ECLI:NL:RBNNE:2015:2395

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 mei 2015
Publicatiedatum
19 mei 2015
Zaaknummer
18.830259-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor ontucht met minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 13 mei 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige verdachte, die werd beschuldigd van meermalen ontucht met een 14-jarig meisje. De verdachte werd ter zake van deze feiten veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 weken. De verdediging voerde aan dat het ontuchtige karakter van de handelingen ontbrak, omdat de verdachte niet op de hoogte was van de leeftijd van het slachtoffer en er geen afhankelijkheidsrelatie zou zijn geweest. De rechtbank oordeelde echter dat de seksuele handelingen, ondanks de wederzijdse instemming, niet voldeden aan de sociaal-ethische normen, gezien het leeftijdsverschil van zeven jaar en het feit dat er geen affectieve relatie was. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging en achtte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de zaak, waaronder het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld en dat het gevaar voor herhaling als laag werd ingeschat. Uiteindelijk werd de gevangenisstraf voorwaardelijk opgelegd, met een proeftijd van 2 jaar.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830259-14
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken
d.d. 13 mei 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
30 april 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Helmantel, advocaat te Veendam.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E. Heus.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode tussen 1 november 2013 en 31 december 2013, althans in het jaar 2013, meermalen, althans eenmaal, te [pleegplaats], gemeente Hoogezand-Sappemeer, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 2], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en)
heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte:
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of,
- zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of,
- de borsten en/of vagina van die [slachtoffer] gelikt en/of,
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of,
- zich door die [slachtoffer] laten aftrekken.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het ten laste gelegde kan worden bewezen. Gelet op het leeftijdsverschil tussen het slachtoffer en verdachte en het feit dat er geen sprake was van een relatie, hadden de seksuele handelingen een ontuchtig karakter.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, omdat het ontuchtige karakter ontbreekt. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte niet wist dat het slachtoffer 14 jaar was. Het slachtoffer leek veel ouder en gedroeg zich ook ouder, hetgeen ook blijkt uit de zich in het dossier bevindende foto's en whatsapp-berichten. Verdachte heeft geen enkele aanleiding gezien om naar een id-bewijs te vragen en een verregaande onderzoeksplicht mocht ook niet van hem worden verwacht. Daarnaast was er sprake van gelijkwaardigheid en niet van een afhankelijkheidsrelatie. Het slachtoffer is niet aangezet tot de seksuele handelingen. Er was bovendien geen sprake van een inbreuk op de lichamelijke en psychische integriteit of de waardigheid van het slachtoffer. Zij nam het initiatief en verdachte, die zelf net de pubertijd was ontgroeid, kon niet weerstaan. Niet is komen vast te staan dat het slachtoffer schade heeft ondervonden van de seksuele handelingen. De zaak is slechts strafrechtelijk opgepakt onder druk van de ouders van het slachtoffer. Bovendien is sprake van willekeur.
Beoordeling van het bewijs
Met betrekking tot het verweer dat verdachte niet wist dat het slachtoffer 14 jaar oud was, overweegt de rechtbank dat de leeftijd van het slachtoffer geobjectiveerd is en dat opzet of schuld daaromtrent niet is vereist. Het gaat hier om de bescherming van jeugdigen tussen de 12 en 16 jaar tegen het ondergaan van verregaande seksuele handelingen.
Verdachte heeft erkend dat de in de tenlastelegging beschreven handelingen hebben plaatsgevonden. De vraag is of deze handelingen zijn aan te merken als ontuchtige handelingen in de zin van artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever handelingen van seksuele aard strafbaar heeft willen stellen, voor zover die in strijd zijn met de sociaal ethische norm. Bij arrest van 24 juni 1997 heeft de Hoge Raad bepaald dat het ontuchtig karakter bij seksueel contact met een minderjarige onder omstandigheden kan ontbreken, bijvoorbeeld als het gaat om een vrijwillig contact tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen en eventueel een affectieve relatie hebben. In dit kader overweegt de rechtbank dat weliswaar blijkt dat de seksuele contacten tussen verdachte en het slachtoffer met wederzijdse instemming hebben plaatsgevonden, maar dat er sprake was van een aanzienlijk leeftijdsverschil, te weten zeven jaar. Daarnaast was er geen sprake van een affectieve relatie.
De rechtbank is van oordeel dat de seksuele handelingen tussen verdachte en het slachtoffer in deze omstandigheden niet aan de algemeen aanvaarde sociaal ethische norm voldoen en daarom een ontuchtig karakter hebben. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw en acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Dat verdachte willekeurig is vervolgd, zoals de raadsvrouw heeft gesteld, is niet komen vast te staan.
De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
- de verklaring van verdachte op de terechtzitting van 30 april 2015 afgelegd;
- een proces-verbaal aangifte d.d. 7 januari 2014, opgenomen op pagina 22 e.v. van dossier
nummer 2013122685 d.d. 30 juni 2014 van Politie Noord-Nederland, inhoudende de
verklaring van [naam 1];
- een proces-verbaal verhoor getuige d.d. 27 maart 2014, opgenomen op pagina 31 e.v. van
voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [naam 2].
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de periode tussen 1 november 2013 en 31 december 2013, meermalen, te [pleegplaats], gemeente Hoogezand-Sappemeer, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 2], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte:
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en
- zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en
- de borsten en vagina van die [slachtoffer] gelikt en
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en
- zich door die [slachtoffer] laten aftrekken.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 dag, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf van 240 uur. De officier van justitie heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, het tijdsverloop, het reclasseringsrapport en de persoon van verdachte. Ook heeft de officier van justitie gesteld dat rekening moet worden gehouden met het bepaalde in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht, ook al heeft het slachtoffer zelf aangegeven dat een taakstraf volstaat.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, voor het geval de rechtbank het feit bewezen mocht achten, gepleit voor een afdoening op grond van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het twee maal plegen van ontucht met een meisje van veertien jaar. Verdachte was destijds zelf eenentwintig jaar. Er was weliswaar sprake van vrijwilligheid van de kant van het slachtoffer, maar verdachte heeft door zijn handelen wel een inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. Het is bekend dat jongeren in een bepaalde leeftijdsfase onzeker zijn en zoeken naar een (seksuele) grens. De wetgever heeft kinderen in die leeftijdsfase willen beschermen tegen het ondergaan van verregaande seksuele handelingen zoals hier het geval is.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Door de reclassering wordt het gevaar voor herhaling als laag ingeschat.
Alles afwegende komt de rechtbank tot een lichtere straf dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. De rechtbank is van oordeel dat geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf hoeft te worden opgelegd, nu noch uit de verklaring van het slachtoffer, noch anderszins is gebleken dat sprake is van een ernstige inbreuk op de lichamelijk integriteit, zoals bedoeld in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van zes weken.
Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. Agema, voorzitter, mr. A.F. Gerding en mr. A. Jongsma, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 mei 2015.