ECLI:NL:RBNNE:2015:2935

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 mei 2015
Publicatiedatum
18 juni 2015
Zaaknummer
18.830028-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van poging tot doodslag en mishandeling met steekwapen

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die op 11 januari 2015 in Groningen wordt beschuldigd van poging tot doodslag en mishandeling, heeft de rechtbank op 13 mei 2015 uitspraak gedaan. De verdachte, bijgestaan door mr. S. Urcun, werd beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een slachtoffer met een mes. De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was, waaronder een mes dat nabij de plaats delict was aangetroffen en getuigenverklaringen. De verdediging betoogde echter dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de dader was van de mishandeling en de steekpartij. De rechtbank oordeelde dat de beschrijving van de dader niet overeenkwam met de verdachte en sprak hem vrij van alle ten laste gelegde feiten. Daarnaast werd besloten dat een in beslag genomen jas aan de verdachte moest worden teruggegeven, omdat er geen belang van strafvordering was dat zich daartegen verzette. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank Noord-Nederland, afdeling Strafrecht, en is openbaar uitgesproken op 13 mei 2015.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 18/830028-15
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
13 mei 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in de [verblijfplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
1 mei 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S. Urcun, advocaat te Rotterdam.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door
mr. J.L. van den Broek.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 januari 2015, in de gemeente Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] (meermalen) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst en/of de rug(zijde), althans in het lichaam heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 11 januari 2015, in de gemeente Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] (meermalen) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst en/of rug(zijde), althans in het lichaam heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 11 januari 2015, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten fractuur rib en/of gebroken oogkas, heeft toegebracht, door die [slachtoffer] (meermalen) tegen het hoofd en/of het lichaam te stompen/slaan en/of te schoppen/trappen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 11 januari 2015, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] heeft mishandeld door door die [slachtoffer] (meermalen) tegen het hoofd en/of het lichaam te stompen/slaan en/of te schoppen/trappen.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de aangifte op de relevante onderdelen wordt bevestigd door het aantreffen van een mes in de buurt van de plaats delict, de verklaring van [getuige], het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] en de latere herkenning van verdachte door aangever op basis van een aan hem getoonde foto. Ook de verklaring van verdachte bevat steunbewijs.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde geldt dat aangever is gestoken in zijn borst en rug. Dat brengt mee dat er sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van aangever. Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde geldt dat er sprake was van een gebroken rib en een gebroken oogkas. De ribfractuur is het gevolg van het schoppen en het trappen. Hoewel dat letsel op zichzelf wellicht geen zwaar lichamelijk letsel oplevert, kan er in combinatie met het steekletsel wel van zwaar lichamelijk letsel worden gesproken. Daarbij komt dat verdachte meerdere dagen in het ziekenhuis is opgenomen geweest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde. Volgens de raadsman is er geen, dan wel onvoldoende wettig bewijs.
Beoordeling
Vrijspraak van het onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank stelt op grond van de stukken in het dossier vast dat aangever is mishandeld en vervolgens is neergestoken door een donkere man met een gezet postuur in een donkere jas, rijdende op een rode scooter.
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte deze man is geweest.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 primair, 1 subsidiair,
2 primair en 2 subsidiair ten last gelegde.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een jas (goednummer PL0100-2015010706-487588), moet worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair en
2 subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven jas
(goednummer PL0100-2015010706-487588).
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, mrs. J.V. Nolta en A. Heidekamp, rechters, bijgestaan door mr. K.E. van Rhijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 mei 2015.
Mr. Nolta is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.