ECLI:NL:RBNNE:2015:2796

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 juni 2015
Publicatiedatum
11 juni 2015
Zaaknummer
18.950000-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering en opzetheling door gevolmachtigde van ernstig zieke man

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 12 juni 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die als gevolmachtigde van een ernstig zieke man, [slachtoffer 1], een geldbedrag van € 27.000,-- heeft verduisterd. De feiten vonden plaats tussen 1 maart 2012 en 23 mei 2012, waarbij de verdachte op basis van een volmacht over het tegoed op de betaal- en spaarrekening van [slachtoffer 1] beschikte. De verdachte heeft op 14 maart 2012 een bedrag van € 26.350,-- overgeboekt naar de betaalrekening van [slachtoffer 1] en op 19 maart 2012 het bedrag van € 27.000,-- in contanten opgenomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen van [slachtoffer 1], die niet in staat was zijn eigen belangen te behartigen. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan, gezien de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd.

Daarnaast was de verdachte ook betrokken bij de opzetheling van een gestolen bestelauto, merk Volkswagen, type Transporter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wist dat het voertuig door misdrijf was verkregen. De verdachte is vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit met betrekking tot de bestelauto, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen achtte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard voor de feiten die bewezen zijn verklaard, en heeft de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat het causaal verband tussen de schade en het bewezen feit niet kon worden vastgesteld.

Uitspraak

Rechtbank Noord-Nederland

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18/950000-14
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 juni 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 21 oktober 2014 en 29 mei 2015.
Verdachte is telkens verschenen en werd telkens bijgestaan door mr. R.J. de Boer, advocaat te Coevorden.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
verdachte op verschillende tijdstippen, althans enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 19 maart 2012 tot en met 23 mei 2012, te [pleegplaats], (althans) in de gemeente Emmen, opzettelijk een (of meer) geldbedrag(en) (tot in totaal (ongeveer) 27.000 euro) en/of een motorvoertuig (van het merk Landrover, type Defender), in elk geval enig goed, (alles) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) geldbedrag(en) en/of welk motorvoertuig, althans welk(e) goed(eren), verdachte als executeur van de nalatenschap van die [slachtoffer 1], althans als
zaakwaarnemer van en/of als ge(vol)machtigde op/van de betaal- en/of spaarrekening van voornoemde [slachtoffer 1] en aldus/althans anders dan door misdrijf onder zich had, (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
verdachte in of omstreeks de periode van 15 september 2012 tot en met 6 mei 2013, te [pleegplaats], (althans) in de gemeente Emmen, in elk geval in Nederland, van een voorwerp, te weten een (bestel)auto (van het merk Volkswagen, type Transporter), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten een (bestel)auto) (van het merk Volkswagen, type Transporter), was of wie bovenomschreven voorwerp, te weten die (bestel)auto) (van het merk Volkswagen, type
Transporter), voorhanden had, terwijl hij wist dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit een misdrijf, immers uit diefstal al dan niet in vereniging gepleegd, dan
wel uit "omkatten" (fraude met het voertuig indentifactie nummer);
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat verdachte in of omstreeks de periode van 15 september 2012 tot en met 6 mei 2013, te [pleegplaats], (althans) in de gemeente Emmen, in elk geval in Nederland, een (bestel)auto (van het merk Volkswagen, type Transporter) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl verdachte ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van
die (bestel)auto wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen verkregen goed(eren) betrof.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie, mr. T. Akkerman, acht hetgeen aan verdachte onder 1. en 2. primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met aftrek van voorarrest. Voorts integrale toewijzing van de civiele vordering met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak

De verdachte dient van het onder 2. primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht met name niet bewezen dat verdachte de herkomst van de bestelauto heeft verborgen of verhuld.

Bewijsmiddelen

ten aanzien van het eerste feit
[verbalisant 1] [1] verklaart -zakelijk weergegeven- :
op 23 mei 2012 is [slachtoffer 1] overleden. In de winter van 2011/2012, was [slachtoffer 1] plotseling met auto en al verdwenen. Na enige tijd, maanden, werd [slachtoffer 1] gevonden in een loods, die eigendom was van verdachte. [slachtoffer 1] werd aangetroffen in verwarde en verwaarloosde toestand. Hij werd door een ambulance meegenomen en onderzocht in het ziekenhuis, alwaar een hersentumor werd geconstateerd. [slachtoffer 1] is, nadat zijn herstel het toeliet, overgebracht naar het hospice te [pleegplaats].
[aangever] doet namens Slachtofferhulp Nederland aangifte [2] en verklaart -zakelijk weergegeven- :
op 31 mei 2012 ontving Slachtofferhulp Nederland een brief van de [notaris], met daarbij gevoegd het laatste testament van wijlen [slachtoffer 1], waarin Slachtofferhulp Nederland per 10 april als enig erfgenaam is aangewezen. In de laatste fase van zijn leven is er echter een groot bedrag van € 26.350,00 (14 maart 2012 overboeking van spaarrekening naar betaalrekening en op 19 maart 2012 opgenomen) aan het vermogen van [slachtoffer 1] onttrokken zonder dat ergens uit blijkt dat de gelden aan het vermogen van [slachtoffer 1] zijn toegevoegd, dan wel anderszins aan [slachtoffer 1] ten goede zijn gekomen. [slachtoffer 1] is vlak voor zijn overlijden door de politie in zwaar vervuilde en verwaarloosde omstandigheden in een loods gevonden. De notaris heeft het vermoeden dat [slachtoffer 1] slachtoffer is geworden van wanbeheer en/of verduistering en heeft daarom in zijn hoedanigheid van executeur van de nalatenschap in een brief van 24 mei 2012 de [verdachte] verzocht/gesommeerd om de door hem voor [slachtoffer 1] beheerde gelden te retourneren.

Een brief van notaris [notaris]aan aangever houdt in, zakelijk weergegeven:

[slachtoffer 1] bleek onder erbarmelijke omstandigheden te verblijven in een loods, welke zich bevond op het terrein van de heer [verdachte]. Eind maart heeft de politie de deur van de loods daarom geopend. Hier werd [slachtoffer 1] in verwarde toestand en verwaarloosd aangetroffen. Gezien de slechte toestand van [slachtoffer 1] is vervolgens besloten om hem naar het ziekenhuis te brengen. Hij bleek een vergevorderd stadium van kanker te hebben. Na ontslag uit het ziekenhuis is hij overgebracht naar het hospice. Ik heb [slachtoffer 1] de eerste keer bezocht op 2 april 2012. De geestelijke en lichamelijke toestand waarin [slachtoffer 1] zich toen bevond was schrikbarend slecht. Ik heb geprobeerd met [slachtoffer 1] te praten, maat dat bleek nauwelijks mogelijk. Op 6 april 2012 heb ik [slachtoffer 1] daarom opnieuw bezocht. Ik kon een normaal gesprek met hem aangaan, ook zijn testamentaire wensen waren mij duidelijk. Op 9 april 2012 heb ik opnieuw een bezoek gebracht aan [slachtoffer 1], met als getuigen mijn twee ervaren kandidaat-notarissen, te weten: de [kandidaat notaris 1] en [kandidaat notaris 2]. In de drie gesprekken die ik met [slachtoffer 1] heb gevoerd, zei hij dat ik na zijn dood stappen tegen de [verdachte] moest ondernemen. Met name wilde [slachtoffer 1] dat de [verdachte] zich zou verantwoorden over wat er met zijn geld gebeurd was. Aan de bankrekening van de [slachtoffer 1] is op 19 maart 2012 een bedrag van € 27.000,-- onttrokken. Na onderzoek is gebleken dat [slachtoffer 1] op 13 maart 2012 heeft getekend voor een volmacht dat de [verdachte] mocht beschikken over het tegoed op de betaal- en spaarrekening.
Op 14 maart 2012 is er een bedrag van €. 26.350,00 van de spaarrekening overgeboekt naar de betaalrekening van [slachtoffer 1]. Op 14 maart 2012 is er een bestelling bij de [bank] gedaan om een bedrag van € 27.000,00 in contanten bij de [bank] te kunnen ophalen. Op 19 maart 2012 is er bij de [bank] een bedrag van € 27.000,00 in contanten van de betaalrekening van [slachtoffer 1] opgehaald.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 21 oktober 2014, zakelijk weergegeven, onder meer verklaard:
die € 27.000,-- heb ik opgehaald. Daar heb ik ook geld van gekregen van [slachtoffer 1]. Hij zal het ook aan anderen hebben gegeven. Ik wil niet zeggen aan wie [slachtoffer 1] allemaal een schenking heeft gedaan. Ten aanzien van de vraag hoeveel ik van de € 27.000,-- heb gekregen beroep ik mij op mijn zwijgrecht. Ik ken geen namen van personen aan wie [slachtoffer 1] geld heeft geschonken.

Bijzondere bewijsoverweging

Verdachte heeft aangevoerd dat hij de geldopname van € 27.000,-- op verzoek van [slachtoffer 1] heeft gedaan [4] . Verdachte heeft het geld aan [slachtoffer 1] gegeven. Het heeft wekenlang in de caravan gelegen. Het geld heeft [slachtoffer 1] uiteindelijk weggegeven aan mensen die hij wat wilde geven.
De rechtbank acht dit op grond van de stukken en het onderzoek ter terechtzitting geenszins aannemelijk geworden. Ter terechtzitting van 21 oktober 2014 verklaarde verdachte dat hij niet wil zeggen aan wie [slachtoffer 1] allemaal een schenking heeft gedaan. Even later verklaart hij echter dat hij geen namen van personen kent aan wie [slachtoffer 1] geld heeft geschonken. [naam], die op verzoek van de verdachte door de rechter-commissaris in strafzaken is gehoord, heeft op 10 maart 2015 tegenover de rechter-commissaris verklaard dat hij nooit iets van [slachtoffer 1] geschonken heeft gekregen. Voorts beriep verdachte zich op zijn zwijgrecht met betrekking tot de vraag hoeveel geld hij van [slachtoffer 1] heeft gekregen. En tenslotte wilde [slachtoffer 1] blijkens de brief van [notaris] dat verdachte zich zou verantwoorden over wat er met het geld van [slachtoffer 1] was gebeurd.
ten aanzien van het tweede feit
Op 15 september 2012 doet [slachtoffer 2] aangifte van diefstal van zijn bestelauto, merk Volkswagen, type Transporter, met [kenteken 1], gepleegd op 15 september 2012 [5] .
[verbalisant 2] verklaart dat op 6 mei 2012 een Volkswagen Transporter met [kenteken 2] onder verdachte in beslag is genomen [6] . Door de afdeling Forensische Opsporing is vervolgens een onderzoek gedaan aan het in beslag genomen voortuig. Tijdens dit onderzoek bleek dit voertuig omgekat te zijn. Het originele kenteken moet zijn [kenteken 1]. Het voertuig heeft sinds 15 september 2012 de code A87 (diefstal).
Bij de Criminele Inlichtingen Eenheid is in de maand april 2013 de informatie binnengekomen [7] dat [verdachte] uit [woonplaats] is betrokken bij het omkatten van gestolen auto’s. De verstrekte informatie kan als betrouwbaar worden aangemerkt.
Verdachte verklaart [8] op de vraag wanneer hij in het bezit is gekomen van de Volkswagen Transporter met het [kenteken 2] dat hij alleen wil zeggen dat hij een auto heeft teruggekregen van het Openbaar Ministerie waaruit het chassisnummer was weggeknipt en waarvan het VIN-plaatsje was vernietigd.

Bijzondere bewijsoverweging

Op 23 januari 2014 wordt verdachte gehoord. Eén van de verhorende verbalisanten merkt op dat volgens de gegevens van de Rijksdienst Wegverkeer een bus, voorzien van het [kenteken 2], op 29 maart 2012 op naam van verdachte gekomen [9] . De raadsman van verdachte heeft tijdens zijn pleidooi opgemerkt dat verdachte de auto met het [kenteken 3] - dit moet zijn [kenteken 2] - voor een redelijke prijs heeft gekocht en er in de zomer van 2012 nog mee op vakantie is geweest.
[slachtoffer 2] heeft op 15 september 2012 aangifte gedaan van diefstal van zijn bestelauto, merk Volkswagen, type Transporter, [kenteken 1], gepleegd op 15 september 2012.
Op 6 mei 2013 wordt in een bedrijfspand aan de [straat] te [pleegplaats] een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. Dit pand behoort toe aan verdachte. In de loods wordt een Volkswagen Transporter aangetroffen, voorzien van het [kenteken 2] en het Voertuig Identificatie [nummer].
Uit een proces-verbaal van bevindingen van 14 mei 2013 blijkt dat deze Transporter is omgekat door middel van het verwisselen van het schutbord met daarop het Voertuig Identificatie nummer. De oorspronkelijke identiteit van het voertuig was: [kenteken 1], [chassisnummer].
Uit het bovenstaande volgt dat verdachte op de hoogte moet zijn geweest van het omkatten van de bus van [slachtoffer 2] - het schutbord met daarop het Voertuig Identificatie Nummer was immers afkomstig van de bus die hij al in de zomer van 2012 in zijn bezit had - en ook moet hebben geweten dat die door misdrijf was verkregen.

Hetgeen de rechtbank bewezen acht

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1. en 2. subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
verdachte in of omstreeks de periode van 1 maart 2012 tot en met 23 mei 2012, te [pleegplaats], opzettelijk een geldbedrag (in totaal 27.000 euro), toebehorende aan [slachtoffer 1], welk geldbedrag verdachte als zaakwaarnemer van en/of als ge(vol)machtigde op de betaal- en spaarrekening van voornoemde [slachtoffer 1] en aldus anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
verdachte in de periode van 15 september 2012 tot en met 6 mei 2013, te [pleegplaats] een bestelauto van het merk Volkswagen, type Transporter voorhanden heeft gehad, terwijl verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van die bestelauto wist, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht. De in de bewijsmiddelen opgenomen andere geschriften zijn uitsluitend gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1. en 2. subsidiair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificaties

Het onder 1. en 2. subsidiair bewezen geachte levert respectievelijk op:
onder 1.:
verduistering,
strafbaar gesteld bij artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2. subsidiair:
opzetheling,
strafbaar gesteld bij artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de feiten en de verdachte strafbaar, omdat geen straf- en/of schuld-uitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsman van de verdachte, alsmede de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 6 mei 2015, waaruit blijkt dat de verdachte eerder terzake van misdrijf is veroordeeld.
Verdachte heeft in de periode van 1 maart 2012 tot en met 23 mei 2012 een geldbedrag van € 27.000,-- dat hij als gevolmachtigde op de betaal- en spaarrekening van [slachtoffer 1] onder zich had, zich wederrechtelijk toegeëigend. Dat geld was van [slachtoffer 1]. Deze had op 13 maart 2012 een volmacht getekend dat verdachte mocht beschikken over het tegoed op de betaal- en spaarrekening van [slachtoffer 1]. Op 14 maart 2012 heeft verdachte een bedrag van € 26.350,-- van de spaarrekening van [slachtoffer 1] bij de [bank] overgeboekt naar diens betaalrekening en een bestelling gedaan om een bedrag van € 27.000,-- in contanten op te nemen. Op 19 maart 2012 heeft verdachte een bedrag van € 27.000,-- in contanten opgenomen. Voorts heeft verdachte in de periode van 15 september 2012 tot en met 6 mei 2013 een bestelauto van het merk Volkswagen, type Transporter, voorhanden gehad waarvan hij op het moment dat hij dat voertuig voorhanden kreeg wist dat dat voertuig door misdrijf was verkregen. Het staat voor de rechtbank vast dat verdachte betrokken is geweest bij het omkatten van dit voertuig waarbij het Voertuig Identificatie Nummer van de bus van verdachte is aangebracht in het gestolen voertuig.
De rechtbank rekent de verdachte met name het eerste feit zwaar aan. Verdachte is immers uit geweest op geldelijk gewin en heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen dat een ernstig zieke man die niet meer in staat was zijn eigen belangen te behartigen in verdachte heeft gesteld. [slachtoffer 1] meende dat verdachte de aangewezen persoon was om zijn zaken voor hem te regelen maar is daarin ernstig teleurgesteld.
De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden gevorderd. De rechtbank acht deze straf, gelet op de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, gerechtvaardigd en aangewezen.

De vordering van de benadeelde [slachtoffer 2]

De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen geachte feit - opzetheling van de gestolen bestelauto - en de door [slachtoffer 2] geleden schade als gevolg van diens eveneens gestolen gereedschap dat zich in de bestelauto bevond, niet bewezen. Verdachte is immers niet degene geweest die het voertuig, met daarin het gereedschap, heeft gestolen. Verdachte kan derhalve niet aansprakelijk worden gesteld voor de door [slachtoffer 2] gestelde geleden schade.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 27, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 2. primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1. en 2. subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan en stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1. en 2. subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de tijd van
zes maanden.
De rechtbank beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet ontvankelijk is in de vordering en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Läkamp, voorzitter, en mr. M.A.A. van Capelle en mr. J.J. Schoemaker, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 12 juni 2015.

Voetnoten

1.dossierpagina 2
2.dossierpagina 13
3.dossierpagina 42
4.dossierpagina 153 e.v.
5.dossierpagina 122
6.dossierpagina 129
7.dossierpagina 134
8.dossierpagina 164 e.v.
9.dossierpagina 164 e.v.