisende partij is de stelling ingenomen dat de consolidatie door de fiscale consequentie daarvan, AF kenmerkt als een commerciële marktpartij. Dit laatste is vervolgens door AF weersproken. EEW heeft dit ‘laatste woord’ van AF onweersproken gelaten; zij heeft niet gevraagd om hieromtrent nog nadere opmerkingen te mogen maken. Op grond van dit een en ander is thans ‘aannemelijk’ te achten dat de consolidatie louter boekhoudkundig van aard is.)
dusgeen aanbestedende dienst is; bepalend is of de instelling het
oogmerkheeft om winst te maken, of zelfs te maximaliseren, maar niet gesteld of gebleken is dat dit het geval is. AF rekent een winstopslag, zo is aannemelijk, om de continuering van haar bedrijf zeker te stellen (risicobeperking); onweersproken is door EEW dat AF nog nimmer winst heeft uitgekeerd aan haar aandeelhouders.
“Op basis van een alleenrecht gegunde opdrachten voor diensten”) luidt:
“Deze richtlijn is niet van toepassing op overheidsopdrachten voor diensten die door een aanbestedende dienst worden gegund aan een andere aanbestedende dienst of aan een samenwerkingsverband van aanbestedende diensten op basis van een alleenrecht dat deze uit hoofde van bekendgemaakte wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen genieten, op voorwaarde dat deze bepalingen met het Verdrag verenigbaar zijn”. Vergelijk dezelfde strofe in de Engelse tekst van de richtlijn:
“This Directive shall not apply to public service contracts awarded by a contracting authority to another contracting authority or to an association of contracting authorities on the basis of an exclusive right which they enjoy pursuant to a published law, regulation or administrative provision which is compatible with the Treaty”.
816,00
816,00
5.De beslissing
mr. L.T. de Jonge op 19 juni 2015. [1]