ECLI:NL:RBNNE:2015:2195

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 mei 2015
Publicatiedatum
7 mei 2015
Zaaknummer
18.730015-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vrouw voor oplichting en diefstal van oudere slachtoffers

Op 1 mei 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een vrouw veroordeeld voor het plegen van oplichtingen en diefstallen van vier oudere, eenzame personen. De verdachte had deze kwetsbare slachtoffers doelbewust uitgekozen en maakte op grove wijze misbruik van het vertrouwen dat zij in haar stelden. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk. Aan de voorwaardelijke straf zijn bijzondere voorwaarden verbonden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een klinische behandeling van maximaal twaalf maanden bij het Intramuraal Motivatie Centrum in Eelde.

De tenlastelegging omvatte meerdere feiten van oplichting en diefstal, waarbij de verdachte telkens met valse voorwendselen geld van de slachtoffers wist te verkrijgen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal door middel van een valse sleutel en aan oplichting, waarbij zij telkens leugenachtige verhalen vertelde om geld te verkrijgen. De rechtbank achtte de feiten zeer ernstig, gezien de kwetsbaarheid van de slachtoffers en het grove misbruik van hun vertrouwen.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en de adviezen van de reclassering en psychiaters. De verdachte heeft een verleden van verslaving en er is een hoog recidiverisico. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen en de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de gepleegde feiten benadrukten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730015-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 mei 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 april 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.F. van der Goot, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.T. Kooistra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 17 juni 2014 te [pleegplaats], in elk geval in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (telkens) in/uit een pinautomaat van de [bank], aldaar, (telkens) heeft weggenomen een geldbedrag van (in totaal 520 euro, respectievelijk 50, 250, 70 en 150 euro) in elk geval (telkens) enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval (telkens) aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) het weg te nemen geld onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht (telkens) door middel van een valse sleutel (te weten de pinpas op naam van die [slachtoffer 1]);
2.
zij in of omstreeks de periode van 16 juli 2014 tot en met 1 augustus 2014, in elk geval in het jaar 2014, te [pleegplaats] en/of te [pleegplaats 2], in elk geval in de gemeente Leeuwarden, en/of te [pleegplaats 3] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
(telkens) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of (telkens) door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (telkens) [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (te weten in totaal (ongeveer) 2500 euro), in elk geval van (telkens) enig goed, hebbende verdachte (telkens) met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
 tegen die [slachtoffer 2] gezegd en/of op een briefje geschreven dat haar naam [naam] is en/of woonachtig is op [adres], in elk geval dat zij aan die [slachtoffer 2] een andere dan haar werkelijk achternaam en/of adres heeft opgegeven en/of
 (huilend) tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat haar, verdachtes, pleegmoeder was overleden en/of dat zij er nu alleen voor stond en/of dat zij geld nodig had voor de trein naar [plaats] om de begrafenis te regelen en/of dat zij geld nodig had voor de bloemen op het graf en/of
 een of meerdere andere zielige verhalen opgehangen ter verkrijging van geld van die [slachtoffer 2],
waardoor die [slachtoffer 2] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
zij op of omstreeks 5 oktober 2014 te [pleegplaats 2] in het [ziekenhuis] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (uit een portemonnee) heeft weggenomen (een biljet van) 50 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
4.
zij in of omstreeks de periode van 1 november 2013 tot en met 24 oktober 2014, in elk geval in het jaar 2013 en/of het jaar 2014, te [pleegplaats 2], in elk geval in de gemeente Leeuwarden, en/of (elders) in de provincie Friesland/Fryslân, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of (telkens) door een of meer listige
kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (te weten in totaal 2353 euro), in elk geval (telkens) van enig goed, hebbende verdachte (telkens) met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - (telkens) valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of (telkens) in strijd met de waarheid tegen die [slachtoffer 3] gezegd
 dat zij ziekelijk (problemen met haar nieren) was en/of
 dat zij naar [plaats 2] moest voor de afwikkeling van een erfenis en voor de reis daar naar toe geld nodig had en/of geld wilde lenen en/of
 dat zij geld nodig had voor benzinekosten en/of medicijnen en/of beltegoed en/of
 een of meerdere andere zielige verhalen opgehangen ter verkrijging van geld van die [slachtoffer 3],
waardoor die [slachtoffer 3] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
zij in of omstreeks 1 november 2013 tot en met 24 oktober 2014, in elk geval in het jaar 2013 en/of het jaar 2014, te [pleegplaats 2], in elk geval in de gemeente Leeuwarden, en/of (elders) in de provincie Friesland/Fryslân, opzettelijk een hoeveelheid geld (te weten in totaal 2353 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als geleend geld, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
5.
zij in of omstreeks de periode van 1 december 2014 tot en met 10 januari 2015, in elk geval in het jaar 2014 en/of het jaar 2015 (tot en met 10 januari 2015), te [pleegplaats 2], in elk geval in de gemeente Leeuwarden, en/of (elders) in de provincie Friesland/Fryslân, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (meermalen) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam
en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (te weten in totaal (ongeveer) 7812 euro), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of (met) diens mededader(s) met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid tegen die [slachtoffer 4] gezegd (zakelijk weergegeven)
 dat zij [naam 2] was geheten, in elk geval dat zij aan die
[slachtoffer 4] een andere dan haar werkelijk achternaam heeft opgegeven en/of
 dat zij geld nodig had voor het betalen van de huur en/of een huurachterstand had en/of
 dat zij geld nodig had, omdat ze anders uit haar woning werd gezet en/of
 dat zij niet meer wist hoe zij de medicijnen moest bekostigen, terwijl ze die medicijnen wel echt nodig had in verband met een nierafwijking en/of
 dat zij haar man en kind was verloren en/of
 dat zij medicijnen nodig had voor een vriend met botontkalking en/of
 dat haar pleegvader was overleden rond de kerstdagen en/of dat zij niet dezelfde achternaam had en daarom geen erfenis kon krijgen en/of
 dat zij in [plaats 3] woonde en/of dat ze een driekamerappartement had en dat ze het appartement moest delen en/of
 dat ze geld nodig had en dat zij een donornier kon krijgen en/of dat ze door toedoen van een kennis al een tijdje niet verzekerd was en/of dat ze 4 maanden moest overbruggen en dan kon ze het geld weer aan die [slachtoffer 4] terug betalen en/of
 dat zij geld nodig had voor het betalen van de zorgverzekering en/of medicijnen en/of beltegoed en/of om de reiskosten naar het ziekenhuis (in [plaats 4]) te kunnen betalen en/of
 dat zij naar een ander ziekenhuis was in [plaats 6] was verplaatst toen die
[slachtoffer 4] er achter was gekomen dat zij niet in het ziekenhuis is [plaats 4] lag en/of
 dat zij geld nodig had voor allerlei onderzoeken vanwege onder andere een enzymafwijking die haar moeder ook had en/of
 dat zij in het ziekenhuis te [plaats 5] verbleef en dat zij geld nodig had om medicijnen te betalen, zodat ze uit het ziekenhuis kon en/of
 een of meerdere andere zielige verhalen opgehangen ter verkrijging van geld van die
[slachtoffer 4],
waardoor die [slachtoffer 4] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
zij in of omstreeks de periode van 1 december 2014 tot en met 10 januari 2015, in elk geval in het jaar 2014 en/of het jaar 2015 (tot en met 10 januari 2015) te [pleegplaats 2], in elk geval in de gemeente Leeuwarden, en/of (elders) in de provincie Friesland/Fryslân, opzettelijk een hoeveelheid geld (te weten in totaal (ongeveer) 7812 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, welke hoeveelheid geld verdachte anders dan door misdrijf, te weten als geleend geld, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1., 2., 3., 4. primair en 5. primair ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren;
- oplegging van de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering en een klinische opname in het Intramuraal Motivatie Centrum in Eelde voor maximaal twaalf maanden of zoveel korter als de reclassering dat nodig acht;
- dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarde van de klinische opname;
- opheffing van het beslag op de bankrekening van verdachte;
- gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van
€ 590,-- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag;
- gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] tot een bedrag van € 2.353,-- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag;
- gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] tot een bedrag van € 8.648,-- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank past met betrekking tot
het onder 1. en 3. ten laste gelegde feitde volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 april 2015;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL02GL-2014066916-1, d.d. 1 juli 2014, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1].
3. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL0200-2014112322-1, d.d.
10 oktober 2014, inhoudende de verklaring van [persoon].
De rechtbank past bij de beoordeling van
het onder 2. ten laste gelegdede volgende bewijsmiddelen toe.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 17 april 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb [slachtoffer 2] opgelicht. Ik heb contact met hem gezocht om geld van hem af te troggelen. Ik heb tegen [slachtoffer 2] gezegd dat mijn naam [naam] was en dat ik woonde op [adres]. Dit was een vals adres, omdat ik niet wilde dat hij mij op kwam zoeken. Deze valse gegevens heb ik ook op een briefje geschreven en aan [slachtoffer 2] gegeven. Tevens heb ik [slachtoffer 2] verhalen verteld die niet waar waren om geld van hem af te troggelen. Ik heb onder meer geld gevraagd voor een treinreis en voor bloemen. Ik heb vervolgens verschillende geldbedragen van [slachtoffer 2] ontvangen. Ik ben nooit van plan geweest om dit geld terug te betalen.
2. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer 2015059198, gesloten op 3 maart 2015, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02GL-2014084334-1, d.d. 13 augustus 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 2]:
Op 16 juli 2014 in [pleegplaats] werd ik aangesproken door een vrouw. Ik kende haar niet. Ze zei tegen mij dat we al eerder eens een goed gesprek hadden gehad. Ze vertelde me dat haar naam [naam] is. Ze heeft haar naam op een briefje geschreven. [naam] vertelde me dat ze naar haar pleegmoeder in [plaats] zou gaan. Een paar dagen later kreeg ik een telefoontje van [naam]. Ik hoorde aan haar stem dat ze erg in de war was. Ze vertelde me dat haar pleegmoeder was overleden. Ze was erg verdrietig. We hebben gepraat. Ze vertelde me dat haar pleegmoeder was overleden en dat ze er nu alleen voor stond en de begrafenis moest regelen. Ik zag dat ze huilde. [naam] wilde terug naar [plaats]. Ze had geen geld meer voor de trein en vroeg me of ik haar iets kon lenen. Ze zou me dat weer terugbetalen. Omdat ik erg met haar had te doen heb ik haar geld geleend. De eerste maal was dat 150 euro. Ze zei: "Ik moet een retourtje betalen met de trein en dingen regelen voor de begrafenis". Ze heeft het bedrag voor me berekend. Ze was ten einde raad. Ik was blij dat ik haar had kunnen helpen. De week daarna heb ik haar op haar verzoek nog eens 150 euro gegeven. Telkens had ze een aannemelijk verhaal. Ik heb haar geholpen met bloemen op het graf. Ik heb haar daar ook geld voor gegeven. Ik heb haar meerdere malen 150 euro gegeven. Ik heb haar verhalen gehoord en geloofd. Ik wilde haar echt helpen. Ik heb haar minstens tien maal 150 euro gegeven. Ik ging meestal met [naam] naar de pinautomaat van de [bank] in het centrum van [pleegplaats] of ik pinde bij de boekwinkel in [pleegplaats].
Op 2 augustus 2014 heb ik [naam] gebeld en kreeg geen gehoor. Ik ben op het adres [adres] geweest. Ik trof daar een andere persoon die mij vertelde dat hij geen [naam] kende en dat die daar ook nooit gewoond heeft.
2.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0200-2014084334-6, d.d. 29 januari 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Ik heb [slachtoffer 2] echt verhaaltjes opgehangen. Ik kwam hem een keer in [pleegplaats] tegen in een winkelstraat. Mijn pleegmoeder heeft altijd in [plaats] gewoond, maar die is overleden. Het is een gelogen verhaal. Het verhaal van [slachtoffer 2] klopt.
De rechtbank past bij de beoordeling van
het onder 4. primair en 5. primair ten laste gelegdede volgende bewijsmiddelen toe.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 17 april 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb [slachtoffer 3] wonende te [pleegplaats 2] opgelicht. Ik kwam wel bij hem thuis en ik heb hem onjuiste verhalen verteld om geld van hem af te troggelen. Ik heb door deze verhalen op verschillende momenten geld van [slachtoffer 3] ontvangen. Ik heb [slachtoffer 3] onder meer verteld dat ik naar [plaats 2] moest voor de afwikkeling van een erfenis.
Ik heb [slachtoffer 4] wonende te [pleegplaats 2] opgelicht. Ik ben half december 2014 met [slachtoffer 4] naar het [ziekenhuis] gereden. Ik heb tegen [slachtoffer 4] gezegd dat ik geld nodig had voor medicijnen in verband met een nierafwijking en daarom kreeg ik meerdere malen geld van hem. Dit geld heb ik echter maar voor een klein deel voor medicijnen gebruikt. Ik kwam wel bij [slachtoffer 4] thuis en ik heb hem verschillende verhalen verteld die niet waar waren om geld van hem af te troggelen. Ik heb bijvoorbeeld tegen [slachtoffer 4] gezegd dat ik geld nodig had in verband met een huurschuld. Ik heb toen opnieuw geld van hem gekregen, maar het grootste gedeelte van het geld ging ergens anders heen. Ik heb tegen [slachtoffer 4] gezegd dat ik [naam 2] heette. Ik heb een schuldbekentenis ondertekend waarin staat vermeld dat ik [slachtoffer 4] een bedrag van € 7.500,-- schuldig ben.
2. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer 2015059198, gesloten op 3 maart 2015, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015016877-1, d.d. 19 januari 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 3]:
In november 2013 in [pleegplaats 2] heb ik een vrouw leren kennen. Ze vertelde mij dat ze [verdachte] heette. Ze was ziekelijk, ze vertelde dat ze problemen met haar nieren had waardoor ze medicijnen moest hebben. Ook vertelde ze dat ze een erfenis had gekregen. Daarvoor moest ze naar [plaats 2] en daar waren kosten aan verbonden. Ze vroeg of ik haar wat geld kon lenen. Ik stemde daarin toe. Ik heb haar toen 200 euro geleend. We bleven contact houden. Ze belde en ze kwam bij mij langs. En daar volgde bijna altijd op dat ik haar geld leende. Geld voor benzinekosten, medicijnen, beltegoed noem maar op maar altijd moest ze geld hebben. De data dat ik haar geld leende waren: 20, 25, 25, 30 en 30 november 2013, 2, 13 en 30 december 2013, 2, 10, 17, 24 en 27 januari 2014, 27 februari 2014, 3 en 22 maart 2014, 27 juni 2014, 15 en 19 september 2014 en 17 en 24 oktober 2014. De bedragen die ik haar leende variëren van 3 tot 200 euro per keer en vormen samen een bedrag van € 2.353. Ze heeft mij door het vertellen van leugens ertoe bewogen geld aan haar te lenen.
2.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015014104-1, d.d. 20 januari 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 4], wonende te [woonplaats 2]:
Ik doe aangifte van oplichting gepleegd door [verdachte]. Half december 2014 zag ik [verdachte]. Zij vertelde dat zij medicijnen moest hebben van het [ziekenhuis]. Ik had gezegd dat ze wel met me mee kon rijden naar het [ziekenhuis]. Toen we onderweg waren kwam de aap uit de mouw. Ze vertelde dat ze geld tekort kwam. Ze moest namelijk ook nog de huur betalen. Ze wist niet hoe ze de medicijnen moest bekostigen, terwijl ze de medicijnen nodig had in verband met haar nierafwijking. We hadden afgesproken dat ik het geld zou pinnen en dat ze het geld op een later moment zou terugbetalen. Ze gaf in hetzelfde gesprek aan dat ze haar kind en man verloren was. Ze liet mij ook foto's van de man en het kind zien. Ik had medelijden met haar en heb haar daarom het geld geleend. Rond die periode vertelde [verdachte] dat ze nog een probleem had. Ze heeft tijdens dat gesprek met mij twee keer iemand aan de lijn gehad. Een keer had ze iemand aan de lijn en deed ze het voorkomen dat hij medicijnen moest hebben in verband met botontkalking. Ze zei vervolgens tegen mij dat ze nog 100 euro huurachterstand had en dat ze ook nog 200 euro huur moest betalen. Ze vertelde dat ze dat geld echt moest betalen omdat ze anders uit haar woning werd gezet. Ik heb voor haar 300 euro gepind bij de [supermarkt], aan de [locatie]. Zij is daar naar toe gekomen. Ze is bij mij ingestapt en ik heb de auto even verderop gezet. Ze vertelde dat haar pleegvader was overleden rond de kerstdagen. Ze had niet dezelfde achternaam en daardoor heeft ze geen erfenis kunnen krijgen. Ze liet me een fotoboekje zien van haar gezinnetje en van andere mensen. Die andere mensen waren vrouwen met wie ze in
de gevangenis had gezeten. Ze zei dat ze in [plaats 3] woonde. Ik vroeg haar het adres zodat ik een keer naar haar toe kon fietsen. Ze hield dat steeds wat af. Ze vertelde wel dat ze een driekamerappartement had en dat ze het appartement moest delen. [verdachte] is later nog een keer bij mij langs geweest. Ik heb [verdachte] wederom geld gegeven. Dit geld zal ongetwijfeld weer voor medicijnen zijn geweest. Ik schat dat het een bedrag van ongeveer 63 euro is geweest dat ik haar heb gegeven.
Een week later ongeveer kwam [verdachte] bij me en vertelde dat ze een donornier kon krijgen en dat ze door toedoen van een kennis al een tijdje niet verzekerd was. Ze moest nog vier maanden overbruggen en dan kon ze het geld weer aan mij terugbetalen. Ik heb vervolgens 750 euro en 500 euro overgemaakt op haar rekening nummer. Dit geld was om de zorgverzekering weer te kunnen betalen en om reiskosten te maken om naar [plaats 4] te gaan. In [plaats 4] moest ze zich laten onderzoeken vanwege haar nierafwijking. Rond 19 december 2014 heb ik haar weer gesproken. Ze belde mij. Ze vertelde mij dat ze onderweg was naar [plaats 4]. Ze had me beloofd om een kerstkaart te sturen vanuit het ziekenhuis. Het vreemde was dat ik inderdaad een kerstkaart van haar heb ontvangen maar dat hij niet gefrankeerd was en dat er helemaal geen adres op de envelop stond. Deze envelop heeft ze dus bij mij in de brievenbus gedaan. Ik heb haar in die tijd dat ze in het ziekenhuis in [plaats 4] was, gebeld om [verdachte] te spreken. Ik heb aan de receptionist gevraagd of daar een [naam 2] verbleef. Ze had mij een keer gezegd dat zij [naam 2] heette. [naam 2a] was de naam van haar ex en [naam 2b] was haar eigen naam. Vandaar dat ik die naam tegen de receptionist zei. Bij het ziekenhuis konden ze op die naam geen patiënt vinden. Ik heb haar dus niet te pakken gekregen. Ze heeft mij in die periode een aantal keren zelf gebeld. Ik heb haar toen gevraagd hoe het kan dat ik haar niet te pakken kon krijgen. Ze vertelde dat ze naar het ziekenhuis in [plaats 6] was verplaatst. Ze deed het tijdens de telefoontjes voorkomen dat ze vanuit het ziekenhuis belde en dat ze geld nodig had voor medicijnen en beltegoed. Ik heb haar daarom tussen 22 en 24 december 2014 meerdere bedragen overgemaakt, namelijk 460 euro, 380 euro, 500 euro, 602,50 euro en 320 euro. Ze had namelijk allerlei onderzoeken nodig, vanwege onder andere een enzymafwijking. Haar moeder had dat ook. Het klonk allemaal erg geloofwaardig. In die periode stuurde ze ook sms'jes die ze dan eindigde met dikke kus of iets dergelijks. Ze gaf mij het idee dat we een soort relatie aan het opbouwen waren. Door al die dingen heeft ze mijn vertrouwen gewonnen en wilde ik haar dus helpen. Op of omstreeks 29 december 2014 had ik haar weer aan de telefoon. Ze vertelde toen dat ze in het ziekenhuis in [plaats 5] was. Ze had wederom geld nodig voor medicijnen. Ik heb haar toen de volgende bedragen overgemaakt: 680 euro, 677 euro, 724 euro en 135 euro. Ze gaf mij de specifieke bedragen die ik moest overmaken.
Begin januari 2015 heb ik weer een aantal bedragen aan haar overgemaakt. Ik heb de volgende bedragen overgemaakt: 70 euro, 140 euro, 49 euro, 20 euro, 130 euro, 90 euro, 170 euro, 20 euro, 190 euro en 181 euro. Dit was wederom voor medicijnen maar bijvoorbeeld ook voor een vernevelaar. Op zaterdag 10 januari 2015 belde ze me weer. Ze vertelde mij aan de telefoon dat ze in een ziekenhuis in [plaats 5] was en vroeg of ik haar kon helpen. Ze had 110 euro nodig om medicijnen te betalen zodat ze het ziekenhuis uit kon.
Ik heb een schuldbekentenis opgesteld voor [verdachte] voor een bedrag van 7500 euro. Ze gaf het adres [adres 2] in [pleegplaats] op. Ze gaf ook het adres [adres 4] in [plaats 3] op. Daar zou ze feitelijk wonen. Nadat ze de schuldbekentenis heeft ondertekend is ze weggegaan.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1., 2., 3., 4. primair en 5. primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
zij op 17 juni 2014 te [pleegplaats], in de gemeente Leeuwarden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pinautomaat van de [bank], aldaar, heeft weggenomen een geldbedrag van in totaal 520 euro, respectievelijk 50, 250, 70 en 150 euro, toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte het weg te nemen geld onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten de pinpas op naam van die
[slachtoffer 1];
2.
zij in de periode van 16 juli 2014 tot en met 1 augustus 2014, te [pleegplaats], meermalen met het oogmerk om zich telkens wederrechtelijk te bevoordelen telkens door het aannemen van een valse naam en door een samenweefsel van verdichtsels, telkens [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, te weten in totaal ongeveer 2500 euro, hebbende verdachte telkens met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
 tegen die [slachtoffer 2] gezegd en op een briefje geschreven dat haar naam [naam] is en woonachtig is op [adres], en
 huilend tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat haar, verdachtes, pleegmoeder was overleden en dat zij er nu alleen voor stond en dat zij geld nodig had voor de trein naar [plaats] om de begrafenis te regelen en dat zij geld nodig had voor de bloemen op het graf en
 een of meerdere andere zielige verhalen opgehangen ter verkrijging van geld van die
[slachtoffer 2],
waardoor die [slachtoffer 2] telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
zij op 5 oktober 2014 te [pleegplaats 2] in het [ziekenhuis] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een portemonnee heeft weggenomen een biljet van 50 euro toebehorende aan [slachtoffer 2];
4. primair
zij in de periode van 1 november 2013 tot en met 24 oktober 2014, te [pleegplaats 2], in de gemeente Leeuwarden, meermalen, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen telkens door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] telkens heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, te weten in totaal 2353 euro, hebbende verdachte telkens met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid tegen die [slachtoffer 3] gezegd
 dat zij ziekelijk, problemen met haar nieren, was en
 dat zij naar [plaats 2] moest voor de afwikkeling van een erfenis en voor de reis daar naar toe geld nodig had en geld wilde lenen en
 dat zij geld nodig had voor benzinekosten en medicijnen en beltegoed en
 een of meerdere andere zielige verhalen opgehangen ter verkrijging van geld van die
[slachtoffer 3],
waardoor die [slachtoffer 3] telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
5. primair
zij in de periode van 15 december 2014 tot en met 10 januari 2015, te [pleegplaats 2], meermalen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, te weten in totaal ongeveer 7500 euro, hebbende verdachte met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid tegen die [slachtoffer 4] gezegd zakelijk weergegeven
 dat zij [naam 2] was geheten en
 dat zij geld nodig had voor het betalen van de huur en een huurachterstand had en
 dat zij geld nodig had, omdat ze anders uit haar woning werd gezet en
 dat zij niet meer wist hoe zij de medicijnen moest bekostigen, terwijl ze die medicijnen wel echt nodig had in verband met een nierafwijking en
 dat zij haar man en kind was verloren en
 dat zij medicijnen nodig had voor een vriend met botontkalking en
 dat haar pleegvader was overleden rond de kerstdagen en dat zij niet dezelfde achternaam had en daarom geen erfenis kon krijgen en
 dat zij in [plaats 3] woonde en dat ze een driekamerappartement had en dat ze het appartement moest delen en
 dat ze geld nodig had en dat zij een donornier kon krijgen en dat ze door toedoen van een kennis al een tijdje niet verzekerd was en dat ze vier maanden moest overbruggen en dan kon ze het geld weer aan die [slachtoffer 4] terug betalen en
 dat zij geld nodig had voor het betalen van de zorgverzekering en medicijnen en beltegoed en om de reiskosten naar het ziekenhuis in [plaats 4] te kunnen betalen en
 dat zij naar een ander ziekenhuis was in [plaats 6] was verplaatst toen die [slachtoffer 4] er achter was gekomen dat zij niet in het ziekenhuis is [plaats 4] lag en
 dat zij geld nodig had voor allerlei onderzoeken vanwege onder andere een enzymafwijking die haar moeder ook had en
 dat zij in het ziekenhuis te [plaats 5] verbleef en dat zij geld nodig had om medicijnen te betalen, zodat ze uit het ziekenhuis kon en
 een of meerdere andere zielige verhalen opgehangen ter verkrijging van geld van die
[slachtoffer 4],
waardoor die [slachtoffer 4] telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutels, meermalen gepleegd;
2. oplichting, meermalen gepleegd;
3. diefstal;
4. primair oplichting, meermalen gepleegd;
5. primair oplichting, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de over haar opgemaakte rapportage van Victas, Centrum voor verslavingszorg, d.d. 13 april 2015, het psychiatrisch onderzoek van drs. M. Katzenbauer en drs. F.R. Kruisdijk d.d. 25 maart 2015 en het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie waaruit onder meer blijkt dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting en diefstal van vier oudere eenzame personen. De rechtbank acht dit zeer ernstige feiten, omdat verdachte bewust deze kwetsbare personen heeft uitgezocht. Verdachte heeft daarbij steeds leugenachtige verhalen verteld ter verkrijging van geld. Verdachte heeft daarmee op een grove wijze misbruik gemaakt van het door hen in haar gestelde vertrouwen. Door dergelijke feiten te plegen heeft zij niet alleen materiële schade toegebracht aan de slachtoffers, maar is ook een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers, waardoor bij hen gevoelens van onveiligheid is veroorzaakt.
Volgens het uittreksel uit de justitiële documentatie is verdachte in het verleden meermalen veroordeeld vanwege vermogensdelicten.
Uit het rapport van de psychiaters blijkt onder meer het volgende over verdachte.
Er is sprake van een langdurige afhankelijkheid van heroïne, met langdurige perioden van abstinentie en momenteel gedwongen volledige remissie. Daarnaast is verdachte waarschijnlijk onveilig gehecht en heeft zij een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale en borderline trekken. De feiten kunnen verdachte desondanks volledig toegerekend worden, omdat er niet een direct verband is te leggen tussen de stoornis en de feiten. De psychiaters hebben geadviseerd verdachte klinisch te laten opnemen in het Intramuraal Motivatie Centrum (hierna: IMC), om te voorkomen dat zij opnieuw terugvalt in heroïneverslaving, en waar ze kan werken aan haar emotionele beperktheid.
De reclassering heeft tevens in haar rapport geadviseerd om verdachte in het kader van een bijzondere voorwaarde te laten opnemen in het IMC in Eelde. Een opnamedatum is nog niet beschikbaar, maar door het IFZ is reed een indicatiestelling voor het IMC afgegeven. De opname is geïndiceerd, omdat verdachte gedurende een lange periode verslaafd is aan heroïne en het recidiverisico als hoog wordt ingeschat zolang er niet aan haar verslaving en haar problemen wordt gewerkt, aldus de reclassering. De reclassering heeft daarnaast geadviseerd om een meldplicht bij de reclassering op te leggen als bijzondere voorwaarde.
De rechtbank acht op grond van de ernst van de feiten en de voornoemde adviezen, evenals de raadsman, de eis van de officier van justitie passend.
De rechtbank zal niet bepalen dat de bijzondere voorwaarde van de klinische opname direct uitvoerbaar is, omdat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank is van oordeel dat het beslag op de bankrekening, te weten een bankrekening bij de [bank 2] met [bankrekeningnummer], moet worden opgeheven, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Benadeelde partijen

[slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hen geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1., 4. primair en 5. primair ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Verweer raadsman
De raadsman heeft ter terechtzitting bepleit dat deze vorderingen niet ontvankelijk dienen te worden verklaard, nu verdachte in het civiele proces anderen in vrijwaring kan oproepen.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Verdachte heeft op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat zij geld heeft afgestaan aan anderen. Maar ook al zou dit zijn gebeurd, dan doet dit niet af aan haar strafrechtelijke aansprakelijkheid voor het gehele bedrag.
De rechtbank verwerpt dan ook dit verweer van de raadsman.
Vorderingen
Ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] is de rechtbank van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met de door verdachte gepleegde strafbare feiten, dat deze aan haar als een gevolg van haar handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht deze vorderingen, die onvoldoende door verdachte en diens raadsman zijn weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank is ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 4] van oordeel dat de gestelde immateriële schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan haar als een gevolg van haar handelen kan worden toegerekend.
De rechtbank acht voorts voldoende aannemelijk dat [slachtoffer 4] materiële schade heeft. De rechtbank zal gelet op de bewezenverklaring van het onder 5. primair ten laste gelegde dit bedrag vaststellen op € 7.500,--.
De rechtbank acht de vordering in zoverre, die onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal de vordering voor het overige materiële deel niet-ontvankelijk verklaren.
Schadevergoedingsmaatregel
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om ten aanzien van de vorderingen af te zien van het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat is gebleken dat verdachte bereid is om de schade te vergoeden, maar dat de termijn daarvoor bij het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel te kort zal zijn, en dit dus zal betekenen dat zij per definitie de vervangende hechtenis zal moeten ondergaan.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel niet op te leggen. De enkele onderbouwing dat verdachte wellicht niet in staat zal zijn om aan deze verplichting te voldoen en daardoor de vervangende hechtenis zal moeten ondergaan, is naar het oordeel van de rechtbank niet toereikend. Bovendien staat daartegenover het belang van de benadeelde: het herstel van de rechtmatige toestand.
De rechtbank acht derhalve oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 63, 310, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1., 2., 3., 4. primair en 5. primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot zes maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich binnen 3 dagen volgend op haar ontslagdatum uit detentie meldt bij de reclassering van Victas aan de A.B.C.-straat 5 in Utrecht of de reclassering in de regio waar betrokkene geplaatst wordt en hierna gedurende de proeftijd zo frequent blijft melden zolang de reclassering die nodig acht;
2. dat veroordeelde zich gedurende maximaal de eerste twaalf maanden van de proeftijd zal laten opnemen in het Intramuraal Motivatie Centrum (IMC) in Eelde, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het beslag op de bankrekening bij de [bank 2] met [bankrekeningnummer].
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Benadeelde partijen

Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 590,-- (zegge: vijfhonderdennegentig euro).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], te betalen een bedrag van € 590,00 (zegge: vijfhonderdennegentig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 11 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 2.353,-- (zegge: tweeduizend en driehonderdendrieënvijftig euro).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], te betalen een bedrag van € 2.353,-- (zegge: tweeduizend en driehonderdendrieënvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 33 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 7.936,-- (zegge: zevenduizend en negenhonderdenzesendertig euro).
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4], te betalen een bedrag van € 7.936,-- (zegge: zevenduizend en negenhonderdenzesendertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 74 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 7.500,-- aan materiële schade en € 436,-- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.A. Wiersma, voorzitter, mr. J.V. Nolta en mr. C.A.J. Tuinstra, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 mei 2015.
Mrs. J.V. Nolta en C.A.J. Tuinstra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Wiersma
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Zandstra-Alkema
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
locatie Leeuwarden,