ECLI:NL:RBNNE:2015:2751

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 mei 2015
Publicatiedatum
9 juni 2015
Zaaknummer
C/19/109208 FA RK 15-459
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot benoeming van een bijzondere curator voor minderjarigen in een conflictueuze echtscheiding

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 29 mei 2015 uitspraak gedaan in een rekestprocedure waarin een advocaat namens twee minderjarigen, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], verzocht om de benoeming van een bijzondere curator. De minderjarigen zijn geboren uit een huwelijk dat in 2011 is beëindigd. De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn ernstige communicatieproblemen tussen hen, wat leidt tot een conflictueuze situatie voor de kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige [verzoeker 1] weliswaar de wens heeft om bij zijn moeder te wonen, maar dat deze wens al eerder is geuit in verschillende procedures en dat er geen nieuwe feiten zijn die een benoeming van een bijzondere curator noodzakelijk maken. De rechtbank heeft het verzoek van [verzoeker 2] niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet is gebleken dat hij de wens heeft om een bijzondere curator te benoemen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van [verzoeker 1] is om rust en duidelijkheid te hebben over zijn hoofdverblijf, en dat de benoeming van een bijzondere curator zou kunnen leiden tot een voortzetting van de strijd tussen de ouders, wat schadelijk zou zijn voor de kinderen. De rechtbank heeft derhalve beide verzoeken afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

LOCATIE ASSEN

Afdeling Privaatrecht
Beschikking d.d. 29 mei 2015
Zaaknummer C/19/109208 / FA RK 15-459

Beschikking van de tweede enkelvoudige kamer in de zaak van:

1. [verzoeker 1],

2. [verzoeker 2],

beiden wonende te [woonplaats], [adres]
verzoekers hier na te noemen [verzoeker 1] en [verzoeker 2] respectievelijk de minderjarigen,
advocaat mr. J.E. de Wijn.

Verloop van de procedure

Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 24 februari 2015, heeft Mr. Wijn, namens de minderjarigen [verzoeker 1], geboren op [geboortedatum 1] 2002 in de gemeente Zaanstad en [verzoeker 2], geboren op [geboortedatum 2] 2004 in de gemeente Zaanstad, de rechtbank verzocht om over te gaan tot het aanstellen van een bijzondere curator.
De minderjarige [verzoeker 1] is gehoord door de rechtbank op 15 april 2015. Alhoewel behoorlijk opgeroepen is de minderjarige [verzoeker 2] niet verschenen.
De rechtbank heeft kennis genomen van het schrijven (met bijlagen) van de moeder van de minderjarigen, mevrouw [moeder], d.d. 11 maart 2015 en het schrijven (met bijlagen) van de vader van de minderjarigen, de heer [vader], d.d. 12 maart 2015.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het schrijven (met bijlagen) van mr. H.Q.N. Renon van 24 april 2015.
De rechtbank heeft de zaak behandeld ter zitting van 29 april 2015.
Verschenen zijn:
- mr. J.E. de Wijn (namens de minderjarigen);
- dhr. [vader] (vader van de minderjarigen), bijgestaan door mr. H.Q.N. Renon;
- mevr. [moeder] (moeder van de minderjarigen);
- dhr. J. Zijlstra (namens de Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen: de Raad).
Mr. J.E. de Wijn en mr. H.Q.N. Renon hebben ter zitting pleitnotities overgelegd.

Vaststaande feiten

In deze procedure wordt van de volgende feiten uitgegaan:
- de heer [vader] en mevrouw [moeder] zijn met elkaar gehuwd geweest, in 2011 zijn zij uit elkaar gegaan;
- uit hun huwelijk zijn geboren de thans nog minderjarige kinderen:
[verzoeker 1], geboren op [geboortedatum 1] 2002 in de gemeente Zaanstad en
[verzoeker 2], geboren op [geboortedatum 2] 2004 in de gemeente Zaanstad;
- de ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen;
- bij beschikking van 25 juni 2013 zijn de minderjarigen onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling is geëindigd op 24 juni 2014;
- bij beschikking van 4 september 2013 is door de rechtbank Noord- Nederland het hoofdverblijf van de minderjarigen vastgesteld bij vader, welke beschikking is bekrachtigd door het Gerechtshof op 6 mei 2014;
- de rechtbank heeft zich alvorens te beslissen laten adviseren door de Raad voor de Kinderbescherming.

Gronden van de beslissing

Standpunt van de minderjarigen
Mr. De Wijn heeft ter zitting aangegeven dat zij op verzoek van [verzoeker 1] door moeder is benaderd om met de kinderen in gesprek te gaan. Mr. De Wijn heeft eenmaal met [verzoeker 1] afzonderlijk gesproken en eenmaal met [verzoeker 1] en [verzoeker 2] gezamenlijk. Tevens heeft zij een gesprek gehad met moeder. Desgevraagd geeft mr. De Wijn aan geen gesprek te hebben gehad met vader.
Namens de minderjarigen is aangegeven dat zij graag bij hun moeder willen wonen, vooral vanwege de sfeer in huis en de mogelijkheid tot overleg met de moeder. [verzoeker 1] en [verzoeker 2] zijn zeer gesteld op hun jongere zusje van één jaar en zij kunnen het bovendien goed vinden met de drie zonen van de partner van moeder. In de thuissituatie bij vader is geen overleg mogelijk en vader is vaak afwezig. [verzoeker 1] wil na de zomervakantie naar het voortgezet onderwijs in [plaats 1], maar wordt bij deze keuze gehinderd door zijn verblijf bij vader. Ook de zorgen over [verzoeker 2] zijn groot, nu hij zich opsluit en aangeeft er geen vertrouwen in te hebben dat er naar hem wordt geluisterd. [verzoeker 2] heeft het niet naar zijn zin op zijn huidige school in [plaats 2] en hij is samen met vader op zoek naar een nieuwe school. Dit is voor [verzoeker 2] een goed moment om op een school in [plaats 3] te beginnen en aldaar groep 8 af te maken. Deze keuze heeft als voordeel dat [verzoeker 2] naar het voortgezet onderwijs kan met kinderen die hij al in groep 8 heeft leren kennen. [verzoeker 1] en [verzoeker 2] willen bij hun moeder wonen en zij vragen om een stem in hun recht om opgevoed te worden volgens de normen en waarden waar zij zich het meest bij thuis voelen. [verzoeker 1] en [verzoeker 2] willen graag met een bijzondere curator in gesprek over de noodzaak en hun persoonlijke redenen om bij hun moeder in [plaats 3] te willen wonen, zodat deze hun stem kan vertolken in hun verzoek aan de rechtbank tot wijziging hoofdverblijf en wijziging omgangsregeling. Daarnaast kan de bijzondere curator met ouders en de kinderen in gesprek gaan, teneinde een ouderschapsplan vast te stellen. Er is weliswaar met [verzoeker 1] en [verzoeker 2] gesproken in de procedures die tussen de ouders zijn gevoerd, de kinderen hebben zich in deze procedures echter niet gehoord gevoeld en met hun mening is geen rekening gehouden. [verzoeker 1] en [verzoeker 2] hebben derhalve verzocht een bijzondere curator te benoemen.
Standpunt van de moeder
Moeder is van mening dat de kinderen gebaat zijn bij het benoemen van een bijzondere curator. De communicatie tussen haar en vader verloopt niet goed en de kinderen worden hier door vader in betrokken en mee belast. Moeder maakt zich ernstige zorgen om de kinderen, nu de kinderen zich door vader niet gekend voelen in hun wensen ten aanzien van hun schoolkeuze en woonplaats. Daarnaast worden de kinderen door vader onvoldoende begeleid in hun persoonlijke verzorging en hygiëne. Vader ontkent de rol van moeder en onttrekt zich aan zijn verantwoordelijkheid jegens de kinderen. De kinderen voelen zich niet gehoord door vader, de rechtbank, het gerechtshof en de Raad voor de Kinderbescherming. Zij zijn thans op zoek naar erkenning en willen dat hun mening gerespecteerd wordt. [verzoeker 1] heeft haar derhalve gevraagd om hem te helpen bij het indienen van het onderhavige verzoek. Moeder heeft aangegeven dat [verzoeker 2] - hoewel zij naar zijn mening gevraagd heeft - zich niet uitlaat over zijn wensen en het verzoek.
Standpunt van de vader
Vader heeft aangegeven dat er - nadat zowel de rechtbank als het hof het hoofdverblijf van de kinderen bij hem heeft bepaald - rust en stabiliteit zijn ontstaan, die niet verstoord moeten worden. Vader vreest dat de benoeming van een bijzondere curator onrust teweeg zal brengen bij de kinderen, omdat opnieuw het hoofdverblijf van de kinderen aan de orde zal worden gesteld. Een verhuizing van de kinderen naar moeder zal bovendien veel veranderingen met zich meebrengen en hij acht dit niet in het belang van de kinderen, nu zij juist goed op hun plek zitten en het goed doen bij hem thuis. [verzoeker 1] en [verzoeker 2] hebben hun mening reeds bij de rechtbank, het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, de Raad voor de Kinderbescherming en bij de gezinsvoogd kenbaar gemaakt. Er is daarmee voldoende recht gedaan aan het hoorrecht van de kinderen. Vader geeft aan dat hij ook de positie van de moeder ten opzichte van de kinderen respecteert en dat hij door zijn houding ten opzichte van de kinderen ook uitdraagt dat zij bij hun moeder mogen zijn. Moeder heeft tegen de uitspraak van het hof geen cassatie ingesteld. Zij initieert het verzoek om een bijzondere curator te benoemen, wat gezien kan worden als een verkapte cassatie. Vader acht benoeming van een bijzondere curator niet in het belang van de kinderen en heeft derhalve verzocht het verzoek af te wijzen.
Standpunt van de Raad
De Raad heeft zijn zorgen geuit over de ontwikkeling van de minderjarigen; ouders zijn tot op heden niet in staat om met elkaar te communiceren, waardoor de kinderen nog steeds klem zitten. Pas als er bij beide ouders intrinsieke acceptatie komt over de woonsituatie van de kinderen en zij dit aan [verzoeker 1] en [verzoeker 2] kunnen overbrengen, kunnen de kinderen hun worsteling met hun gevoel en de situatie loslaten. Alvorens een advies te kunnen geven over een wijziging van het hoofdverblijf, zal de Raad opnieuw onderzoek moeten doen. Met betrekking tot het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator, refereert de Raad zich aan het oordeel van de rechtbank.

Beoordeling door de rechtbank

Op grond van artikel 1:250 BW kan de rechtbank - wanneer in aangelegenheden betreffende diens verzorging en opvoeding, dan wel het vermogen van de minderjarige, de belangen van de met het gezag belaste ouders of de voogd in strijd zijn met die van de minderjarige - een bijzondere curator benoemen om de minderjarige ter zake zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen indien de rechtbank dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht. Daarbij dient de rechtbank in het bijzonder de aard van de belangenstrijd en het belang van het kind bij vertegenwoordiging door een bijzondere curator in aanmerking te nemen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Met betrekking tot de minderjarige [verzoeker 2]
Mr. De Wijn heeft namens beide minderjarigen een verzoekschrift ingediend, strekkende tot benoeming van een bijzondere curator. Ter zitting heeft mr. De Wijn aangegeven niet afzonderlijk met [verzoeker 2] gesproken te hebben. In het gesprek dat zij heeft gehad met [verzoeker 1] en [verzoeker 2] gezamenlijk, heeft [verzoeker 2] zich niet (expliciet) uitgelaten over de situatie en het verzoek. Moeder heeft ter zitting aangegeven dat [verzoeker 2] niet met haar in gesprek wil over zijn wensen ten aanzien van zijn woonplaats en het verzoek. Zij heeft er naar gevraagd maar [verzoeker 2] is hierover niet te benaderen. Zij kan derhalve niet aangeven wat het standpunt van [verzoeker 2] op het verzoek is. De rechtbank overweegt dat de procesingang voor de minderjarige vormvrij is. Iedere minderjarige, mits voldoende wilsbekwaam, kan een verzoek indienen. In deze heeft mr. Wijn zich gesteld namens de minderjarigen. Tegelijk moet worden geconcludeerd dat [verzoeker 2] zich zowel tegenover mr. Wijn, als tegenover de ouders niet uitlaat over het verzoek.
Nu [verzoeker 2] eveneens geen gehoor gegeven heeft aan de uitnodiging van de rechtbank en hij de rechtbank ook niet zelf een brief geschreven heeft, is thans onvoldoende duidelijk wat het standpunt van [verzoeker 2] is met betrekking tot het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator. Het is de rechtbank derhalve niet gebleken dat [verzoeker 2] daadwerkelijk de wens heeft dat een bijzonder curator wordt benoemd en de rechtbank zal dan ook het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator ten aanzien van [verzoeker 2] niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank ziet overigens, mede gelet op het navolgende, geen aanleiding om ambtshalve een bijzonder curator te benoemen.
Met betrekking tot de minderjarige [verzoeker 1]
Achtergrond van het verzoek om een bijzondere curator te benoemen is gelegen in de wens van [verzoeker 1] dat hij bij zijn moeder wil wonen, omdat hij zich niet gehoord voelt door zijn vader en meer toekomstperspectief zou hebben als hij bij zijn moeder zou wonen. De bijzondere curator zou namens hem hiervoor een procedure kunnen starten.
De wens om bij zijn moeder te wonen bestaat al langer bij [verzoeker 1]. Tijdens de procedure tussen ouders over het hoofdverblijf van de kinderen heeft [verzoeker 1] dit kenbaar gemaakt middels een brief, opgesteld door de Kinder- en jongerenrechtswinkel. Daarnaast is hij door zowel de rechtbank, het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden als de Raad voor de Kinderbescherming uitgebreid gehoord. [verzoeker 1] heeft derhalve meerdere malen en bij verschillende instanties zijn mening kenbaar gemaakt, welke mening ook zorgvuldig is meegenomen in de overwegingen van de rechtbank en het gerechtshof. [verzoeker 1] heeft thans geen feiten of omstandigheden aangevoerd die niet bekend waren in deze procedures. Vraag die nu voorligt is of het in het belang van [verzoeker 1] noodzakelijk is dat een bijzondere curator benoemd wordt. Deze bijzonder curator zal zich dienen te verdiepen in het hoofdverblijf van [verzoeker 1]. Voornoemde vraag moet naar het oordeel van de rechtbank ontkennend worden beantwoord. Sinds de scheiding van ouders is er strijd over het hoofdverblijf van de kinderen. Deze strijd heeft geleid tot diverse gerechtelijke procedures tussen ouders. Daarnaast zijn de kinderen -vanwege de zorgen die er waren over de effecten van de strijd tussen de ouders op de kinderen- gedurende een jaar onder toezicht gesteld geweest. Zowel ter zitting als uit de overgelegde stukken is gebleken dat ouders ook nu nog onvoldoende in staat zijn om op een adequate wijze met elkaar in gesprek te gaan en afspraken te maken over de verzorging en opvoeding van hun kinderen, waardoor de kinderen zich in een ernstig loyaliteitsconflict bevinden. Dit zal negatieve effecten hebben op de kinderen. Het is echter aan de ouders om hier verandering in te brengen en te pogen hun communicatie in het belang van de kinderen te verbeteren. Met de beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 mei 2014 is er na jarenlange strijd een beslissing gekomen over het hoofdverblijf van [verzoeker 1]. [verzoeker 1] is thans naar het oordeel van de rechtbank gebaat bij rust en duidelijkheid over zijn hoofdverblijf. Toewijzing van het verzoek zou naar het oordeel van de rechtbank een groot risico op langere voortzetting van de strijd tussen ouders inhouden, waarbij [verzoeker 1] op niet leeftijdsadequaat manier verantwoordelijkheid krijgt, hetgeen schadelijk voor hem zal zijn.
De rechtbank zal derhalve het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator ten aanzien van [verzoeker 1] afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het verzoek van
[verzoeker 2]tot benoeming van een bijzondere curator niet-ontvankelijk;
wijst af het verzoek van
[verzoeker 1]tot benoeming van een bijzondere curator.
Beslist door mr. M.A.F. Holtvluwer-Veenstra, rechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 mei 2015 in tegenwoordigheid van mr. D.L. Boer, griffier, en door de rechter en de griffier voornoemd ondertekend.-
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem- Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden. Als u in aanmerking wilt komen voor door de overheid (gedeeltelijk) gefinancierde rechtsbijstand, dan kan uw advocaat daartoe namens u een verzoek indienen bij de Raad voor Rechtsbijstand. Uw advocaat kan u daaromtrent nader informeren.