ECLI:NL:RBNNE:2015:2250

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 april 2015
Publicatiedatum
8 mei 2015
Zaaknummer
18.830326-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan bewijs van medeplegen van afpersing en diefstal

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 16 april 2015 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van afpersing en diefstal. De tenlastelegging omvatte onder andere het achtervolgen van een slachtoffer, het dreigen met geweld en het afnemen van persoonlijke bezittingen. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. B.M.J.C. van Lee, verscheen op de zitting van 2 april 2015. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. B. Looijestijn.

De officier van justitie stelde dat het onder B ten laste gelegde wettig en overtuigend kon worden bewezen, en voerde aan dat de verdachte, door samen met medeverdachten te handelen, een rol had gespeeld in de afpersing. De verdediging betoogde echter dat er geen sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten, en dat de verdachte niet had bijgedragen aan het delict.

Na beoordeling van het bewijs kwam de rechtbank tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet had bijgedragen aan de diefstal en dat er geen bewijs was voor het medeplegen van afpersing. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten, omdat niet was gebleken dat hij een wezenlijke bijdrage had geleverd aan het delict. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg en de rechters mr. P.H.M. Smeets en mr. J.V. Nolta.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830326-14
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
16 april 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboorteplaats],
wonende [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
2 april 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.M.J.C. van Lee, advocaat te Donkerbroek.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. Looijestijn.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
A. hij op of omstreeks 13 oktober 2013 te [pleegplaats]
op de openbare weg de [straat]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele
telefoon en/of een portemonnee (met inhoud), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
en/of zijn mededader(s):
- die [slachtoffer] heeft/hebben achtervolgd, en/of
- ( vervolgens) voor/om die [slachtoffer] is/zijn gaan staan, en/of
- die [slachtoffer] met kracht tegen een schutting heeft/hebben geduwd en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (telkens) de woorden heeft/hebben
toegevoegd: "Ik wil je telefoon en portemonnee", althans (telkens) woorden
van dergelijke strekking, en/of
- die [slachtoffer] heeft/hebben geslagen en/of gestompt, en/of
- die [slachtoffer] met een riem heeft/hebben geslagen, althans getracht met een
riem te slaan, althans gedreigd met een riem te slaan,
of
B. hij op of omstreeks 13 oktober 2013 te [pleegplaats]
op de openbare weg [straat],
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de
afgifte van een mobiele telefoon en/of een portemonnee (met inhoud) in elk
geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
en/of zijn mededader(s):
- die [slachtoffer] heeft/hebben achtervolgd, en/of
- ( vervolgens) voor/om die [slachtoffer] is/zijn gaan staan, en/of
- die [slachtoffer] met kracht tegen een schutting heeft/hebben geduwd en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (telkens) de woorden heeft/hebben
toegevoegd: "Ik wil je telefoon en portemonnee", althans (telkens) woorden
van dergelijke strekking, en/of
- die [slachtoffer] heeft/hebben geslagen en/of gestompt, en/of
- die [slachtoffer] met een riem heeft/hebben geslagen, althans getracht met een
riem te slaan, althans gedreigd met een riem te slaan.
De rechtbank heeft ter onderscheiding de verschillende onderdelen van de tenlastelegging aangeduid met A en B.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder B ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte op het moment dat de woorden "we pakken ze" werden gesproken, ervoor heeft gekozen om met de andere drie medeverdachten terug te lopen naar aangever en zijn vriendin - getuige [getuige] -, om ze heen te gaan staan en mee te doen met schreeuwen. Dat hij heeft geprobeerd om zijn medeverdachten tegen te houden, zoals verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, blijkt niet uit de verklaringen van aangever en [getuige]. Hoewel het aandeel van verdachte gering is, is wel sprake van medeplegen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat niet is bewezen dat er tussen verdachte en de drie medeverdachten sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Er zijn tussen verdachte en zijn medeverdachten vooraf geen afspraken gemaakt en verdachte heeft niet bijgedragen aan het feit. Dat hij zich niet heeft gedistantieerd, heeft te maken met zijn poging om de medeverdachten te laten stoppen.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank acht niet bewezen dat sprake is geweest van diefstal, zodat verdachte van het onder A ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank ook niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van afpersing, zoals onder B is ten laste gelegd. Uit geen enkele verklaring is gebleken dat verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het delict. De rechtbank heeft dan ook niet kunnen vaststellen dat verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachten heeft gehandeld, hetgeen nodig is om het bestanddeel "medeplegen" bewezen te kunnen achten.
Dit betekent dat verdachte van al hetgeen hem is ten laste gelegd, zal worden vrijgesproken.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder A en B is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter,
mr. P.H.M. Smeets en mr. J.V. Nolta, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 april 2015.