ECLI:NL:RBNNE:2015:2668

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 juni 2015
Publicatiedatum
4 juni 2015
Zaaknummer
19.996534-99
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de Noordelijke Fraudekamer inzake valsheid in geschrift en oplichting door gastouderbureau

Op 4 juni 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in de Noordelijke Fraudekamer, uitspraak gedaan in de zaak tegen de voormalig directeur van gastouderbureau De Perenbloesem. De verdachte werd beschuldigd van valsheid in geschrift en oplichting van de Belastingdienst en ouders door het indienen van aanvragen voor kinderopvangtoeslag met terugwerkende kracht, gebruikmakend van geantedateerde overeenkomsten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk valse data in de bemiddelingsovereenkomsten en machtigingen had opgenomen, waardoor de indruk werd gewekt dat er al vanaf de ingangsdatum van de toeslag een overeenkomst bestond. Dit leidde tot onterecht verstrekte kinderopvangtoeslag aan ouders, terwijl in werkelijkheid geen kosten voor kinderopvang waren gemaakt. De rechtbank achtte het handelen van de verdachte zeer kwalijk, gezien het misbruik van de kinderopvangtoeslagregeling en de gevolgen voor de betrokken ouders. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een taakstraf van 200 uur, met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden en het tijdsverloop in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie [Assen]
Parketnummer: 19/996534-09
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, Noordelijke Fraudekamer, d.d. 4 juni 2015 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 april 2015, 15 april 2015, 16 april 2015 en 22 mei 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.J. den Hartog, advocaat te Amsterdam.
Het Openbaar Ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E. Edens.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2009
tot en met 25 oktober 2009, in de gemeente Heiloo, althans elders in
Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
- 60 of 30 (AH-71, AH-72), althans een groot aantal aanvragen,
kinderopvangtoeslag; en/of
- 28 bemiddelingsovereenkomsten, althans D-508, D-509, D-512, D-518, D-520, D-
533, D-534, D-546, D-551, D560, D562, D-574, D-577, D-585, D-586, D-588, D-
594 en/of D-596; en/of
- machtigingen, te weten D-522, D-537, D-553, D-564, D-579, D-590 en/of D-599,
zijnde (een) geschrift(en) bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft/hebben laten opmaken, dan wel
heeft/hebben vervalst en/of heeft/hebben laten vervalsen, (telkens) met het
oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen
gebruiken,
bestaande de valsheid hierin dat verdachte en/of één of meer andere(n)
(telkens):
- op de aanvragen kinderopvangtoeslag en/of bemiddelingsovereenkomsten en/of
machtigingen een onjuiste datum en/of onjuiste data heeft/hebben
opgenomen/laten opnemen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
de [besloten vennootschap] (h.o.d.n. De Perenbloesem) op
één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en
met 25 oktober 2009, in de gemeente Heiloo, althans elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
- 60 of 30 (AH-71, AH-72), althans een groot aantal aanvragen,
kinderopvangtoeslag; en/of
- 28 bemiddelingsovereenkomsten, althans D-508, D-509, D-512, D-518, D-520, D-
533, D-534, D-546, D-551, D560, D562, D-574, D-577, D-585, D-586, D-588, D-
594 en/of D-596; en/of
- machtigingen, te weten D-522, D-537, D-553, D-564, D-579, D-590 en/of D-599,
zijnde (een) geschrift(en) bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft/hebben laten opmaken, dan wel
heeft/hebben vervalst en/of heeft/hebben laten vervalsen, (telkens) met het
oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen
gebruiken,
bestaande de valsheid hierin dat [B.V.] en/of één of meer
andere(n) (telkens):
- op de aanvragen kinderopvangtoeslag en/of bemiddelingsovereenkomsten en/of
machtigingen een onjuiste datum en/of onjuiste data heeft/hebben
opgenomen/laten opnemen,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al
dan niet tezamen met één of meer andere(n), (telkens) opdracht heeft gegeven,
dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte al dan
niet tezamen met één of meer anderen, (telkens) feitelijke leiding heeft
gegeven;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2009
tot en met 25 oktober 2009, in de gemeente Heiloo, althans elders in
Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e)
geschrift(en),
te weten:
- 60 of 30 (AH-71, AH-72), althans een groot aantal aanvragen,
kinderopvangtoeslag;
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen - als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst,
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat de in de aanvragen
kinderopvangtoeslag opgenomen data en/of aantal uren onjuist zijn;
en bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte en/of zijn mededader(s) de
aanvragen kinderopvangtoeslag heeft/hebben ingediend en/of heeft/hebben laten
indienen bij de belastingdienst Toeslagen ter verkrijging van
kinderopvangtoeslag
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
de [besloten vennootschap] (h.o.d.n. De Perenbloesem)
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot
en met 25 oktober 2009, in de gemeente Heiloo, althans elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, (telkens)
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e) geschrift,
te weten:
- 60 of 30 (AH-71, AH-72), althans een groot aantal aanvragen,
kinderopvangtoeslag;
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen - als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst,
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat de in de aanvragen
kinderopvangtoeslag opgenomen data en/of aantal uren onjuist zijn
en bestaande dat gebruikmaken hierin dat [B.V.] en/of één of
meer ander(en) de aanvragen kinderopvangtoeslag heeft/hebben ingediend en/of
heeft/hebben laten indienen bij de belastingdienst Toeslagen ter verkrijging
van kinderopvangtoeslag,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al
dan niet tezamen met één of meer andere(n), (telkens) opdracht heeft gegeven,
dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte al dan niet
tezamen met één of meer anderen, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2009
tot en met 25 oktober 2009, in de gemeente Heiloo, althans elders in
Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen
(telkens) met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen,
door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
inhoudende dat verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) hebben doen
voorkomen:
A. dat er recht bestond op kinderopvangtoeslag zonder dat er daadwerkelijk
kosten werden betaald door de vraagouder aan de oppasouder, althans dat er
recht bestond op kinderopvangtoeslag terwijl de hoogte van de kosten lager
was dan de gevraagde kinderopvangtoeslag, en/of
B. dat er een uurtarief tussen de oppasouder en de vraagouder was afgesproken,
en/of
C. dat de vraagouder en gastouder de kinderopvangtoeslag dusdanig konden
verdelen dat iedereen er profijt van had en het de vraagouder geen geld zou
kosten en hiermee vraagouder en gastouder hebben overgehaald om
kinderopvangtoeslag aan te vragen (D-513, D-523, D-538, D-554), en/of
D. dat de vraagouder(s) en/of gastouder(s) voldeden aan de eisen gesteld in de
Wet Kinderopvang en aanverwante regelingen en besluiten, zoas het hebben
van een verklaring omtrent gedrag, en/of
E. dat er, al dan niet, met terugwerkende kracht, voor de diensten verleend in
het kader van de oppasrelatie tussen de oppasouder, de vraagouder en het/de
kind(eren), recht was op kinderopvangtoeslag,
de belastingdienst heeft bewogen tot de afgifte van in totaal EUR
390.858,00 althans van enig geldbedrag (AH-83);
art 326 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
de [besloten vennootschap] (h.o.d.n. De Perenbloesem)
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2009 tot en
met 25 oktober 2009, in de gemeente Heiloo, althans elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen (telkens) met
het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door listige
kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, inhoudende dat [B.V.]
en/of haar mededader(s), (telkens) hebben doen voorkomen:
A. dat er recht bestond op kinderopvangtoeslag zonder dat er daadwerkelijk
kosten werden betaald door de vraagouder aan de oppasouder, althans dat er
recht bestond op kinderopvangtoeslag terwijl de hoogte van de kosten lager
was dan de gevraagde kinderopvangtoeslag, en/of
B. dat er een uurtarief tussen de oppasouder en de vraagouder was afgesproken,
en/of
C. dat de vraagouder en gastouder de kinderopvangtoeslag dusdanig konden
verdelen dat iedereen er profijt van had en het de vraagouder geen geld zou
kosten en vraagouder en gastouder hiermee zijn overgehaald om
kinderopvangtoeslag aan te vragen (D-513, D-523, D-538, D-554), en/of
D. dat de vraagouder(s) en/of gastouder(s) voldeden aan de eisen gesteld in de
Wet Kinderopvang en aanverwante regelingen en besluiten, zoals het hebben
van een verklaring omtrent gedrag, en/of
E. dat er, al dan niet met terugwerkende kracht, voor de diensten verleend in
het kader van de oppasrelatie tussen de oppasouder, de vraagouder en het/de
kind(eren), recht was op kinderopvangtoeslag,
waardoor de belastingdienst is bewogen tot de afgifte van in totaal EUR
390.858,00 althans van enig geldbedrag (AH-83),
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al
dan niet tezamen met één of meer andere(n), (telkens) opdracht heeft gegeven,
dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte al dan niet
tezamen met één of meer anderen, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven.
Ontvankelijkheid officier van justitie
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft gepleit voor niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie op de volgende gronden.
Geen gronden voor verdenking
Volgens de raadsman waren er onvoldoende gronden voor de verdenking van [medeverdachte] bij de aanvang van het onderzoek en zonder dat onderzoek was de FIOD nooit bij verdachte uitgekomen.
Geen strafrechtelijk afdoening
Ingevolge de beleidsregels van de Aanmeldings-, transactie en vervolgingsrichtlijnen van fiscale delicten, douane- en toeslagendelicten van 11 december 2009 (hierna: de ATV-richtlijn) dient een zaak met een benadelingsbedrag onder € 125.000,- via het belastingrecht en de bestuursrechter te worden afgedaan. Volgens de raadsman is in casu in het geheel geen sprake van benadeling van de Belastingdienst.
Onzorgvuldige omgang met het bewijsmateriaal
De raadsman heeft aangevoerd dat de FIOD zo slordig is omgesprongen met de in beslag genomen dossiers dat daarmee een ernstige inbreuk is gemaakt op de rechten van de verdediging. Bovendien zijn de dossiers incompleet teruggegeven en zijn stukken van De Appelbloesem en De Perenbloesem door elkaar geraakt.
Undue delay
De raadsman heeft gesteld dat de vervolging zo lang heeft geduurd dat deze in strijd is met de beginselen van een behoorlijke procesorde. Verdachte is op 26 oktober 2009 op de hoogte geraakt van het feit dat hij werd verdacht van een strafbaar feit en inmiddels is er vijf en een half jaar verstreken. Die vertraging kan niet aan verdachte worden verweten.
Alle verweren tezamen bezien dienen tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie te leiden, aldus de raadsman.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat geen van de verweren die door de verdediging is gevoerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie kan leiden.
Er waren voldoende gronden voor de verdenking van [medeverdachte] en uit dat onderzoek is de verdenking tegen verdachte naar voren gekomen.
Buiten het feit dat het benadelingsbedrag van de Belastingdienst de € 125.000,- ruimschoots overschrijdt, kan bij tenlastegelegde feiten als valsheid in geschrift en oplichting sowieso geen sprake zijn van een afdoening door de Belastingdienst of de bestuursrechter. De officier van justitie is van mening dat de FIOD voldoende zorgvuldig met het bewijsmateriaal is omgegaan. Tenslotte merkt de officier van justitie op dat de vertraging in het onderzoek met name kan worden verklaard omdat een getuige in Brazilië moest worden gehoord in de zaken van de beide medeverdachten. Deze getuigenverklaring was niet van belang voor de strafzaak van verdachte, maar om proceseconomische redenen konden de zaken niet worden gesplitst. De officier van justitie heeft daarbij aangegeven dat hij bij het formuleren van zijn eis rekening heeft gehouden met het tijdsverloop.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en overweegt hiertoe als volgt.
Geen gronden voor verdenking
Naar het oordeel van de rechtbank bieden de tapgesprekken die verdachte met [medeverdachte] heeft gevoerd – welke tapgesprekken in het kader van het strafrechtelijk onderzoek naar Appelbloesem werden opgenomen – voldoende grond voor de start van een strafrechtelijk onderzoek naar verdachte en de gang van zaken bij De Perenbloesem.
Geen strafrechtelijke afdoening
De rechtbank stelt vast dat de beslissing om een zaak voor de rechter te brengen primair aan het Openbaar Ministerie is (opportuniteitsbeginsel). Voorts constateert de rechtbank dat het bedrag dat de Belastingdienst vermoedelijk ten onrechte aan kinderopvangtoeslag heeft uitgekeerd het drempelbedrag van € 125.000,- zoals genoemd in de ATV-richtlijn ruimschoots overschrijdt. Wellicht ten overvloede merkt de rechtbank op dat de ten laste gelegde feiten bij uitstek fiscale feiten betreffen die in het strafrecht afgedaan dienen te worden gelet op het normstellende en normbevestigende karakter van het strafrecht, één en ander zoals bedoeld in de ATV-richtlijn. De keuze van de officier van justitie voor een strafrechtelijke afdoening van de zaak is dan ook niet kennelijk onredelijk.
Onzorgvuldige omgang met het bewijsmateriaal
Niet aannemelijk is geworden dat de FIOD op een zodanig onzorgvuldige wijze met het bewijsmateriaal is omgegaan, dat de belangen van de verdediging daardoor op grove wijze zijn veronachtzaamd. De enkele constatering dat er stukken van De Appelbloesem en De Perenbloesem door elkaar zijn geraakt is daartoe onvoldoende. Voor een aanvullend onderzoek als (subsidiair) voorgesteld door de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding
Undue delay
Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad heeft het tijdsverloop in een strafzaak geen betekenis voor de ontvankelijkheid van de officier van justitie, maar dient dit in een eventuele strafoplegging te worden verdisconteerd
De rechtbank is resumerend van oordeel dat geen van de door de verdediging gevoerde verweren tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie kan leiden.
Bewijsvraag
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair,
2 primair en 3 tenlastegelegde.
De verdediging heeft algehele vrijspraak bepleit. De rechtbank zal hetgeen daartoe over en weer is aangevoerd hieronder nader bij haar beoordeling betrekken.
Relevante wetgeving
Verdachte wordt verweten dat hij valsheid in geschrift en oplichting heeft gepleegd bij de aanvragen kinderopvangtoeslag die door zijn gastouderbureau namens de vraagouders zijn gedaan. Voor een beoordeling van de regels waaraan een aanvraag kinderopvangtoeslag destijds diende te voldoen zijn de volgende wettelijke bepalingen van belang. In het navolgende wordt uitgegaan van de wetsteksten zoals die destijds luidden.
De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: WKO) is een inkomensafhankelijke regeling aangaande een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang en waarborging van de kwaliteit van kinderopvang en is in 2006 opgenomen in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir). In het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen (hierna: Besl. WKO) worden nadere regels gesteld omtrent de uitvoering van de wetgeving ten aanzien van de kinderopvangtoeslag.
In de wetten zijn de volgende definities opgenomen, voor zover hier van belang:
art. 1 WKO b. kinderopvang: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen en opvoeden van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint;
art. 1 WKO c. gastouderopvang: kinderopvang in een gezinssituatie door een ander dan degene die als ouder op grond van artikel 5, eerste lid, aanspraak kan maken op een kinderopvangtoeslag onderscheidenlijk een tegemoetkoming of diens partner, bestaande in de gelijktijdige opvang van ten hoogste vier kinderen in de woning waar de ouder of de gastouder zijn hoofdverblijf heeft;
art. 1 WKO e. gastouderbureau: een organisatie die gastouderopvang tot stand brengt en begeleidt;
art. 1 WKO f. gastouder: de natuurlijke persoon die gastouderopvang biedt;
art. 1 WKO n. kinderopvangtoeslag: een tegemoetkoming van het Rijk als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder
i, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in de kosten van de kinderopvang;
art. 2 Awir b. berekeningsjaar: het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;
art. 2 Awir i. tegemoetkoming: een financiële bijdrage van het Rijk op grond van een inkomensafhankelijke regeling;
Ten aanzien van de kinderopvangtoeslag zijn de volgende wettelijke bepalingen relevant:
art. 5 WKO 1.Een ouder heeft aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten jegens het Rijk onderscheidenlijk aanspraak op een tegemoetkoming in de door hem of zijn partner te betalen kosten van kinderopvang jegens de gemeente of jegens het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, indien het betreft kinderopvang in een geregistreerd kindercentrum of gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.
art. 15 Awir 1.Een aanvraag om een tegemoetkoming met betrekking tot het berekeningsjaar kan tot
1 april van het jaar volgend op het berekeningsjaar worden ingediend bij de Belastingdienst/ Toeslagen.
art. 7 WKO 1.De hoogte van de kinderopvangtoeslag is afhankelijk van:
a.de draagkracht, en
b.de kosten van de kinderopvang per die worden bepaald door:
het aantal uren kinderopvang per kind in het berekeningsjaar,
de voor die kinderopvang te betalen prijs, met inachtneming van het bedrag, bedoeld in het tweede lid, en
de soort kinderopvang.
art. 7 WKO 2.De uurprijs die bij de hoogte van de kinderopvangtoeslag, bedoeld in het eerste lid, in aanmerking wordt genomen gaat een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen bedrag niet te boven. Dat bedrag kan per soort kinderopvang verschillend worden vastgesteld en kan voor kinderopvang die plaatsvindt in landen die geen deel uitmaken van de Europese Unie dan wel geen partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimtelager worden vastgesteld.
art.4 Besl.WKO 1.De maximumprijs voor dagopvang, buitenschoolse opvang of gastouderopvang bedraagt
€ 6,10.
art.4 Besl.WKO 2.Indien de prijs per uur kinderopvang hoger ligt dan de maximum uurprijs wordt bij de bepaling van de hoogte van de kinderopvangtoeslag per kind in plaats van de prijs per uur kinderopvang de maximum uurprijs in aanmerking genomen.
Met betrekking tot de verklaring omtrent het gedrag zijn de volgende bepalingen van belang:
art. 56 WKO 3.Op personen werkzaam bij een gastouderbureau en op gastouders is artikel 50, tweede, derde en vierde lid, van overeenkomstige toepassing.
art. 50 WKO 2.Personen werkzaam bij een kindercentrum zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag, afgegeven volgens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegeven.
art. 50 WKO 3.De verklaring, als bedoeld in het tweede lid, wordt aan de houder overgelegd, voordat een persoon als bedoeld in het tweede lid, zijn werkzaamheden aanvangt. De verklaring is op het moment dat zij wordt overgelegd, niet ouder dan twee maanden.
En daarnaast zijn de volgende algemene bepalingen in deze wetten opgenomen:
art. 1a WKO 1.Op deze wet is de Algemene wet inkomensafhankelijke regeling, met uitzondering van artikel 5, van toepassing, met dien verstande dat met de aanwezigheid van een partner geen rekening wordt gehouden in de kalendermaand waarin het partnerschap aanvangt of eindigt.
art. 1a WKO 2.De uitvoering van toekennen, uitbetalen en terugvorderen van de kinderopvangtoeslag is opgedragen aan de Belastingdienst/Toeslagen.
art. 45 WKO 1.Degene die voornemens is een kindercentrum of gastouderbureau in exploitatie te nemen doet daarvan melding aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente van vestiging. Een kindercentrum of gastouderbureau wordt niet in exploitatie genomen, voor dat de termijn, bedoeld in artikel 62, is verstreken of indien uit het onderzoek, bedoeld in dat artikel, eerder is gebleken dat de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens de paragrafen 2 en 3 van dit hoofdstuk, vanaf dat moment.
art.10 Reg.WKOBinnen acht weken na een melding als bedoeld in artikel 45, eerste lid, van de wet onderzoekt de toezichthouder, bedoeld in artikel 61 van de wet, of de exploitatie van een kindercentrum of gastouderbureau redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met hoofdstuk 3, paragrafen 2 en 3, van de wet.
art. 49 WKO 2.Een houder van een gastouderbureau draagt zorg voor een verantwoorde uitvoering van de werkzaamheden van het bureau, waaronder wordt verstaan het tot stand brengen en begeleiden van gastouderopvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving.
art. 52 WKOKinderopvang geschiedt op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en de ouder.
art. 62 WKO 1.De toezichthouder onderzoekt na een melding als bedoeld in artikel 45, eerste lid, artikel 45, eerste lidbinnen een bij regeling van Onze Minister te stellen termijn of de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 3, paragrafen 2 en 3hoofdstuk 3, paragrafen 2.
Oordeel van de rechtbank
Uit bovenstaande wetgeving kan het volgende worden afgeleid.
De houder van een geregistreerd gastouderbureau brengt gastouderopvang tot stand. Voordat iemand als gastouder zijn werk kan aanvangen moet hij/zij in het bezit zijn van een verklaring omtrent het gedrag, welke aan de houder van het gastouderbureau moet worden overgelegd en die niet ouder mag zijn dan twee maanden. De opvang geschiedt op basis van een schriftelijke overeenkomst. Nadat aan - onder andere - deze voorwaarden is voldaan kan de vraagouder (of het gastouderbureau namens die vraagouder) een tegemoetkoming in de kosten aanvragen, waarvoor in 2008 en 2009 een maximale uurvergoeding was vastgesteld van € 6,10.
Hieruit kan worden afgeleid dat, ook al was er voordat gastouderbureau De Perenbloesem in beeld kwam bij de vraagouders (nog) geen sprake van betaling aan de gastouder(s), bij de ingang van het contract met het gastouderbureau wel moest zijn voldaan aan - onder andere - de volgende voorwaarden:
  • er moest een schriftelijk overeenkomst zijn, en
  • de gastouder moest voorafgaand aan de werkzaamheden in het bezit zijn van een verklaring omtrent het gedrag.
Daarnaast werden er ook regels gesteld aan de veiligheid van de oppasomgeving en de pedagogische voorwaarden voor het oppassen, maar daar ziet de tenlastelegging niet op.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het vorenstaande zonneklaar dat eerst nadat aan alle door wet gestelde voorwaarden was voldaan, de vraagouder, mits er daadwerkelijk kosten werden gemaakt voor de gastouderopvang, een tegemoetkoming in die kosten kon aanvragen: de kinderopvangtoeslag. Een andere uitleg van de wettelijke bepalingen, inhoudende dat er ook recht op kinderopvangtoeslag zou kunnen bestaan over een periode waarin door de ouders geen kosten werden gemaakt en voordat gastouderopvang plaatsvond door tussenkomst van en op basis van een schriftelijke overeenkomst met een geregistreerd gastouderbureau, is evident in strijd met de tekst van de bepalingen en met de doelstelling van de WKO.

Beoordeling van het bewijs

Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat verdachte opzettelijk valse data in de bemiddelingsovereen-komsten en machtigingen heeft opgenomen om de documenten in zijn administratie op te nemen. Het was staande praktijk van verdachte om de overeenkomsten met de vraag- en gastouders en de bijbehorende machtigingen te antedateren indien de kinderopvangtoeslag met terugwerkende kracht werd aangevraagd op een datum gelijk aan de ingangsdatum van de aanvraag. Door de verdediging is aangevoerd dat deze documenten slechts van belang waren tussen de partijen die de overeenkomst sloten en dus niet het oogmerk hadden om te worden gebruikt als echt en onvervalst. De rechtbank oordeelt anders; deze documenten hebben een bewijsbestemming omdat zij dienden ter onderbouwing van het valse beeld dat de Belastingdienst werd voorgespiegeld bij de aanvraag om kinderopvangtoeslag, namelijk dat overeenkomstig de wettelijke bepalingen al vanaf de beoogde ingangsdatum van de kinderopvangtoeslag door tussenkomst van gastouderbureau De Perenbloesem kinderopvang werd verleend.
Namens de verdediging is gewezen op een fout in het computerprogramma dat verdachte gebruikte voor het opmaken van deze formulieren. Uit de demonstratie ter zitting is gebleken dat deze datum handmatig kon worden gewijzigd. De rechtbank stelt vast dat verdachte dit niet heeft gedaan, maar zijn handtekening bij de onjuiste datum heeft gezet. Nu deze datum evident niet klopte, en gelet op het feit dat bij aanvragen met terugwerkende kracht de documenten consequent van onjuiste data werden voorzien, is onaannemelijk dat sprake was van een vergissing of een onopgemerkte fout. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat verdachte bewust heeft willen doen voorkomen dat deze datum de juiste was, om zo, zoals hierboven al opgemerkt, de schijn te wekken dat reeds op de datum van aanvraag sprake was van een overeenkomst met De Perenbloesem.
De rechtbank is, nu het zoals gezegd gaat om een evidente en voor een ieder kenbare onjuistheid, van oordeel dat ook de vraag- en gastouders bewust hun handtekening hebben gezet onder formulieren met een onjuiste dagtekening, zodat zij ieder voor zich als medeplegers van dit feit kunnen worden aangemerkt.
Resumerend acht de rechtbank, op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift in vereniging, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de aanvragen bij de Belastingdienst voor kinderopvangtoeslag als zodanig niet vals waren. Verdachte en de vraag- en gastouders hebben toeslag voor het aantal uren willen aanvragen dat is ingevuld op de formulieren, ook al zou daarmee zijn aangevraagd in strijd met de bepalingen van de Wet kinderopvang en op basis van valse documenten. Daarbij komt dat de opgave van het aantal uren kinderopvang bij aanvraag een voorlopig karakter heeft. Het is op dat moment een schatting die achteraf kan worden gecorrigeerd bij de berekening van het definitieve recht op toeslag.
De rechtbank acht dit feit niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Gezien het dossier, en onder verwijzing naar de boven aangehaalde relevante wetgeving en de bij feit 1 gegeven overwegingen is de rechtbank van oordeel dat vaststaat dat het binnen De Perenbloesem staande praktijk was om overeenkomsten en machtigingen te antedateren om vervolgens met terugwerkende kracht bij de Belastingdienst kinderopvangtoeslag aan te vragen.
Om voor kinderopvangtoeslag in aanmerking te komen moet aan een aantal voorwaarden zijn voldaan. Een van die voorwaarden is dat gastouderopvang plaats dient te vinden door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau en op grond van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder van dat bureau en de ouders. Alleen de in het kader van die overeenkomst gemaakte kosten voor kinderopvang komen (deels) voor vergoeding in aanmerking: artikel 5 lid 1 juncto artikel 52 WKO. Vastgesteld moet worden dat in het overgrote deel van de aanvragen die door De Perenbloesem zijn gedaan – namelijk die waaraan geantedateerde overeenkomsten ten grondslag liggen – ten onrechte en in strijd met de waarheid de suggestie wordt gewekt dat reeds op de beoogde ingangsdatum van de toeslag een door de wet vereiste overeenkomst tussen ouders en gastouderbureau aanwezig was en dat reeds vanaf dat moment kosten voor kinderopvang werden gemaakt waarvoor op grond van de WKO een toeslag kon worden verkregen. Doorgaans was overigens helemaal geen sprake van betaalde kinderopvang in de periode tussen de aangevraagde ingangsdatum en de datum waarop de overeenkomsten werden getekend, maar werden kinderen om niet of tegen symbolische tegenprestaties door familieleden opgevangen. Dat verdachte het niet al te nauw nam met het weergeven van de werkelijke situatie bij aanvraag van de kinderopvangtoeslag bij de Belastingdienst mag ook blijken uit het feit dat hij niet schroomde om op papier van een opvangoma een opvangopa te maken omdat dit financieel gunstiger was voor de aanvragende ouders.
Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte heeft vertrouwd op de handelwijze die verdachte van De Appelbloesem had overgenomen. De rechtbank is van oordeel dat het feit dat De Appelbloesem al langer op deze manier werkte, verdachte niet ontslaat van zijn eigen verantwoordelijkheid terzake. Met name uit de afgeluisterde telefoongesprekken tussen verdachte en [medeverdachte] kan geen andere conclusie worden getrokken dan dat verdachte heel goed wist dat hij niet aan de voorwaarden voldeed.
Met betrekking tot de overige, onder B t/m E genoemde feitelijkheden overweegt de rechtbank dat de Belastingdienst op zichzelf niet wordt bewogen tot verstrekking van kinderopvangtoeslag door het feit dat er een uurtarief is afgesproken (B); dat laatste vloeide voort uit de hierboven bedoelde overeenkomsten. De onderdelen C en E zijn gericht op het bewegen van de ouders, niet de Belastingdienst. Met betrekking tot de eisen zoals het hebben van een verklaring omtrent het gedrag (D) overweegt de rechtbank dat nergens in de aanvraag wordt gevraagd of aan die eisen wordt voldaan.
De rechtbank is van oordeel dat bij het bewegen van de Belastingdienst tot het afgeven van kinderopvangtoeslag geen sprake is geweest van medeplegen met de vraagouders en dat de verweten gedragingen alleen door verdachte zijn begaan. De vraagouders hadden het aanvragen van kinderopvangtoeslag immers juist gemachtigd aan De Perenbloesem en vertrouwden daarbij op de informatie die hen door verdachte. Van nauwe en bewuste samenwerking met de ouders kan derhalve niet worden gesproken, terwijl van eventuele anderen die als medeplegers zouden kunnen worden aangemerkt niet is gebleken.
Resumerend is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de Belastingdienst heeft bewogen tot het afgeven van een geldbedrag.
Bewijsmiddelen
In de feiten waar de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen, steunt de beslissing dat verdachte deze feiten heeft begaan op de inhoud van de bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1. primair
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2009 tot en met 25 oktober 2009, in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, bemiddelingsovereenkomsten en machtigingen, zijnde geschriften bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, telkens met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, bestaande de valsheid hierin dat verdachte telkens op de bemiddelingsovereenkomsten en machtigingen onjuiste data heeft opgenomen;
3 primair
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2009 tot en met 25 oktober 2009, in de gemeente Heiloo, telkens met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, inhoudende dat verdachte telkens heeft doen voorkomen dat er recht bestond op kinderopvangtoeslag zonder dat er daadwerkelijk kosten werden betaald door de vraagouder aan de oppasouder, althans dat er recht bestond op kinderopvangtoeslag terwijl de hoogte van de kosten lager was dan de gevraagde kinderopvangtoeslag, de belastingdienst heeft bewogen tot de afgifte van enig geldbedrag.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde levert op:

1.primairmedeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd

3.primairoplichting, meermalen gepleegd

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken. In het bijzonder is, anders dan de verdediging heeft betoogd, geen sprake van een verontschuldigbare dwaling ten aanzien van het recht of de feiten, nu de rechtbank, zoals hierboven overwogen, bewezen acht dat verdachte bewust in strijd met de waarheid de in de tenlastelegging bedoelde geschriften van een onjuiste datum heeft voorzien en bewust tegenover de Belastingdienst een valse voorstelling van zaken heeft gegeven.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair,
2 primair en 3 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis en een geldboete van € 7.500,- subsidiair 72 dagen vervangende hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, mocht de rechtbank het feit bewezen achten, gepleit voor een schuldigverklaring zonder oplegging van straf op grond van de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Subsidiair bepleit de raadsman oplegging van een geldboete, met betaling in termijnen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van valsheid in geschrift en oplichting.
Verdachte heeft met zijn bedrijf De Perenbloesem ouders, waarvan hij de adressen had, benaderd met de vraag of zij ook van oppas gebruik maakten voor hun kind of kinderen. Indien dat het geval was, hield verdachte de ouders voor dat zij voor kinderopvangtoeslag in aanmerking konden komen als zij zich middels een overeenkomst aansloten bij het gastouderbureau De Perenbloesem. In bijna alle gevallen werd de ouders voorgehouden dat de toeslag met terugwerkende kracht kon worden aangevraagd, ook al waren er in het verleden geen kosten gemaakt voor kinderopvang, ook al was er destijds nog geen overeenkomst met een geregistreerd gastouderbureau, en ook al werd er bij de ingangsdatum nog niet voldaan aan andere wettelijke voorwaarden. Vervolgens werden de overeenkomsten met de aanvraag- en oppasouders geantedateerd, dat wil zeggen dat deze werden gedagtekend op de datum met ingang waarvan kinderopvangtoeslag werd aangevraagd Zowel de rechtspersoon als de ouders werden financieel beter van het op deze wijze aanvragen van de kinderopvangtoeslag. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de ouders de toeslag niet zouden hebben aangevraagd als dit door verdachte niet was voorgesteld
Door het antedateren van de relevante documenten is valsheid in geschrift gepleegd.
Op grond van deze valse voorstelling van zaken heeft de Belastingdienst een aanzienlijk bedrag aan kinderopvangtoeslag uitgekeerd aan de betrokken ouders, hoewel die daar geen recht op hadden. Een deel van dit geld vloeide in de vorm van bureaukosten (€ 1,- per oppasuur) naar De Perenbloesem.
De rechtbank acht het handelen van verdachte zeer kwalijk. Via De Perenbloesem heeft hij op grote schaal misbruik gemaakt van een toeslagregeling die bedoeld was om werkende ouders te ondersteunen bij de opvang van hun kinderen, welke regeling mede naar aanleiding van deze fraude, aanzienlijk is versoberd. Ook veel ouders zijn uiteindelijk de dupe geworden omdat zij het door de Belastingdienst ten onrechte verstrekte geld, inclusief de door hen aan De Perenbloesem afgestane euro, weer terug hebben moeten betalen.
Daar komt bij dat verdachte geen enkel inzicht heeft getoond in het laakbare van zijn handelen. Verdachte presenteert zich als een wat naïeve man die volledig vertrouwde op [medeverdachte], voor zichzelf een aardig bedrijfje wilde opbouwen en daarbij alleen maar het beste wilde voor iedereen. Daarbij lijkt hij niet in te zien dat het geven van een valse voorstelling van zaken aan de Belastingdienst, ook al lijkt dat op het eerste gezicht voor alle betrokkenen voordelig, ernstig frauduleus handelen is en dat dit soort fraude het fiscale systeem ondermijnt.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder is veroordeeld tot soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening met het aanzienlijke tijdsverloop tussen de aanvang van het strafrechtelijk onderzoek en de uiteindelijke berechting, nu dit tijdsverloop niet aan verdachte kan worden toegerekend en de rechtbank oog heeft voor de langdurige onzekerheid waarin hij heeft moeten verkeren.
De rechtbank is van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaar, meer passend en geboden is dan de door de officier van justitie gevorderde geldboete. Daarmee wordt naar het oordeel van de rechtbank meer recht gedaan aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten. Bovendien kan de straf gelden als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden zich weer in te laten met zakelijke voorstellen van zijn medeverdachte. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis opleggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 51, 57, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte
onder 2is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het
onder 1 primair en 3 primairten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
 dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 200 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 100 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mrs. C.M.M. Oostdam en W.S. Sikkema, rechters, bijgestaan door M. Smit-Colnot, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 juni 2015.
Bewijsmiddelen
Aanvulling als bedoeld in artikel 365a van het Wetboek van Strafvordering, behorende bij het vonnis dat is uitgesproken op 4 juni in de strafzaak tegen [verdachte] onder parketnummer 19/996534-09.
De rechtbank acht het bewijs geleverd en grondt de overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn opgenomen.
Daarbij is ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts gebruikt met betrekking tot het feit of de feiten waarop het blijkens zijn inhoud in het bijzonder betrekking heeft.
1
De verklaring van verdachte, ter terechtzitting van 13 april 2015 afgelegd, voorzover inhoudelijk, zakelijk weergegeven:
Het starten van een gastouderbureau kwam op mijn pad. [medeverdachte] was in 2007 begonnen met De Appelbloesem en dat concept heb ik overgenomen. Zo is De Perenbloesem ontstaan.
Ik heb éénmalig een bedrag aan [medeverdachte] betaald om zijn werkwijze te mogen gebruiken. Ik ben zelf voor eigen verantwoordelijkheid gaan opereren.
Een call centrum belde potentiële klanten. Als ik bij de mensen op bezoek ging wist ik al dat er werd opgepast. Meestal waren dat opa en oma. Ik vertelde dan dat zij mogelijk aanspraak konden maken op een subsidie. Ik heb uitgelegd dat dit een inkomensafhankelijke regeling was.
Waar ik vond dat er sprake was van een bonafide oppassituatie heb ik voorgesteld dat de kinderopvangtoeslag ook met terugwerkende kracht kon worden aangevraagd.
Het klopt dat er in meerdere klantdossiers schriftelijke stukken zitten met een onjuiste dagtekening. Het klopt dat er in 2008 nog geen sprake kon zijn van bemiddeling door De Perenbloesem, nu het gastouderbureau pas in 2009 is opgericht.
De ondertekeningsdatum van de overeenkomst met [getuige] is fout. De oppassituatie is ontstaan op 1 januari 2008 en met ingang van die datum is de kinderopvangtoeslag aangevraagd. De aanvraag en contracten zijn ondertekend in maart 2009.
Ik erken dat bij alle documenten uit het dossier die u mij heeft voorgehouden, waar de dagtekening steeds 1 januari 2008 is op de overeenkomsten en machtigingen, deze niet zijn afgesloten en ondertekend op 1 januari 2008. Ik heb gezien dat deze data niet klopten. De aanvraagdatum bij de Belastingdienst was voor mij de belangrijkste datum.
Als ik had moeten aantonen dat ik met het gastouderbureau vanaf 1 januari 2008 bij de bemiddeling tussen ouder en gastouder was betrokken had dat ik dat niet gekund.
Ik heb mij nooit gerealiseerd dat ik geen aanvraag met terugwerkende kracht mocht doen en vervolgens daar ook nog de bemiddelingskosten van kon inhouden. Er was geen sprake van daadwerkelijke bemiddeling, maar meer van het formaliseren van een bestaande oppasrelatie.
2
Een proces-verbaal verhoor van een verdachte d.d. 30 juni 2010, opgenomen in ordner 1 onder kenmerk V4-01 op p. 364 e.v. van een dossier van de Belastingdienst/FIOD nr. 44252 d.d. 31 januari 2011, inhoudende de verklaring van [verdachte], zakelijk weergegeven:
In februari 2009 is 'De Perenbloesem' opgericht. Dat is een gastouderbureau. Dat is een activiteit van [B.V.], waar ik directeur en enig aandeelhouder van ben.
Ik diende de aanvragen KOT bij de Belastingdienst Toeslagen in vanachter mijn computer, met behulp van het daarvoor beschikbare programma van de Belastingdienst.
Ik ben directeur en enig aandeelhouder van [B.V.] en in de periode 1 januari 2007 tot en met 1 november 2009 ook de enige werknemer. Er is nooit iemand anders bij deze BV in loondienst werkzaam geweest.
3
Een proces-verbaal verhoor van een verdachte d.d. 30 juni 2010, opgenomen in ordner 1 onder kenmerk V4-02 op p. 373 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [verdachte], zakelijk weergegeven:
Ik heb inderdaad aanvragen kinderopvangtoeslag ingediend, nog voordat ik officieel geregistreerd was als gastouderbureau.
4
Een proces-verbaal selectie spreadsheet d.d. 18 november 2010, documentnummer AH-71, opgenomen op p. 3005 e.v. (ordner 6) van dossier nummer 44252 d.d. 14 april 2011, van de Belastingdienst/FIOD, inhoudende de verklaring van [opsporingsambtenaar], zakelijk weergegeven:
De Perenbloesem is op 8 juni 2009 in het gemeentelijk register van kinderopvang in de gemeente Heiloo geregistreerd als gastouderbureau.
Uit het onderzoek is gebleken dat van de 67 dossiers er 30 aanvragen kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) zijn aangetroffen die zijn ingediend voor de registratiedatum 8 juni 2009. Van deze 67 dossiers zijn 60 aanvragen KOT aangetroffen die zijn ingediend voor 8 juni 2009 en ook zijn ingegaan voor 8 juni 2009.
In het bestand van 67 dossiers zijn 28 aanvragen KOT aangetroffen waarvan de dagtekening van de bemiddelingsovereenkomsten tussen verdachte De Perenbloesem en vraagouder op dezelfde datum is gesteld als de ingangsdatum van de KOT.
5
Een proces-verbaal verhoor van een getuige d.d. 11 februari 2010, documentnummer G-100, opgenomen op p. 1958 e.v. (ordner 4) van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige], zakelijk weergegeven:
Volgens mij was het in maart 2009 geweest dat ik voor het eerst in contact ben gekomen met De Perenbloesem. De [verdachte] is daarna bij ons thuis op bezoek geweest om de regeling uiteen te zetten. Wilde je voor het jaar 2008 met terugwerkende kracht kinderopvangtoeslag voor gastouderschap aanvragen, dan moest je voor 1 april 2009 je aanvraag indienen. Dit hoorde ik in maart 2009 telefonisch van [verdachte]. Daarom is er door [verdachte] eerst al een aanvraag met betrekking tot 2008 ingediend, nog voordat wij hem gezien en face-to-face gesproken hadden. Wij hebben daartoe de nodige gegevens per post aangeleverd. Tot op dat moment hebben wij mijn schoonmoeder nooit voor haar oppaswerk betaald. Voor 1 april 2009 kreeg ik van [verdachte] formulieren toegezonden die door mij, mijn echtgenote en schoonmoeder dienden te worden ondertekend. Die formulieren betroffen overeenkomsten. Ik heb alle documenten die betrekking hebben op de kinderopvangtoeslag zelf ingevuld en ondertekend.
6
Een proces-verbaal verhoor van een getuige d.d. 9 februari 2010, documentnummer G-102a, opgenomen op p. 1983 e.v. (ordner 4) van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 1], zakelijk weergegeven:
U toont mij de overeenkomst tussen De Perenbloesem en mij als gastouder van [persoon 3] en [persoon 4] (D-520). Ik zie mijn handtekening aan de rechterkant onder aan de tweede pagina op het formulier. Ik heb dit klakkeloos getekend.
U toont mij een overeenkomst tussen mij en de [vraagouder] met de dagtekening 1 januari 2008 (D-518).
Ik zie mijn naam daaronder, met twee keer mijn handtekening onder op het formulier. Ik herken het formulier verder niet.
U toont mij een machtiging die is afgesloten tussen De Perenbloesem en een ouder van [persoon 3] en [persoon 4] en met mij als oppas (D-522). De machtiging is gedagtekend 1 januari 2008. Ik herken het stuk niet, maar ik zie wel mijn handtekening rechts onder op het document. Ik zie ook mijn handschrift bij mijn handtekening. Ik heb alles tegelijk ondertekend bij mijn dochter in maart 2009, zo ook dit document. De handtekening links onder op het document is van mijn dochter. Ik ben mij hier ook niet bewust geweest van de datum 1 januari 2008.
7
Een schriftelijk stuk, opgenomen in ordner 12 onder kenmerk D-491 op p. 5497 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende een uittreksel uit het handelsregister van de Kamers van Koophandel, zakelijk weergegeven:
De besloten vennootschap [B.V.], gevestigd aan [adres], heeft - onder meer - als handelsnaam De Perenbloesem. De enige aandeelhouder is [verdachte], geboren [verdachte], en de directeur.
8
Een proces-verbaal rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict, opgenomen in dossier 44252 d.d. 3 oktober 2014, inhoudende de verklaring van [persoon 5], zakelijk weergegeven:Bij onderzoek van de 67 dossiers zijn geen dossiers aangetroffen waarbij aan alle voorwaarden van de KOT is voldaan, desalniettemin wordt het netto wederrechtelijk verkregen voordeel nader bepaald op 90% en daarmee vastgesteld op € 39.010,-.