In deze zaak vordert Wasserij De Blinde B.V. (hierna: De Blinde) schadevergoeding van Wind Financieel Advies B.V. (hierna: Wind) op grond van een tekortkoming in de zorgplicht van Wind als assurantietussenpersoon. De Blinde had een brandverzekering afgesloten bij Achmea, waarbij de waarde van de inventaris was vastgesteld op basis van een voortaxatie. De geldigheidsduur van deze taxatie was echter verlopen ten tijde van de schade door een brand op 29 december 2005. De Blinde stelt dat Wind haar niet tijdig heeft geïnformeerd over het verstrijken van de geldigheidsduur van de taxatie, waardoor zij een lagere schadevergoeding heeft ontvangen dan waar zij recht op had gehad indien de taxatie geldig was gebleven.
De rechtbank oordeelt dat Wind inderdaad tekort is geschoten in haar zorgplicht door De Blinde niet tijdig te wijzen op het verstrijken van de geldigheidsduur van de voortaxatie. Dit tekortschieten heeft geleid tot schade voor De Blinde, die in de procedure is vastgesteld op € 1.009.877,00. Wind betwist echter dat De Blinde schade heeft geleden en voert aan dat de schadevergoeding niet hoger had kunnen zijn dan het compromis dat tussen de schade-experts is bereikt. De rechtbank oordeelt dat De Blinde, indien de voortaxatie geldig was geweest, aanspraak had kunnen maken op een hogere uitkering.
De rechtbank wijst erop dat de uitleg van de polisvoorwaarden in dit geval van belang is. De Blinde heeft de stelling ingenomen dat de taxatie bindend was en dat de schadevergoeding op basis van deze taxatie moest worden vastgesteld. Wind heeft betoogd dat de 40%-regel in de polisvoorwaarden van toepassing was, maar de rechtbank oordeelt dat deze uitleg niet correct is. De rechtbank concludeert dat Wind aansprakelijk is voor de schade die De Blinde heeft geleden als gevolg van de tekortkoming in de zorgplicht. De Blinde moet echter wel bewijzen dat zij ten tijde van de brand nog steeds eigenaar was van de inventaris, omdat dit van invloed is op de schadevergoeding.