ECLI:NL:RBNNE:2015:2530

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 mei 2015
Publicatiedatum
28 mei 2015
Zaaknummer
4056273 VV EXPL 15-65
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • R.Tj. Terpstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van een non-concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 22 mei 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [A] en Hornbach Bouwmarkt (Nederland) BV. [A] vorderde schorsing van het non-concurrentiebeding dat in haar arbeidsovereenkomst was opgenomen, omdat zij een nieuwe functie had aangeboden gekregen bij Bauhaus. Hornbach, de werkgever, verzocht om handhaving van het non-concurrentiebeding. De kantonrechter oordeelde dat [A] een spoedeisend belang had bij haar vordering, omdat het non-concurrentiebeding haar onbillijk benadeelde. De kantonrechter overwoog dat het beding, dat was opgenomen in de arbeidsovereenkomst van 2002, zwaarder ging drukken naarmate [A] in haar functie was gepromoveerd. Bovendien had [A] een deel van haar functie al niet meer vervuld en waren er geen aanwijzingen dat zij gevoelige bedrijfsinformatie bezat die Bauhaus zou kunnen schaden. De kantonrechter schorste het non-concurrentiebeding met onmiddellijke ingang en wees de tegenvorderingen van Hornbach af. Hornbach werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 4056273 VV EXPL 15-65
Vonnis van de kantonrechter van 22 mei 2015
inzake
[A],
wonende te [woonplaats], [adres],
eiseres in conventie, verweerster in reconventie, hierna [A] te noemen,
gemachtigde mr. M.C.J. Swart, advocaat te Eindhoven (postbus 7180, 5606 JD),
tegen
de besloten vennootschap Hornbach Bouwmarkt (Nederland) BV,
statutair gevestigd te Driebergen-Rijssenburg en kantoorhoudende te (3439 LD) Nieuwegein, Ravenswade 56 R+S,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna Hornbach te noemen,
gemachtigde mr. B. Doull, advocaat te Amsterdam (Cornelis Krusemanstraat 19 hs,
1075 NC).
PROCESGANG
Op de in de inleidende dagvaarding genoemde gronden heeft [A] (zakelijk weergegeven) gevorderd dat de kantonrechter, bij wijze van voorlopige voorziening:
primair
het non-concurrentiebeding zoals opgenomen in artikel 20 van de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 mei 2015, dan wel per 1 juni 2015 , althans een nader door de kantonrechter te bepalen datum (i) geheel, althans gedeeltelijk vernietigt, dan wel (ii) geheel, althans gedeeltelijk schorst, dan wel (iii) geheel, althans gedeeltelijk matigt in tijd en (in hoogte) te verbeuren dwangsom of anderszins, op een zodanige wijze dat [A] binnen 1 maand, althans op een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn, bij Bauhaus in dienst mag treden en zonder enige dwangsom te verbeuren ongestoord daar werkzaamheden kan verrichten;
subsidiair
indien en voor zover het non-concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk in stand blijft Hornbach op de voet van artikel 7:653 lid 4 BW veroordeelt tot een voorschot op de maandelijkse schadevergoeding van € 3.400,00 bruto, zijnde het salaris dat [A] bij Bauhaus is aangeboden, althans een schadevergoeding van € 500,00 bruto, zijnde het verschil tussen haar huidige salaris en het bij een concurrent te verdienen hoger salaris, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, totdat de beperkingen uit hoofde van het non-concurrentiebeding door Hornbach ten laste van [A] zijn opgeheven;
primair en subsidiair
Hornbach veroordeelt in de kosten van deze procedure.
Hornbach heeft in reconventie gevorderd dat de kantonrechter, bij wijze van voorlopige voorziening:
I. [A] veroordeelt om binnen 24 uur na dagtekening van dit vonnis het door [A] met Hornbach overeengekomen non-concurrentiebeding na te leven zolang de arbeidsovereenkomst tussen [A] en Hornbach voortduurt alsmede gedurende 1 jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom, te betalen aan Hornbach, ter hoogte van € 5.000,00 per overtreding en van € 200,00 per dag zolang de overtreding voortduurt, zulks met een maximum van € 50.000,00, althans een zodanige voorziening treft als door de kantonrechter in goede justitie vast te stellen;
II. datgene doet dat de kantonrechter in goede justitie vermeent te behoren;
III. [A] veroordeelt in de kosten van deze procedure.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 mei 2015. Partijen (Hornbach vertegenwoordigd door [B], [C] en [D]) en hun gemachtigden zijn ter zitting verschenen, waar zij hun wederzijdse standpunten (nader) uiteen hebben gezet, mede aan de hand van de door hun gemachtigden opgestelde pleitaantekeningen. Van het verhandelde is door de griffier aantekening gehouden.
Uitspraak is bepaald op heden.
OVERWEGINGEN

1.De feiten

1.1
Het volgende staat tussen partijen vast en acht de kantonrechter van belang.
1.2
[A] is met ingang van 10 juni 2002 bij Hornbach in dienst getreden als medewerker servicebalie voor de vestiging van Hornbach te Groningen. Artikel 20 van de in dat kader opgestelde arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd luidt als volgt:
“Het is de werknemer verboden om, zowel gedurende de loop van de arbeidsovereenkomst als gedurende 1 jaar na beëindiging daarvan, direct of op enigerlei wijze indirect rond 30 kilometer van uw vestiging, hetzij voor, door of met anderen een onderneming te drijven of op enigerlei wijze werkzaam, behulpzaam of betrokken te zijn, hetzij financieel of anderszins belang te hebben bij een bestaande of nog te stichten onderneming met soortgelijke bedrijfsactiviteiten als van de werkgever waarmee deze arbeidsovereenkomst is gesloten.
Overtreding van het in dit artikel gestelde wordt gestraft met een boete van 5.000,- (vijfduizend euro) per overtreding en een boete van 200,- euro (tweehonderd euro) per dag dat de overtreding begaan wordt. Naast deze boete heeft de werkgever het recht volledige schadevergoeding te vorderen.
De werknemer is door de enkele overtreding of niet nakoming van het bovenstaande van rechtswege in gebreke. Werkgever kan op een daartoe strekkend verzoek van de werknemer ontheffing verlenen van het in dit artikel bepaalde.
1.3
Per 1 februari 2003 is de functie van [A] gewijzigd naar eerste kassière, waarbij haar salaris is verhoogd.
1.4
Op 22 juli 2003 is haar arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd omgezet naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Daarbij is [A] gepromoveerd van eerste kassière naar hoofd servicebalie en kassagroep en is zij leiding gaan geven aan 20 tot 30 medewerkers. Haar salaris is bij die gelegenheid opnieuw verhoogd. Haar laatstgenoten salaris bedraagt € 2.913,64 bruto per maand.
1.5
In 2013 heeft Hornbach [A] gevraagd ‘vaktrainer kassa’ te worden. [A] was daartoe bereid, maar dit plan is niet doorgegaan.
1.6
Vanaf eind februari 2014 is de functie van hoofd servicebalie uit het takenpakket van [A] gehaald en vervult zij alleen nog de functie van hoofd kassagroep. Daarna is haar nogmaals gevraagd ‘vaktrainer kassa’ te worden. Ook deze keer is dit plan niet doorgezet.
1.7
[A] heeft vervolgens gesolliciteerd bij Bauhaus Nederland C.V. (hierna: Bauhaus). Dit heeft erin geresulteerd dat haar de functie van hoofd kassa & servicebalie (inclusief interne administratie bouwmarkt) is aangeboden bij een nieuw te openen vestiging van Bauhaus in Groningen, met een salaris van ongeveer € 3.400,00.
1.8
[A] heeft Hornbach verzocht haar te ontheffen van het bepaalde in artikel 20 van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst (hierna: het non-concurrentiebeding).
1.9
Hornbach heeft dit verzoek niet ingewilligd.

2.Het geschil

2.1
[A] stelt zich op het standpunt dat haar belang om niet te worden gehouden aan het non-concurrentiebeding zwaarder moet wegen dan het belang van Hornbach om haar aan dat beding te houden. Haar vorderingen moeten daarom worden toegewezen en de tegenvorderingen van Hornbach moeten worden afgewezen.
2.2
Hornbach heeft gemotiveerd verweer gevoerd, ertoe strekkende dat de vorderingen van [A] moeten worden afgewezen en dat haar tegenvorderingen moeten worden toegewezen.

3.De beoordeling

3.1
Gelet op de onderlinge samenhang zullen de vorderingen in conventie en in reconventie hierna gezamenlijk worden behandeld. Waar nodig zal daarbij nader worden ingegaan op hetgeen partijen ter onderbouwing van hun stellingen hebben aangevoerd en aan stukken hebben overgelegd.
3.2
Naar het oordeel van de kantonrechter hebben partijen over en weer voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang hebben bij de gevraagde voorzieningen, zodat zij in zoverre ontvankelijk zijn in hun vorderingen.
3.3
In dit kort geding moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, beoordeeld worden of de vorderingen in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing nu al gerechtvaardigd is. De kantonrechter overweegt daarover als volgt.
3.4
De meest verstrekkende stelling van [A] is dat het non-concurrentiebeding nietig is omdat daarin is opgenomen dat Hornbach bij overtreding van dat beding naast een boete ook een schadevergoeding kan vorderen. De kantonrechter stelt echter vast dat Hornbach in deze procedure geen schadevergoeding heeft gevorderd. Deze stelling zal de kantonrechter daarom passeren.
3.5
Tussen partijen is niet in geschil dat Hornbach en Bauhaus concurrenten van elkaar zijn en dat de vestiging van Bauhaus zich bevindt binnen 30 kilometer van de vestiging van Hornbach waar [A] werkzaam is. Indien [A] bij Bauhaus in dienst treedt, schendt zij dus het non-concurrentiebeding dat zij met Hornbach is overeengekomen.
3.6
In deze procedure ligt de vraag voor of [A] onverkort aan dat beding kan worden gehouden. Bij de beantwoording van deze vraag dienen de belangen die [A] heeft bij vernietiging, schorsing of matiging van dat beding te worden afgewogen tegen de belangen die Hornbach heeft bij nakoming van dat beding.
3.7
Als uitgangspunt heeft te gelden dat de rechter een non-concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk kan vernietigen indien, in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever, de werknemer door dat beding onbillijk wordt benadeeld.
3.8
De kantonrechter is van oordeel dat er een gerede kans bestaat dat een bodemrechter zal oordelen dat [A] onbillijk wordt benadeeld door het non-concurrentiebeding. Aan dit voorlopige oordeel liggen de volgende overwegingen ten grondslag.
3.9
Het non-concurrentiebeding is opgenomen in de arbeidsovereenkomst die partijen zijn aangegaan op 9 juni 2002. Bij die gelegenheid is [A] in dienst getreden als medewerker servicebalie. Vast staat dat zij met ingang van 22 juli 2003, na enige tijd als eerste kassière werkzaam te zijn geweest, de functie van hoofd servicebalie en kassagroep is gaan vervullen. Naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter lag een dergelijke snelle promotie niet in de lijn der verwachtingen en heeft deze promotie de arbeidsverhouding tussen partijen ingrijpend gewijzigd. [A] heeft na haar promotie zwaardere verantwoordelijkheden gekregen en heeft een leidinggevende positie verworven. Als gevolg daarvan is het non-concurrentiebeding aanmerkelijk zwaarder gaan drukken: het is voor [A], indien zij wordt gehouden aan dat beding, beduidend moeilijker als leidinggevende elders een vergelijkbare functie te verwerven dan als medewerker servicebalie. Dit betekent dat Hornbach ten tijde van de promotie naar hoofd servicebalie en kassagroep opnieuw schriftelijk een non-concurrentiebeding met [A] had moeten overeenkomen. Vast staat dat dit niet is gebeurd.
3.1
Daar komt bij dat [A] een deel van haar functie, namelijk hoofd servicebalie, al ruim een jaar niet meer vervult. Vooralsnog valt dan ook niet in te zien waarom Hornbach er schade van zou ondervinden indien [A] de functie van hoofd servicebalie bij Bauhaus gaat vervullen, gelet op de overeengekomen duur van het non-concurrentiebeding van 1 jaar. Verder kan [A] zich verbeteren door bij Bauhaus de functie van hoofd servicebalie te gaan vervullen, nu zij dat deel van haar functie bij Hornbach niet meer vervult.
3.11
Verder heeft [A] onweersproken gesteld dat in een functioneringsverslag staat dat er voor haar bij Hornbach geen mogelijkheden meer zijn om zich verder te ontwikkelen. Integendeel, de functie van [A] is uitgekleed en in dit kort geding is voldoende aannemelijk geworden dat de wijze waarop haar dat is meegedeeld geen schoonheidsprijs verdient. Vervolgens zijn haar wel toezeggingen gedaan om haar takenpakket weer uit te breiden, maar zijn deze toezeggingen niet nagekomen.
3.12
Tot slot is in dit kort geding onvoldoende aannemelijk geworden dat [A] over dusdanig gevoelige bedrijfsinformatie beschikt dat Bauhaus daar haar voordeel mee kan doen, gelet op de aard en inhoud van de functie die zij nu bij Hornbach vervult.
3.13
De voorgaande overwegingen leiden ertoe dat de kantonrechter, bij wijze van voorlopige voorziening, het tussen partijen overeengekomen non-concurrentiebeding met onmiddellijke ingang zal schorsen.
3.14
Gelet op het oordeel in conventie zullen de vorderingen in reconventie worden afgewezen.
3.15
Hornbach zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in kosten van deze procedure. Gelet op de onderlinge samenhang zal daarbij voor de procedure in reconventie geen salaris gemachtigde worden toegekend.
BESLISSING
De kantonrechter:
in conventie en in reconventie
schorst met ingang van heden het non-concurrentiebeding zoals opgenomen in artikel 20 van de op 9 juni 2002 tussen partijen tot stand gekomen arbeidsovereenkomst;
veroordeelt Hornbach in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [A] tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 78,00 aan griffierecht, € 99,64 aan explootkosten en € 400,00 voor salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijs af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.Tj. Terpstra, kantonrechter, en op 22 mei 2015 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: wj