ECLI:NL:RBNNE:2015:2250
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg
- P.H.M. Smeets
- J.V. Nolta
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan bewijs van medeplegen van afpersing en diefstal
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 16 april 2015 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van afpersing en diefstal. De tenlastelegging omvatte onder andere het achtervolgen van een slachtoffer, het dreigen met geweld en het afnemen van persoonlijke bezittingen. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. B.M.J.C. van Lee, verscheen op de zitting van 2 april 2015. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. B. Looijestijn.
De officier van justitie stelde dat het onder B ten laste gelegde wettig en overtuigend kon worden bewezen, en voerde aan dat de verdachte, door samen met medeverdachten te handelen, een rol had gespeeld in de afpersing. De verdediging betoogde echter dat er geen sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten, en dat de verdachte niet had bijgedragen aan het delict.
Na beoordeling van het bewijs kwam de rechtbank tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet had bijgedragen aan de diefstal en dat er geen bewijs was voor het medeplegen van afpersing. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten, omdat niet was gebleken dat hij een wezenlijke bijdrage had geleverd aan het delict. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg en de rechters mr. P.H.M. Smeets en mr. J.V. Nolta.