ECLI:NL:RBNNE:2015:2439

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 mei 2015
Publicatiedatum
21 mei 2015
Zaaknummer
18.820285-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging en poging tot zware mishandeling met vuurwapen en messen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 13 mei 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere bedreigingen en een poging tot zware mishandeling. De verdachte werd beschuldigd van het bedreigen van zijn ex-vriendin, haar dochter en twee politieagenten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 19 augustus 2014 de ex-vriendin bedreigde met de woorden 'ik schiet je dood' en 'ik maak je dood'. Tevens bedreigde hij twee politieagenten met de dood, waarbij hij hen vertelde dat hij over een vuurwapen beschikte. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het tonen van een vuurwapen aan zijn ex-vriendin in juli 2014 en van een poging tot zware mishandeling op 28 oktober 2014, waarbij hij zijn ex-vriendin meerdere keren in het gezicht sloeg, wat resulteerde in een gebroken neus.

De rechtbank achtte de bedreigingen en de poging tot zware mishandeling bewezen op basis van de verklaringen van de slachtoffers en getuigen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de angst die de verdachte bij de slachtoffers had veroorzaakt, en het feit dat de verdachte eerder was veroordeeld voor geweldsmisdrijven. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling.

Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, de ex-vriendin, toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 500,00 voor immateriële schade. De rechtbank benadrukte dat de verdachte verantwoordelijk was voor de schade die hij had veroorzaakt en dat hij deze moest vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/820285-14
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
13 mei 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum],
wonende te[woonplaats],
thans preventief gedetineerd in [verblijfplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
30 april 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D.C. Keuning, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Akkerman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 augustus 2014, te [pleegplaats], althans in de gemeente
Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit woning aan
[adres] heeft weggenomen een kentekenbewijs/pasje en/of
autopapieren, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte zich de toegang tot die woning heeft verschaft en/of dat/die
kentekenbewijs/pasjes en/of autopapieren onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van braak en/of verbreking, en/of
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
de voordeur van de woning van die [slachtoffer 1] heeft ingetrapt en/of die
woning is binnengedrongen, en/of
(vervolgens) dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd "Ik maak je
dood, je zult zien", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
en/of (daarbij) met zijn handen een schietbeweging heeft gemaakt;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 19 augustus 2014, te [pleegplaats], althans in de gemeente
Groningen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer 1] toegevoegd de
woorden "ik schiet je dood" en/of "ik maak je dood", althans woorden van
soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 19 augustus 2014 te [pleegplaats], althans in de gemeente
Groningen,
[naam 1] die toen aldaar werkzaam was in zijn bediening van hoofdagent van
politie en/of [naam 2], die toen aldaar werkzaam was in zijn bediening
van brigadier van politie, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk
die [naam 1] en/of [naam 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik ga jullie
doodschieten" en/of "jullie weten dat ik de beschikking heb over een vuurwapen
en ik ga jullie doodschieten", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking,
(terwijl het bij genoemde [naam 1] en/of [naam 2] bekend is dat verdachte
een vuurwapen (gehad) heeft);
3.
hij in of omstreeks de maand juli 2014, te [pleegplaats], althans in de gemeente
Groningen
[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend in de woning van die [slachtoffer 1] een
vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer 1]
getoond en/of op die [slachtoffer 1] gericht;
4.
hij op of omstreeks 28 oktober 2014, te [pleegplaats], althans in de gemeente
Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
[slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat
opzet meermalen. althans eenmaal, (hard) tegen het hoofd/gezicht en/of de neus
heeft geslagen/gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 28 oktober 2014, te [pleegplaats], althans in de gemeente
Groningen, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermalen,
althans eenmaal, (hard) tegen het hoofd/gezicht en/of de neus te slaan en/of
te stompen;
5.
hij op of omstreeks 28 oktober 2014, te [pleegplaats], althans in de gemeente
Groningen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
dreigend de woorden toegevoegd :"jullie gaan er allemaal aan" en/of
"ik maak jullie allemaal dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking, en/of
(daarbij) opzettelijk dreigend een of meer mes(sen) heeft gepakt en/of daarmee
stekende bewegingen gemaakt in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1]
.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 primair en 5 ten laste gelegde kan worden bewezen, met dien verstande dat ten aanzien van feit 5 niet kan worden bewezen dat verdachte stekende bewegingen met de messen heeft gemaakt in de richting van het lichaam van [slachtoffer 1].
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde, omdat geen sprake is van wederrechtelijke toe-eigening.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte niet de bedoeling had om [slachtoffer 1] en beide agenten te bedreigen.
Verdachte heeft het onder 3 ten laste gelegde pertinent betwist en de verklaringen omtrent de pleegdatum lopen dusdanig uiteen dat twijfel mogelijk blijft.
Ten aanzien van de feiten 4 en 5, die ook door verdachte worden betwist, zijn de verklaringen van beide aangeefsters dusdanig verschillend dat verdachte het voordeel van de twijfel moet krijgen.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat met betrekking tot het onder
1 primair ten laste gelegde sprake is van wederechtelijke toe-eigening van een kentekenbewijs/ pasje en/of autopapieren. Verdachte moet daarom van dit feit worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van de overige feiten acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen, in de wettelijke vorm opgemaakt, zakelijk weergegeven. Daarbij is ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts gebruikt met betrekking tot het feit of de feiten waarop het blijkens zijn inhoud in het bijzonder betrekking heeft.
Feiten 1 en 2
De door verdachte op de terechtzitting van 30 april 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik heb op 19 augustus 2014 bij [slachtoffer 1] de deur ingetrapt. Ik was boos.
Ik had een beetje ruzie met die agenten. Ik ben moe geworden van het schreeuwen.
Een proces-verbaal aangifte d.d. 19 augustus 2014, opgenomen op pagina 48 e.v. van dossier nummer PL0100-2014111293 d.d. 8 oktober 2014 van Politie Eenheid Noord-Nederland (hierna: dossier I), inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1]:
Vandaag, 19 augustus stond [verdachte] voor mijn deur te schreeuwen. Ik hoorde dat de voordeur open knalde tegen de verwarming. Ineens stond [verdachte] in mijn slaapkamer. Hij zei tegen mij "ik maak je dood, je zult zien". Toen hij dit tegen mij zei, maakte hij met zijn handen schietbewegingen. Ik ben ontzettend bang dat hij ook echt een wapen meeneemt de volgende keer. Ik weet dat hij een wapen heeft, want hij heeft mij een tijdje terug hiermee bedreigd
Een proces-verbaal verhoor getuige d.d. 27 augustus 2014, opgenomen op pagina 54 e.v. van dossier I, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2]:
Ik hoorde op een gegeven moment een hele harde knal. Ineens stond [verdachte] ook in ons huis. Ik zag dat [verdachte] heel boos en agressief was. Hij riep: "Je gaat zien." en "Ik maak jullie dood." Dit deed hij eigenlijk de hele tijd. Hij maakte hierbij met zijn hand zeg maar een pistool en daarbij maakte hij bewegingen naar mijn moeder toe. Ik zag dat mijn moeder bang was.
Een proces-verbaal aangifte d.d. 20 augustus 2014, opgenomen op pagina 87 e.v. van dossier I, inhoudende de verklaring van [naam 2]: [1]
Op 19 augustus 2014 was ik als politieman in uniform gekleed aan het werk te [pleegplaats]. Ik hoorde een melding dat een Antilliaan een deur zou intrappen op de [adres] te [pleegplaats]. Ik ben samen met collega [naam 1] naar het adres gereden. De man bleef onophoudelijk schreeuwen. Hij keek met agressieve blik in zijn ogen naar mij, waarbij ik hoorde dat hij het bijna uitgilde dat hij mij, mijn collega [naam 1], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ging doodschieten. De man was niet tot rede te brengen. Hij zat ongelofelijk opgefokt te schreeuwen en te bewegen. Ik hoorde hem meerdere keren roepen dat hij mij en mijn collega zou doodschieten. Het feit dat hij al eerder met een doorgeladen vuurwapen was aangehouden, in combinatie met zijn ongeremde woede en boosheid in vooral mijn richting, omdat ik naast hem zat, maakte dat ik mij bedreigd voelde.
Toen we op het politiebureau waren gearriveerd en de man uitstapte bleef hij nog steeds schreeuwen: "Ik ga jullie, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] doodmaken." Met jullie bedoelde hij mijn collega [naam 1] en mij. De man was in alle staten. Ondanks dat we met 6 collega's waren en de man geboeid was, bleef er een enorme dreiging van deze man uitgaan.
Ruim een uur later, toen de man even naar het toilet ging, hoorde ik hem opnieuw schreeuwen dat hij ons zou doodschieten zodra hij vrij was.
Ik ben inmiddels ruim 32 jaar werkzaam bij de politie maar ik ben niet vaak op deze manier, zo vaak en zo agressief door iemand bedreigd dat ik doodgemaakt/doodgeschoten zou worden en dat ik dan ook nog dacht dat dit daadwerkelijk zou gaan gebeuren. Bij deze man had en heb ik dat gevoel wel.
Een proces-verbaal aangifte d.d. 20 augustus 2014, opgenomen op pagina 91 e.v. van dossier I, inhoudende de verklaring van [naam 1]: [2]
Op 19 augustus 2014 was ik, in het politie uniform gekleed, werkzaam te [pleegplaats]. Mijn collega [naam 2] en ik reden naar de [adres] te [pleegplaats]. Terwijl we onderweg waren, kregen we de informatie dat de vernieling van de deur werd gepleegd door [verdachte].
Ik hoorde mijn collega zeggen dat de verdachte was aangehouden voor vernieling. Vervolgens werd de verdachte enorm boos en begon te schreeuwen. Ik hoorde verdachte zeggen: "Ik ga jullie doodschieten." Dit herhaalde hij meerdere malen. Ik hoorde de verdachte ook zeggen dat hij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ging doodschieten en dat wij wel wisten dat hij een vuurwapen heeft. Hij herhaalde wederom meerdere malen in de auto dat hij ons ging doodschieten. Aangezien ik weet dat de verdachte vaker met een vuurwapen is aangetroffen voelde ik mij bedreigd. Bij aankomst op het bureau herhaalde de verdachte wederom dat hij ons ging doodschieten.
Feit 3
Een proces-verbaal aangifte d.d. 27 augustus 2014, opgenomen op pagina 78 e.v. van dossier I, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1]:
Ik wil aangifte doen van bedreiging met een vuurwapen. Ik weet niet meer precies wanneer het was, maar het was in de afgelopen vakantie. Ik denk dat het eind juli 2014 was.
Ik was die dag thuis en bij mij waren mijn dochter [slachtoffer 2], mijn zoon [naam 3] en zijn vriendin [naam 4]. [verdachte] was ineens veranderd in een duivel. Ik zag dat hij de woonkamer in kwam en dat hij kogels liet vallen en de houder van het wapen. Ik denk dat ik drie kogels zag vallen. Volgens mij één los op de grond en twee in de houder. Hij pakte het heel snel op en deed het ook heel snel in het wapen. Het wapen was klein en leek wel een beetje op die van de politie. Hij was zwart van kleur. Vervolgens dook ik weg en stonden [naam 3] en [naam 4] voor mij en die hielden mij vast.
Een proces-verbaal verhoor getuige d.d. 4 september 2014, opgenomen op pagina 81 e.v. van dossier I, inhoudende de verklaring van [naam 3]:
Het incident met het pistool was volgens mij in de zomer, in de vakantie. Ik was bij mijn moeder. Het gebeurde in de woonkamer. Ik weet dat [verdachte] mijn moeder bedreigde met dat pistool. Ik weet nog wel dat hij rare handelingen uitvoerde aan het pistool. Niet echt zoals het hoort te gaan volgens mij. Ik schrok maar was niet erg bang of zo. Ik was meer bang voor mijn moeder omdat hij het pistool op mijn moeder richtte. Ik weet nog dat ik voor mijn moeder ging zitten. Toen hij dat ding trok rende ik naar mijn moeder toe. Mijn moeder was wel bang volgens mij.
Een proces-verbaal verhoor getuige d.d. 27 augustus 2014, opgenomen op pagina 54 e.v. van dossier I, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2]:
U vraagt mij of ik iets weet van een eerdere bedreiging met een vuurwapen. Dit was denk ik in juli van dit jaar. Mijn moeder en [verdachte] kregen ruzie. [verdachte] pakte ineens een vuurwapen. Ik zag toen dat het deel waar je de kogels in doet op de grond viel. [verdachte] deed de houder weer in het pistool. Hij stond toen vlak voor mijn moeder en richtte het pistool op mijn moeder. Het wapen was zwart van kleur, het leek wel op zo'n balletjespistool. Ik denk wel dat dit wapen echt was, maar ik weet dat niet goed. Het pistool was niet heel groot.
Feiten 4 en 5
Een proces-verbaal aangifte d.d. 29 oktober 2014, opgenomen op pagina 8 e.v. van dossier nummer 2014131709 d.d. 6 november 2014 van Politie Eenheid Noord-Nederland (hierna: dossier II), inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1]:
Op 28 oktober 2014 was ik thuis in mijn woning te [pleegplaats]. Ik hoorde [verdachte] zeggen: "Jullie gaan er allemaal aan. Ik heb niks te verliezen. Ik maak jou, [slachtoffer 2], [naam 5] en [naam 3] dood." Ik stuurde [slachtoffer 2] een berichtje dat zij 112 moest bellen.
Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij mij en mijn kinderen dood wilde maken. Vervolgens liep hij de keuken in. Hij pakte twee grote vleesmessen uit de la. Met die messen in de hand kwam hij op mij af. [verdachte] liet opeens één van de messen vallen en rende richting [slachtoffer 2]. Hij sloeg [slachtoffer 2] en zij viel op de grond. [slachtoffer 2] vluchtte weg via de voordeur.
Toen ik op de grond lag, voelde ik een harde klap tegen mijn neus. [verdachte] raakte mijn neus met een gebalde vuist. Ik voelde direct een hevige pijn en mijn neus begon te bloeden. Na de eerste klap voelde ik een tweede klap op mijn gezicht. [verdachte] sloeg mij weer met een gebalde vuist en raakte mij op mijn rechterjukbeen. Ik voelde weer een hevige pijn. Direct daarna sloeg hij mij een derde keer met zijn gebalde vuist op mijn rechteroog. Ook nu voelde ik direct weer een hevige pijn.
In het ziekenhuis is geconstateerd dat ik een gebroken neus heb. Verder heb ik kneuzingen aan mijn rechteroog en - jukbeen.
Een proces-verbaal aangifte d.d. 29 oktober 2014, opgenomen op pagina 15 e.v. van dossier II, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2]:
Op 28 oktober 2014, omstreeks 19:00 uur, kreeg ik op mijn telefoon een bericht van mijn moeder. Ze schreef hierin dat ik de politie moest bellen.
Thuis aangekomen zag ik dat [verdachte] in de keuken zat. Mijn moeder vertelde mij dat [verdachte] had gezegd dat hij mijn moeder en mij wou vermoorden. Ik zag dat [verdachte] een lade uit de keuken opende. Hij pakte hier twee grote vleesmessen uit. Ik zag dat [verdachte] de messen, in elke hand één, boven zijn schouders vast hield, met de punten van de messen in de richting van mijn moeder. Hij liep in de richting van mijn moeder en ging in dezelfde houding voor mijn moeder staan. Ik pakte mijn telefoon omdat ik 112 wilde bellen. [verdachte] kwam op mij af. Ik ben uit de woning gevlucht naar mijn buurvrouw.
In huis zag ik dat mijn moeder op de grond lag. Haar gezicht bloedde. Tussen 19:30 uur en 20:00 uur belde [verdachte]. Hij zei: "Ik maak je dood, ik vermoord jullie."
Een proces-verbaal verhoor getuige d.d. 29 oktober 2014, opgenomen op pagina 22 e.v. van dossier II, inhoudende de verklaring van [naam 6]:
Mijn buurvrouw, [slachtoffer 1], heeft een relatie met [verdachte]. Op 28 oktober 2014, omstreeks 19.30 uur, hoorde ik keihard geklop op het raam en de voordeur. [slachtoffer 2] stond voor de deur en zei tegen mij: "Bel de politie, mijn moeder zit onder het bloed, hij heeft haar geslagen." Ik vroeg haar of [verdachte] er nog was. [slachtoffer 2] zei dat hij al weg was.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat op grond van de opgenomen bewijsmiddelen is komen vast te staan dat sprake was van een dreigende situatie. Verdachte was thuis bij aangeefster [slachtoffer 1] boos en opgefokt en was dat nog steeds toen hij werd aangehouden door de politie en naar het politiebureau werd gebracht. Uit de verklaringen van de aangevers komt naar voren dat zij gevreesd hebben voor hun leven, mede gelet op de omstandigheid dat aangevers wisten dat verdachte in het bezit was (geweest) van een wapen. Tekenend is vooral de verklaring van verbalisant [naam 2], dat hij voor het eerst in zijn ruim 30 jaar lange carrière als politieagent bang was dat hij daadwerkelijk zou worden doodgeschoten/doodgemaakt. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 19 augustus 2014 [slachtoffer 1] en twee politieambtenaren heeft bedreigd, hetgeen onder 1 subsidiair en 2 is ten laste gelegd.
De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte in of omstreeks juli 2014 [slachtoffer 1] heeft bedreigd met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, zoals onder 3 is ten laste gelegd. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met betrekking tot dit feit. Deze verklaringen worden immers ondersteund door de verklaring van [naam 3], die - zo blijkt uit het dossier - liever niet meewerkt bij de politie. Dat niemand de exacte pleegdatum meer weet, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Bovendien heeft de rechtbank niet de indruk gekregen dat aangeefster [slachtoffer 1]en haar dochter [slachtoffer 2] proberen verdachte in de gevangenis te krijgen, zoals verdachte zelf heeft gesuggereerd. Mocht dat de bedoeling zijn geweest, dan hadden zij bij de rechter-commissaris de kans gehad om de feiten aan te dikken, wat zij echter niet hebben gedaan. De rechtbank acht beide verklaringen dan ook authentiek en geloofwaardig.
Ook ten aanzien van de feiten 4 en 5 ziet de rechtbank geen enkele reden om te twijfelen aan de verklaringen van beide aangeefsters. Deze verklaringen worden gesteund door de verklaring van getuige [naam 6]. Gelet op deze bewijsmiddelen, acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij die dag niet bij [slachtoffer 1] is geweest, ongeloofwaardig. De verklaring van [naam 7] maakt dat niet anders. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte zich op 28 oktober 2014 schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1] en bedreiging van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 primair en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 19 augustus 2014 te [pleegplaats], [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer 1] toegevoegd de woorden "ik schiet je dood" en "ik maak je dood";
2.
hij op 19 augustus 2014 te [pleegplaats], [naam 1] die toen aldaar werkzaam was in zijn bediening van hoofdagent van politie en [naam 2], die toen aldaar werkzaam was in zijn bediening van brigadier van politie, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk die [naam 1] en [naam 2] dreigend de woorden toegevoegd "ik ga jullie doodschieten" en "jullie weten dat ik de beschikking heb over een vuurwapen en ik ga jullie doodschieten";
3.
hij in of omstreeks de maand juli 2014 te [pleegplaats], [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend in de woning van die [slachtoffer 1] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer 1] getoond en op die [slachtoffer 1] gericht;
4.
hij op 28 oktober 2014, te [pleegplaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen hard tegen het hoofd/gezicht of de neus heeft geslagen/ gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op 28 oktober 2014 te [pleegplaats], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"jullie gaan er allemaal aan" of "ik maak jullie allemaal dood" en/of daarbij opzettelijk dreigend messen heeft gepakt.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Strafbaarheid van de feiten

Het bewezen verklaarde levert op:
1. subsidiair:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
2.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
3.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
4. primair:
poging tot zware mishandeling;
5.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 primair en 5 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar met oplegging van de bijzondere voorwaarden, zoals de reclassering heeft geadviseerd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij een onvoorwaardelijk deel gelijk aan de duur van het reeds ondergane voorarrest volstaat, met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Daarnaast zou eventueel een werkstraf kunnen worden opgelegd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn (ex-)vriendin, haar dochter en twee politieagenten. Bij de bedreiging van zijn vriendin heeft hij een vuurwapen (althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp) en messen getoond. Verdachte heeft met deze ernstige bedreigingen bij de aangevers gevoelens van angst veroorzaakt.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door zijn (ex-)vriendin zodanig in het gezicht te slaan dat zij onder andere een gebroken neus heeft opgelopen. Daarmee heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer.
Feiten als de onderhavige rechtvaardigen zonder meer het opleggen van een aanzienlijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende (23 pagina's tellende) uittreksel uit de justitiële documentatie, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor geweldsmisdrijven. Daar komt bij dat verdachte een deel van de thans bewezen verklaarde feiten heeft gepleegd terwijl hij in een proeftijd liep.
In het reclasseringsadvies van Verslavingszorg Noord Nederland (hierna: VNN) d.d.
10 februari 2015 wordt uiteengezet dat er meerdere aanwijzingen zijn voor een cognitieve beperking. De reclassering meent dat diagnostisch onderzoek geïndiceerd is. Verdachte wil zijn levenswijze met hulp van de reclassering veranderen. Tijdens eerder toezicht heeft hij ontvankelijkheid voor begeleiding door de reclassering laten zien. Ook tijdens de zitting heeft verdachte aangegeven dat hij zich zal houden aan de geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal de vrijheidsstraf deels voorwaardelijk opleggen, enerzijds teneinde te bewerkstelligen dat verdachte zich in de toekomst zal onthouden van het plegen van strafbare feiten en anderzijds om daaraan de bijzondere voorwaarden te verbinden, zoals geadviseerd door VNN.

Vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van de aan verdachte onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 500,00 aan immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met de door verdachte gepleegde strafbare feiten, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 45, 57, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 primair en 5 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een
strafbaar feit;
- dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking
verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als
bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in
artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken
daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich binnen 5 dagen volgend op zijn ontslagdatum uit detentie meldt bij
VNN-reclassering op het adres Canadalaan 1 in Groningen en gedurende de proeftijd blijft
melden op data te bepalen door de reclassering, zolang de reclassering dit noodzakelijk
acht;
- dat de veroordeelde zich laat onderzoeken/behandelen door de stichting Terwille, of
soortgelijke ambulante forensische zorg, dit ter beoordeling van de reclassering, en zich
hierbij dient te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van dat onderzoek/die
behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, wat ook
inhoudt dat de veroordeelde zich houdt aan een advies voor behandeling en/of begeleiding;
- dat de veroordeelde zich laat plaatsen in een geïndiceerde instelling voor begeleid wonen of
maatschappelijke opvang, dit ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich dient te
houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die woonbegeleiding door of namens
de instelling/begeleider zullen worden gegeven;
- dat de veroordeelde zich laat begeleiden door een geïndiceerde instelling voor activerende
zorg, dit ter beoordeling van de reclassering en zich dient te houden aan de aanwijzingen
die hem in het kader van die begeleidende/activerende zorg door of namens de instellling/
begeleider zullen worden gegeven.
Draagt de VNN-reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
(ten aanzien van de feiten 1 subsidiair, 3, 4 primair en 5)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe en veroordeelt veroordeelde mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro euro).
Veroordeelt veroordeelde in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], te betalen een bedrag van € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], daarmee de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien veroordeelde aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. de Jong, voorzitter, mr. F.J. Agema en
mr. D.M. Schuiling, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 mei 2015.
Mr. Schuiling is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Uit het proces-verbaal aanhouding d.d. 19 augustus 2014, opgenomen op pagina 27 e.v. van dossier I, blijkt de rang van aangever [naam 2].
2.Uit het proces-verbaal aanhouding d.d. 19 augustus 2014, opgenomen op pagina 27 e.v. van dossier I, blijkt de rang van aangever [naam 1].