Uitspraak
8 mei 2015.
Tenlastelegging
Bewijsvraag
[slachtoffer 2] op de ten laste gelegde datum, te weten 27 januari 2015, heeft mishandeld. Op
12 maart 2015 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan van zware mishandeling door verdachte waarbij hij 4 of 5 ribben zou hebben gebroken. Dat zou volgens [slachtoffer 2] op 3 februari 2015 hebben plaatsgevonden. Uit de letselrapportage blijkt dat op 30 januari 2015 bij het slachtoffer een oude ribfractuur is geconstateerd, maar dat van recente fracturen die te relateren zijn aan de door [slachtoffer 2] aangegeven karatetrap geen sprake is. Verder wordt uit de stukken niet duidelijk of en zo ja op welke datum en welke (huis)arts [slachtoffer 2] heeft geconsulteerd. In de letselrapportage wordt vermeld dat in het dossier van de huisarts eigenlijk geen melding wordt gemaakt van een mishandeling. Wel is er op 19 februari 2015 een melding dat hij veel pijn aan zijn ribben heeft.
2 subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Vordering van de benadeelde partij
mr. P.J. van Steen, rechters, bijgestaan door mr. K.R. Starreveld, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 mei 2015.