ECLI:NL:RBNNE:2015:270

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 januari 2015
Publicatiedatum
23 januari 2015
Zaaknummer
18.930138-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing met vuurwapen en munitie in chalet

Op 23 januari 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De zaak vond plaats op 1 augustus 2014, toen de verdachte, onder bedreiging van een vuurwapen, geld en een mobiele telefoon eiste van de aangever in diens chalet. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte de aangever had gedwongen tot de afgifte van 50 euro en een Samsung S4, door hem te bedreigen met de dood en het vuurwapen zichtbaar te maken. De verdachte had eerder een auto aan de aangever verkocht en eiste het geld dat nog openstond. Tijdens de rechtszitting werd de verdachte bijgestaan door zijn advocaat, mr. M. Smid. De officier van justitie, mr. C. Westerling, eiste een gevangenisstraf van 30 maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van 18 maanden. Tevens werd de teruggave van de mobiele telefoon aan de aangever gelast en werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. De rechtbank motiveerde haar beslissing door de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd, en hield rekening met de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18/930138-14
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 januari 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 9 januari 2015.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. M. Smid, advocaat te Hoogeveen.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 01 augustus 2014, te [pleegplaats], gemeente Westerveld, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (50 euro) en/of een mobiele telefoon (Samsung S4), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij
- verdachte dreigend die [slachtoffer], meermalen, althans eenmaal heeft gezegd dat hij verdachte geld wilde en anders zou hij die [slachtoffer] doodschieten, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- verdachte dreigend een pistool zichtbaar voor die [slachtoffer] in de hand heeft gehouden en/of
- verdachte dreigend dat pistool zichtbaar voor die [slachtoffer] heeft doorgeladen en/of
- verdachte dreigend dat pistool op de borst en/of het hoofd van die [slachtoffer] heeft gericht en/of
- verdachte die [slachtoffer] dreigend heeft toegevoegd dat hij iets mee wilde als borg, geld, een telefoon of de auto, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 01 augustus 2014, te [pleegplaats], gemeente Westerveld, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, bestaande hierin, dat verdachte toen aldaar, zich bevindende op enige en/of korte afstand van die [slachtoffer], opzettelijk dreigend
- een pistool zichtbaar voor die [slachtoffer] in de hand heeft gehouden en/of
- dat pistool zichtbaar voor die [slachtoffer] heeft doorgeladen en/of
- dat pistool op de borst en/of het hoofd van die [slachtoffer] heeft gericht en/of
- die [slachtoffer] heeft toegevoegd dat hij verdachte nu geld wilde, anders zou hij [slachtoffer] dood schieten, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer] heeft toegevoegd dat hij iets mee wilde als borg, geld, een telefoon of de auto, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 01 augustus 2014, te [pleegplaats], gemeente Westerveld en/of te [plaats], gemeente Hoogeveen, een wapen van categorie III, onder 1, te weten een pistool (merk Astra) en/of munitie van categorie III, te weten 5 kogelpatronen, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet Wapens en Munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet Wapens en Munitie
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. C. Westerling acht hetgeen onder 1 primair en onder 2 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden. Ten aanzien van het beslag op de telefoon, Samsung S4, vordert de officier van justitie teruggave van de telefoon aan aangever [slachtoffer]. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard. Daarnaast vordert de officier van justitie de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis en een bevel tot gevangenneming van verdachte ter terechtzitting, te bepalen bij vonnis.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Bewijsmotivering

De rechtbank baseert haar beslissing dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die hierna in samenvattende vorm worden weergegeven en die voorkomen in de in de voetnoten weergegeven gebezigde bewijsmiddelen.
- de aangifte van [slachtoffer] [1] d.d. 1 augustus 2014, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Ik verblijf op [camping], aan de [weg] te [pleegplaats], in een chalet, genummerd CV4. Op 1 augustus 2014, ongeveer 21.55 uur was ik alleen thuis in mijn chalet. Ineens hoorde ik een stem. Ik draaide me om en zag dat er een man binnen was gekomen. Het chalet was open. Ik herkende hem als [verdachte]. Hij is ongeveer 10 minuten binnen geweest. Hij wilde geld en ik probeerde hem er van te overtuigen dat ik nu geen geld had. Het ging natuurlijk om geld voor de auto die ik van hem had. Omdat ik bleef zeggen dat ik geen geld had zei hij daarna een aantal maal dat hij nu geld wilde anders zou hij me dood schieten. Ineens pakte hij een pistool. Ik weet niet waar hij het pistool vandaan pakte. Hij hield het wapen in zijn rechter hand. Met zijn linker hand pakte hij de bovenkant van het pistool en trok dit naar achter, daarna liet hij het los. Ik hoorde het wapen klikken. Ik denk dat hij daarmee het wapen laadde. Het wapen was zwart van kleur. Het was klein. Ik denk tussen de 10 en 15 cm. Ik heb geen verstand van wapens, ik weet niet wat voor een wapen het was. Hij hield het wapen gericht op mij. Hij hield het wapen ongeveer een halve meter van me vandaan en hij richtte op mijn borst en op mijn hoofd. Weer zei hij dat hij nu geld wilde. Ik probeerde hem nog steeds duidelijk te maken dat ik nu niet kon betalen. Hij vroeg me wat ik nu had. Uiteindelijk heb ik hem, terwijl hij me bedreigde met het pistool 50 euro gegeven en heb ik hem mijn GSM gegeven. [verdachte] zei dat ik hem 100 euro moest komen brengen. Ik zou dan mijn GSM terug krijgen en dan zou de koop van de auto zijn geregeld. Hij is toen weg gegaan. Mijn GSM is een Samsung S4. Ik heb aardig angst gehad. Ik ben geschrokken.
- het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] [2] d.d. 2 augustus 2014, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant, heb de [verdachte], onderworpen aan een veiligheidsfouillering en vroeg de verdachte of hij wapens of scherpe voorwerpen bij zich had. Ik hoorde de verdachte zeggen dat hij op de bijrijdersplaats een pistool had liggen. Ik keek in het voertuig voorin aan de passagierszijde en zag op de bank in de autoambulance een klein leren tasje liggen met daarin een voorwerp dat leek op een klein vuistvuurwapen. Tijdens de voorgeleiding bij de hulpofficier van Justitie op het politiebureau in Hoogeveen hoorde ik de verdachte zeggen dat hij inderdaad iemand met een vuurwapen had bedreigd omdat hij nog geld moest hebben van iemand. Ik hoorde hem zeggen dat hij iemand een auto had verkocht en dat die niet wilde betalen. Ik hoorde hem zeggen dat hij daarom verhaal was gaan halen.
- het proces verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] [3] d.d. 2 augustus 2014, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 1 augustus 2014 omstreeks 23.45 uur werd aan mij voorgeleid de [verdachte]. Na het geven van de cautie en het wijzen op het recht op consultatiebijstand verklaarde de [verdachte] spontaan het volgende: ‘Ik weet het, ik ben inderdaad bij de man geweest in [pleegplaats] en heb hem bedreigd, omdat ik geld van hem te goed heb. Ik heb een bedrijf en hij heeft nog een rekening open staan. Door lui zo als hij kan ik geen zaken meer doen, ik moet ook mijn bedrijf draaiende houden. Ik wil geld van hem en heb hem daarom bedreigd.
- de verklaring van [verdachte] [4] d.d. 2 augustus 2014, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
[slachtoffer], ruilde een Nissan Micra en kocht een Hyundai Coupe. We kwamen overeen dat hij nog 150 euro bij moest betalen. Hij had op dat moment geen geld. Ik wacht een maand of wat, maar hij kwam niet betalen. Gisteravond ben ik rond 21.00 naar de bewuste camping gereden in [pleegplaats]. Ik was alleen met mijn vrachtautootje. Ik zei tegen [slachtoffer] ‘hoe zit dat met mijn geld?’ Hij zei tegen mij ‘ik heb geen geld’. Ik zei ‘dan geef je me nu je telefoon mee of je auto, maar ik wil iets mee als borg!’ Ik hoorde dat [slachtoffer] zei ‘ik kan die telefoon niet missen en de auto ben ik nodig voor mijn werk’. Hij zei tegen me ‘ik heb maar vijftig euro’. Ik zei ‘dan doe je mij die eerst maar eens’. Hij liep naar de slaapkamer en haalde daar vijftig euro weg. Dit geld gaf hij aan mij.
- de verklaring van [verdachte] [5] d.d. 2 augustus 2014, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Dat wapen is een 635, een zwarte. Ik weet geen merk of type. Er kunnen zes patronen in, in één houder, meer heb ik ook niet. Ik bewaar hem in mijn vrachtauto en ’s nachts onder mijn matras thuis. Het is een echt pistool, geen speelgoed. Ik heb geen vergunning.
- het proces-verbaal van [verbalisant 3] [6] d.d. 28 augustus 2014, inhoudende, het onderzoek aan de in beslag genomen voorwerpen:
Het semi automatisch pistool (merk Astra model 200, kaliber 6,35 mm) is een vuurwapen in de zin de WWM (art 1 onder 3 jo art 2 lid 1, cat. III onder 1); de 5 centraalvuur kogelpatronen (merk Geco, kaliber 6,35 mm) zijn munitie in de zin van de WWM (art 1 onder 4 jo art 2 lid 2, cat. III)
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen gaat de rechtbank uit van de volgende feitelijke gang van zaken. Op 1 augustus 2014, rond 22.00 uur, is [verdachte] het chalet aan de [weg] te [pleegplaats] binnen gegaan. Hij heeft [slachtoffer] gevraagd naar het geld dat [verdachte] van [slachtoffer] tegoed had. [verdachte] heeft meermalen herhaald dat hij het geld terug wilde en onder bedreiging van een pistool gezegd dat hij hem anders dood zou schieten. [verdachte] heeft het wapen in zijn rechter hand vast gehad en heeft het wapen met de linkerhand doorgeladen. Vervolgens heeft hij het wapen gericht op de borst en het hoofd van [slachtoffer] en daarbij gevraagd om geld, zijn telefoon of zijn auto als borg. [slachtoffer] heeft onder druk van het pistool en de bedreigingen een geldbedrag van 50 euro en zijn telefoon, een Samsung S4, afgegeven aan [verdachte]. Nadat [verdachte] korte tijd later door verbalisanten is staande gehouden in zijn autoambulance, trof [verbalisant 1] op de bijrijdersstoel van de autoambulance van [verdachte] een vuurwapen aan.
De rechtbank volgt niet het standpunt van de verdediging dat de verklaring van [verbalisant 1] onbetrouwbaar moet worden geacht, omdat [verbalisant 2] verdachte niet heeft horen praten over een bedreiging met een vuurwapen. Deze verbalisanten hoeven immers niet hetzelfde te hebben gehoord. Bovendien past hetgeen [verbalisant 1] heeft gehoord bij hetgeen in de aangifte is vermeld en het feit dat een wapen in de autoambulance van verdachte is aangetroffen. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing van [slachtoffer], gepleegd op 1 augustus 2014 en dat hij daarbij gebruik heeft gemaakt van een wapen.
Het bezit van het vuurwapen en de munitie, zoals is tenlastegelegd onder 2, is door [verdachte] erkend. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, hetgeen in strijd is met artikel 26 lid 1 Wet Wapens en Munitie, gepleegd op 1 augustus 2014.

Hetgeen de rechtbank bewezen acht

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 01 augustus 2014, te [pleegplaats], gemeente Westerveld, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, 50 euro, en een mobiele telefoon, Samsung S4, toebehorende aan die [slachtoffer], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij
- verdachte dreigend die [slachtoffer], meermalen heeft gezegd dat hij verdachte geld wilde en anders zou hij die [slachtoffer] doodschieten, en
- verdachte dreigend een pistool zichtbaar voor die [slachtoffer] in de hand heeft gehouden en
- verdachte dreigend dat pistool zichtbaar voor die [slachtoffer] heeft doorgeladen en
- verdachte dreigend dat pistool op de borst en het hoofd van die [slachtoffer] heeft gericht en
- verdachte die [slachtoffer] dreigend heeft toegevoegd dat hij iets mee wilde als borg, geld, een telefoon of de auto;
2.
hij op 01 augustus 2014, te [pleegplaats], gemeente Westerveld en te [plaats], gemeente Hoogeveen, een wapen van categorie III, onder 1, te weten een pistool, merk Astra, en munitie van categorie III, te weten 5 kogelpatronen, voorhanden heeft gehad.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificatie

Het bewezen geachte levert op:
1. primair
afpersing,
strafbaar gesteld bij artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht
2.
handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie,
strafbaar gesteld bij artikel 55 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsvrouw van de verdachte, de oriëntatiepunten voor de straftoemeting, de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 8 december 2014, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van misdrijven en in het bijzonder terzake een misdrijf uit de Wet Wapens en Munitie is veroordeeld, alsmede de inhoud van het over verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies d.d. 18 december 2014.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan afpersing en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Verdachte wilde ’s avonds laat, in het chalet van aangever, het geld innen dat aangever aan hem verschuldigd was vanwege de aankoop van een auto. Aangever heeft onder bedreiging van een vuurwapen geld en zijn telefoon afgegeven. Het behoeft geen betoog dat dergelijk handelen niet de geëigende manier is om geld dat niet wordt betaald, te innen. De officier van justitie heeft in haar requisitoir aangegeven in haar strafeis rekening te houden met de context waarin deze afpersing heeft plaatsgevonden. De rechtbank houdt nog meer dan de officier van justitie rekening met voornoemde context.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de
hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is. Voor een deels voorwaardelijke gevangenisstraf ziet de rechtbank geen aanleiding.
Omtrent de vordering van de officier van justitie tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis en tot het afgeven van een bevel gevangenneming ter terechtzitting overweegt de rechtbank als volgt. Uitgangspunt van de wetgever is dat verdachte in het geval van een veroordeling zijn executie in vrijheid afwachten. Uit het dossier blijken onvoldoende aanknopingspunten die de rechtbank aanleiding geven hier anders over te denken en de vordering van de officier van justitie tot het afgeven van een bevel gevangenneming wordt afgewezen. Voorts acht de rechtbank geen termen aanwezig de door de rechter-commissaris gelaste schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.

Benadeelde partij [slachtoffer]

Aangever [slachtoffer] heeft een voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces ingevuld. Dit voegingsformulier behelst echter geen opgave van geleden en te vorderen (materiële en immateriële) schade. De rechtbank zal de vordering derhalve niet-ontvankelijk verklaren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 22b, 27, 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart bewezen dat het tenlastegelegde onder 1 primair en onder 2, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven zijn vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank gelast de teruggave van de mobiele telefoon, een Samsung S4, aan aangever [slachtoffer].
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk is in zijn vordering.
De rechtbank wijst af de vordering van de officier van justitie tot een bevel gevangenneming.
De rechtbank heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.A. Wiersma, voorzitter, en mr. H.H.A. Fransen en mr. O.J. Bosker, rechters, in tegenwoordigheid van D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 23 januari 2015,
zijnde mr. Wiersma buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Pag 26 e.v. van het proces-verbaal van de politie Noord-Nederland, district Zuidwest, basiseenheid Meppel/Westerveld/De Wolden, met proces-verbaalnummer PL033W-2014060230-1;
2.Pag 32 van het proces-verbaal van de politie Noord-Nederland, district Zuidwest, basiseenheid Hoogeveen/Midden-Drenthe, met proces-verbaalnummer PL033V-2014060230-8;
3.Pag 41 van het proces-verbaal van de politie Noord-Nederland, met proces-verbaalnummer PL0300-20140160230-14;
4.Pag 45 e.v. van het proces-verbaal van de politie Noord-Nederland, district Zuidwest, basiseenheid Hoogeveen/Midden-Drenthe, met proces-verbaalnummer PL033V-2014060230-19
5.Pag 44 e.v. van het proces-verbaal van de politie Noord-Nederland, district Zuidwest, basiseenheid Hoogeveen/Midden-Drenthe, met proces-verbaalnummer PL033V-2014060230-19
6.Pagina 1 van het op 16 september 2014 bij het Arrondissementsparket Noord-Nederland ingekomen proces- verbaal van de politie Noord-Nederland, dienst Regionale recherche, Team wapens, munitie en explosieven, met proces-verbaalnummer 03-2014060230