Bewijsmotivering
De rechtbank baseert haar beslissing dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die hierna in samenvattende vorm worden weergegeven en die voorkomen in de in de voetnoten weergegeven gebezigde bewijsmiddelen.
- de aangifte van [slachtoffer]d.d. 1 augustus 2014, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Ik verblijf op [camping], aan de [weg] te [pleegplaats], in een chalet, genummerd CV4. Op 1 augustus 2014, ongeveer 21.55 uur was ik alleen thuis in mijn chalet. Ineens hoorde ik een stem. Ik draaide me om en zag dat er een man binnen was gekomen. Het chalet was open. Ik herkende hem als [verdachte]. Hij is ongeveer 10 minuten binnen geweest. Hij wilde geld en ik probeerde hem er van te overtuigen dat ik nu geen geld had. Het ging natuurlijk om geld voor de auto die ik van hem had. Omdat ik bleef zeggen dat ik geen geld had zei hij daarna een aantal maal dat hij nu geld wilde anders zou hij me dood schieten. Ineens pakte hij een pistool. Ik weet niet waar hij het pistool vandaan pakte. Hij hield het wapen in zijn rechter hand. Met zijn linker hand pakte hij de bovenkant van het pistool en trok dit naar achter, daarna liet hij het los. Ik hoorde het wapen klikken. Ik denk dat hij daarmee het wapen laadde. Het wapen was zwart van kleur. Het was klein. Ik denk tussen de 10 en 15 cm. Ik heb geen verstand van wapens, ik weet niet wat voor een wapen het was. Hij hield het wapen gericht op mij. Hij hield het wapen ongeveer een halve meter van me vandaan en hij richtte op mijn borst en op mijn hoofd. Weer zei hij dat hij nu geld wilde. Ik probeerde hem nog steeds duidelijk te maken dat ik nu niet kon betalen. Hij vroeg me wat ik nu had. Uiteindelijk heb ik hem, terwijl hij me bedreigde met het pistool 50 euro gegeven en heb ik hem mijn GSM gegeven. [verdachte] zei dat ik hem 100 euro moest komen brengen. Ik zou dan mijn GSM terug krijgen en dan zou de koop van de auto zijn geregeld. Hij is toen weg gegaan. Mijn GSM is een Samsung S4. Ik heb aardig angst gehad. Ik ben geschrokken.
- het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1]d.d. 2 augustus 2014, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant, heb de [verdachte], onderworpen aan een veiligheidsfouillering en vroeg de verdachte of hij wapens of scherpe voorwerpen bij zich had. Ik hoorde de verdachte zeggen dat hij op de bijrijdersplaats een pistool had liggen. Ik keek in het voertuig voorin aan de passagierszijde en zag op de bank in de autoambulance een klein leren tasje liggen met daarin een voorwerp dat leek op een klein vuistvuurwapen. Tijdens de voorgeleiding bij de hulpofficier van Justitie op het politiebureau in Hoogeveen hoorde ik de verdachte zeggen dat hij inderdaad iemand met een vuurwapen had bedreigd omdat hij nog geld moest hebben van iemand. Ik hoorde hem zeggen dat hij iemand een auto had verkocht en dat die niet wilde betalen. Ik hoorde hem zeggen dat hij daarom verhaal was gaan halen.
- het proces verbaal van bevindingen van [verbalisant 2]d.d. 2 augustus 2014, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 1 augustus 2014 omstreeks 23.45 uur werd aan mij voorgeleid de [verdachte]. Na het geven van de cautie en het wijzen op het recht op consultatiebijstand verklaarde de [verdachte] spontaan het volgende: ‘Ik weet het, ik ben inderdaad bij de man geweest in [pleegplaats] en heb hem bedreigd, omdat ik geld van hem te goed heb. Ik heb een bedrijf en hij heeft nog een rekening open staan. Door lui zo als hij kan ik geen zaken meer doen, ik moet ook mijn bedrijf draaiende houden. Ik wil geld van hem en heb hem daarom bedreigd.
- de verklaring van [verdachte]d.d. 2 augustus 2014, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
[slachtoffer], ruilde een Nissan Micra en kocht een Hyundai Coupe. We kwamen overeen dat hij nog 150 euro bij moest betalen. Hij had op dat moment geen geld. Ik wacht een maand of wat, maar hij kwam niet betalen. Gisteravond ben ik rond 21.00 naar de bewuste camping gereden in [pleegplaats]. Ik was alleen met mijn vrachtautootje. Ik zei tegen [slachtoffer] ‘hoe zit dat met mijn geld?’ Hij zei tegen mij ‘ik heb geen geld’. Ik zei ‘dan geef je me nu je telefoon mee of je auto, maar ik wil iets mee als borg!’ Ik hoorde dat [slachtoffer] zei ‘ik kan die telefoon niet missen en de auto ben ik nodig voor mijn werk’. Hij zei tegen me ‘ik heb maar vijftig euro’. Ik zei ‘dan doe je mij die eerst maar eens’. Hij liep naar de slaapkamer en haalde daar vijftig euro weg. Dit geld gaf hij aan mij.
- de verklaring van [verdachte]d.d. 2 augustus 2014, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Dat wapen is een 635, een zwarte. Ik weet geen merk of type. Er kunnen zes patronen in, in één houder, meer heb ik ook niet. Ik bewaar hem in mijn vrachtauto en ’s nachts onder mijn matras thuis. Het is een echt pistool, geen speelgoed. Ik heb geen vergunning.
- het proces-verbaal van [verbalisant 3]d.d. 28 augustus 2014, inhoudende, het onderzoek aan de in beslag genomen voorwerpen:
Het semi automatisch pistool (merk Astra model 200, kaliber 6,35 mm) is een vuurwapen in de zin de WWM (art 1 onder 3 jo art 2 lid 1, cat. III onder 1); de 5 centraalvuur kogelpatronen (merk Geco, kaliber 6,35 mm) zijn munitie in de zin van de WWM (art 1 onder 4 jo art 2 lid 2, cat. III)
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen gaat de rechtbank uit van de volgende feitelijke gang van zaken. Op 1 augustus 2014, rond 22.00 uur, is [verdachte] het chalet aan de [weg] te [pleegplaats] binnen gegaan. Hij heeft [slachtoffer] gevraagd naar het geld dat [verdachte] van [slachtoffer] tegoed had. [verdachte] heeft meermalen herhaald dat hij het geld terug wilde en onder bedreiging van een pistool gezegd dat hij hem anders dood zou schieten. [verdachte] heeft het wapen in zijn rechter hand vast gehad en heeft het wapen met de linkerhand doorgeladen. Vervolgens heeft hij het wapen gericht op de borst en het hoofd van [slachtoffer] en daarbij gevraagd om geld, zijn telefoon of zijn auto als borg. [slachtoffer] heeft onder druk van het pistool en de bedreigingen een geldbedrag van 50 euro en zijn telefoon, een Samsung S4, afgegeven aan [verdachte]. Nadat [verdachte] korte tijd later door verbalisanten is staande gehouden in zijn autoambulance, trof [verbalisant 1] op de bijrijdersstoel van de autoambulance van [verdachte] een vuurwapen aan.
De rechtbank volgt niet het standpunt van de verdediging dat de verklaring van [verbalisant 1] onbetrouwbaar moet worden geacht, omdat [verbalisant 2] verdachte niet heeft horen praten over een bedreiging met een vuurwapen. Deze verbalisanten hoeven immers niet hetzelfde te hebben gehoord. Bovendien past hetgeen [verbalisant 1] heeft gehoord bij hetgeen in de aangifte is vermeld en het feit dat een wapen in de autoambulance van verdachte is aangetroffen. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing van [slachtoffer], gepleegd op 1 augustus 2014 en dat hij daarbij gebruik heeft gemaakt van een wapen.
Het bezit van het vuurwapen en de munitie, zoals is tenlastegelegd onder 2, is door [verdachte] erkend. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, hetgeen in strijd is met artikel 26 lid 1 Wet Wapens en Munitie, gepleegd op 1 augustus 2014.