RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie [Assen]
Parketnummer: 19/996534-09
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, Noordelijke Fraudekamer, d.d. 4 juni 2015 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 april 2015, 15 april 2015, 16 april 2015 en 22 mei 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.J. den Hartog, advocaat te Amsterdam.
Het Openbaar Ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E. Edens.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2009
tot en met 25 oktober 2009, in de gemeente Heiloo, althans elders in
Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
- 60 of 30 (AH-71, AH-72), althans een groot aantal aanvragen,
kinderopvangtoeslag; en/of
- 28 bemiddelingsovereenkomsten, althans D-508, D-509, D-512, D-518, D-520, D-
533, D-534, D-546, D-551, D560, D562, D-574, D-577, D-585, D-586, D-588, D-
594 en/of D-596; en/of
- machtigingen, te weten D-522, D-537, D-553, D-564, D-579, D-590 en/of D-599,
zijnde (een) geschrift(en) bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft/hebben laten opmaken, dan wel
heeft/hebben vervalst en/of heeft/hebben laten vervalsen, (telkens) met het
oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen
gebruiken,
bestaande de valsheid hierin dat verdachte en/of één of meer andere(n)
(telkens):
- op de aanvragen kinderopvangtoeslag en/of bemiddelingsovereenkomsten en/of
machtigingen een onjuiste datum en/of onjuiste data heeft/hebben
opgenomen/laten opnemen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
de [besloten vennootschap] (h.o.d.n. De Perenbloesem) op
één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en
met 25 oktober 2009, in de gemeente Heiloo, althans elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
- 60 of 30 (AH-71, AH-72), althans een groot aantal aanvragen,
kinderopvangtoeslag; en/of
- 28 bemiddelingsovereenkomsten, althans D-508, D-509, D-512, D-518, D-520, D-
533, D-534, D-546, D-551, D560, D562, D-574, D-577, D-585, D-586, D-588, D-
594 en/of D-596; en/of
- machtigingen, te weten D-522, D-537, D-553, D-564, D-579, D-590 en/of D-599,
zijnde (een) geschrift(en) bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft/hebben laten opmaken, dan wel
heeft/hebben vervalst en/of heeft/hebben laten vervalsen, (telkens) met het
oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen
gebruiken,
bestaande de valsheid hierin dat [B.V.] en/of één of meer
andere(n) (telkens):
- op de aanvragen kinderopvangtoeslag en/of bemiddelingsovereenkomsten en/of
machtigingen een onjuiste datum en/of onjuiste data heeft/hebben
opgenomen/laten opnemen,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al
dan niet tezamen met één of meer andere(n), (telkens) opdracht heeft gegeven,
dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte al dan
niet tezamen met één of meer anderen, (telkens) feitelijke leiding heeft
gegeven;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2009
tot en met 25 oktober 2009, in de gemeente Heiloo, althans elders in
Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e)
geschrift(en),
te weten:
- 60 of 30 (AH-71, AH-72), althans een groot aantal aanvragen,
kinderopvangtoeslag;
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen - als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst,
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat de in de aanvragen
kinderopvangtoeslag opgenomen data en/of aantal uren onjuist zijn;
en bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte en/of zijn mededader(s) de
aanvragen kinderopvangtoeslag heeft/hebben ingediend en/of heeft/hebben laten
indienen bij de belastingdienst Toeslagen ter verkrijging van
kinderopvangtoeslag
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
de [besloten vennootschap] (h.o.d.n. De Perenbloesem)
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot
en met 25 oktober 2009, in de gemeente Heiloo, althans elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, (telkens)
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e) geschrift,
te weten:
- 60 of 30 (AH-71, AH-72), althans een groot aantal aanvragen,
kinderopvangtoeslag;
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen - als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst,
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat de in de aanvragen
kinderopvangtoeslag opgenomen data en/of aantal uren onjuist zijn
en bestaande dat gebruikmaken hierin dat [B.V.] en/of één of
meer ander(en) de aanvragen kinderopvangtoeslag heeft/hebben ingediend en/of
heeft/hebben laten indienen bij de belastingdienst Toeslagen ter verkrijging
van kinderopvangtoeslag,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al
dan niet tezamen met één of meer andere(n), (telkens) opdracht heeft gegeven,
dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte al dan niet
tezamen met één of meer anderen, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2009
tot en met 25 oktober 2009, in de gemeente Heiloo, althans elders in
Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen
(telkens) met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen,
door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
inhoudende dat verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) hebben doen
voorkomen:
A. dat er recht bestond op kinderopvangtoeslag zonder dat er daadwerkelijk
kosten werden betaald door de vraagouder aan de oppasouder, althans dat er
recht bestond op kinderopvangtoeslag terwijl de hoogte van de kosten lager
was dan de gevraagde kinderopvangtoeslag, en/of
B. dat er een uurtarief tussen de oppasouder en de vraagouder was afgesproken,
en/of
C. dat de vraagouder en gastouder de kinderopvangtoeslag dusdanig konden
verdelen dat iedereen er profijt van had en het de vraagouder geen geld zou
kosten en hiermee vraagouder en gastouder hebben overgehaald om
kinderopvangtoeslag aan te vragen (D-513, D-523, D-538, D-554), en/of
D. dat de vraagouder(s) en/of gastouder(s) voldeden aan de eisen gesteld in de
Wet Kinderopvang en aanverwante regelingen en besluiten, zoas het hebben
van een verklaring omtrent gedrag, en/of
E. dat er, al dan niet, met terugwerkende kracht, voor de diensten verleend in
het kader van de oppasrelatie tussen de oppasouder, de vraagouder en het/de
kind(eren), recht was op kinderopvangtoeslag,
de belastingdienst heeft bewogen tot de afgifte van in totaal EUR
390.858,00 althans van enig geldbedrag (AH-83);
art 326 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
de [besloten vennootschap] (h.o.d.n. De Perenbloesem)
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2009 tot en
met 25 oktober 2009, in de gemeente Heiloo, althans elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen (telkens) met
het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door listige
kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, inhoudende dat [B.V.]
en/of haar mededader(s), (telkens) hebben doen voorkomen:
A. dat er recht bestond op kinderopvangtoeslag zonder dat er daadwerkelijk
kosten werden betaald door de vraagouder aan de oppasouder, althans dat er
recht bestond op kinderopvangtoeslag terwijl de hoogte van de kosten lager
was dan de gevraagde kinderopvangtoeslag, en/of
B. dat er een uurtarief tussen de oppasouder en de vraagouder was afgesproken,
en/of
C. dat de vraagouder en gastouder de kinderopvangtoeslag dusdanig konden
verdelen dat iedereen er profijt van had en het de vraagouder geen geld zou
kosten en vraagouder en gastouder hiermee zijn overgehaald om
kinderopvangtoeslag aan te vragen (D-513, D-523, D-538, D-554), en/of
D. dat de vraagouder(s) en/of gastouder(s) voldeden aan de eisen gesteld in de
Wet Kinderopvang en aanverwante regelingen en besluiten, zoals het hebben
van een verklaring omtrent gedrag, en/of
E. dat er, al dan niet met terugwerkende kracht, voor de diensten verleend in
het kader van de oppasrelatie tussen de oppasouder, de vraagouder en het/de
kind(eren), recht was op kinderopvangtoeslag,
waardoor de belastingdienst is bewogen tot de afgifte van in totaal EUR
390.858,00 althans van enig geldbedrag (AH-83),
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al
dan niet tezamen met één of meer andere(n), (telkens) opdracht heeft gegeven,
dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte al dan niet
tezamen met één of meer anderen, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven.
Ontvankelijkheid officier van justitie
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft gepleit voor niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie op de volgende gronden.
Geen gronden voor verdenking
Volgens de raadsman waren er onvoldoende gronden voor de verdenking van [medeverdachte] bij de aanvang van het onderzoek en zonder dat onderzoek was de FIOD nooit bij verdachte uitgekomen.
Geen strafrechtelijk afdoening
Ingevolge de beleidsregels van de Aanmeldings-, transactie en vervolgingsrichtlijnen van fiscale delicten, douane- en toeslagendelicten van 11 december 2009 (hierna: de ATV-richtlijn) dient een zaak met een benadelingsbedrag onder € 125.000,- via het belastingrecht en de bestuursrechter te worden afgedaan. Volgens de raadsman is in casu in het geheel geen sprake van benadeling van de Belastingdienst.
Onzorgvuldige omgang met het bewijsmateriaal
De raadsman heeft aangevoerd dat de FIOD zo slordig is omgesprongen met de in beslag genomen dossiers dat daarmee een ernstige inbreuk is gemaakt op de rechten van de verdediging. Bovendien zijn de dossiers incompleet teruggegeven en zijn stukken van De Appelbloesem en De Perenbloesem door elkaar geraakt.
Undue delay
De raadsman heeft gesteld dat de vervolging zo lang heeft geduurd dat deze in strijd is met de beginselen van een behoorlijke procesorde. Verdachte is op 26 oktober 2009 op de hoogte geraakt van het feit dat hij werd verdacht van een strafbaar feit en inmiddels is er vijf en een half jaar verstreken. Die vertraging kan niet aan verdachte worden verweten.
Alle verweren tezamen bezien dienen tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie te leiden, aldus de raadsman.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat geen van de verweren die door de verdediging is gevoerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie kan leiden.
Er waren voldoende gronden voor de verdenking van [medeverdachte] en uit dat onderzoek is de verdenking tegen verdachte naar voren gekomen.
Buiten het feit dat het benadelingsbedrag van de Belastingdienst de € 125.000,- ruimschoots overschrijdt, kan bij tenlastegelegde feiten als valsheid in geschrift en oplichting sowieso geen sprake zijn van een afdoening door de Belastingdienst of de bestuursrechter. De officier van justitie is van mening dat de FIOD voldoende zorgvuldig met het bewijsmateriaal is omgegaan. Tenslotte merkt de officier van justitie op dat de vertraging in het onderzoek met name kan worden verklaard omdat een getuige in Brazilië moest worden gehoord in de zaken van de beide medeverdachten. Deze getuigenverklaring was niet van belang voor de strafzaak van verdachte, maar om proceseconomische redenen konden de zaken niet worden gesplitst. De officier van justitie heeft daarbij aangegeven dat hij bij het formuleren van zijn eis rekening heeft gehouden met het tijdsverloop.
De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en overweegt hiertoe als volgt.
Geen gronden voor verdenking
Naar het oordeel van de rechtbank bieden de tapgesprekken die verdachte met [medeverdachte] heeft gevoerd – welke tapgesprekken in het kader van het strafrechtelijk onderzoek naar Appelbloesem werden opgenomen – voldoende grond voor de start van een strafrechtelijk onderzoek naar verdachte en de gang van zaken bij De Perenbloesem.
Geen strafrechtelijke afdoening
De rechtbank stelt vast dat de beslissing om een zaak voor de rechter te brengen primair aan het Openbaar Ministerie is (opportuniteitsbeginsel). Voorts constateert de rechtbank dat het bedrag dat de Belastingdienst vermoedelijk ten onrechte aan kinderopvangtoeslag heeft uitgekeerd het drempelbedrag van € 125.000,- zoals genoemd in de ATV-richtlijn ruimschoots overschrijdt. Wellicht ten overvloede merkt de rechtbank op dat de ten laste gelegde feiten bij uitstek fiscale feiten betreffen die in het strafrecht afgedaan dienen te worden gelet op het normstellende en normbevestigende karakter van het strafrecht, één en ander zoals bedoeld in de ATV-richtlijn. De keuze van de officier van justitie voor een strafrechtelijke afdoening van de zaak is dan ook niet kennelijk onredelijk.
Onzorgvuldige omgang met het bewijsmateriaal
Niet aannemelijk is geworden dat de FIOD op een zodanig onzorgvuldige wijze met het bewijsmateriaal is omgegaan, dat de belangen van de verdediging daardoor op grove wijze zijn veronachtzaamd. De enkele constatering dat er stukken van De Appelbloesem en De Perenbloesem door elkaar zijn geraakt is daartoe onvoldoende. Voor een aanvullend onderzoek als (subsidiair) voorgesteld door de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding
Undue delay
Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad heeft het tijdsverloop in een strafzaak geen betekenis voor de ontvankelijkheid van de officier van justitie, maar dient dit in een eventuele strafoplegging te worden verdisconteerd
De rechtbank is resumerend van oordeel dat geen van de door de verdediging gevoerde verweren tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie kan leiden.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair,
2 primair en 3 tenlastegelegde.
De verdediging heeft algehele vrijspraak bepleit. De rechtbank zal hetgeen daartoe over en weer is aangevoerd hieronder nader bij haar beoordeling betrekken.
Verdachte wordt verweten dat hij valsheid in geschrift en oplichting heeft gepleegd bij de aanvragen kinderopvangtoeslag die door zijn gastouderbureau namens de vraagouders zijn gedaan. Voor een beoordeling van de regels waaraan een aanvraag kinderopvangtoeslag destijds diende te voldoen zijn de volgende wettelijke bepalingen van belang. In het navolgende wordt uitgegaan van de wetsteksten zoals die destijds luidden.
De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: WKO) is een inkomensafhankelijke regeling aangaande een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang en waarborging van de kwaliteit van kinderopvang en is in 2006 opgenomen in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir). In het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen (hierna: Besl. WKO) worden nadere regels gesteld omtrent de uitvoering van de wetgeving ten aanzien van de kinderopvangtoeslag.
In de wetten zijn de volgende definities opgenomen, voor zover hier van belang:
art. 1 WKO b. kinderopvang: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen en opvoeden van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint;
art. 1 WKO c. gastouderopvang: kinderopvang in een gezinssituatie door een ander dan degene die als ouder op grond van artikel 5, eerste lid, aanspraak kan maken op een kinderopvangtoeslag onderscheidenlijk een tegemoetkoming of diens partner, bestaande in de gelijktijdige opvang van ten hoogste vier kinderen in de woning waar de ouder of de gastouder zijn hoofdverblijf heeft;
art. 1 WKO e. gastouderbureau: een organisatie die gastouderopvang tot stand brengt en begeleidt;
art. 1 WKO f. gastouder: de natuurlijke persoon die gastouderopvang biedt;
art. 1 WKO n. kinderopvangtoeslag: een tegemoetkoming van het Rijk als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder
i, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in de kosten van de kinderopvang;
art. 2 Awir b. berekeningsjaar: het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;
art. 2 Awir i. tegemoetkoming: een financiële bijdrage van het Rijk op grond van een inkomensafhankelijke regeling;
Ten aanzien van de kinderopvangtoeslag zijn de volgende wettelijke bepalingen relevant:
art. 5 WKO 1.Een ouder heeft aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten jegens het Rijk onderscheidenlijk aanspraak op een tegemoetkoming in de door hem of zijn partner te betalen kosten van kinderopvang jegens de gemeente of jegens het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, indien het betreft kinderopvang in een geregistreerd kindercentrum of gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.
art. 15 Awir 1.Een aanvraag om een tegemoetkoming met betrekking tot het berekeningsjaar kan tot
1 april van het jaar volgend op het berekeningsjaar worden ingediend bij de Belastingdienst/ Toeslagen.
art. 7 WKO 1.De hoogte van de kinderopvangtoeslag is afhankelijk van:
a.de draagkracht, en
b.de kosten van de kinderopvang per die worden bepaald door:
1°het aantal uren kinderopvang per kind in het berekeningsjaar,
2°de voor die kinderopvang te betalen prijs, met inachtneming van het bedrag, bedoeld in het tweede lid, en
3°de soort kinderopvang.
art. 7 WKO 2.De uurprijs die bij de hoogte van de kinderopvangtoeslag, bedoeld in het eerste lid, in aanmerking wordt genomen gaat een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen bedrag niet te boven. Dat bedrag kan per soort kinderopvang verschillend worden vastgesteld en kan voor kinderopvang die plaatsvindt in landen die geen deel uitmaken van de Europese Unie dan wel geen partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimtelager worden vastgesteld.
art.4 Besl.WKO 1.De maximumprijs voor dagopvang, buitenschoolse opvang of gastouderopvang bedraagt
€ 6,10.
art.4 Besl.WKO 2.Indien de prijs per uur kinderopvang hoger ligt dan de maximum uurprijs wordt bij de bepaling van de hoogte van de kinderopvangtoeslag per kind in plaats van de prijs per uur kinderopvang de maximum uurprijs in aanmerking genomen.
Met betrekking tot de verklaring omtrent het gedrag zijn de volgende bepalingen van belang:
art. 56 WKO 3.Op personen werkzaam bij een gastouderbureau en op gastouders is artikel 50, tweede, derde en vierde lid, van overeenkomstige toepassing.
art. 50 WKO 2.Personen werkzaam bij een kindercentrum zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag, afgegeven volgens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegeven.
art. 50 WKO 3.De verklaring, als bedoeld in het tweede lid, wordt aan de houder overgelegd, voordat een persoon als bedoeld in het tweede lid, zijn werkzaamheden aanvangt. De verklaring is op het moment dat zij wordt overgelegd, niet ouder dan twee maanden.
En daarnaast zijn de volgende algemene bepalingen in deze wetten opgenomen:
art. 1a WKO 1.Op deze wet is de Algemene wet inkomensafhankelijke regeling, met uitzondering van artikel 5, van toepassing, met dien verstande dat met de aanwezigheid van een partner geen rekening wordt gehouden in de kalendermaand waarin het partnerschap aanvangt of eindigt.
art. 1a WKO 2.De uitvoering van toekennen, uitbetalen en terugvorderen van de kinderopvangtoeslag is opgedragen aan de Belastingdienst/Toeslagen.
art. 45 WKO 1.Degene die voornemens is een kindercentrum of gastouderbureau in exploitatie te nemen doet daarvan melding aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente van vestiging. Een kindercentrum of gastouderbureau wordt niet in exploitatie genomen, voor dat de termijn, bedoeld in artikel 62, is verstreken of indien uit het onderzoek, bedoeld in dat artikel, eerder is gebleken dat de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens de paragrafen 2 en 3 van dit hoofdstuk, vanaf dat moment.
art.10 Reg.WKOBinnen acht weken na een melding als bedoeld in artikel 45, eerste lid, van de wet onderzoekt de toezichthouder, bedoeld in artikel 61 van de wet, of de exploitatie van een kindercentrum of gastouderbureau redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met hoofdstuk 3, paragrafen 2 en 3, van de wet.
art. 49 WKO 2.Een houder van een gastouderbureau draagt zorg voor een verantwoorde uitvoering van de werkzaamheden van het bureau, waaronder wordt verstaan het tot stand brengen en begeleiden van gastouderopvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving.
art. 52 WKOKinderopvang geschiedt op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en de ouder.
art. 62 WKO 1.De toezichthouder onderzoekt na een melding als bedoeld in artikel 45, eerste lid, artikel 45, eerste lidbinnen een bij regeling van Onze Minister te stellen termijn of de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 3, paragrafen 2 en 3hoofdstuk 3, paragrafen 2.
Uit bovenstaande wetgeving kan het volgende worden afgeleid.
De houder van een geregistreerd gastouderbureau brengt gastouderopvang tot stand. Voordat iemand als gastouder zijn werk kan aanvangen moet hij/zij in het bezit zijn van een verklaring omtrent het gedrag, welke aan de houder van het gastouderbureau moet worden overgelegd en die niet ouder mag zijn dan twee maanden. De opvang geschiedt op basis van een schriftelijke overeenkomst. Nadat aan - onder andere - deze voorwaarden is voldaan kan de vraagouder (of het gastouderbureau namens die vraagouder) een tegemoetkoming in de kosten aanvragen, waarvoor in 2008 en 2009 een maximale uurvergoeding was vastgesteld van € 6,10.
Hieruit kan worden afgeleid dat, ook al was er voordat gastouderbureau De Perenbloesem in beeld kwam bij de vraagouders (nog) geen sprake van betaling aan de gastouder(s), bij de ingang van het contract met het gastouderbureau wel moest zijn voldaan aan - onder andere - de volgende voorwaarden:
- er moest een schriftelijk overeenkomst zijn, en
- de gastouder moest voorafgaand aan de werkzaamheden in het bezit zijn van een verklaring omtrent het gedrag.
Daarnaast werden er ook regels gesteld aan de veiligheid van de oppasomgeving en de pedagogische voorwaarden voor het oppassen, maar daar ziet de tenlastelegging niet op.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het vorenstaande zonneklaar dat eerst nadat aan alle door wet gestelde voorwaarden was voldaan, de vraagouder, mits er daadwerkelijk kosten werden gemaakt voor de gastouderopvang, een tegemoetkoming in die kosten kon aanvragen: de kinderopvangtoeslag. Een andere uitleg van de wettelijke bepalingen, inhoudende dat er ook recht op kinderopvangtoeslag zou kunnen bestaan over een periode waarin door de ouders geen kosten werden gemaakt en voordat gastouderopvang plaatsvond door tussenkomst van en op basis van een schriftelijke overeenkomst met een geregistreerd gastouderbureau, is evident in strijd met de tekst van de bepalingen en met de doelstelling van de WKO.
Beoordeling van het bewijs
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat verdachte opzettelijk valse data in de bemiddelingsovereen-komsten en machtigingen heeft opgenomen om de documenten in zijn administratie op te nemen. Het was staande praktijk van verdachte om de overeenkomsten met de vraag- en gastouders en de bijbehorende machtigingen te antedateren indien de kinderopvangtoeslag met terugwerkende kracht werd aangevraagd op een datum gelijk aan de ingangsdatum van de aanvraag. Door de verdediging is aangevoerd dat deze documenten slechts van belang waren tussen de partijen die de overeenkomst sloten en dus niet het oogmerk hadden om te worden gebruikt als echt en onvervalst. De rechtbank oordeelt anders; deze documenten hebben een bewijsbestemming omdat zij dienden ter onderbouwing van het valse beeld dat de Belastingdienst werd voorgespiegeld bij de aanvraag om kinderopvangtoeslag, namelijk dat overeenkomstig de wettelijke bepalingen al vanaf de beoogde ingangsdatum van de kinderopvangtoeslag door tussenkomst van gastouderbureau De Perenbloesem kinderopvang werd verleend.
Namens de verdediging is gewezen op een fout in het computerprogramma dat verdachte gebruikte voor het opmaken van deze formulieren. Uit de demonstratie ter zitting is gebleken dat deze datum handmatig kon worden gewijzigd. De rechtbank stelt vast dat verdachte dit niet heeft gedaan, maar zijn handtekening bij de onjuiste datum heeft gezet. Nu deze datum evident niet klopte, en gelet op het feit dat bij aanvragen met terugwerkende kracht de documenten consequent van onjuiste data werden voorzien, is onaannemelijk dat sprake was van een vergissing of een onopgemerkte fout. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat verdachte bewust heeft willen doen voorkomen dat deze datum de juiste was, om zo, zoals hierboven al opgemerkt, de schijn te wekken dat reeds op de datum van aanvraag sprake was van een overeenkomst met De Perenbloesem.
De rechtbank is, nu het zoals gezegd gaat om een evidente en voor een ieder kenbare onjuistheid, van oordeel dat ook de vraag- en gastouders bewust hun handtekening hebben gezet onder formulieren met een onjuiste dagtekening, zodat zij ieder voor zich als medeplegers van dit feit kunnen worden aangemerkt.
Resumerend acht de rechtbank, op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift in vereniging, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de aanvragen bij de Belastingdienst voor kinderopvangtoeslag als zodanig niet vals waren. Verdachte en de vraag- en gastouders hebben toeslag voor het aantal uren willen aanvragen dat is ingevuld op de formulieren, ook al zou daarmee zijn aangevraagd in strijd met de bepalingen van de Wet kinderopvang en op basis van valse documenten. Daarbij komt dat de opgave van het aantal uren kinderopvang bij aanvraag een voorlopig karakter heeft. Het is op dat moment een schatting die achteraf kan worden gecorrigeerd bij de berekening van het definitieve recht op toeslag.
De rechtbank acht dit feit niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Gezien het dossier, en onder verwijzing naar de boven aangehaalde relevante wetgeving en de bij feit 1 gegeven overwegingen is de rechtbank van oordeel dat vaststaat dat het binnen De Perenbloesem staande praktijk was om overeenkomsten en machtigingen te antedateren om vervolgens met terugwerkende kracht bij de Belastingdienst kinderopvangtoeslag aan te vragen.
Om voor kinderopvangtoeslag in aanmerking te komen moet aan een aantal voorwaarden zijn voldaan. Een van die voorwaarden is dat gastouderopvang plaats dient te vinden door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau en op grond van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder van dat bureau en de ouders. Alleen de in het kader van die overeenkomst gemaakte kosten voor kinderopvang komen (deels) voor vergoeding in aanmerking: artikel 5 lid 1 juncto artikel 52 WKO. Vastgesteld moet worden dat in het overgrote deel van de aanvragen die door De Perenbloesem zijn gedaan – namelijk die waaraan geantedateerde overeenkomsten ten grondslag liggen – ten onrechte en in strijd met de waarheid de suggestie wordt gewekt dat reeds op de beoogde ingangsdatum van de toeslag een door de wet vereiste overeenkomst tussen ouders en gastouderbureau aanwezig was en dat reeds vanaf dat moment kosten voor kinderopvang werden gemaakt waarvoor op grond van de WKO een toeslag kon worden verkregen. Doorgaans was overigens helemaal geen sprake van betaalde kinderopvang in de periode tussen de aangevraagde ingangsdatum en de datum waarop de overeenkomsten werden getekend, maar werden kinderen om niet of tegen symbolische tegenprestaties door familieleden opgevangen. Dat verdachte het niet al te nauw nam met het weergeven van de werkelijke situatie bij aanvraag van de kinderopvangtoeslag bij de Belastingdienst mag ook blijken uit het feit dat hij niet schroomde om op papier van een opvangoma een opvangopa te maken omdat dit financieel gunstiger was voor de aanvragende ouders.
Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte heeft vertrouwd op de handelwijze die verdachte van De Appelbloesem had overgenomen. De rechtbank is van oordeel dat het feit dat De Appelbloesem al langer op deze manier werkte, verdachte niet ontslaat van zijn eigen verantwoordelijkheid terzake. Met name uit de afgeluisterde telefoongesprekken tussen verdachte en [medeverdachte] kan geen andere conclusie worden getrokken dan dat verdachte heel goed wist dat hij niet aan de voorwaarden voldeed.
Met betrekking tot de overige, onder B t/m E genoemde feitelijkheden overweegt de rechtbank dat de Belastingdienst op zichzelf niet wordt bewogen tot verstrekking van kinderopvangtoeslag door het feit dat er een uurtarief is afgesproken (B); dat laatste vloeide voort uit de hierboven bedoelde overeenkomsten. De onderdelen C en E zijn gericht op het bewegen van de ouders, niet de Belastingdienst. Met betrekking tot de eisen zoals het hebben van een verklaring omtrent het gedrag (D) overweegt de rechtbank dat nergens in de aanvraag wordt gevraagd of aan die eisen wordt voldaan.
De rechtbank is van oordeel dat bij het bewegen van de Belastingdienst tot het afgeven van kinderopvangtoeslag geen sprake is geweest van medeplegen met de vraagouders en dat de verweten gedragingen alleen door verdachte zijn begaan. De vraagouders hadden het aanvragen van kinderopvangtoeslag immers juist gemachtigd aan De Perenbloesem en vertrouwden daarbij op de informatie die hen door verdachte. Van nauwe en bewuste samenwerking met de ouders kan derhalve niet worden gesproken, terwijl van eventuele anderen die als medeplegers zouden kunnen worden aangemerkt niet is gebleken.
Resumerend is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de Belastingdienst heeft bewogen tot het afgeven van een geldbedrag.
In de feiten waar de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen, steunt de beslissing dat verdachte deze feiten heeft begaan op de inhoud van de bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1. primair
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2009 tot en met 25 oktober 2009, in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, bemiddelingsovereenkomsten en machtigingen, zijnde geschriften bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, telkens met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, bestaande de valsheid hierin dat verdachte telkens op de bemiddelingsovereenkomsten en machtigingen onjuiste data heeft opgenomen;
3 primair
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2009 tot en met 25 oktober 2009, in de gemeente Heiloo, telkens met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, inhoudende dat verdachte telkens heeft doen voorkomen dat er recht bestond op kinderopvangtoeslag zonder dat er daadwerkelijk kosten werden betaald door de vraagouder aan de oppasouder, althans dat er recht bestond op kinderopvangtoeslag terwijl de hoogte van de kosten lager was dan de gevraagde kinderopvangtoeslag, de belastingdienst heeft bewogen tot de afgifte van enig geldbedrag.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde levert op: