ECLI:NL:RBNNE:2015:2497

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 mei 2015
Publicatiedatum
27 mei 2015
Zaaknummer
18.830180-14 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensenhandel en mishandeling met ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

Op 1 mei 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een 37-jarige man uit Groningen veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden wegens mensenhandel en twee mishandelingen. De rechtbank oordeelde dat de man zijn partner dwong om in de prostitutie te werken en haar verdiende geld aan hem af te staan. Daarnaast werd bewezen geacht dat hij haar tijdens hun relatie tweemaal mishandelde. De rechtbank sprak de man vrij van een poging tot zware mishandeling. De vordering tot schadevergoeding van het slachtoffer werd toegewezen tot een bedrag van € 25.000,00.

In het procesverloop heeft de officier van justitie op 25 maart 2015 gevorderd dat de rechtbank het bedrag vaststelt van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat geschat werd op € 87.350,00. De behandeling vond plaats op 20 april 2015. De rechtbank baseerde haar schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel op diverse bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van het slachtoffer over haar verdiensten in de prostitutie.

De rechtbank concludeerde dat het slachtoffer in totaal minimaal € 87.350,00 had verdiend en afgestaan aan de veroordeelde. Echter, de rechtbank hield rekening met de vordering van het slachtoffer, die slechts € 20.000,00 aan gederfde inkomsten vorderde. De rechtbank oordeelde dat het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld moest worden op € 20.000,00, omdat er geen zicht was op de precieze besteding van de verdiensten van het slachtoffer. De rechtbank legde de veroordeelde de verplichting op tot betaling van € 0,00 aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, conform artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830180-14
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 1 mei 2015 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen

[veroordeelde],

veroordeelde,
geboren [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].

Procesverloop

De officier van justitie heeft d.d. 25 maart 2015 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat de rechtbank aan voornoemde veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van € 87.350,00 ter ontneming van het uit het in de zaak met parketnummer 18/830180-14 voortvloeiende, wederrechtelijk verkregen voordeel.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 20 april 2015.

Bewijsmiddelen

De rechtbank baseert de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel op de volgende bewijsmiddelen:
1. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer 01RUI12001, gesloten op 10 juni 2014, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
1.1
Een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL01TP 2011050324-4, d.d. 9 juni 2011, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer]:
We zijn op 17 of 18 december 2009 met de trein naar [pleegplaats 1] gegaan. De eerste klant moest 50 euro afrekenen. Ik heb altijd voor 50 euro en plus gewerkt per kwartier. Ik heb nog een tweede klant gehad die avond.
1.2.
Een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL01SC 2011056811-5, d.d. 17 augustus 2011, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer]:
A: Ik heb 10 dagen in [pleegplaats 2] gewerkt. De eerste dag verdiende ik 650 euro. Als ik het gemiddelde nam dan verdiende ik gemiddeld 400 tot 450 per dag. Ik betaalde 145 per dag voor de kamer.
V: Hoeveel klanten per dag had jij gemiddeld?
A: Rond de 10 klanten van minimaal 50 euro per klant. Sommige klanten bleven langer en dan verdiende ik meer.
V: Hoe lang ben je in [pleegplaats 3] geweest?
A: Van maart 2010 tot en met augustus 2010. Ik was daar soms 5 dagen daar en dan weer een week thuis. Gemiddeld werkte ik drie dagen in de week. We verbleven daar in een hotel. Ik betaalde 80 euro per overnachting. Gemiddeld overnachtte ik daar twee nachten per week met [veroordeelde].
V: Hoeveel huur betaalde je?
A: Bij het eerste pand betaalde ik 220 euro per dag. Bij de andere pand betaalde ik 180 per dag.
V: Hoeveel verdiende je in [pleegplaats 3] gemiddeld per dag?
A: Ongeveer 800 euro per dag zonder dat de kosten er af waren. Ik denk dat ik 500 euro per dag verdiende. Ik had ongeveer 12 a 13 klanten per dag. In september en oktober 2010 heb ik in [pleegplaats 2] gewerkt. Dit was ongeveer 7 weken. De eerste weken in september ging het financieel goed. Gemiddeld 950 euro per dag. In oktober verdiende ik ongeveer 550
per dag. Ik werkte toen ook drie dagen per week. De laatste twee weken van oktober waren financieel slecht.
V: Op 21 oktober 2010 ging je voor het eerst naar [pleegplaats 4].
A: Daar verdiende ik gemiddeld 850 per dag. Aan huur betaalde ik 200 euro. Per dag betaalde ik 40 euro voor een snorder (taxi). Ik werkte daar ook drie dagen per week. Ik heb daar gewerkt tot en met december 2010.
2. De door verdachte op de terechtzitting van 20 april 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer] is tijdens onze relatie in de prostitutie gaan werken. Met het door haar verdiende geld deden we leuke dingen. Ik heb ook verdiensten van haar gekregen.

Beoordeling

De rechtbank heeft veroordeelde bij vonnis van 1 mei 2015 in de zaak met parketnummer 18/830180-14 onder andere veroordeeld ter zake mensenhandel, meermalen gepleegd.
Op grond van de inhoud van wettige bewijsmiddelen is komen vast te staan dat veroordeelde voordeel heeft verkregen uit de baten van dit door hem gepleegde strafbare feit.
De rechtbank constateert dat het slachtoffer volgens het financieel dossier in totaal (minimaal) € 87.350,00 heeft verdiend en afgestaan aan verdachte. Dit bedrag is gebaseerd op de verklaringen van [slachtoffer], slachtoffer, zoals opgenomen bij de bewijsmiddelen.
De rechtbank constateert echter tevens dat het slachtoffer als benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding heeft ingediend. Daarbij heeft zij - voor zover hier van belang - aangegeven dat haar verdiensten naar eigen berekening € 61.000,00 waren, maar dat zij slechts vergoeding van € 20.000,00 aan gederfde inkomsten vordert. Bij vonnis van 1 mei 2015 is de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 20.000,00 aan materiële schade.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de verklaringen van het slachtoffer - zoals opgenomen onder de bewijsmiddelen - dat het slachtoffer (veel) meer heeft verdiend dan de reeds vastgestelde € 20,000,00. Uit de verklaringen van het slachtoffer en uit de verklaring van veroordeelde blijkt echter ook dat zij en veroordeelde ook samen hebben geleefd en samen leuke dingen hebben gedaan van de verdiensten van het slachtoffer.
Hiermee is geen rekening gehouden in de berekening van het wederrechtelijk voordeel zoals opgenomen in het financieel dossier. Daarin is overigens ook geen rekening gehouden met kosten die gemaakt zijn ter verkrijging van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Nu de rechtbank geen zicht heeft op de precieze besteding van de verdiensten van het slachtoffer en nu het slachtoffer - dat hier wel zicht op heeft - zelf blijkens (de toelichting op) haar vordering ook maar een deel van haar totale verdiensten terugvordert van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat zij in alle redelijkheid niet kan vaststellen dan wel schatten of, en zo ja hoeveel wederrechtelijk verkregen voordeel veroordeelde heeft genoten boven het door aangeefster gevorderde en door de rechtbank reeds vastgestelde bedrag van
€ 20.000,00.
De rechtbank zal het wederrechtelijk verkregen voordeel derhalve vaststellen op € 20.000,00.
Ingevolge artikel 36e, achtste lid, van het Wetboek van Strafrecht, dient de aan de benadeelde partij in rechte toegekende vordering bij de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel in mindering dient te worden gebracht.

Toepassing van de wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 20.000,00.
Legt
[veroordeelde]voornoemd de verplichting op tot betaling van een geldbedrag van € 0,00 (zegge: nul euro) aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M.B. de Wit, voorzitter, mr. B.I. Klaassens en mr. A. Jongsma, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 1 mei 2015.
Mr. Klaassens is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.