Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.[A]
[B],
1.[C],
[D],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 22 oktober 2014
- het proces-verbaal van comparitie van 6 januari 2015
- de akte houdende uitlating, tevens overlegging producties van [A en B]
- de antwoordakte van [C en D]
2.De feiten
uiterlijk 31 december 2012is uitgekocht door TenneT; koper zal al het hem mogelijke verrichten om die uitkoop te doen slagen.
3.De vordering in conventie
4.De vordering in voorwaardelijke reconventie
- voor recht verklaard dat [A en B] jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld door ten laste van [C en D] beslagen te leggen;
- [A en B] gebiedt, binnen drie dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, alle door hem gelegde beslagen op te heffen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 5.000,00 per dag (met een maximum van EUR 150.000,) dat hij niet aan dit gebod voldoet, voor welke dwangsom [A en B] hoofdelijk aansprakelijk is.
5.Het geschil en de beoordeling daarvan
in conventie
- [A en B] kort voor 31 december 2012 wist dat Tennet zeker niet voor 31 december 2012 tot uitkoop over zou gaan en dat het nog lange tijd kon duren, met het risico op afstel;
- partijen vaak hebben besproken of de overdracht wel door moest gaan en of de boerderij niet opnieuw te koop gezet moest worden;
- [C en D] er geen invloed op heeft gehad dat Tennet niet tot uitkoop is overgegaan;
- partijen in een vriendschappelijke relatie tot elkaar stonden.
bulletis vermeld, geldt dat [C en D] hierin niet gevolgd kunnen worden nu hij enkel in algemene zin stelt dat dit soort gesprekken vaak zijn gevoerd. Uit de door hem gestelde feiten en het verhandelde ter comparitie blijkt dit niet, althans onvoldoende.
toerekenbaaris tekortgeschoten omdat het niet uitkopen door Tennet buiten zijn macht ligt en [A en B] wist dat [C en D] enkel kon nakomen indien Tennet hem zou uitkopen, maar naar het oordeel van de rechtbank leveren deze omstandigheden geen overmacht in de zin van artikel 6:75 BW op. De omstandigheid dat Tennet uiteindelijk toch niet heeft uitgekocht komt op grond van de overeenkomst voor risico van [C en D] en daarnaast geldt dat [C en D] geen overmacht opleverende feiten en omstandigheden heeft gesteld die maken dat hem niet toe te rekenen valt dat hij niet tijdig een beroep heeft gedaan op de ontbindende voorwaarde. In aanvulling op hetgeen hiervoor al is overwogen, overweegt de rechtbank dat het op de weg van [C en D] had gelegen - in wiens belang de ontbindende voorwaarde immers in de koopovereenkomst was opgenomen - om zich er nauwkeurig van te vergewissen of bij [A en B] ultimo december 2012 daadwerkelijk de wil aanwezig was om de ontbindingstermijn te verlengen, zoals hij (ten onrechte) uit diens uitlatingen meende te mogen opmaken.
EUR 2.235,00 (2,5 punt in tarief IV)