ECLI:NL:RBNNE:2015:2197

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 mei 2015
Publicatiedatum
7 mei 2015
Zaaknummer
17.880297-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in strafzaak met betrekking tot vuurwapenbezit en inbraken

De Rechtbank Noord-Nederland heeft op 1 mei 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verschillende strafbare feiten, waaronder het voorhanden hebben van een vuurwapen en medeplichtigheid aan inbraken. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlasteleggingen met betrekking tot het overdragen van een pistool en medeplichtigheid aan een overval op een 'Goudbus', evenals het medeplegen van een woninginbraak. Echter, de verdachte werd wel schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van een pistool met munitie, het medeplegen van inbraken, medeplichtigheid bij een inbraak en het beschadigen van een deur van een politiebureau. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte, die eerder voor soortgelijke misdrijven was veroordeeld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een gevaar vormde voor de samenleving, vooral gezien het gebruik van het vuurwapen bij een poging tot overval waarbij iemand gewond raakte. De rechtbank verklaarde de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk, omdat het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen was. De uitspraak benadrukt de noodzaak van strenge straffen voor vuurwapenbezit en geweldsmisdrijven, vooral in het licht van de recidive van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/880297-12
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 17/880230-12
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 mei 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 mei 2013 en 21 april 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.K.A. van den Bos, advocaat te Amsterdam.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.F. Hoekstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
in de zaak met parketnummer 17/880297-12:
1.
hij in of omstreeks de periode van 14 juni 2012 tot en met 26 juli 2012, althans in of omstreeks de periode omvattende de maand(en) juni 2012 en juli 2012 (tot en met 26 juli 2012), in elk geval in het jaar 2012, te [pleegplaats], in elk geval in Nederland, een wapen van categorie III, te weten een pistool (van het merk FN Browning (model HP), kaliber 9mm), en/of (voor voornoemd pistool geschikte) munitie van categorie III, te weten meerdere (voor voornoemd pistool geschikte) scherpe (centraalvuur kogel)patronen, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 14 juni 2012, althans in of omstreeks de periode omvattende de maand juni 2012, in elk geval het jaar 2012, (tot en met 14 juni 2012), te [pleegplaats], in elk geval in Nederland, een wapen van categorie III, te weten een pistool (van het merk FN Browning (modelHP), kaliber 9 mm), en/of (voor voornoemd pistool geschikte) munitie van categorie III, te weten meerdere (voor voornoemd pistool geschikte) scherpe (centraalvuur kogel)
patronen, heeft overgedragen aan [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of een of meerdere ander(e) perso(o)n(en);
3.
[persoon 1] en/of [persoon 2] en/of een of meerdere ander(e) perso(o)n(en) op of omstreeks 14 juni 2012 te [pleegplaats], op of aan de openbare weg, te weten [locatie], althans een openbare weg, ter uitvoering van het door hen voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goud, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of een of meerdere ander(e) perso(o)n(en) en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer]
, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, immers is/zijn en/of heeft/hebben die [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of een of meerdere ander(e) perso(o)n(en) tezamen en in vereniging, althans alleen,
- gewapend met een pistool, althans vuurwapen, de (toen aldaar aanwezige) [bedrijf] binnengegaan en/of
- een plastic tas in de richting van die [slachtoffer] gegooid en/of
- die [slachtoffer] (schreeuwend) de woorden toegevoegd: "Geld, (geef) geld!", althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking, en/of (daarbij)
- dat/een pistool, althans vuurwapen, op die [slachtoffer] gericht en/of gericht gehouden en/of
- buiten [bedrijf] (op de openbare weg, [locatie],) [slachtoffer]
(schreeuwend) de woorden toegevoegd: "Geld, (geef) geld!", althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking, en/of (vervolgens)
- dat/een pistool, althans vuurwapen, op [slachtoffer] gericht en/of gericht gehouden en/of (vervolgens)
- meermalen, althans eenmaal, met dat/een pistool, althans vuurwapen, een kogel/projectiel in de richting van de/het licha(a)m(en) van [slachtoffer] afgevuurd/afgeschoten en/of daarbij [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, in het (boven)lichaam geraakt/getroffen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid en/of zulks terwijl voornoemd feit zwaar lichamelijk letsel (een of meerdere schotwonden in het (boven)lichaam) voor [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 14 juni 2012, althans in of omstreeks de maand juni 2012, in elk geval het jaar 2012 (tot en met 14 juni 2012), te [pleegplaats] en/of elders in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door toen en aldaar opzettelijk die voornoemde
[persoon 1] en/of [persoon 2] en/of een of meerdere ander(e) perso(o)n(en) (ten behoeve van voornoemd misdrijf) van een vuurwapen (pistool) te voorzien, althans op enigerlei wijze opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of (een) middel(en) en/of (een) inlichting(en) heeft verschaft,
terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
en in de zaak met parketnummer 17/880230-12:
1.
hij op of omstreeks 15 februari 2012, te [pleegplaats 2], in ieder geval in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan of bij [locatie 2], aldaar, heeft weggenomen een bijouteriedoos en/of een zwarte tas en/of drie ringen en/of meerdere, althans een, ketting(en) en/of meerdere, althans een, portemonnees en/of geld en/of een rijbewijs (ten namen van [slachtoffer 2] en/of een milieupas en/of een ketting (met een zilveren kwartje) en/of een ketting (met zilveren gulden), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
2.
hij op of omstreeks 12 april 2012, te [pleegplaats 3], in ieder geval in de gemeente Tytsjerksteradiel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan of bij [locatie 3], aldaar, heeft weggenomen een computer (notebook, van het merk Fujitsu Siemens) en/of een (gouden) ketting (voorzien van een hanger) en/of een (dames)tas en/of een Zaanse klok, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/
hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
3.
hij op of omstreeks 11 februari 2012, te of bij [pleegplaats 4], in ieder geval in de gemeente Opsterland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan of bij [locatie 4], aldaar, heeft weggenomen een (zilveren) horloge en/of twee armbanden en/of twee (zilveren) kettingen en/of een (zilveren) ring en/of een videocamera en/of een of meerdere ander(e) goed(eren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
[persoon 3], althans een (onbekend gebleven) persoon, op of omstreeks 11 februari 2012 te of bij [pleegplaats 4], in ieder geval in de gemeente Opsterland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (zilveren) horloge en/of twee armbanden en/of twee (zilveren) kettingen en/of een (zilveren) ring en/of een videocamera en/of een of meerdere ander(e) goed(eren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan die [persoon 3], althans die (onbekend gebleven) persoon en/of aan verdachte, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks
11 februari 2012 te of bij [pleegplaats 4], in ieder geval in de gemeente Opsterland,
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, immers heeft verdachte toen en aldaar opzettelijk voornoemde [persoon 3], althans een (onbekend gebleven) persoon, met een auto naar de plaats van het misdrijf vervoerd/gereden en/of in de (onmiddellijke) nabijheid van de plaats van het misdrijf in die/een auto gewacht, teneinde die [persoon 3], althans die (onbekend gebleven) persoon te helpen vluchten, althans de vlucht mogelijk te maken en/of gemakkelijk te maken, althans op enigerlei wijze opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of (een) middel(en) en/of (een) inlichting(en) heeft verschaft,
terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
4.
hij op of omstreeks 15 juni 2012, te [pleegplaats], opzettelijk en wederrechtelijk (een luik van) een deur (van een ophoudkamer), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
In de tenlasteleggingen voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 17/880297-12 onder 2. en 3. ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 17/880230-12 onder 3. primair ten laste gelegde;
- veroordeling voor het in de zaak met parketnummer 17/880297-12 onder 1. en het in de zaak met parketnummer 17/880230-12 onder 1., 2., 3. subsidiair en 4. ten laste gelegde;
- oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaren met aftrek van het voorarrest;
- niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [slachtoffer].

Beoordeling van het bewijs

Vrijspraak
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat het in de zaak met parketnummer 17/880297-12 onder 2. en 3. ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 17/880230-12 onder 3. primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank zal verdachte daarom van deze feiten vrijspreken.
Bewijsverweer ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering
Door de raadsvrouw is gemotiveerd bepleit dat de onderzoeksresultaten van de opnames vertrouwelijke communicatie (OVC) in de auto (Opel Vectra) waar verdachte gebruik van maakte en de stelselmatige observatie van verdachte, alsmede de bewijsmiddelen die in belangrijke mate het gevolg van deze resultaten zijn, uitgesloten dienen te worden van het bewijs, hetgeen tot gevolg heeft dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 17/880297-12 onder 1. ten laste gelegde. Volgens de raadsvrouw is de OVC-machtiging in het onderzoek tegen medeverdachte [persoon 2] onrechtmatig door de rechter-commissaris afgegeven, omdat het onderzoek dit niet dringend vorderde en onvoldoende rekening is gehouden met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Het bevel stelselmatige observatie ten aanzien van verdachte, afgegeven door de officier van justitie in het onderzoek tegen [persoon 2], is volgens de raadsvrouw ten onrechte afgegeven, omdat dit in het kader van het onderzoek niet rechtmatig is geweest. Het bevel is volgens de raadsvrouw afgegeven in het onderzoek tegen [persoon 2] omdat een bevel tot observatie in het onderzoek tegen verdachte niet haalbaar werd geacht, omdat verdachte op dat moment geen verdachte was. De raadsvrouw is van mening dat verdachte door voornoemde onherstelbare vormverzuimen in het vooronderzoek ernstig nadeel heeft geleden.
De rechtbank overweegt het volgende.
Artikel 126l van het Wetboek van Strafvordering geeft de bevoegdheid tot opname van vertrouwelijke communicatie in geval er een verdenking is van een misdrijf als omschreven in artikel 67 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert. Uit voornoemd artikel blijkt voorts dat dit middel kan worden ingezet tegen een ieder mits dat in het belang van het onderzoek dringend wordt gevorderd. De toepassing van dit artikel beperkt zich niet tot communicatie waaraan de verdachte deelneemt. Met toepassing van artikel 126l van het Wetboek van Strafvordering zou het dus toegestaan kunnen zijn opnames te maken van de vertrouwelijke communicatie in de auto (Opel Vectra) waar verdachte gebruik van maakte in de zaak tegen verdachte [persoon 2].
De rechter-commissaris heeft op 29 juni 2012 de vordering tot machtiging bevel tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie in de auto (Opel Vectra) waar verdachte gebruik van maakte met een technisch hulpmiddel in het onderzoek tegen [persoon 2] toegewezen.
Uit de onderbouwing van de vordering blijkt onder meer het volgende. Het onderzoek betreft een zeer ernstig feit; een poging tot overval, gepleegd op klaarlichte dag, waarbij met een vuurwapen op personen is geschoten en iemand gewond is geraakt. [persoon 2] wordt ervan verdacht betrokken te zijn geweest bij deze overval. Hij zou in het bezit van een vuurwapen zijn. Het vuurwapen dat gebruikt is bij de poging tot overval is nog niet gevonden. Het signalement van [persoon 2] voldoet niet aan het signalement van de overvaller, waardoor het aannemelijk is dat [persoon 2] niet de persoon is die de overval daadwerkelijk heeft gepleegd en waardoor het aannemelijk is dat er nog minimaal één andere persoon bij betrokken is. Verdachte heeft een zeer hechte band met [persoon 2] en ze zitten vaak in auto's -waaronder de Opel Vectra waar verdachte gebruik van maakte- te chillen, te drinken en te praten. De politie acht het aannemelijk dat verdachte op de hoogte is van de identiteit van de persoon door wie de overval is gepleegd en dat hij hierover met anderen gaat praten. Omdat de resultaten van de tap geen informatie hebben opgeleverd die kan leiden naar een verdachte is het voor het onderzoek van groot belang dat de in personenauto, die door verdachte wordt gebruikt, gevoerde communicatie wordt opgenomen.
De wet verleent de bevoegdheid tot het bevelen van opnemen van vertrouwelijke communicatie aan de officier van justitie. De rechter-commissaris dient hiertoe een schriftelijke machtiging te hebben verstrekt. Het staat daarbij in eerste instantie ter beoordeling van de officier van justitie of sprake is van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering en of het onderzoek dringend vordert dat de vertrouwelijke communicatie wordt opgenomen. Bij deze laatste toetsing spelen de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit een rol. De rechter-commissaris dient vervolgens bij de vraag of een machtiging kan worden verstrekt, te toetsen of aan de bovenstaande wettelijke vereisten is voldaan. Aan de zittingsrechter ten slotte staat de rechtmatigheid van de bevoegdheid ter beoordeling. In het wettelijk systeem houdt die beoordeling een beantwoording van de vraag of de rechter-commissaris in redelijkheid tot zijn oordeel omtrent die machtiging heeft kunnen komen (HR 31 januari 2006, LJN U8292).
De rechtbank is van oordeel dat de rechter-commissaris in redelijkheid tot voornoemde beslissing van 29 juni 2012 (en ook de latere verlengingsbeslissing van dit bevel) heeft kunnen komen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het een zeer ernstig delict betrof waarbij het vuurwapen nog niet was gevonden en dat andere minder verstrekkende opsporingsmiddelen (nog) niet tot resultaat hadden geleid of resultaat daar redelijkerwijs niet van verwacht kon worden. Dat de tap niet nader is gespecificeerd in voornoemde stukken acht de rechtbank niet relevant, omdat de rechter-commissaris voor de tap een machtiging heeft moeten verlenen en hierdoor ambtshalve op de hoogte is welke tap of taps is of zijn ingezet. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de rechter-commissaris, gelet op de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit, de juiste afwegingen heeft gemaakt.
Artikel 126g van het Wetboek van Strafvordering voorziet in de bevoegdheid tot het stelselmatig een persoon volgen of stelselmatig diens aanwezigheid of gedrag waarnemen, in geval er een verdenking is van een misdrijf. Uit voornoemd artikel blijkt voorts dat dit middel kan worden ingezet tegen een ieder in het belang van het onderzoek. De officier van justitie is bevoegd een bevel tot voornoemde bevoegdheid te geven.
De officier van justitie heeft op 17 juli 2012 mondeling de stelselmatige observatie van verdachte in het onderzoek tegen [persoon 2] bevolen. Dit bevel is op 19 juli 2012 schriftelijk bevestigd. De politie heeft de aanvraag stelselmatige observatie gemotiveerd en heeft onder meer aangegeven dat uit de gevoerde, opgenomen en afgeluisterde gesprekken op grond van het bevel OVC blijkt dat het aan te nemen is dat verdachte op de hoogte is waar het bij de (poging tot) overval gebruikte vuurwapen is. Om die reden wordt het nodig geacht verdachte stelselmatig te observeren om vast te stellen wie verdachtes contacten zijn, welke locaties hij bezoekt en hoe hij zich verplaatst.
De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie, mede gelet op de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit, op juiste gronden heeft kunnen oordelen dat het stelselmatig observeren van verdachte in het onderzoek tegen [persoon 2] in het belang van het onderzoek was. Daarbij neemt de rechtbank in het bijzonder in aanmerking dat er sprake was van een concreet vermoeden dat verdachte op de hoogte was van de locatie van een vuurwapen dat bij een zeer ernstig delict waarvan [persoon 2] werd verdacht was gebruikt.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de onderzoeksresultaten van de opnames vertrouwelijke communicatie en van de stelselmatige observatie rechtmatig zijn verkregen en tot het bewijs kunnen worden gebezigd. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Bewijsmiddelen
In de zaak met parketnummer 17/880297-12 onder 1. ten laste gelegde.
De rechtbank past bij de beoordeling van het in de zaak met parketnummer 17/880297-12 onder 1. ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1.
De door verdachte op de terechtzitting van 23 mei 2013 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 14 juni 2012 was ik in het bezit van een vuurwapen, een pistool van het merk Browning. Ik had ook bijbehorende munitie voor het pistool in mijn bezit. Ik bewaarde dit pistool onder een matras in mijn kamer aan de [straat] te [plaats]. Ik heb het pistool na de overval uit de [straat] gehaald. Ik zag dat er drie kogels ontbraken. Ik heb het pistool naar mijn woning aan de [straat 2] te [plaats] gebracht. Daar heb ik het pistool met munitie in de luchtverwarmingsketel in de slaapkamer verstopt.
2.
De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer 2012062259-DOS-001-01, gesloten op 9 november 2012, bestaande uit diverse processen-verbaal en schriftelijke stukken waaronder:
een kennisgeving van inbeslagneming, nummer PL02R1 2012062259-68, d.d. 26 juli 2012 opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, onder meer inhoudende:
inbeslagneming
plaats [straat 2] te [plaats]
datum 26 juli 2012
goednummer PL02R1-2012062259-1447974
object vuurwapen
merk Browning
goednummer PL02R1-2012062259-1448038
object sok
bijzonderheden sok bevat vijf patronen 9 mm
2.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 2012062259, d.d. 26 september 2012 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant:
Door personeel van de regiopolitie Friesland werden op een vuurwapen en munitie gelijkende voorwerpen inbeslaggenomen. De voorwerpen werden overgedragen voor nader onderzoek aan het Team Vuurwapens.
Het wapen is een semiautomatisch pistool, merk FN Browining, model HP (High Power) en
kaliber 9 mm. Op het wapen zijn tekens aangebracht van de Belgische overheid die aangeven dat het wapen gedeactiveerd is. Dit betekent dat het wapen voorheen scherpschietend was en voor dat gebruik ongeschikt is gemaakt. Het voorwerp is weer geschikt gemaakt om projectielen door een loop af te schieten. De werking van het voorwerp berust op het teweeg brengen van een scheikundige ontploffing. Derhalve is het voorwerp een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie.
De munitie bestaat uit vijf centraalvuur kogelpatronen van het kaliber 9 x 19 mm.
Deze patronen zijn geschikt om een projectiel met het voormelde vuurwapen af te schieten. Derhalve zijn de patronen munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet Wapens en Munitie.
In de zaak met parketnummer 17.880230-12 onder 3. subsidiair ten laste gelegde.
De rechtbank past bij de beoordeling van het in de zaak met parketnummer het in de zaak met parketnummer 17/880230-12 onder 3. subsidiair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1.
De door verdachte op de terechtzitting van 23 mei 2013 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 11 februari 2012 ben ik samen met [persoon 3] naar [pleegplaats 4] gegaan. We waren met mijn auto en ik was de chauffeur. Ik heb [persoon 3] naar [pleegplaats 4] gereden. Toen [persoon 3] inbrak in de woning aan [locatie 4] heb ik naast hem gestaan. Vervolgens is [persoon 3] de woning binnengegaan. Ik heb toen in mijn auto op hem gewacht. Toen [persoon 3] terugkwam in de auto was hij gewond.
2.
De door verdachte op de terechtzitting van 21 april 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik wist dat [persoon 3] de woning in [pleegplaats 4] naar binnen ging om te stelen.
3.
De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer Z-12-044-DefPV-JUS-V-001-01, gesloten op 14 februari 2013, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02CD 2012015787-1, d.d. 12 februari 2012 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 5] met een bijlage:
Op 11 februari 2012 omstreeks 8.40 uur zijn mijn man en ik vertrokken. Wij hebben onze woning, gelegen aan [locatie 4] te [pleegplaats 4] onbeschadigd en afgesloten achtergelaten. Op 11 februari 2012 omstreeks 21.45 uur kwamen wij thuis. Ik zag dat een bakje dat rechts voor de voordeur had gestaan nu links stond. Ik zag dat een keukenraam aan de voorzijde van onze woning hierboven openstond. Ik zag op het uitzetraam van de keuken een beschadiging van ongeveer 4 mm breed. Ik vermoed dat iemand dit raam met een beitel of een kleine koevoet heeft opengebroken. In onze woning zag ik diverse deuren openstaan. Toen ik in de woonkamer kwam zag ik dat op de deur van de kelder een rode veeg zat, wat op bloed lijkt. Aan niemand werd het recht of toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Bijlage weggenomen goederen:
- zilveren horloge, eigenaar [slachtoffer 5];
- twee zilveren schakelarmbanden, eigenaar [slachtoffer 5];
- twee zilveren kettingen, eigenaar [slachtoffer 5];
- een zilveren ring, eigenaar [slachtoffer 5];
- een videocamera, eigenaar [slachtoffer 5].
3.2.
een uittreksel uit de op naam van verdachte opgemaakte justitiële documentatie van 26 februari 2015, voor zover inhoudende dat verdachte op 7 augustus 2009 ter zake diefstallen bij inmiddels onherroepelijk geworden arrest veroordeeld is tot gevangenisstraf.
4. bewijsoverweging
Op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte is samen met [persoon 3] naar [pleegplaats 4] gereden en hij bestuurde de auto. Terwijl hij wist dat [persoon 3] aan het inbreken was heeft hij op hem gewacht.
Verdachte heeft hiermee [persoon 3] de mogelijkheid gegeven na de inbraak (snel) weg te komen. Verdachte is door deze gedraging opzettelijk behulpzaam geweest bij de inbraak. De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte medeplichtig is bij de inbraak in [pleegplaats 4].
De rechtbank past met betrekking tot het in de zaak met parketnummer 17/880230-12 onder 1., 2. en 4. ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 april 2015;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL02GL 2012017025-17,
d.d. 16 juni 2012, inhoudende de verklaring van verdachte;
3. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL02GL 2012017025-1,
d.d. 17 februari 2012, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3];
4. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL02N3 2012017025-10,
d.d. 21 februari 2012, inhoudende de verklaring van verbalisant;
5. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL02AD 2012038637-1,
d.d. 17 april 2012, inclusief de bijlage, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4];
6. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL02SJ 2012062399-1,
d.d. 15 juni 2012, inhoudende de verklaring van [persoon 4];
7. een schriftelijk stuk, te weten een uittreksel uit de op naam van verdachte opgemaakte justitiële documentatie van 26 februari 2015.

Redengeving bewezenverklaring

De rechtbank acht de in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden redengevend voor hetgeen hierna bewezen zal worden verklaard en de rechtbank heeft op grond daarvan de overtuiging bekomen dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 17/880297-12 onder 1. en het in de zaak met parketnummer 17/880230-12 onder 1., 2., 3. subsidiair en 4. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
in de zaak met parketnummer 17/880297-12:
1.
hij in de periode van 14 juni 2012 tot en met 26 juli 2012 te [pleegplaats], een wapen van categorie III, te weten een pistool van het merk FN Browning, model HP, kaliber 9mm en voor voornoemd pistool geschikte munitie van categorie III, te weten meerdere voor voornoemd pistool geschikte centraalvuur kogelpatronen, voorhanden heeft gehad;
en in de zaak met parketnummer 17/880230-12:
1.
hij op 15 februari 2012 te [pleegplaats 2], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan [locatie 2], aldaar, heeft weggenomen een bijouteriedoos en een zwarte tas en drie ringen en meerdere kettingen en meerdere portemonnees en geld en een rijbewijs ten name van [slachtoffer 2] en een milieupas en een ketting met een zilveren kwartje en een ketting met zilveren gulden, toebehorende aan [slachtoffer 2] of [slachtoffer 3], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming,
terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
2.
hij op 12 april 2012 te [pleegplaats 3], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan [locatie 3], aldaar, heeft weggenomen een computer (notebook) van het merk Fujitsu Siemens en een gouden ketting voorzien van een hanger en een damestas en een Zaanse klok, toebehorende aan [slachtoffer 4], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming,
terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
3. subsidiair
[persoon 3] op 11 februari 2012 te [pleegplaats 4], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een zilveren horloge en twee armbanden en twee zilveren kettingen en een zilveren ring en een videocamera, toebehorende aan [slachtoffer 5], bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 11 februari 2012 te [pleegplaats 4], opzettelijk behulpzaam is geweest, immers heeft verdachte toen en aldaar opzettelijk voornoemde
[persoon 3], met een auto naar de plaats van het misdrijf vervoerd/gereden en in de onmiddellijke nabijheid van de plaats van het misdrijf in een auto gewacht, teneinde die
[persoon 3] te helpen vluchten en gemakkelijk te maken,
terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
4.
hij op 15 juni 2012 te [pleegplaats], opzettelijk en wederrechtelijk een deur van een ophoudkamer, toebehorende aan [slachtoffer 6], heeft beschadigd.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 17/880297-12:
1.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, begaan met
betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid,
van de Wet wapens en munitie;
en in de zaak met parketnummer 17/880230-12:
1.
diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed
onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming, terwijl tijdens het
plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling
van de schuldige tot gevangenisstraf, wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, in kracht van
gewijsde is gegaan;
2.
diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed
onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming, terwijl tijdens het
plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling
van de schuldige tot gevangenisstraf, wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, in kracht van
gewijsde is gegaan;
3. subsidiair
medeplichtigheid bij diefstal, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren
zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf, wegens
een daaraan soortgelijk misdrijf, in kracht van gewijsde is gegaan;
4.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland opgemaakt op 18 oktober 2012, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie waaruit onder meer blijkt dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie, het medeplegen van inbraken, medeplichtigheid bij een inbraak en een beschadiging van de deur van een ophoudkamer van het politiebureau.
Het vuurwapen dat verdachte voorhanden had is gebruikt bij een poging tot overval waarbij met het wapen is geschoten en een persoon is verwond.
Verdachte heeft met de vermogensdelicten voor de benadeelden overlast en schade veroorzaakt en de bewoners van de buurt waarin de strafbare feiten zijn gepleegd een onveilig gevoel gegeven.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij reeds vele malen eerder voor strafbare feiten, waaronder vermogensdelicten, is veroordeeld. Verdachte heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 23 mei 2013 verklaard dat, nu hij vader is geworden, hij heeft besloten dat het zo niet verder kan. Verdachte heeft echter na die datum opnieuw strafbare feiten gepleegd en hij heeft hiervoor een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden opgelegd gekregen. De rechtbank zal bij de strafoplegging rekening houden met de omstandigheid dat wanneer die strafzaak gelijktijdig met de onderhavige zaak was afgedaan hier bij de strafmaat rekening mee was gehouden. Verdachte heeft ter terechtzitting van 21 april 2015 wederom aangegeven dat hij heeft ingezien dat het zo niet verder kan en dat hij op zoek is naar werk. Echter, gelet op het voorstaande vraagt de rechtbank zich af hoe serieus dit voornemen van verdacht moet worden gezien. De reclassering heeft in 2012 het recidiverisico ook als hoog ingeschat.
De landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting geven als uitgangspunt voor strafbare feiten als de onderhavige een gevangenisstraf aan voor de duur van twaalf maanden. De rechtbank zal echter bij de strafmaat rekening houden met de omstandigheid dat verdachte nadeel heeft ondervonden omdat er een periode van bijna twee jaren is verstreken tussen het tussenvonnis en de einduitspraak van deze rechtbank. Anders dan de raadsvrouw acht de rechtbank, gelet op het strafblad van verdachte en de omstandigheid dat hij een wapen voor- handen had dat bij een zeer ernstig delict is gebruikt, een taakstraf niet aan de orde.
Alles overwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden passend en geboden.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht het inbeslaggenomen pistool van het merk en kaliber Browning 9mm en de bijbehorende munitie, vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu het in de zaak met parketnummer 17/880297-12 onder 1. bewezenverklaarde feit met betrekking tot dit vuurwapen en de munitie is begaan en ze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte in de zaak met parketnummer 17/880297-12 onder 3. ten laste gelegde feit.
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal derhalve niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 43a, 43b, 48, 57, 63, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 17/880297-12 onder 2. en 3. en het in de zaak met parketnummer 17/880230-12 onder 3. primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder het in de zaak met parketnummer 17/880297-12 onder 1. en het in de zaak met parketnummer 17/880230-12 onder 1., 2., 3. subsidiair en 4. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer het in beslag genomen pistool van het merk en kaliber Browning 9 mm en de bijbehorende munitie.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft in de zaak met parketnummer 17/880230-12 het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.

Benadeelde partij

Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. I.M. Dölle en
mr. W.S. Sikkema, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 mei 2015.
w.g.
Dölle
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Dölle
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Sikkema
locatie Leeuwarden,
Zandstra-Alkema